HOOFDSTUK 2Kostensoorten
Artikel 7– Vrijetijdsbesteding
- 1.
De kosten van maatschappelijke, sportieve of culturele activiteiten worden gerekend tot de noodzakelijke kosten om de fysieke en mentale weerstand van een belanghebbende te bevorderen en mee te doen in de maatschappij.
- 2.
De bijzondere bijstand bedraagt maximaal € 150,00 per volwassene (18 jaar en ouder) per jaar en
€ 400,00 per kind per jaar
- 3.
De bijzondere bijstand wordt betaald na ontvangst van de betaalbewijzen.
- 4.
In afwijking van artikel 1 van deze beleidsregels, stellen we geen draagkrachtperiode vast. We volstaan met het vaststellen van de draagkracht op de peildatum.
Artikel 8– Eigen bijdrage peuterspeelzaal
De eigen bijdrage van de peuterspeelzaal (tot een maximum van twee dagdelen per kind) wordt gerekend tot de noodzakelijke kosten om de motorische ontwikkeling en de verstandelijke en taalontwikkeling van het kind te stimuleren.
Artikel 9– Zwemles
- 1.
De kosten van de zwemlessen om de zwemdiploma’s A en B te halen, worden gerekend tot noodzakelijke kosten om de veiligheid van het kind of de volwassene te waarborgen.
- 2.
Bijzondere bijstand wordt in principe toegekend tot en met het behalen van diploma B (afhankelijk daarvan wordt de periode bepaald, mits er geen sprake is van draagkrachtjaar).
- 3.
De minimumleeftijd van een kind waarvan de zwemlessen worden vergoed is 5 jaar.
- 4.
Ook noodzakelijke bijbehorende kosten als inschrijfgeld, kosten diplomazwemmen en noodzakelijke toebehoren als een zwemvest worden vergoed.
Artikel 10– Fiets
- 1.
De noodzaak voor een fiets wordt in ieder geval aanwezig geacht als deze noodzakelijk is voor het bezoek aan het voortgezet onderwijs of voor inburgering.
- 2.
De hoogte van de bijzondere bijstand voor een fiets bedraagt maximaal € 150,00.
Artikel 11– Reiskosten
- 1.
Als op basis van artikel 35 van Participatiewet sprake is van bijzondere omstandigheden, dan hanteren wij als uitgangspunten voor de vergoeding van reiskosten:
- a.
De vergoeding is gelijk aan de hoogte van de kosten van het openbaar vervoer.
- b.
Indien reizen met openbaar vervoer niet mogelijk is of als het goedkoper is om met de auto te reizen, bedraagt de vergoeding € 0,19 per kilometer. Indien de vergoeding wordt aangevraagd voor meerdere personen die met dezelfde auto reizen, bedraagt de vergoeding ook € 0,19 per kilometer per auto.
- 2.
Parkeerkosten worden enkel vergoed voor 1,5 uur en indien gebleken is dat kosteloos parkeren niet redelijkerwijs kan worden verlangd.
Artikel 12– Bewindvoeringskosten (Beschermingsbewind), mentorschap en curatele
- 1.
Als de kantonrechter de noodzaak tot onderbewindstelling, mentorschap of curatele heeft beoordeeld en vastgesteld, bestaat er voor het college geen vrijheid meer de onderbewindstelling, mentorschap of curatele te beoordelen en evenmin om te bezien of er andere oplossingen mogelijk zouden zijn.
- 2.
Als bewijs dient een beschikking van de kantonrechter te worden overgelegd waaruit blijkt dat de kosten in rekening mogen worden gebracht.
- 3.
De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de jaarbeloning zoals opgenomen in de instellingsbeschikking van de kantonrechter.
- 4.
De ingangsdatum van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld conform het bepaalde in artikel 3 lid 4 van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
- 5.
De kosten van de aanvangswerkzaamheden/entreekosten komen op per datum dat de bewindvoerder, mentor of curator door de rechtbank is benoemd, tevens zijnde de datum van de beschikking van de rechtbank.
Artikel 13– Griffiegeld en eigen bijdrage rechtsbijstand
- 1.
De kosten van de eigen bijdrage rechtsbijstand en griffiegeld en andere bijkomende kosten in de procedure worden noodzakelijk geacht om ook voor burgers met een minimuminkomen de mogelijkheid van de rechtsgang te garanderen. De noodzaak wordt ontleend aan het feit dat de Raad voor de Rechtsbijstand een advocaat heeft toegevoegd.
- 2.
Bij de berekening van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt steeds rekening houden met de verkregen korting op de eigen bijdrage van de Raad voor de Rechtsbijstand, ook indien de aanvrager niet naar het Juridisch Loket is geweest.
- 3.
De kosten van het griffierecht komen op, op de datum waarop een belanghebbende het beroepschrift of verzoekschrift indient bij de rechter.
- 4.
De kosten van de eigen bijdrage rechtsbijstand komen op, op de dag dat de rechtsbijstandsverlener het besluit van de Raad voor Rechtsbijstand tot verlening van de aangevraagde toevoeging heeft ontvangen.
Artikel 14– Toeslag jongeren van 18 t/m 20 jaar in een inrichting
- 1.
Bijzondere bijstand aan personen van 18 t/m 20 jaar, die in een inrichting verblijven, kan slechts worden verstrekt indien redelijkerwijs geen beroep kan worden gedaan op degene die onderhoudsplichtig is op grond van artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
- 2.
De hoogte van de in lid 1 bedoelde toeslag is afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden van
belanghebbende, doch bedraagt ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 20, lid 1, onder a
Participatiewet.
Artikel 15– Inrichtingskosten
- 1.
De noodzaak en de bijzondere omstandigheden moeten worden onderzocht, zo nodig middels een huisbezoek.
- 2.
Bij een aanvraag voor inrichtingskosten door statushouders wordt steeds uitgegaan van het bestaan van bijzondere omstandigheden, noodzakelijke kosten en de afwezigheid van mogelijkheid vooraf te reserveren of achteraf gespreid te betalen.
- 3.
Indien de aanvrager drie jaar of langer een inkomen op bijstandsniveau heeft, wordt de bijzondere bijstand in de vorm van een gift verstrekt.
- 4.
De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld conform de forfaitaire bedragen:
Maximale vergoedingen woninginrichting (duurzame gebruiksgoederen) per 1 januari 2018:
Alleenstaande kamerbewoner € 1.708,00
Alleenstaande, zelfstandige huisvesting € 3.266,00
Gehuwd/Samenwonend € 5.511,00
Een-oudergezin € 5.511,00
Voor ieder kind € 673,00
Opknapkosten
Woonkamer incl keuken, badkamer etc.€ 308,00
Slaapkamer € 124,00
- 5.
De bedragen in deze tabel worden jaarlijks gewijzigd aan de hand van het indexeringspercentage (berekend op grond van de consumentenprijsindex, afgerond op hele euro’s).
- 6.
Vaststelling van de aflossingsverplichting en de kwijtschelding geschiedt conform lid 2.
- 7.
Belanghebbenden overleggen bij toekenning conform lid 3 enkel indien nodig de betaalbewijzen van aangekochte spullen.
Artikel 16 -Baby-uitzet
- 1.
Bijzondere bijstand is mogelijk voor de kosten van een baby-uitzet indien er sprake is van een noodzaak.
- 2.
We achten een baby-uitzet noodzakelijk indien er geen (volledige) baby-uitzet aanwezig is. Dit kan worden onderzocht middels een huisbezoek.
- 3.
Indien er een noodzaak is, wordt er een forfaitair bedrag verstrekt van € 545,00.
- 4.
De bijzondere bijstand wordt als een gift verstrekt.
- 5.
Indien de toekenning bijzondere bijstand ziet op een enkele kostensoort(en), verstrekken we bijzondere bijstand op basis van Nibud-richtprijzen. Er wordt niet meer verstrekt dan het forfaitaire bedrag van € 545,00.
Artikel 17 – Computer
- 1.
De noodzaak en bijzondere omstandigheden voor een computer worden aanwezig geacht indien:
- a.
Het kind waar de aanvraag betrekking op heeft voortgezet onderwijs geniet;
- b.
De inburgeringscursus dit vergt van een statushouder.
- 2.
De hoogte van de bijzondere bijstand voor een computer (laptop of desktop) bedraagt maximaal
€ 400,00.
- 3.
Bijzondere bijstand voor een computer wordt verstrekt in de vorm van een geldlening, tenzij er sprake is van overgang naar het voortgezet onderwijs. Ook als de aanvrager drie jaar of langer een inkomen op bijstandsniveau heeft, is de bijzondere bijstand voor een computer een gift.
- 4.
Vaststelling van de aflossingsverplichting en de kwijtschelding geschiedt conform artikel 6.
Artikel 18 – Overbruggingsuitkering
- 1.
Een overbruggingsuitkering is bijstand welke kan worden verstrekt om de periode tot de eerste volledige betaling van de algemene uitkering voor levensonderhoud te overbruggen. De overbrugging wordt verstrekt op het moment dat er sprake is van een wijziging in het betaalritme.
- 2.
Bij een aanvraag door statushouders wordt gezien de betalingssystematiek van de bijstand steeds uitgegaan van bijzondere omstandigheden en noodzakelijke kosten.
- 3.
De overbruggingsuitkering wordt gezien als algemene bijstand.
- 4.
De hoogte van de overbruggingsuitkering wordt naar rato berekend op basis van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, exclusief VT, over de te overbruggen periode.
- 5.
De inkomsten die ontvangen worden in deze periode (hieronder verstaan we ook de te ontvangen bijstand) dienen volledig met de overbruggingsuitkering in mindering gebracht te worden.
- 6.
Indien het totale banksaldo van de aanvrager boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm komt, wordt het meerdere hiervan in mindering gebracht op de overbruggingsuitkering.
- 7.
Mogelijke bijzondere bijstand om niet voor de betaling van de eerste maand huur, dient op de overbruggingsuitkering in mindering gebracht worden.
Artikel 19 – Eerste maand huur
- 1.
Bijzondere bijstand voor de eerste maand huur en administratiekosten is mogelijk op het moment dat er sprake is van een noodzakelijke verhuizing en belanghebbende niet de mogelijkheid heeft gehad om voor deze kosten te reserveren.
- 2.
De hoogte van de eerste maand huur wordt gebaseerd op het huurcontract/de eerste verhuurnota.
- 3.
De bijzondere bijstand voor de eerste maand huur en administratiekosten, minus de te ontvangen huurtoeslag, wordt verstrekt om niet.
- 4.
De huurtoeslag die de klant gaat ontvangen over de periode van de eerste maand huur kan worden verstrekt in de vorm van een renteloze geldlening (art. 48 lid 2 onder a Pw).
- 5.
Een eventuele borgsom wordt verstrekt in de vorm van een renteloze lening (art. 48 lid 2 onder c Pw).
Artikel 20– Woonkostentoeslag bij huurwoning
- 1.
De belanghebbende die geen of onvoldoende beroep kan doen op de Wet op de huurtoeslag, komt in aanmerking voor woonkostentoeslag.
- 2.
De hoogte van de woonkostentoeslag bij een huurwoning wordt vastgesteld volgens het Berekeningsformulier woonkostentoeslag huurders uit Grip Op Participatiewet.
- 3.
Indien de rekenhuur meer bedraagt dan de maximale huurgrens, wordt de belanghebbende de verhuisverplichting opgelegd.
- 4.
Indien de verhuisverplichting wordt opgelegd, dan verlenen we bijstand ‘om niet’ voor de noodzakelijke kosten van verhuizing (transport) en de noodzakelijke kosten van stoffering op de
goedkoopste manier.
Artikel 21 - Woonkostentoeslag bij koopwoning
- 1.
De hoogte van de woonkostentoeslag bij een koopwoning wordt vastgesteld volgens het Berekeningsformulier woonkostentoeslag eigenaren uit Grip Op Participatiewet.
- 2.
Voor de bepaling van de woonkosten die in aanmerking komen voor woonkostentoeslag worden in ieder geval in aanmerking genomen:
- a.
de hypotheekrente voor de woning;
- b.
de onroerende zaakbelasting, de rioolheffing en de aanslag waterschapsbelasting (allen eigenaarsgedeelte);
- c.
de premie van de opstalverzekering.
- 3.
Indien de kosten genoemd in lid 2 meer bedragen dan de maximale huurgrens, wordt de belanghebbende een verhuisverplichting opgelegd.
- 4.
Indien de verhuisverplichting wordt opgelegd, wordt bijstand om niet verleend in de noodzakelijke kosten van verhuizing (transport) en de noodzakelijke kosten van stoffering op de
goedkoopste manier.
Artikel 22 - Dienstencheques WZSW
De bijdrage voor de dienstencheque WZSW komt in aanmerking voor vergoeding op grond van bijzondere bijstand.
Artikel 23– Maaltijdvoorziening
- 1.
De noodzaak voor de maaltijdvoorziening wordt aangenomen indien de leverancier een noodzakelijkheidstoets heeft gedaan; er wordt steeds uitgegaan van de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden.
- 2.
Bij afwezigheid van een noodzakelijkheidstoets dient belanghebbende de noodzaak te motiveren.
- 3.
Voor de hoogte van de bijzondere bijstand per maaltijd bedraagt het verschil tussen de daadwerkelijke kosten van de maaltijdvoorziening en de kosten van de gewone voeding (NIBUD-prijzengids, rekening houdend met de omvang van het huishouden).
- 4.
Belanghebbende dient een betaalbewijs over te leggen waaruit het aantal verstrekte maaltijden over een bepaalde periode blijkt.
Artikel 24– Personenalarmering
De eigen bijdrage die de zorgverzekeraar in rekening brengt en de abonnementskosten van dit alarm komen in aanmerking voor bijzondere bijstand. De noodzaak van deze kosten blijkt uit de vergoeding van het alarm door de Zorgverzekeringswet.
Artikel 25 - Zorgkosten
- 1.
Indien er sprake is van zorgkosten waarvoor geen voorliggende voorziening aanwezig is, dan wordt hiervoor bijzondere bijstand verleend tot een maximum van € 300,00 per persoon per jaar.
- 2.
Zorgkosten die voor bijzondere bijstand in aanmerking komen zijn:
- a.
eigen bijdrage van zorgverzekeraar;
- b.
- c.
- d.
- e.
- f.
- g.
fysiotherapie en beweegzorg;
- h.
- i.
- j.
- k.
(zelfzorg)geneesmiddelen waarvan de noodzaak is vast komen te staan doordat deze zijn voorgeschreven door een arts;
- l.
reiskosten m.b.t. afspraken in het ziekenhuis (indirecte zorgkosten). Bij gebruik van de deeltaxi, vergoeden we de gemaakte kosten. Gaat het om eigen vervoer, dan vergoeden we 0,19 per kilometer per auto.
- 3.
Voor het verplichte bedrag aan eigen risico voor de zorgverzekering en voor niet door een arts voorgeschreven zelfzorggeneesmiddelen wordt geen bijzondere bijstand toegekend, omdat deze kosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemene noodzakelijke kosten van het bestaan.
- 4.
In afwijking van artikel 1 van deze beleidsregels, stellen we geen draagkrachtperiode vast. We volstaan met het vaststellen van de draagkracht op de peildatum.
HOOFDSTUK 3Slotbepalingen
Artikel 26– Aanvraagformulier bijzondere bijstand
Het indienen van een aanvraag bijzondere bijstand is mogelijk middels een door de gemeente
beschikbaar gesteld aanvraagformulier.
Artikel 27– Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule
In bijzondere gevallen kan worden afgeweken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 28 - Citeertitel
Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Gilze en Rijen (november 2018)”.
Artikel 29 - Inwerkingtreding
De regeling treedt in werking per 28 november 2018.
Artikel 30 - Intrekking oude beleidsregels
De 'Beleidsregels Bijzondere bijstand minimabeleid gemeente Gilze en Rijen (maart 2018)” worden per 28 november 2018 ingetrokken.