Mandaat, beleidsregels en werkwijze voor gebiedsontzegging

DE BURGEMEESTER VAN PEEL EN MAAS;

Overwegende,

 

dat in artikel 2:77 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Peel en Maas aan de burgemeester de bevoegdheid is verleend om in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid, aan een persoon het bevel te geven zich gedurende een bepaalde periode niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden indien één of meer van de in dat artikel genoemde wettelijke bepalingen wordt overtreden;

 

dat hij de uitoefening van deze bevoegdheid onder strikte voorwaarden wenst te mandateren aan ambtenaren van politie;

 

dat hij met de vaststelling van dit mandaat tevens de beleidsregels en de werkwijze met betrekking tot deze bevoegdheid wenst vast te stellen;

 

dat de politie kan instemmen met de wijze waarop de bevoegdheid tot het opleggen van gebiedsontzeggingen wordt uitgeoefend;

 

 

BESLUIT:

 

  • 1.

    de bevoegdheid tot het opleggen van een gebiedsontzegging als bedoeld in artikel 2:77 van de Algemene Plaatselijke Verordening Peel en Maas te mandateren aan alle politiefunctionarissen werkzaam in het werkgebied van het basisteam Horst aan de Maas / Peel en Maas;

  • 2.

    vast te stellen de volgende beleidsregels en werkwijze:

Artikel 1 Aanwijzing gebied

Het gebied of de gebieden waarvoor de ontzegging geldt wordt door de politie per ontzegging bepaald aan de hand van de locatie(s) waar de overtreding van een of meer van de wettelijke bepalingen heeft plaatsgevonden met dien verstande, dat de ontzegging alleen geldt voor een openbare plaats(en) en de direct daaraan grenzende openbare wegen dan wel gedeelten daarvan. In het bevel wordt het gebied of de gebieden exact omschreven.

Artikel 2 Voorwaarden individuele gebiedsontzeggingen

  • 1.

    Een bevel kan gegeven worden in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid. De politiefunctionaris die krachtens mandaat het bevel geeft dient in het bevel eenduidig aan te geven op grond waarvan de ontzegging wordt opgelegd. Er moet omschreven worden door welke belangen door welke gedragingen worden geschaad.

  • 2.

    De overtreding(en) moet betrekking hebben op een of meer van de onder III genoemde wettelijke bepalingen.

  • 3.

    De geadresseerde dient te worden gehoord omtrent zijn belang aangaande de aanwezigheid in het aangewezen gebied. Zijn verklaring wordt schriftelijk vastgelegd.

    Indien de geadresseerde aan wie de gebiedsontzegging gegeven moet worden, kan aantonen dat hij een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, wordt daarmede bij het opleggen van de gebiedsontzegging rekening gehouden. Of iemand een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, zal door betrokkene zelf moeten worden aangetoond. Het kan daarbij alleen gaan om belangen in de persoonlijke sfeer, te weten indien betrokkene in het gebied zijn woning heeft, zijn werk of beroep uitoefent of hulpverlenende instanties bezoekt. Zo'n aange­voerd belang zal telkens op zijn inhoud beoordeeld worden.

  • 4.

    Indien de geadresseerde in het aangewezen gebied zijn woning heeft, zijn werk heeft of zijn be­roep uitoefent, of hulpverlenende instanties bezoekt, wordt de kortste route aangewezen, langs welke de geadresseerde het gebied dient te betreden dan wel verlaten.

  • 5.

    Een gebiedsontzegging is niet van toepassing op personen die zich binnen het aangewezen gebied bevinden in een openbaar middel van vervoer.

  • 6.

    In de bekendmaking van de gebiedsontzegging wordt duidelijk aangegeven voor welk tijdvak het verbod geldt.

Artikel 3 Strafbare en/of openbare orde verstorende handelingen

Een gebiedsontzegging voor bovengenoemd gebied kan enkel worden opgelegd indien één of meer van de volgende wettelijke bepalingen wordt overtreden:

 

  • a.

    uit de Algemene Plaatselijke Verordening Peel en Maas de artikelen:

2:1 (samenscholing en ongeregeldheden);

2:26 (ordeverstoring bij evenementen);

2:31 (verboden gedragingen);

2:41 (betreden gesloten woning of lokaal);

2:42 (plakken en kladden);

2:47 (hinderlijk gedrag op openbare plaatsen);

2:48 (verboden drankgebruik);

2:49 (hinderlijk gedrag bij of in gebouwen);

2:50 (hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten);

2:74 (drugshandel op straat);

2:74a (openlijk gebruik);

3:9 (straatprostitutie);

4:6 (overige geluidhinder);

4:8 (natuurlijke behoeften doen);

 

  • b.

    uit het Wetboek van Strafrecht de artikelen:

138 (huisvredebreuk);

139 (lokaalvredebreuk);

141 (gezamenlijke openlijke geweldpleging);

170 (vernieling van gebouwen);

285 (bedreiging);

300 (mishandeling);

306 (deelnemen aan aanval);

310 (diefstal);

321 (verduistering);

350 (zaakbeschadiging);

424 (straatschenderij);

426 (ordeverstoring in dronkenschap);

453 (openbare dronkenschap);

 

  • c.

    artikel 2 en 3 van de Opiumwet;

 

  • d.

    alle bepalingen inzake verboden wapenbezit in de Wet Wapens en munitie.

Artikel 4 Geldigheidsduur van de gebiedsontzegging

  • 1.

    Indien een persoon zich, met in achtneming van de bepalingen van deze beleidsregels / werkwijze, voor de eerste maal schuldig maakt aan de gedragingen als bedoeld onder III wordt een gebiedsontzegging voor de duur van 48 uur opgelegd.

  • 2.

    Indien een persoon, met in achtneming van de bepalingen van deze beleidsregels / werkwijze, zich binnen een periode van 6 maanden na een eerdere aan hem opgelegde gebiedsontzegging wederom schuldig maakt aan de gedragingen als bedoeld onder III wordt een gebiedsontzegging opgelegd voor de duur van 12 weken.

  • 3.

    Indien een persoon, met in achtneming van de bepalingen van deze beleidsregels / werkwijze, in strijd met een tegen hem uitgevaardigde gebiedsontzegging, zonder aantoonbaar redelijk belang in het betref­fende gebied wordt aangetroffen en tegen hem een nieuwe gebiedsontzegging wordt uitgevaardigd, gaat deze nieuwe gebiedsontzegging pas in op de datum en tijd waarop de eerdere gebiedsontzegging eindigt.

  • 4.

    De burgemeester kan een tijdelijke ontheffing van de gebiedsontzegging verlenen op grond van bijzondere omstandigheden ter beoordeling door de burgemeester.

Artikel 5 Foto

Indien de verdachte toestemming geeft, wordt een foto van verdachte gemaakt. Deze foto wordt toegevoegd aan de stukken betreffende de gebiedsontzegging.

Artikel 6 Registratie

Van de toepassing van de gebiedsontzegging wordt door de chef van het robuuste basisteam politie Horst aan de Maas / Peel en Maas, een registratie bijgehouden. De chef meldt elk afgegeven bevel zo spoedig mogelijk aan de burgemeester.

Artikel 7 Ondermandaat

Het is niet toegestaan om voor de toepassing van dit artikel ondermandaat te verlenen.

Dit besluit treedt in werking op 28 mei 2015

Aldus vastgesteld te Panningen op 27 mei 2015

De burgemeester van Peel en Maas

W.J.G. Delissen - van Tongerlo

Bijlage Bevel gebiedsontzegging

Bevel gebiedsontzegging

Toelichting werkwijze gebiedsontzeggingen ex artikel 2:77 APV
  • 1.

    Een persoon wordt aangehouden naar aanleiding van overtreding van één of meer van de genoemde wetsbepalingen.

 

  • 2.

    De politiefunctionaris gaat na of er sprake is van recidive. Hiervan is sprake wanneer in de 6 maanden voorafgaande aan de geconstateerde overtreding al tenminste éénmaal eerder een bevel is afgegeven wegens overtreding van een of meer van de genoemde wetsbepalingen.

 

  • 3.

    Wanneer er géén sprake is van recidive wordt een gebiedsontzegging aangezegd voor 48 uur.

 

  • 4.

    Wanneer wel sprake is van recidive wordt in principe een gebiedsontzegging aangezegd voor de duur van 12 weken. Als er op dat moment nog een gebiedsontzegging van kracht is gaat de nieuwe gebiedsontzegging pas in op het moment, dat de termijn van de lopende gebiedsontzegging is verstreken.

 

  • 5.

    De politiefunctionaris pleegt overleg met de officier van dienst (OvD), óf de operationeel coördinator óf de coördinator openbare orde dienst.

     

  • 6.

    Zijn beide politiefunctionarissen van oordeel dat een gebiedsontzegging moet worden opgelegd, dan leidt dit tot de volgende handelen:

    • -

      er wordt proces-verbaal opgemaakt;

    • -

      er wordt een concept-gebiedsontzegging opgemaakt volgens het vastgestelde model;

    • -

      betrokkene krijgt de gebiedsontzegging te lezen met de mededeling dat hij/zij hierop een zienswijze kan geven (mondeling of schriftelijk). Een eventuele zienswijze wordt door de politiefunctionaris vastgelegd volgens het vastgestelde model;

       

  • 7.

    De politiefunctionaris besluit of de concept-gebiedsontzegging, met inachtneming van de ingediende zienswijze, definitief wordt gemaakt.

 

  • 8.

    De definitieve gebiedsontzegging wordt ter plaatse afgegeven aan betrokkene dan wel  verzonden naar het huisadres van de betrokkene óf op diens huisadres afgegeven. Een kopie blijft in het bezit van de politie en de burgemeester ontvangt een kopie. 

 

  • 9.

    De politiefunctionaris legt de gebiedsontzegging vast in een registratie van de politie.

Naar boven