Gemeenteblad van Roosendaal
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Roosendaal | Gemeenteblad 2018, 177877 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Roosendaal | Gemeenteblad 2018, 177877 | Overige besluiten van algemene strekking |
Programma van Eisen subsidieaanvraag Uitvoering Programma ‘Bibliotheekwerk 2015-2018’
De gemeente Roosendaal is voornemens een overeenkomst af te sluiten voor het uitvoeren van het ‘Bibliotheekwerk 2015-2018’ voor de jaren 2015 en 2016 met een optie voor de jaren 2017 en 2018. Dit ‘programma van eisen’ is bedoeld om nadere invulling te geven aan de precieze ‘vraag’ c.q. opdracht van de gemeente Roosendaal in deze. Bibliotheek VANnU wordt gevraagd door middel van een activiteitenplan aan te geven op welke manier een bijdrage wordt geleverd aan de realisatie van de maatschappelijke effecten en de beleidsdoelstellingen
De maatschappelijke context waarin de gemeente haar werk doet is de afgelopen jaren sterk veranderd: de financiële crisis, minder geld en meer taken vanuit het Rijk en een groter accent op bewuste en toekomstbestendige keuzes. En ook: een vernieuwde rolopvatting van de gemeente naar de samenleving toe en omgekeerd. Uitgaande van de kracht van de gemeenschap wil de gemeente Roosendaal zelfwerkzaamheid en gelijkwaardigheid van burgers bevorderen. Voor zichzelf ziet zij daarbij vooral een activerende en verbindende rol weggelegd met als uitgangspunten: ‘wederkerigheid, iedereen telt en doet mee, participatie op eigen kracht, arbeidsparticipatie als basis en ‘loslaten tenzij’ wat betreft de rol van de gemeente’.
Het programma ‘Bibliotheekwerk 2015-2018’ valt binnen het programma ‘leren en ontwikkelen’, beleidsterrein cultuur. Naar aanleiding van de Agenda van Roosendaal, waarin een beleidsarme periode werd ingeluid, is er in navolging van de nota Cultuur in beweging 2007-2010 geen nieuw cultuurbeleid opgesteld. Er wordt aangesloten bij de uitgangspunten zoals geformuleerd in de kaderstellende beleidsnotities: de Agenda van Roosendaal, de Sociale Visie, de Kadernota 2014 en de Strategische Verkenningen. In de Kadernota 2014 is voor het hervormingsgebied van de stedelijke voorzieningen op het gebied van sport, cultuur en vrije tijd het bevorderen van de actieve deelname van inwoners aan de samenleving en het vergroten van de bijdrage van deze voorzieningen aan woon- en vestigingsklimaat, geformuleerd als de centrale doelstellingen. Daarnaast zijn de volgende doelen genoemd:
3.1 Inleiding: maatschappelijke effecten
Middels de uitvoering van het programma ‘Bibliotheekwerk 2015-2018’ wordt de opdrachtnemer gevraagd een bijdrage te leveren aan de volgende vier maatschappelijke effecten:
Gesteld wordt dat goed kunnen lezen en het hebben van goede taal- en mediavaardigheden bijdraagt aan het bereiken van genoemde maatschappelijke effecten (outcome). De focus op het verbeteren van deze vaardigheden wordt daarbij vertaald naar een aantal te realiseren operationele hoofd- en subdoelstellingen (output). De opdracht nemer wordt gevraagd de subdoelstellingen in het activiteitenplan nader uit te werken in een aantal kritieke prestatie-indicatoren (kpi’s) waarmee beoordeeld kan worden in welke mate de doelstellingen gerealiseerd zijn.
De gemeente heeft de volgende doelen gesteld:
Binnen de bibliotheeksector worden vijf kerntaken geformuleerd voor de bibliotheek, namelijk lezen, leren en informeren, ontmoeting & debat en kunst & cultuur. Dit zijn de peilers waarop de bibliotheek rust en welke ook zijn opgenomen in de nieuwe bibliotheekwet die per 1 januari 2015 van kracht gaat. De gemeente legt in onderhavig Programma van Eisen het accent op de kerntaken ‘lezen’ en ‘leren’. De taken van de bibliotheek op het gebied van informatie, ontmoeting & debat en kunst & cultuur worden beschouwd als een secundair. Hierbij is het bovendien niet per definitie de bibliotheek die deze taken op zich moet nemen. Dit kunnen ook burgers of organisaties zijn, al dan niet gebruikmakend van de voorzieningen van de openbare bibliotheek. Meer dan ooit zijn mensen in staat om individueel en thuis te leren en te studeren. De bibliotheek is er ook voor wie meer wil en ontwikkelt zich tot een platform voor social learning waar mensen, ondersteund en gestimuleerd door de beschikbare hulpmiddelen, kunnen samenwerken en studeren. (Bibliotheek van de Toekomst, 2014 SIOB). Gebruikers en organisaties komen kennis en informatie halen én brengen. De bibliotheek fungeert daarbij als een mogelijke haal- en brengplaats.
In de hiernavolgende paragrafen worden de doelen nader toegelicht en uitgewerkt in prestatie-indicatoren. Daarbij zullen per doelstelling een aantal specifieke accenten worden gelegd.
3.2.1 Het bevorderen van lezen
“Lezen is een onmisbare vaardigheid in de samenleving. Het geeft zin en glans aan het leven.”(minister Plaskerk, 2008). Lezen staat aan de basis voor het verwerven van kennis en het stimuleren van creativiteit en verbeeldingskracht. Om volwaardig deel te kunnen nemen aan de samenleving is het daarom van groot belang om zorg te dragen voor de ontwikkeling van deze vaardigheid bij de jeugd maar ook aandacht te hebben voor volwassenen en bijzondere doelgroepen. Hiervoor moet de collectie onder anderen breed toegankelijk worden gemaakt voor alle doelgroepen en in het bijzonder, de jeugd, laaggeletterden en anderstaligen.
Centraal staat de volgende hoofddoelstelling:
Bovengenoemde hoofddoelstelling is uitgewerkt in de volgende subdoelstellingen inclusief de corresponderende prestatie-indicatoren. Daarbij wordt uitgegaan van het bereiken van de doelstellingen eind 2018.
Frequentie lezen laaggeletterden en mensen met een leeshandicap verhogen |
||
Tevredenheid laaggeletterden over aanbod bibliotheek vergroten |
De gemeente heeft belang bij een goede leescultuur voor de jeugd omdat wanneer kinderen lezen, dit een positief effect heeft op hun ontwikkeling en daarmee de kansen in hun loopbaan. In de huidige kennissamenleving staat goed kunnen lezen en leesbevordering aan de basis voor kinderen om zich te kunnen ontwikkeling tot zelfstandige en zelfredzame volwassenen.
De bibliotheek is van oudsher een natuurlijke partner van het onderwijs en de jeugd is altijd al een van de belangrijkste doelgroepen geweest. Het onderwijs richt zich daarbij in beginsel vooral op het technisch lezen terwijl de bibliotheek (aanvullend hieraan) zich vooral richt op het leesplezier en daarmee het bevorderen van de leesfrequentie. Onderzoeken tonen aan dat een toename van de leesfrequentie leidt tot betere lees- maar ook betere taalvaardigheid.
Bibliotheek en scholen richten zich beiden op leesbevordering van kinderen en delen de doelstelling om van hen betere lezers te maken. Van de bibliotheek wordt verwacht dat zij activiteiten uitvoert waarmee het onderwijs op een vraaggerichte en professionele manier ondersteund wordt. Vraaggericht betekent ook dat in gezamenlijkheid gekeken wordt hoe gekomen kan worden tot een leesbevorderingsbeleid en dat de vraag wordt gesteld op welke wijze de bibliotheek het best deze complementaire taak in kan vullen. In 2014 wordt de pilot “Bibliotheek op school” uitgerold. Kinderen zijn tot een bepaalde leeftijd in hoge mate afhankelijk van hun ouders om ‘bij de boeken’ te komen. Door de bibliotheek naar de school te brengen kunnen alle kinderen in gelijke mate toegang krijgen tot lezen. Indien de pilot uitwijst dat dit inderdaad door alle partijen omarmt wordt als een goede manier om lezen bij jongeren te bevorderen dan staat de gemeente open voor een verdere invoering van deze aanpak.
Daarnaast zijn de activiteiten van de bibliotheek ook aanvullend aan hetgeen binnen het onderwijs aan leesbevordering wordt gedaan. Ook buiten school moeten ouders en kinderen de gelegenheid hebben om in een aantrekkelijke omgeving met boeken en lezen in aanraking te komen. De gemeente vindt het daarom belangrijk dat hiervoor faciliteiten beschikbaar blijven.
Leesbevordering en volwassenen
De moderne kenniseconomie vraagt steeds meer van werkenden, zowel voor hoog- als laaggeschoolde arbeid. Statistieken laten zien dat bijna 10% van de Nederlandse beroepsbevolking laaggeletterd zijn. Voor Noord-Brabant ligt dit percentage nog iets hoger. Dit zijn mensen die hierdoor in het dagelijks leven tegen problemen aanlopen en op de arbeidsmarkt minder kans maken. De bibliotheek ontplooit activiteiten gericht op deze specifieke doelgroep en speelt een actieve rol in het opsporen en terugdringen van laaggeletterdheid.
Voor wat betreft de doelgroep volwassenen in z’n algemeen opereert de bibliotheek sterk klant- en vraaggericht. Ze is laagdrempelig, aantrekkelijk en toegankelijk. Mensen moeten willen komen en willen blijven. Daarbij is oog voor de verschillen in behoeften van de (volwassen) gebruikers. De fysieke vestiging(en) worden hierop ingericht; daar waarin sommige doelgroepen een meer ‘boekige’ en stimulerende omgeving nodig hebben om tot lezen aangezet te worden, volstaat voor andere doelgroepen wellicht een servicepunt en de mogelijkheid van online bestellen en/of het lenen van e-books. Er is aandacht voor alternatieve methoden voor het beschikbaar stellen van de collectie en het stimuleren van het gebruik van e-books.
3.2.2 Het stimuleren van (taal)ontwikkeling
Het beheersen van taal (taalvaardigheid) is een voorwaarde voor en de basis voor het ontwikkelen van andere vaardigheden. Er is aangetoond dat een toename van de leesfrequentie ook een positief effect heeft op de taalontwikkeling, bij zowel kinderen als volwassenen. Daarmee draagt de voorgaande doelstelling ‘leesbevordering’ deels ook bij aan de doelstelling taalontwikkeling. De bibliotheek wordt echter gevraagd om zich met haar activiteiten in het bijzonder ook te richten op de doelgroepen anderstaligen.
Daarnaast geeft de bibliotheek actief invulling aan ‘een leven lang leren’. Zij organiseert een inhoudelijk activiteiten voor ‘informatie & inspiratie’ en besteedt aandacht aan mediawijsheid. Het kunnen omgaan met media, internet en ICT is in de huidige tijd een bijna even wezenlijke vaardigheid als lezen en taal. Hiervoor werkt de bibliotheek samen met relevante partijen in de stad.
Centraal staat de volgende hoofddoelstelling:
Bovengenoemde hoofddoelstelling is uitgewerkt in de volgende subdoelstellingen inclusief de corresponderende prestatie-indicatoren. Daarbij wordt uitgegaan van het bereiken van de doelstellingen eind 2018.
De subsidie dient te worden aangevraagd door middel van het hiervoor bestemde aanvraagformulier, vergezeld van:
Een onderbouwde, sluitende begroting waarin wordt aangetoond dat met inbegrip van de gemeentelijks subsidie voldoende middelen beschikbaar zijn de activiteiten, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, te realiseren. De begroting dient inzicht te gegeven in de berekening van de kostprijs per activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd. U dient voor elk subsidiejaar apart een begroting op te stellen.
Het activiteitenplan is de grondslag voor de inhoudelijke beoordeling van subsidieaanvraag. Op basis van uw omschrijving van uw activiteiten, beoordelen wij of de activiteit voor subsidie in aanmerking komt en zo ja, voor welk bedrag.
Het activiteitenplan dient minimaal uit de volgende 4 onderdelen opgebouwd te zijn:
De subsidieaanvraag (inclusief begroting en activiteitenplan) kunt u richten aan:
College van Burgemeester en Wethouders
De subsidieaanvraag dient uiterlijk 1 oktober 2014 schriftelijk te worden in gediend bij het college van B&W. Het college beslist op de subsidieaanvraag en beschikt op aanvragen voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk op 31 december 2014. De termijn wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het college de aanvrager uitnodigt de aanvraag aan te vullen tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld.
Aan de subsidieontvanger wordt in principe een subsidie verstrekt voor de periode van 4 jaar, ingaande 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018. De subsidieverlening is gebaseerd op de Algemene Subsidieverordening Roosendaal en de Nadere regels voor subsidieverstrekking en deze wordt verleend door middel van een beschikking en een uitvoeringsovereenkomst.
Voor de eerste projectjaren ontvangt de subsidieontvanger een voorschot van 100 % van het maximale verleende jaarlijkse subsidiebedrag. In het laatste projectjaar is dit 90 %. Uitbetaling gebeurt in gelijke termijnen gedurende de periode waarvoor de subsidie is toegekend. Afhankelijk van de hoogte van het bedrag kan dit maandelijks, per kwartaal of per jaar zijn. Na de vaststelling van de subsidie wordt het bedrag, waar subsidieontvanger dan nog recht op heeft, uitgekeerd dan wel wordt het bedrag dat de subsidieontvanger op basis van de afrekening terug dient te betalen, teruggevorderd.
Voor vragen over de producten en prestaties zoals opgenomen in dit Programma van Eisen, kunt u contact opnemen met Ingrid Appak (team Maatschappij), tel. (0165) 579 958 en via e-mail: i.appak@roosendaal.nl. Voor vragen aangaande het subsidieverzoek kan men zich wenden tot Anita Verwijmeren (team Interne Dienstverlening & Communicatie), tel. 0165-579013 en via e-mail: subsidies@roosendaal.nl .
Bijlage 1 Standaard berekeningswijzen en definities
Een veel gebruikte methode voor de bepaling van de omvang van het subsidiebedrag is de berekening van de (gedeeltelijke) bijdrage aan de werkelijke kosten van subsidiabele activiteiten. Hierbij is een belangrijke basis voor de financiering/subsidie (kostengrondslag) de inzet van personeel. De subsidieontvanger moet zich verantwoorden over het aantal subsidiabele uren en de totstandkoming van de uurtarieven. Dit brengt hoge lasten met zich mee. Vooral de verschillende uitgangspunten en definities per subsidie ten aanzien van de subsidiabele kosten (bijvoorbeeld overheadkosten) leggen een grote (lasten)druk op de administratieve systemen van subsidieontvangers.
Voor de toepassing van de berekeningsmethoden kan het college besluiten dat wordt aangesloten bij de praktijk van de subsidieontvanger. Dat wil zeggen dat de subsidieverstrekker de subsidieontvanger de keuzemogelijkheid kan geven om de subsidiabele kosten volgens één van de drie gestandaardiseerde methodes te berekenen:
Voor de toepassing van de berekeningswijze op basis van integrale kosten geldt de voorwaarden dat deze is gebaseerd op bedrijfseconomische en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen
Voor de toepassing van de berekeningswijze op basis van een uurtarief per kostendrager wordt het daarin van toepassing zijnde opslagpercentage voor de indirecte kosten voorgeschreven. Vanaf 2015 is dit 20%.
Voor de toepassing van een forfaitair vastgesteld uurtarief wordt het van toepassing zijnde uurtarief per kostendrager voorgeschreven. Vanaf 2015 is dit € 67,50,-
Uniforme forfaitaire elementen voor de berekening van uurtarieven
Forfaitaire elementen zijn een hulpmiddel om de bepaling van de subsidiabele kosten, en daarmee van het subsidiebedrag, te vereenvoudigen en te uniformeren. Voorbeelden van forfaitaire elementen zijn: het aantal werkbare uren op jaarbasis, het uurtarief voor kosten van eigen arbeid (niet zijnde loonkosten) en het uurtarief voor categorieën van loonkosten, bijvoorbeeld op basis van de Handleiding Overheidstarieven. Zo wordt voor de berekening van uurtarieven uitgegaan van een forfaitair vastgestelde standaard van 1.600 werkbare uren op jaarbasis.
Eenduidige definities voor kostenbegrippen
Bij het bepalen van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de volgende definities:
Loonkosten: de optelsom van de bruto loonkosten, niet winstafhankelijke emolumenten, dan wel extra verdiensten naast het loon, werkgeverslasten, kosten van secundaire arbeidsvoorwaarden en, indien van toepassing, een evenredig deel van de begrote kosten voor een eventuele wachtgelduitkering na ontslag, voor personeel dat werkzaamheden verricht ten behoeve van subsidiabele activiteiten.
Afschrijvingskosten: kosten die de economische waardevermindering weergeven van een investering tegen historische kostprijs gedurende de economische levensduur (periode waarna de investering economisch verouderd is), de eventuele restwaarde na de economische levensduur behoren niet tot de subsidiabele kosten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-177877.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.