Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting 2019

De raad van de gemeente Blaricum:

gelezen het voorstel d.d. 30 oktober 2018 van burgemeester en wethouders,

gelet op de artikelen 224, 216 en 156 van de Gemeentewet;

B E S L U I T :

De volgende

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN TOERISTENBELASTING 2019

vast te stellen:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    vakantieonderkomens: woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto’s, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

  • c.

    niet-beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven of gedeelten daarvan, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden;

  • d.

    vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van een zelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan.

Artikel 2 Belastbaar feit

Ter zake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente in hotels, pensions, vakantieonderkomens, mobiele kampeeronderkomens, niet-beroepsmatig verhuurde ruimten en op vaste standplaatsen tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, wordt onder de naam ‘toeristenbelasting’ een directe belasting geheven.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.

  • 3.

    Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 verblijf houdt.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van verblijf door degene die:

  • a.

    als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of bejaarden verblijft;

  • b.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • a.

    Ten aanzien van het verblijf in mobiele en overige niet-mobiele kampeeronderkomens wordt geheven naar het aantal overnachtingen.

  • a.

    Ten aanzien van het verblijf in hotels, pensions (waaronder bed & breakfast) wordt geheven naar het aantal overnachtingen.

  • b.

    Als vergoeding kan worden aangemerkt het bedrag dat als verschuldigd wegens logies aan de heffing van omzetbelasting is onderworpen.

Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.

    Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot:

    • a.

      mobiele onderkomens en stacaravans, op vaste standplaatsen en in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden door een of meer leden van eenzelfde huishouden gedurende de periode 1 april tot en met 30 september bepaald op: 2,6

    • b.

      mobiele onderkomens en stacaravans, op vaste standplaatsen en in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden door een of meer leden van eenzelfde huishouden gedurende de periode 1 maart tot en met 31 oktober bepaald op: 2,6

    • c.

      mobiele onderkomens en stacaravans, op vaste standplaatsen en in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden door een of meer leden van eenzelfde huishouden gedurende de periode 1 januari tot en met 31 december bepaald op: 2,4

    • d.

      mobiele onderkomens en stacaravans, op vaste standplaatsen en in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden door een of meer leden van eenzelfde huishouden gedurende de periode 1 april tot en met 1 juli bepaald op: 2,7

    • e.

      mobiele onderkomens en stacaravans, op vaste standplaatsen en in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden door een of meer leden van eenzelfde huishouden gedurende de periode 1 september tot en met 31 oktober bepaald op: 2,4

  • 1.

    Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht, wordt:

    • a.

      ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen gedurende de periode 1 april tot en met 30 september, bepaald op 40.

    • b.

      ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen gedurende de periode 1 maart tot en met 31 oktober, bepaald op 60.

    • c.

      ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen gedurende de periode 1 januari tot en met 31 december, bepaald op 80.

    • d.

      ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen gedurende de periode 1 april tot en met 1 juli, bepaald op 30.

    • e.

      ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen gedurende de periode 1 september tot en met 31 oktober, bepaald op 20.

Artikel 7 Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijke aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal.

Artikel 8 Belastingtarief

  • 1.

    Het tarief bedraagt voor overnachten als bedoeld in artikel 5 onder a per overnachting € 2,00;

  • 2.

    Het tarief bedraagt voor overnachtingen als bedoeld in artikel 5 onder b per overnachting € 2,00;

  • 3.

    Bij overnachten door groepen van meer dan 10 personen vanuit het basis- of voortgezet onderwijs in het kader van het les- of schoolprogramma worden de onder lid 1 en 2 genoemde bedragen verlaagd met 50%.

Artikel 9 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 10 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 11 Aanslaggrens

Belastingbedragen van minder dan € 15,00 worden niet opgelegd.

Artikel 12 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is een voorlopige aanslag invorderbaar in zoveel gelijke termijnen als er na de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, nog maanden van het jaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste twee bedraagt. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.

Artikel 14 Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening Toeristenbelasting 2018” vastgesteld op 28 november 2017 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening Toeristenbelasting 2019”.

 

Vastgesteld door de raad in zijn openbare vergadering van 4 december 2018 .

R.E. de Vries mevrouw J.N. de Zwart-Bloch

griffier voorzitter

Naar boven