Besluit Beschermd wonen en opvang 2018 Leudal

Burgemeester en wethouders van de gemeente Leudal;

 

gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal 2018;

 

overwegende dat:

ter uitvoering van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal 2018 nadere regels met betrekking tot beschermd wonen en opvang dienen te worden vastgesteld;

 

deze nadere regels duidelijkheid moeten bieden aan inwoners en professionals bij de beoordeling van de benodigde hulp en ondersteuning om te komen tot een arrangement aan oplossingen;

 

de colleges van de gemeenten van Noord- en Midden Limburg (Beesel, Bergen, Echt-Susteren, Horst aan de Maas, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Peel en Maas, Roerdalen, Roermond, Venlo, Venray en Weert1) aan het college van de gemeente Venlo (door middel van een apart besluit) mandaat verlenen om de verantwoordelijkheden ten aanzien van beschermd wonen en opvang uit te voeren voor deze gemeenten;

 

dit Besluit Beschermd wonen en opvang Leudal 2018 is afgestemd met de gemeenten uit de regio Noord- en Midden-Limburg. In dit besluit is het regionaal afgestemde kader geformaliseerd waarbinnen de centrumgemeente Venlo de bevoegdheid tot het beoordelen en toekennen van maatwerkvoorzieningen voor beschermd wonen en opvang voor deze gemeenten dient uit te voeren;

 

 

b e s l u i t e n :

 

vast te stellen het Besluit Beschermd wonen en opvang Leudal 2018.

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • aanbieder: de organisatie of persoon die hulp of ondersteuning levert in de vorm van een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening, zoals bedoeld in artikel 1.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015);

  • adviseur: deskundige aan wie specialistisch advies kan worden gevraagd, bijvoorbeeld een huisarts, (medisch) specialist, ergotherapeut of bouwkundig adviseur;

  • beschermd wonen: de maatwerkvoorziening beschermd wonen die kan worden ingezet in twee ondersteuningsvormen:

    • I.

      ondersteuningsvorm ‘beschermd wonen’;

      • wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving; en,

      • de begeleiding wordt planbaar en onplanbaar (24 uur per dag) geboden op gevraagde en ongevraagde momenten, zodat er goed kan worden ingespeeld op de (al dan niet geëxpliciteerde) zorgvraag van de cliënt.

    • II.

      ondersteuningsvorm ‘beschermd thuis’;

      • de begeleiding is te allen tijden 24 uur per dag aanwezig of op afroep beschikbaar, en;

      • de begeleiding wordt planbaar en onplanbaar (24 uur per dag) geboden op gevraagde en ongevraagde momenten, zodat er goed kan worden ingespeeld op de (al dan niet geëxpliciteerde) zorgvraag van de cliënt.

  • beleidsregels landelijke toegankelijkheid beschermd wonen: de door het college vastgestelde regels ter uitwerking van de landelijke toegankelijkheid beschermd wonen;

  • beleidsregels landelijke toegankelijkheid opvang: de door het college vastgestelde regels ter uitwerking van de landelijke toegankelijkheid opvang.

  • college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leudal;

  • hotelfuncties: huisvesting, het gebruikelijke eten en drinken; dus dat zijn 3 maaltijden per dag en voldoende drinken. Maar ook fruit en andere tussendoortjes, huishoudelijke verzorging en de basisinrichting van de woning.

  • keukentafelgesprek: gesprek zoals bedoeld in artikel 1, onder f. van de Verordening dat bij voorkeur bij de cliënt thuis plaatsvindt en tot doel heeft om naar aanleiding van een ondersteuningsvraag de persoonlijke situatie van de cliënt in kaart te brengen;

  • leefzorgplan: een ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 1, onder o. van de Verordening;

  • Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal 2018;

  • Zorg- en Veiligheidshuis Limburg-Noord (ZVH): vormt de toegang tot beschermd wonen en maatwerkvoorzieningen opvang. Het ZVH is organisatorisch onderdeel van de gemeente Venlo.

Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wmo 2015 (in het bijzonder artikel 1.1.1), het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (in het bijzonder artikel 1.1) en de Verordening (in het bijzonder artikel 1).

 

Artikel 1.2 Toegang

  • 1.

    Een cliënt of zijn vertegenwoordiger doet een melding bij het ZVH. Voor opvang meldt de cliënt zich bij de opvanginstellingen die belast zijn met de uitvoering van de maatwerkvoorziening. Waar in dit hoofdstuk gerefereerd wordt aan het ZVH dient voor opvang de opvanginstellingen gelezen te worden.

  • 2.

    Wanneer er door de cliënt of zijn vertegenwoordiger melding voor een ondersteuningsvraag wordt ingediend, zoals bedoeld in artikel 2 van de Verordening, wordt deze in behandeling genomen door het ZVH.

  • 3.

    Het ZVH beoordeelt of er sprake is van een ondersteuningsvraag voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen en opvang. Het ZVH stelt vast of een cliënt behoort tot de doelgroep die gebruik mag maken van de maatwerkvoorzieningen beschermd wonen en opvang.

    • a.

      Indien een cliënt niet behoort tot de doelgroep die in aanmerking komt voor beschermd wonen en opvang, wordt deze doorverwezen naar de herkomst-gemeente dan wel naar een andere voorliggende voorziening;

    • b.

      Indien de cliënt daarmee instemt, draagt het ZVH de reeds bekende informatie over de cliënt over aan de organisatie waarnaar wordt doorverwezen;

    • c.

      Indien sprake is van een ondersteuningsvraag maatwerkvoorziening beschermd wonen en opvang, neemt het ZVH de melding in behandeling.

  • 4.

    In spoedeisende gevallen:

    • a.

      wordt een melding voor beschermd wonen en opvang gezien als een aanvraag en organiseert het college in overleg met aanbieders onverwijld de inzet van een tijdelijke (maatwerk-)voorziening voor beschermd wonen en opvang, in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en op grond van artikel 2.3.3 Wmo 2015;

    • b.

      neemt het ZVH binnen vijf werkdagen na de inzet van een tijdelijke maatwerkvoorziening zoals bedoeld onder a. contact op met de aanbieder om afspraken te maken over de vervolgprocedure;

    • c.

      wordt aan de aanbieder gevraagd om voor zover mogelijk de in het behandelplan of plan van aanpak afgesproken resultaten te betrekken bij het onderzoek;

    • d.

      wordt de tijdelijke (maatwerk-)voorziening, zoals bedoeld onder a. ingezet voor de duur van het onderzoek, zoals bedoeld in artikel 1.3, en geldt voor maximaal acht weken.

 

Artikel 1.3 Onderzoek

  • 1.

    Wanneer het ZVH de melding in behandeling heeft genomen, start het ZVH een onderzoek naar de cliënt om zijn situatie in beeld te brengen.

  • 2.

    In het onderzoek wordt de situatie van cliënt en eventueel zijn gezin en mantelzorger(s) in kaart gebracht door een toets op de leefdomeinen:

  • 3.

    Het keukentafelgesprek maakt onderdeel uit van het onderzoek en vindt plaats binnen twee weken na de melding van de cliënt (of zijn vertegenwoordiger). In overleg met de cliënt (of zijn vertegenwoordiger) kan van deze termijn afgeweken worden.

    • a.

      Tijdens het keukentafelgesprek worden alle voor het onderzoek van belang zijnde aspecten over onder andere de mogelijkheden, de persoonlijke situatie en leefomgeving van de cliënt, zijn gezin en/of mantelzorger besproken, zoals bedoeld in artikel 2.3.2 lid 4 Wmo 2015, om te komen tot een afweging voor de noodzaak, omvang en duur van de ondersteuning;

    • b.

      De medewerker van het ZVH legitimeert zich bij aanvang van het keukentafelgesprek op verzoek van de cliënt (en de eventuele vertegenwoordiger);

    • c.

      De cliënt (en eventuele vertegenwoordiger) wordt geïnformeerd over de toestemmingsverklaring voor het uitwisselen van gegevens en wordt verzocht deze te ondertekenen.

  • 4.

    Indien blijkt dat nader (medisch) advies nodig is, schakelt het ZVH een adviseur in, nadat de cliënt (en eventuele vertegenwoordiger) is geïnformeerd welk advies aan welke deskundige wordt gevraagd om tot een beoordeling van de ondersteuningsbehoefte te komen.

 

Artikel 1.4 Leefzorgplan

  • 1.

    Het resultaat van het onderzoek en gesprek wordt vastgelegd in een Leefzorgplan.

    • a.

      Het ZVH maakt dit Leefzorgplan binnen zes weken na de datum van de melding bekend aan de cliënt, of indien van toepassing aan zijn vertegenwoordiger, en vraagt om ondertekening voor een akkoord of een ondertekening voor gezien en niet akkoord. Dit kan eventueel per e-mail.

    • b.

      Indien tijdens het onderzoek blijkt dat de cliënt (en eventueel zijn vertegenwoordiger) het niet eens is met de (voorlopige) uitkomst van het onderzoek, of dat er onduidelijkheid is over de gemaakte afspraken, vindt er overleg plaats tussen de cliënt en het ZVH.

 

Artikel 1.5 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag beschermd wonen en opvang wordt bij het college ingediend via het bij dit Leefzorgplan gevoegde aanvraaggedeelte voor een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Ook indien een cliënt op basis van het onderzoek en het Leefzorgplan niet in aanmerking zou komen voor een maatwerkvoorziening, is aan de cliënt (of zijn vertegenwoordiger) het recht voorbehouden om alsnog een aanvraag voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen en opvang in te dienen.

  • 3.

    De aanvraag dient in alle gevallen te worden ondertekend door de cliënt, of indien van toepassing, diens vertegenwoordiger.

  • 4.

    De dag waarop de in lid 1.5.1 genoemde aanvraag is ontvangen door het college geldt als aanvraagdatum.

  • 5.

    Indien een aanvraag later dan vier weken nadat het Leefzorgplan bekend is gemaakt, zoals bedoeld in artikel 1.4.1 van dit besluit, ondertekend wordt geretourneerd aan het college, dan is aan het college het recht voorbehouden om, indien het aannemelijk is dat er sprake is of kan zijn van nieuwe feiten en/of gewijzigde omstandigheden, een nieuw onderzoek te laten starten.

 

Artikel 1.6 Beschikking

  • 1.

    Het college besluit over en is verantwoordelijk voor het toekennen en beschikbaar stellen van de maatwerkvoorziening beschermd wonen en opvang aan de cliënt.

  • 2.

    De beschikking voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen en opvang geldt voor maximaal twee jaar.

 

Artikel 1.7 Inlichtingenplicht

  • 1.

    Een cliënt (of zijn vertegenwoordiger) stelt het ZVH uit eigen beweging of na een verzoek van het ZVH, zo spoedig mogelijk op de hoogte van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing, zoals bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wmo 2015.

 

 

Hoofdstuk 2 Toekenning en afwijzing beschermd wonen

Artikel 2.1 Criteria voor de toekenning van een maatwerkvoorziening beschermd wonen

  • 1.

    Een cliënt kan conform het bepaalde in artikel 4 van de Verordening in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen als:

    • a.

      de cliënt rechtmatig in Nederland verblijft, en;

    • b.

      de cliënt 18 jaar of ouder is, en;

    • c.

      de cliënt zich niet zelfstandig kan handhaven in de samenleving en dit niet op te lossen is met eigen kracht, mantelzorg, een algemene voorziening of een algemeen gebruikelijke voorziening, en;

    • d.

      de cliënt voor zijn eigen veiligheid en die van zijn omgeving 24 uur per dag zorg, begeleiding en/ of toezicht nodig heeft. Deze zorg, begeleiding en toezicht zijn intensief en onplanbaar. Deze zorg, begeleiding en toezicht zijn aanwezig of oproepbaar, en;

    • e.

      een ter zake kundige en bevoegde professional de psychiatrische, psychische of psychosociale problematiek heeft vastgesteld, en;

    • f.

      de problemen die de cliënt ondervindt in het zelfstandig handhaven in de samenleving is niet op te lossen met wettelijk voorliggende voorzieningen zoals:

      • de Zorgverzekeringswet, of;

      • de Wet langdurige zorg, of;

      • de Jeugdwet, of;

      • Wet forensische zorg.

    • g.

      (intramurale) behandeling voor de psychiatrische of psychische aandoening of beperking is afgerond of staat niet (meer) op de voorgrond, en;

    • h.

      er niet sprake is van een acute situatie in de geestelijke gezondheid, dakloosheid of acute problematiek op andere leefdomeinen.

  • 2.

    Een besluit tot toekenning van een maatwerkvoorziening beschermd wonen kan, gelet op artikel 2.3.10 van de Wmo 2015 en gelet op de Verordening, worden geweigerd, herzien of ingetrokken indien:

    • a.

      de cliënt niet langer meewerkt aan het goed functioneren van de maatwerkvoorziening beschermd wonen, of

    • b.

      de cliënt niet langer meewerkt aan het komen tot de in het Leefzorgplan vastgelegde resultaten.

 

Artikel 2.2 Overdracht van cliënten tussen verschillende centrumgemeenten

  • 1.

    Wanneer een cliënt in een gemeente wil wonen buiten zijn huidige regio, moet hij zich wenden tot de toegang tot de maatwerkvoorziening beschermd wonen in de betreffende gemeente.

  • 2.

    Wanneer een cliënt van buiten de regio Noord- en Midden Limburg zich tot het ZVH wendt met een melding voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen binnen de regio Noord- en Midden Limburg, zal het ZVH de melding in behandeling nemen zoals beschreven onder artikel 1.2.

  • 3.

    De cliënt moet, eventueel met hulp van een vertegenwoordiger, begeleider of cliëntondersteuner zijn wens tot verhuizing motiveren. Zonder deze motivatie zal het ZVH de melding niet onderzoeken en in behandeling nemen.

  • 4.

    Indien een cliënt of zijn vertegenwoordiger, die een toekenning voor een maatwerkvoorziening heeft, een (voornemen tot) verhuizing naar een andere gemeente mededeelt aan het ZVH, dan neemt het ZVH na overleg met de cliënt of zijn vertegenwoordiger contact op met de gemeente van nieuwe vestiging om een goede overdracht te organiseren.

  • 5.

    Indien een cliënt of zijn vertegenwoordiger, die in een andere gemeente een toekenning voor een maatwerkvoorziening heeft ontvangen, een (voornemen tot) verhuizing naar de gemeente Leudal mededeelt aan het ZVH, dan neemt het ZVH na overleg met de cliënt of zijn vertegenwoordiger contact op met de gemeente van herkomst om een goede overdracht te organiseren.

  • 6.

    In de Beleidsregels landelijke toegankelijkheid beschermd wonen Leudal 2017 zijn de voorwaarden ten aanzien van de landelijke toegankelijkheid en regiobinding nader uitgewerkt.

 

Artikel 2.3 Maatwerkvoorziening beschermd wonen

  • 1.

    De inzet van de maatwerkvoorziening beschermd wonen heeft tot doel het aanleren van vaardigheden die noodzakelijk zijn om op termijn zelfstandig(er) te kunnen wonen en leven. Voor cliënten voor wie dit geen optie is, heeft de maatwerkvoorziening tot doel het zo mogelijk stabiliseren van de cliënt. De ondersteuning richt zich op het realiseren van de doelen en afspraken uit het Leefzorgplan.

  • 2.

    De maatwerkvoorziening beschermd wonen kan worden ingezet in twee ondersteuningsvormen:

    • a.

      ondersteuningsvorm ‘beschermd wonen’:

      • er wordt 24 uur per dag toezicht geboden op basis van actieve observatie in de directe omgeving van de cliënt. Dit toezicht heeft als doel dreigende ontsporing in het gedrag of de gezondheidssituatie vroegtijdig te signaleren, waardoor er tijdig ingegrepen kan worden en escalaties voorkomen kunnen worden, en;

      • de cliënt woont in een woonvoorziening van de aanbieder. De aanbieder verzorgt tevens de hotelfuncties.

    • b.

      ondersteuningsvorm ‘beschermd thuis’:

      • de aanbieder ondersteunt zo nodig de cliënt bij het verkrijgen van een geschikte woonruimte. De cliënt betaalt zijn eigen woongelegenheid en levensonderhoud.

  • 3.

    Een cliënt die in aanmerking komt voor ondersteuningsvorm ‘beschermd wonen’ voldoet aan de volgende kenmerken:

    • a.

      cliënt is niet (te allen tijde) in staat om (zelf), of met hulp van zijn sociale netwerk, (tijdig) signalen te herkennen van het afnemen van zijn psychische stabiliteit en/of een hulpvraag te stellen indien hij ondersteuning behoeft, en;

    • b.

      bij cliënt bestaat een hoog risico op decompensatie en complicaties die leiden tot risicovolle situaties die een bedreiging vormen voor de veiligheid voor de cliënt zelf en/of zijn omgeving, en;

    • c.

      cliënt is niet in staat zelf zijn gedrag te begrenzen, te stabiliseren en te reguleren en heeft hierbij ondersteuning nodig, en;

    • d.

      cliënt heeft ondersteuning nodig bij het structureren en invullen van de dag, en/of;

    • e.

      cliënt heeft dagelijkse ondersteuning nodig op meerdere leefdomeinen.

  • 4.

    Een cliënt die in aanmerking komt voor ondersteuningsvorm ‘beschermd thuis’ voldoet aan de volgende kenmerken:

    • a.

      cliënt is in staat om zelf, of met hulp van zijn sociale netwerk, tijdig signaleren te herkennen van het afnemen van zijn psychische stabiliteit en/of een hulpvraag te signaleren, en;

    • b.

      cliënt is in niet (te allen tijden) in staat zelf zijn gedrag zelf te begrenzen, te stabiliseren en te regulieren en heeft hierbij ondersteuning nodig, en;

    • c.

      cliënt is in staat om ondersteuning af te roepen indien hij dat noodzakelijk acht, maar kan zijn hulpvraag niet tot de volgende werkdag uitstellen, en;

    • d.

      cliënt heeft ondersteuning nodig bij het structureren en invullen van de dag, en/of;

    • e.

      cliënt heeft dagelijkse ondersteuning nodig op meerdere leefdomeinen.

  • 5.

    Een cliënt komt niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen indien hij/zij in staat is om zelfstandig te wonen met ambulante ondersteuning. In dat geval is:

    • a.

      de cliënt in staat om zelf, of met hulp van zijn sociale netwerk, tijdig signaleren te herkennen van het afnemen van zijn psychische stabiliteit en/of een hulpvraag te signaleren, en;

    • b.

      de cliënt in staat zichzelf en zijn gedrag dusdanig te begrenzen en te stabiliseren dat zijn gedrag niet leidt tot overlast, agressie of schade aan het welzijn van de cliënt zelf en zijn omgeving, maar heeft ondersteuning nodig om zijn gedrag te reguleren, en;

    • c.

      de cliënt in staat om zelf een hulpvraag te signaleren en uit te stellen naar de volgende dag en ondersteuning af te roepen indien hij/zij dat wenst.

  • 6.

    Wanneer een cliënt een maatwerkvoorziening beschermd wonen toegekend krijgt:

    • a.

      kan dat bij een gecontracteerde aanbieder ingezet worden in de vorm van Zorg in Natura (ZIN);

    • b.

      kan dat via een persoonsgebonden budget (PGB).

 

Artikel 2.4 Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Indien de cliënt de beschikte maatwerkvoorziening wil ontvangen via een persoonsgebonden budget (PGB), dan geldt conform artikel 2.6.3, tweede lid van de Wmo 2015 en artikel 6 van de Verordening als aanvullende voorwaarde dat de cliënt en eventueel zijn vertegenwoordiger een plan moet opstellen. Dit plan dient een motivering te bevatten:

    • a.

      op welke wijze de inzet van een PGB aantoonbaar leidt tot stabilisatie, dan wel herstel en een toename van de zelfredzaamheid en participatie voor de cliënt,

    • b.

      op welke wijze een PGB leidt tot het bereiken van de voor cliënt gewenste doelen en resultaten,

    • c.

      welke vorm van ondersteuning hierbij passend is,

    • d.

      welke aanbieder de ondersteuning gaat leveren,

    • e.

      op welke wijze het budget besteed gaat worden,

    • f.

      hoe de cliënt, op eigen kracht of met zijn vertegenwoordiger, de bij een PGB behorende taken en verplichtingen uit kan voeren zoals bedoeld in artikel 2.3.6, lid 2 onder a, van de Wmo 2015.

  • 2.

    Het ZVH beoordeelt of het plan zoals bedoeld in lid 2.4.1 leidt tot het behalen van de doelen uit het Leefzorgplan van de cliënt.

  • 3.

    Bij de beoordeling van de kwaliteit van een maatwerkvoorziening in de vorm van een PGB, wordt uitgegaan van minimaal de wettelijke kwaliteitseisen voor de maatwerkvoorzieningen waarvoor het PGB bedoeld is en de handreiking ‘kwaliteitseisen beschermd wonen en opvang’ zoals vastgesteld door de Vereniging Nederlandse Gemeenten.

  • 4.

    Het college kent, met inachtneming van het bepaalde in de Wmo 2015, geen PGB toe als:

    • a.

      er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie,

    • b.

      aan de cliënt eerder een PGB is verleend en de cliënt zich niet gehouden heeft aan de bij de verlening van dat eerdere PGB gemaakte afspraken.

  • 5.

    De aanbieder, die het PGB uitvoert voor de cliënt, kan nooit het budget beheren van de cliënt aan wie hij de ondersteuning verleent.

 

Artikel 2.5 Hoogte en besteding van het PGB

  • 1.

    De hoogte van een PGB wordt gebaseerd op de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening in natura, zoals bepaald in artikel 6.1 van de Verordening.

  • 2.

    Indien uit het onderzoek blijkt dat een cliënt structureel behoefte heeft aan aanvullende ondersteuning kan in uitzonderlijke gevallen een toeslag intensieve ondersteuning worden toegekend worden.

  • 3.

    De cliënt aan wie een PGB is toegekend of de vertegenwoordiger die het PGB namens de cliënt beheert:

    • a.

      sluit een schriftelijke (zorg)overeenkomst met iedere persoon of instantie bij wie hij een maatwerkvoorziening betrekt in overeenstemming met de door het college afgegeven beschikking, instructies van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en zoals bedoeld in artikel 2.6.2 Wmo 2015.

    • b.

      houdt zich aan de door de SVB gestelde voorwaarden voor het indienen van declaraties van de door hem gecontracteerde zorgverlener(s), zodat deze kunnen worden getoetst aan de afgesloten (zorg)overeenkomst(en).

    • c.

      bewaart de originele overeenkomst(en) en declaraties gedurende vijf jaar en stelt desgevraagd kopieën ter beschikking aan het college of SVB.

  • 4.

    Bij toetsing van de (zorg)overeenkomst(en) geldt in ieder geval dat gemiddeld genomen de toegekende uren zijn ingekocht tegen het toegekende tarief, of meer uren tegen een lager tarief.

 

Artikel 2.6 Verantwoording van het PGB

  • 1.

    De financiële toets van het PGB wordt uitgevoerd door de SVB.

  • 2.

    Indien blijkt dat het PGB niet of niet volledig wordt ingezet ten behoeve van de maatwerkvoorziening Beschermd Wonen, kan het college besluiten tot het voeren van een nieuw onderzoek zoals bedoeld in artikel 1.3 van dit besluit, om de situatie opnieuw in kaart te brengen.

  • 3.

    Het college kan besluiten tot een aanvullend onderzoek, indien op grond van de ingediende verantwoording bij de SVB niet kan worden vastgesteld of het PGB rechtmatig is besteed.

  • 4.

    Bij ernstige twijfel over de rechtmatige besteding kan het college opdracht geven om, in afwachting van de uitkomst van het aanvullend onderzoek, de betaling van het PGB per direct op te schorten.

  • 5.

    De uitkomst van het aanvullend onderzoek wordt meegenomen in het oordeel over de rechtmatige besteding.

  • 6.

    Indien blijkt dat het PGB geheel of gedeeltelijk onterecht is betaald vanwege een foutieve declaratie dan kan dit, naast wat is bepaald bij artikel 2.4.1 Wmo 2015, indien mogelijk worden verrekend met het beschikbaar gestelde budget, of teruggevorderd bij de cliënt die de declaratie heeft ingediend. Het niet-geaccepteerde deel van de verantwoording wordt verrekend met het beschikbaar gestelde budget waarna de cliënt of zijn vertegenwoordiger binnen acht weken na verantwoording een besluit tot verrekening ontvangt.

  • 7.

    Er vindt elk kwartaal aanvullend onderzoek plaats naar de besteding van het PGB bij elke cliënt of zijn vertegenwoordiger die in het vorige kwartaal een besluit tot verrekening heeft ontvangen.

  • 8.

    Indien uit onderzoek blijkt dat de met een PGB ingekochte maatwerkvoorziening niet voldoet aan de kwaliteitscriteria, zoals bedoeld in artikel 2.4.3 van dit besluit, krijgt de cliënt of zijn vertegenwoordiger vier weken de tijd om hiervoor aanpassingen door te voeren.

  • 9.

    Na deze periode van vier weken vindt een nieuw onderzoek plaats. Indien uit dit nieuwe onderzoek blijkt dat de ingekochte maatwerkvoorzieningen nog steeds niet voldoet aan de kwaliteitscriteria, kan het college besluiten tot wijziging of intrekking van de desbetreffende maatwerkvoorziening.

 

Artikel 2.7 Aflopende indicaties en beschikkingen

  • 1.

    Iedere cliënt met een indicatie of beschikking voor beschermd wonen meldt zich bij het ZVH, minimaal acht weken voordat de indicatie of beschikking verloopt.

  • 2.

    Indien de cliënt een andere vorm van zorg wenst dan beschermd wonen, draagt het ZVH de cliënt over naar de gemeente waar de cliënt woonachtig is of een naar landelijke voorziening. Indien de cliënt daarmee instemt, draagt het ZVH de reeds bekende informatie over de cliënt over aan de betreffende gemeente of voorziening.

  • 3.

    Indien een cliënt zich bij een aflopende beschikking beschermd wonen niet meldt, meldt het ZVH bij de gemeente waar de cliënt woonachtig is, dat de beschikking afloopt.

 

Artikel 2.8 Overgangsperiode

  • 1.

    Wanneer een cliënt voor beschermd wonen tijdelijk geen gebruik kan maken van het Beschermd Wonen, omdat andere problematiek (tijdelijk) op de voorgrond staat, kan de cliënt terugkeren naar het Beschermd Wonen, zonder een nieuwe indicatie aan te hoeven vragen bij het ZVH. Deze andere problematiek mag niet langer dan zes weken duren.

  • 2.

    Duurt deze problematiek langer, dan wordt de maatwerkvoorziening door middel van een intrekkingsbesluit ingetrokken.

  • 3.

    Mocht de cliënt weer willen terugkeren naar beschermd wonen, dan moet de cliënt een nieuwe melding doen bij het ZVH. Het ZVH beoordeelt deze melding dan, zoals beschreven in artikel 1.2 en verder.

 

 

Hoofdstuk 3 Opvang

Artikel 3.1 Criteria voor de toekenning van een maatwerkvoorziening opvang

  • 1.

    Een cliënt kan conform het bepaalde in artikel 4 van de Verordening in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening opvang als hij:

    • a.

      feitelijk dakloos is, of als bewoner staat ingeschreven bij een door de gemeente erkende 24-uurs woonvoorziening, al dan niet voorafgaand aan opname in een (psychiatrische) kliniek, of aan detentie, en

    • b.

      niet in staat is om zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving op meerdere leefdomeinen, en

    • c.

      niet beschikt over alternatieven die de situatie van feitelijke of residentiële dakloosheid op kunnen heffen.

  • 2.

    Een slachtoffer van huiselijk geweld kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening opvang als deze:

    • a.

      slachtoffer is van geweld in huiselijke kring, en vanwege aspecten van veiligheid de thuissituatie moet verlaten, of indien sprake is van kindermishandeling en opvang van kind(eren) met de beschermende ouder/verzorger in de opvang noodzakelijk is, en

    • b.

      geen mogelijkheden heeft om zelf, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden, een veilige situatie te creëren, of in alternatieve huisvesting te voorzien.

  • 3.

    In de Beleidsregels landelijke toegankelijkheid opvang zijn de voorwaarden ten aanzien van de landelijke toegankelijkheid en regiobinding nader uitgewerkt.

 

 

Hoofdstuk 4 Onderzoek kwaliteit, meldingsregeling en toezichthouder

Artikel 4.1 Onderzoek naar kwaliteit en resultaten

  • 1.

    Het college kan via een gerichte controle, mede vanuit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, onderzoek doen naar de uitvoering en bereikte resultaten bij de ingezette maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Na afloop van elk kwartaal kan via een aselecte steekproef onder cliënten met een maatwerkvoorziening, uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, door of namens het college onderzoek worden gedaan naar de uitvoering en bereikte resultaten bij de ingezette maatwerkvoorziening.

 

 

Artikel 4.2 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudende ambtenaar zoals bedoeld in artikel 6.1 Wmo 2015.

  • 2.

    De toezichthouder doet onafhankelijk en steekproefsgewijs onderzoek bij aanbieders om klachten, calamiteiten en (gewelds)incidenten zoveel mogelijk te voorkomen.

  • 3.

    De toezichthouder doet onafhankelijk onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college jaarlijks over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

 

Artikel 4.3 Bevoegdheden toezichthouder

  • 1.

    De toezichthoudende ambtenaar gaat in gesprek met andere toezichthoudende organisaties die op het gebied van zorg en welzijn actief zijn, om samen te werken en kennis uit te wisselen.

  • 2.

    In geval van meldingen, inclusief de meldingen zoals bedoeld in artikel 4.2.1, gaat de toezichthouder in eerste instantie in gesprek met de aanbieder of persoon op wie deze melding betrekking heeft, in het kader van hoor en wederhoor, om samen tot een oplossing te komen.

  • 3.

    Wanneer het gesprek zoals bedoeld in lid 4.3.2 niet leidt tot een oplossing voor alle partijen, dan kan de toezichthouder, met inachtneming van wat er in de met de aanbieders afgesloten contracten is afgesproken, een voorstel doen aan het college om:

    • a.

      de betreffende aanbieder tijdelijk uit te sluiten van de overlegtafel;

    • b.

      tijdelijk geen cliënten toe te wijzen aan de betreffende aanbieder;

    • c.

      indien er sprake is van ernstige overtredingen een aanwijzing met hersteltermijn te bieden;

    • d.

      indien er sprake is van herhaalde en/of grote overtredingen de contracten op te zeggen;

    • e.

      andere maatregelen te treffen.

  • 4.

    De maatregelen zoals bedoeld in lid 4.3.3 dienen in alle gevallen proportioneel te zijn naar de aard van de overtreding of melding.

 

 

Hoofdstuk 5 Slotbepaling

Artikel 5.1 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2018. Het Besluit beschermd wonen en maatschappelijke opvang 2017 wordt ingetrokken per datum publicatie van dit besluit.

  • 2.

    Dit besluit geldt voor alle beschikkingen met een ingangsdatum na de inwerkingtredingsdatum, zoals bedoeld in lid 5.1.1.

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Beschermd wonen en opvang Leudal 2018.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 25 september 2018, onder voorbehoud van de vaststelling van de wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal 2018 door de gemeenteraad van Leudal in zijn vergadering van 6 november 2018.

Burgemeester en wethouders van Leudal,

de secretaris, de burgemeester

H.K.W. Bekkers A.H.M. Verhoeven MPM

Naar boven