Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Hillegom houdende regels omtrent de heffing en invordering van precariobelasting en rechten Verordening precariobelasting en rechten 2019

De raad van de gemeente Hillegom;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 november 2018, Z-18-059355/voorstelnummer 147271;

 

gelet op de artikelen 228 en 229 van de Gemeentewet;

 

besluit:

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting en rechten 2019

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • b.

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • c.

    maand: een tijdvak dat aanvangt op een datum van een kalendermaand en eindigt op de dag voorafgaande aan diezelfde datum van de volgende kalendermaand;

  • d.

    jaar: een kalenderjaar;

  • e.

    kalenderjaar; de periode van 1 januari tot en met 31 december;

  • f.

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben;

  • g.

    openbaar gemeentewater : het gedeelte van de Hillegommerbeek, gelegen tussen de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder en de Beekbrug alsmede de zijhavens ervan;

  • h.

    verplaatsing: de waterverplaatsing van het vaartuig tussen het vlak van de grootste toegelaten diepgang en het vlak van inzinking van het ledige vaartuig, uitgedrukt in de voor het vaartuig afgegeven geldige meetbrief. Indien voor het vaartuig geen geldige meetbrief kan worden getoond, wordt de verplaatsing geschat en wordt de belasting naar deze schatting berekend.

Artikel 2 Belastbare feiten

  • 1.

    Onder de naam precariobelasting en "rechten" worden een belasting respectievelijk rechten geheven ter zake van:

    • a.

      het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond;

    • b.

      het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn;

    • c.

      het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.

  • 2.

    Van het bepaalde in het eerste lid en tweede lid kan bij overeenkomst of concessie worden afgeweken.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn;

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft;

  • 3.

    De rechten worden geheven van

    • a.

      degene, die gebruik maakt van in artikel 2 onder b bedoelde bezittingen, werken of inrichtingen;

    • b.

      degene, die het genot heeft van de in artikel 2 onderdeel c bedoelde diensten.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting en rechten worden niet geheven voor:

  • 1.

    het hebben van voorwerpen of werken, ten behoeve van eigendommen welke bij de gemeente of haar instellingen in gebruik zijn, met uitzondering van eigendommen welke aan derden zijn verhuurd of in beheer en exploitatie zijn gegeven;

  • 2.

    het hebben van voorwerpen of werken welke, noodzakelijk voor de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak, door het rijk, de provincie, de gemeente of door waterschappen zijn aangebracht of geplaatst; -zie toelichting-

  • 3.

    verzamelbakken, zoals glascontainers, welke in het belang van het bevorderen van hergebruik van afzonderlijk in te zamelen afvalstoffen als bedoeld in artikel 30 van de Afvalstoffenwet op voor de openbare dienst bestemde grond zijn geplaatst;

  • 4.

    wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond, A.N.W.B. en van andere overeenkomstige instellingen;

  • 5.

    het hebben van voorwerpen uitsluitend langs de gevel aangebracht, welke aan een gebouw zijn aangebracht en niet meer dan 0,10 meter buiten de gevel steken;

  • 6.

    het hebben van voorwerpen uitsluitend gebezigd voor een liefdadig doel of door instellingen of groeperingen welke een bijdrage kunnen leveren tot politieke of maatschappelijke bewustwording van de burgers of door instellingen of groeperingen die bevolkingsonderzoeken uitvoeren in het maatschappelijk belang, doch welke noch direct noch indirect een zakelijk belang nastreven;

  • 7.

    het hebben van een luifel, balkon, zonnescherm of plantenbak boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond;

  • 8.

    het hebben van een ligplaats met een vaartuig door een schipper bij zijn doorvaart door het gemeentewater gedurende minder dan een uur, zonder te laden of te lossen;

  • 9.

    het hebben van een ligplaats met een vaartuig aan een niet-openbare kade;

  • 10.

    het hebben van een automaat op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond;

  • 11.

    uitstallingen ten behoeve van winkels;

  • 12.

    het hebben van een terras op de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en tarief

De belasting en de rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de belasting en de rechten

  • 1.

    Voor de berekening van de belasting en de rechten wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte - of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    Open ruimten tussen voorwerpen, van welke aard dan ook, aan één en dezelfde belas-tingplichtige toebehorende, worden voor de berekening van de belasting geacht door die voorwerpen te zijn ingenomen.

  • 3.

    Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor de in artikel 2 bedoelde belastbare feiten wordt voor de berekening van de precariobelasting en de rechten aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vierde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 4.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, worden de precariobelasting en de rechten berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting en de rechten:

    • a.

      Indien in de tarieventabel wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      Indien in de tarieventabel wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 6.

    Indien in de tarieventabel een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het heffingstijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het heffingstijdvak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1.

    In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor de in artikel 2 bedoelde belastbare feiten, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2.

    In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De precariobelasting en de rechten worden bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt de voor een dag verschuldigde precariobelasting of rechten geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting en rechten zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Als de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt zijn de naar jaartarieven geheven belasting en rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting en rechten als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Als de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting en rechten voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting en rechten als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.

  • 4.

    Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    De aanslagen moeten worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de precariobelasting en rechten worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 8, tweede lid: mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving; schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending ervan, binnen twee maanden na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting en de rechten.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening precariobelasting en rechten 2018, vastgesteld bij raadsbesluit van 7 december 2017 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening precariobelasting en rechten 2019".

Aldus besloten door de raad in zijn openbare vergadering van 13 december 2018.

drs. P.M. Hulspas – Jordaan

griffier

A. van Erk

voorzitter

Toelichting Artikel 4 tweede lid van de Verordening precariobelasting en rechten 2019

De bepaling voorziet in een vrijstelling voor voorwerpen of werken welke – noodzakelijk voor de uitoefening van de publiekrechterlijke taak – door het rijk, de provincie, de gemeente of door waterschappen zijn geplaatst. Met betrekking tot voorwerpen of werken moet bijvoorbeeld worden gedacht aan de gemeentelijke riolering. Het gas- , elektriciteit- en waterleidingnetwerk is nadrukkelijke van deze vrijstellingsbepaling uitgezonderd. Voornoemde leidingwerken zijn immers noodzakelijk voor de uitoefening van de publiekrechterlijke taak en zijn ook niet geplaatst door het rijk, de provincie, de gemeente of waterschappen. Een eventueel aandeelhouderschap van de gemeente in dergelijke bedrijven maakt dit niet anders. Voornoemd oordeel is ook reeds in de jurisprudentie bevestigd (bijvoorbeeld: Rechtbank ’s Gravenhage 23 april 2008, AWB 06/1682 PREGW of Rechtbank

’s Gravenhage 7 maart 2008, AWB 06/5405 PREGW)

Bijlage 1 Tarieventabel behorende bij de Verordening precariobelasting en rechten 2019

 

Hoofdstuk 1: Algemeen

 

Dag

Week

Maand

Jaar

 

Het tarief bedraagt

 

 

 

 

 

1.1

Voor het gebruik als bedoeld in artikel 2 lid b en voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond, voor zover niet elders in deze tabel geen afzonderlijk tarief is opgenomen per m2

0,42

1,70

4,97

32,32

1.2

Voor het gebruik als bedoeld in artikel 2 lid b en voor het hebben voorwerpen onder, op of boven van onder water gelegen gemeentegrond, voor zover niet elders in deze tabel een tarief is opgenomen per m2

 

1,05

2,50

14,75

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 2: Standplaatsen

 

 

 

 

 

2.1

voor het innemen van een standplaats voor de verkoop van goederen en/of verlenen van diensten per m2 met dien verstande dat ten minste 40m2 in rekening wordt gebracht.

0,50

 

 

 

2.3

de tarieven onder 2.1 en 2.2 worden, indien direct of indirect gebruik wordt gemaakt van een door de gemeente beschikbaar gestelde stroomkast, verhoogd met :

 

 

 

 

 

 

soort gebruiker type verbruik aansluitwaarde

 

 

 

 

 

 

klein verbruik verlichting 2,3 amp

1,85

 

 

 

 

normaal verbruik elektrische apparaten 2,3 tot 9 amp

3,65

 

groot verbruik verwarmen/koelen vanaf 9 amp

8,50

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 3: Tuinen

 

 

 

 

 

3.1

Voor het gebruik als bedoeld in artikel 2 lid b ten behoeve van een tuin en /of het aanbrengen van beplanting per m2

 

 

 

4,70

 

met dien verstande dat ten minste € 18,00 in rekening wordt gebracht.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 4: Doorvaartrecht

 

 

 

 

 

4.1

Voor het gebruik als bedoeld in artikel 2 lid b ten behoeve van doorvaart door het openbaar gemeentewater zonder dat ligplaats wordt ingenomen met een vaartuig groter dan 10m3, geen luxe motorboot zijnde, per m3 waterverplaatsing

0,05

 

 

0,85

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 5: Havengeld

 

Dag

Week

Maand

Jaar

5.1

Voor het hebben van een vaartuig, een luxe motorboot of een zeilboot op een ligplaats met een lengte van:

 

 

 

 

 

 

0 tot 4 meter

2,05

9,90

26,05

175,60

 

4 tot 8 meter

2,70

13,50

31,85

228,75

 

8 tot 12 meter

3,45

17,20

41,05

299,65

 

12 tot 16 meter

4,60

22,65

55,05

 

 

16 meter of langer

5,90

28,95

69,45

 

5.2

Voor het hebben van een roeiboot op een ligplaats

 

 

11,905

116,60

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 6: Stremmen scheepvaart

 

 

 

 

 

6.1

Voor het stremmen van de scheepvaart in het bijzonder in het belang van de aanvrager

 

105,35

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 7: Woonschepen en -wagens

 

 

 

 

 

7.1

Voor het hebben van een woonschip op een ligplaats in het aangewezen gedeelte van de Vossevaart voor zover het verblijf in de gemeente 14 al dan niet achtereenvolgende dagen binnen hetzelfde kalenderjaar te boven gaat

 

6,15

20,45

 

7.2

Voor het hebben van een woonwagen op een stand-plaats voor zover het verblijf in de gemeente 14 al dan niet achtereenvolgende dagen binnen hetzelfde kalenderjaar te boven gaat in het daartoe aangewezen woonwagenpark

 

4,50

14,55

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 8: Draden, kabels, buizen en kokers

 

 

 

 

 

8.1

Voor het hebben leidingen,kabels, of buizen per strekkende meter.

 

4,56

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 9: Te verlenen diensten

 

 

 

 

 

9.1

Voor het door of vanwege de gemeente plaatsen van afzettingen, verkeersborden e.d ten behoeve van een bijzonder gebruik van de openbare weg, niet zijnde evenementen per keer

 

 

 

92,00

 

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze is verschuldigd

 

Behoort bij raadsbesluit van 13 december 2018.

 

 

drs. P.M. Hulspas – Jordaan

griffier

Naar boven