Verordening op de heffing en de invordering van de Rioolheffing 2019, Hilversum

 

Raadsbesluit

 

 

De raad van de gemeente Hilversum,

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 september 2018;

 

gelet op de artikelen 228a van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

Vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en de invordering van de Rioolheffing 2019

 

Artikel 1

 

Begripsomschrijvingen

 

Deze verordening verstaat onder:

a. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater, oppervlaktewater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

b. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, oppervlaktewater of grondwater;

c. perceel: een roerende of een onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan.

 

Artikel 2

 

Aard van de belasting

 

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater en

b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

 

Artikel 3

 

Belastbaar feit en belastingplicht

 

1. De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of

indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

2. Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit,

beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

b. ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is

afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

 

Artikel 4

 

Zelfstandige gedeelten

 

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5

 

Maatstaf van heffing

 

De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

 

Artikel 6

 

Belastingtarieven

 

De belasting als bedoeld in artikel 2 bedraagt per perceel € 193,20.

 

Artikel 7

 

Belastingjaar

 

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 8

 

Wijze van heffing

 

1. De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

2. De aanslag kan met andere aanslagen op een gecombineerd aanslagbiljet worden

verenigd.

 

Artikel 9

 

Tijdstip ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

 

1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

 

 

Artikel 10

 

Termijn van betaling

 

1. De aanslagen die worden opgelegd in het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, moeten worden betaald uiterlijk 3 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,-, doch minder is dan € 5.000,-, en zolang een machtiging tot automatische incasso werd afgegeven, moeten de aanslagen worden betaald, respectievelijk worden de aanslagen geïncasseerd in maximaal acht gelijke termijnen, waarbij de eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elke volgende termijn één maand later.

3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande gestelde termijnen.

 

Artikel 11

 

Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

 

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

 

Artikel 12

 

Inwerkingtreding en citeertitel

 

1. De 'Verordening rioolheffing 2018’, van 6 december 2017, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

4. Deze verordening kan worden aangehaald als de ‘Verordening rioolheffing 2019'.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 november 2018.

 

de griffier, de burgemeester,

 

P.M.H. van Ruitenbeek P.I. Broertjes

 

Naar boven