Subsidievoorwaarden reguliere peuters en voorschoolse educatie Stichtse Vecht 2019

 

Deze voorwaarden gelden per 1 januari 2019 en zijn een aanvulling op de reeds gestelde voorwaarden voor peuteropvang binnen het subsidiebeleid. De voorwaarden voor deze subsidie zijn van toepassing voor peuters in de leeftijd 2,5 tot 4 jaar.

 

Art 1 Doel

Deze nadere regels hebben als doel het mogelijk maken van de uitvoering van het kindgericht subsidiëren van kwalitatief hoogwaardig en veilig peuterwerk, inclusief VVE waar het een peuter conform de doelgroepdefinitie betreft.

 

Art 2 Subsidiabele activiteiten

 

1. Reguliere subsidie voor niet- doelgroep peuters waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag voor peuters van 2,5 tot 4 jaar

peutergebonden subsidie voor 2 dagdelen per week van in totaal minimaal 5 en maximaal 6 uur per week peuteropvang x 40 weken per jaar;

de maximum uurprijs voor subsidiëring is € 9.09;

er geldt een inkomensafhankelijke ouderbijdrage op basis van de kinderopvangtoeslagtabel, verrekend met de daadwerkelijke uurprijs van maximaal € 9,09;

 

2. Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) voor doelgroepkinderen vanaf 3 jaar tot 4 jaar

a. peutergebonden subsidie voor aanbod van een programma voor VVE conform wet- en regelgeving voor doelgroepkinderen vanaf 3 jaar van 3 of 4 dagdelen per week van in totaal minimaal 10 en maximaal 12 uur x 40 weken per jaar;

b. Voor de eerste twee dagdelen geldt voor ouders van doelgroeppeuters die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, vergelijkbaar met de bijdrage voor niet-doelgroepkinderen, een inkomensafhankelijke ouderbijdrage op basis van de kinderopvangtoeslagtabel, verrekend met de daadwerkelijke uurprijs van maximaal € 9,09 voor maximaal 6 uur per week (de eerste twee dagdelen);

c. subsidie voor de een of twee extra dagdelen voor doelgroepkinderen van totaal maximaal 6 uur, waarbij een maximum uurprijs geldt van € 9,09; mits het doelgroepkind tenminste 10 uur per week gebruik maakt van de peuteropvang, verdeeld over tenminste drie dagen per week;

d. voor doelgroepkinderen in de hele dagopvang is subsidie beschikbaar voor een extra dagdeel van maximaal 5 uur per week en 40 weken per jaar, indien het doelgroepkind aantoonbaar slechts één dag per week gebruik maakt van de hele dagopvang; waarbij een maximum uurprijs van € 9,09 geldt;

e. een aanvullend subsidiebedrag van € 410 per doelgroepkind per jaar;

f. minimaal eens per twee maanden vindt afstemming plaats met het consultatiebureau over de toeleiding en daadwerkelijke plaatsing van doelgroepkinderen.

 

(Zie na art 5 de toelichting op artikel 2.2)

 

Art 3 Aanvullende voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen

 

a. De aanvrager is een houder waarvan het kindercentrum gevestigd is in de gemeente Stichtse Vecht en is opgenomen in het LRK met een VVE-registratie;

b. De organisatie maakt actief gebruik van het overdrachtsformulier van de gemeenten en dit formulier wordt (met toestemming van de ouders bij de intake) digitaal door de organisatie verzonden aan de school. Bij doelgroeppeuters biedt de organisatie een warme overdracht naar het primair onderwijs;

c. Een peutergroep bestaat voor maximaal 50% uit doelgroepkinderen per peutergroep;

d. De organisatie biedt op alle groepen met gesubsidieerde peuters VVE aan, ongeacht of er doelgroeppeuters aanwezig zijn.

 

Art 4 De aanvraag

In aanvulling van de aanvraag conform het subsidiebeleid gemeente Stichtse Vecht dient de aanvrager de volgende gegevens en stukken te overleggen:

  • a.

    Het ingevulde format subsidieaanvraag peuterwerk gemeente Stichtse Vecht zoals deze geldt voor het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • b.

    Per locatie, het verwachte aantal reguliere peuters van ouders zonder kinderopvangtoeslag;

  • c.

    Per locatie, het verwachte aantal doelgroeppeuters van ouders zonder kinderopvangtoeslag;

  • d.

    Per locatie, het verwachte aantal doelgroeppeuters van ouders met kinderopvangtoeslag;

  • e.

    Per locatie, een indicatie van de gemiddelde ouderbijdrage per jaar.

 

Art 5 Verantwoording

In aanvulling op de verantwoording conform het subsidiebeleid gemeente Stichtse Vecht dient de aanvrager de volgende gegevens en stukken aan te leveren:

a. Het ingevulde verantwoordingsformat peuterwerk zoals deze geldt voor het jaar waarover de subsidie toegekend is;

b. Pas na ontvangst van de verantwoording wordt het volgende voorschot uitbetaald.

 

 

Toelichting artikel 2.2. Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) voor doelgroepkinderen

 

Ad a. De doelgroepdefinitie bepaalt de omvang van de groep doelgroepkinderen in de gemeente, vanwege die wettelijke verplichting kan geen limiet gelden voor het aantal te subsidiëren doelgroepkinderen.

Ad b. Jaarlijks komt de VNG met een adviestabel voor de ouderbijdragen voor het daaropvolgende jaar. De gemeente Stichtse Vecht hanteert voor de eerste twee dagdelen een inkomensafhankelijke eigen bijdrage op basis van de opzet van deze tabel. Indien van KOT gebruik kan worden gemaakt, ontvangt de ouder voor de eerste 2 dagdelen via de belastingdienst een vergoeding.

Ad c. VVE wordt bekostigd middels het subsidiëren van 1 of 2 extra dagdelen en een vast bedrag per doelgroepkind. Doelgroeppeuters komen 3 of 4 in plaats van 2 dagdelen, verdeeld over drie dagen per week. Er geldt geen ouderbijdrage voor de extra dagdelen, deze worden volledig gesubsidieerd door de gemeente.

Ad d. In de dagopvang kan ook VVE plaatsvinden. Voor doelgroeppeuters in de dagopvang dient het aanbod van tenminste 10 uur te worden verdeeld over minimaal twee dagen per week. Als ouders slechts één dag opvang per week nodig hebben om werk/studie en zorg te combineren, stelt de gemeente subsidie beschikbaar voor het doelgroepkind voor VVE op een tweede dag per week. Deze subsidie is beschikbaar voor één dagdeel van maximaal 5 uur per week. Hiermee wordt geborgd dat ook doelgroepkinderen in de dagopvang een stuk herhaling van het VVE-programma in de week aangeboden krijgen.

Ad e . De begeleiding van doelgroepkinderen en de inzet van een VVE-programma vergen aanvullende taakuren van de beroepskracht(en). Het vaste bedrag van € 410 per doelgroepkind is gebaseerd op cijfers uit landelijk onderzoek van Sociaal Werk Nederland (voorheen MOgroep).

A d f. . Gemeenten hebben een wettelijke verplichting van voldoende aanbod van VVE-plaatsen om 100% van de doelgroepkinderen te kunnen bereiken met VVE. Jaarlijks moet het aanbod verantwoord worden. Om zicht te krijgen op het bereik, is afstemming nodig tussen aan de ene kant het consultatiebureau dat indiceert en toeleidt en aan de andere kant de VVE-biedende partijen die de doelgroepkinderen plaatsen. Zo wordt inzichtelijk hoeveel van de geïndiceerde doelgroepkinderen daadwerkelijk geplaatst zijn.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage DOELGROEPDEFINITIE VVE

 

Doelgroep

1. Kinderen die vallen onder de gewichtenregeling, met een drempel van 6%

 

en / of

 

2. Kinderen met (een risico op) een aantoonbare taal- of ontwikkelingsachterstand, met een drempel van 6%

 

en / of

 

3. Kinderen van wie de thuistaal niet Nederlands is

 

 

 

Toelichting op de keuze voor deze criteria:

1. Gewichtenregeling: omdat basisscholen een wettelijke verplichting hebben naar ieg de kinderen die onder de gewichtenregeling vallen, lijkt het handig om hierop aan te sluiten. Dit maakt het makkelijker om een doorgaande leerlijn te realiseren. Bovendien is dit een categorie die ook evt. in een latere fase achterstanden kan oplopen doordat ouders vaak meer moeite hebben met de ondersteuning van hun kind in het leerproces.

 

De gewichtenregeling bestaat uit twee categorieën. Het onderscheid (verschil in punten) is voorschools niet relevant, omdat kinderen uit beide categorieën tot de doelgroep behoren. De definitie is als volgt:

 

Kinderen van wie beide ouders / verzorgers een schoolopleiding hebben gevolgd op maximaal het niveau praktijkonderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs voor zover het betreft de basisberoepsgerichte leerweg of de kaderberoepsgerichte leerweg. Als het gaat om een éénoudergezin geldt deze opleidingseis ten aanzien van de desbetreffende ouder / verzorger.

 

2. (Risico op) aantoonbare taal- of ontwikkelingsachterstand: dit kan geïndiceerd worden door het consultatiebureau. Dat beschikt over de instrumenten daarvoor. In de praktijk blijkt dit goed toepasbaar.

 

Voorbeelden van factoren die bij het bepalen van een (verhoogd) risico in overweging worden genomen zijn:

 

  • Langdurige werkloosheid ouder(s)

  • Ouder(s) chronisch ziek

  • Ouder(s) verslaafd aan alcohol of drugs

  • Ouder(s)met psych(iatr)ische problemen

  • Ouder(s) als kind mishandeld

  • Ouder(s) zonder sociaal netwerk

  • Er is sprake van verwaarlozing

  • Er is sprake van kindermishandeling / seksueel misbruik

  • Er is sprake van huiselijk geweld

  • Het betreft een uit het buitenland geadopteerd kind

 

3. Thuistaal niet Nederlands: als er thuis geen Nederlands wordt gesproken en een kind gaat niet van jongs af aan naar een kinderdagverblijf, is de kans groot dat het kind hier tegenaan gaat lopen. Als een kind van jongs af aan (vóór de leeftijd van twee jaar) naar een kinderdagverblijf gaat, leert de praktijk dat zich normaal ontwikkelende kinderen voldoende taalaanbod krijgen om het Nederlands in voldoende mate op te pikken. Indien op het consultatiebureau toch zorgen zijn dat er een risico op taalachterstand is, kan er alsnog een VVE indicatie afgegeven worden. Hier wordt wel terughoudend mee omgegaan.

Naar boven