Gemeenteblad van Brielle
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Brielle | Gemeenteblad 2018, 153971 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Brielle | Gemeenteblad 2018, 153971 | Beleidsregels |
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Brielle 2018
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brielle;
de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brielle 2018;
het in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) de bevoegdheid heeft om regels te stellen over de te volgen procedure, de te verstrekken maatwerkvoorzieningen, het persoonsgebonden budget;
binnen de Wmo 2015 de cliënt met een ondersteuningsvraag centraal staat, en dat om de vraag van de cliënt, zijn individuele behoefte en de gewenste resultaten helder te krijgen, een zorgvuldige toegangsprocedure vereist is, met aandacht voor wat iemand zelfstandig, met mantelzorg of informele vrijwillige hulp kan doen om zijn zelfredzaamheid en/of participatie te handhaven of te verbeteren. Waarbij het resultaat van de procedure dient te zijn dat waar nodig een voor de cliënt passende bijdrage wordt geleverd aan de zelfredzaamheid en de participatie van de cliënt;
besluit vast te stellen de navolgende
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Brielle 2018, onder gelijktijdige intrekking van het Besluit maatschappelijk ondersteuning 2017.
In de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Brielle 2017 wordt verstaan onder:
Beschermd Wonen: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de betrokkene of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
De volgende begripsbepalingen worden toegepast voor de verschillende verslagvormen:
Ondersteuningsplan: een afsprakenkader over de inzet van de cliënt, zijn sociaal netwerk, in te zetten algemene voorzieningen en/of maatwerkvoorzieningen gelet op zijn beperking(en), opgesteld door de gemeente - of in opdracht van de gemeente door een aanbieder - in overleg met de cliënt, dat na ondertekening door de cliënt ook de status van aanvraag kan krijgen en/of onderdeel kan uitmaken van de maatwerkbeschikking.
Een melding met betrekking tot maatschappelijke opvang of beschermd wonen wordt gedocumenteerd met toestemming van de cliënt door verzonden naar de centrumgemeente. De documentatie kan bestaan uit een hulpverlenersplan waarin binnen een zelfredzaamheidsmatrix wordt aangegeven waarom met lichtere vormen van ondersteuning onvoldoende resultaat behaald wordt. Verder kan worden ingegaan op gedragscomponenten, noodzaak tot structuur, veiligheid, diagnose en de mogelijkheden voor participatie en activering.
Artikel 2.2 Cliëntondersteuning
De gemeente wijst de cliënt en zijn mantelzorger voorafgaande aan het gesprek als bedoeld in artikel 2.3.2, derde lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.
De gemeente brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.
Artikel 2.4 Vooronderzoek en identificatieplicht
Voor het gesprek verschaft de cliënt de gemeente alle overige gegevens en informatie die naar het oordeel van de gemeente voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Artikel 2.5 Gesprek en onderzoek
De gemeente onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de cliënt - of diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger(s) en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;
de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;
Indien noodzakelijk voor het op de juiste wijze in behandeling kunnen nemen van een melding c.q. opstellen van een ondersteuningsplan, kan een extern (sociaal-medisch) advies gevraagd worden zoals bedoeld in artikel 6 van de Verordening en kunnen eventueel meerdere gesprekken met de cliënt gevoerd worden.
De afspraken tussen het college en de cliënt worden vastgelegd in een gespreksverslag. Als gespreksverslag kan ook dienstdoen het ondersteuningsplan. Het gespreksverslag of in voorkomende wordt zo spoedig mogelijk na het gesprek door het college aan de cliënt verstrekt. Opmerkingen of latere aanvulling van de cliënt worden aan het gespreksverslag worden toegevoegd.
Artikel 2.9 Omgaan met privacygevoelige informatie van cliënten
Het college is bij het uitwisselen en delen van persoonsgegevens altijd transparant naar de inwoner, tenzij de situatie dat niet toelaat. Uitganspunt hierbij is dat alleen gegevens worden gedeeld na getekende toestemming van de cliënt. Enkel de gegevens, die noodzakelijk zijn voor het beoogde doel worden hierbij uitgewisseld.
Artikel 3.1 Beoordeling hulpvraag
Bij het beoordelen van een hulpvraag geldt het gespreksverslag als uitgangspunt, zo nodig aangevuld met informatie vanuit bijvoorbeeld het ondersteuningsplan, of de rapportage van een (externe) sociaal-medisch onderzoek.
Als een persoon aanspraak maakt op ondersteuning op grond van de Wmo zal dit verzoek gewogen worden. Het gaat daarbij om een individuele weging en de uitkomst kan daarom per persoon verschillen. De weging is altijd individueel maar moet tegelijkertijd objectief zijn. Daarom worden altijd de volgende elementen betrokken bij de weging:
Een voorziening is algemeen gebruikelijk wanneer onderstaande criteria allen van toepassing zijn: niet speciaal bedoeld voor mensen met een handicap of beperking en, verkrijgbaar in de reguliere handel en, behoort voor een persoon zonder beperkingen tot het normale aanschafpatroon. Indien alle vragen met ‘ja’ kunnen worden beantwoord, is veelal sprake van een algemeen gebruikelijke voorziening.
In individuele gevallen kan een voorziening die op zichzelf als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd, vanwege specifieke omstandigheden van de cliënt toch niet algemeen gebruikelijk zijn. Bijvoorbeeld een plotseling optredende beperking, waardoor algemeen gebruikelijke voorzieningen eerder dan gebruikelijk moeten worden vervangen.
Een cliënt kan geen beroep doen op een maatwerkvoorziening indien hulp, die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot/partner, ouders, inwonende kinderen vanaf 18 jaar of andere huisgenoten, in dusdanige mate aanwezig is dat daarmee een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt verondersteld kan worden.
Van gebruikelijke hulp wordt in principe uitgegaan: in kortdurende situaties van maximaal 3 maanden:als uitzicht is op herstel van de zelfredzaamheid, dusdanig dat ondersteuning daarna niet meer nodig zal zijn.in langdurige situaties: bij normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer, zoals bezoek familie/ vrienden, bezoek arts, brengen en halen van minderjarige kinderen naar school, sport of clubjes etc., hulp bij overnemen van alle taken die bij het gezamenlijk huishouden behoren, zoals de thuisadministratie, het schoonhouden van het huis, etc., het leren omgaan van derden (familie, vrienden, leerkracht etc.) met de cliënt, ouderlijk toezicht op kinderen, de aard en mate hiervan is afhankelijk van de leeftijd van het kind.
Van volwaardige gebruikelijke hulp door kinderen onder 18 jaar mag niet worden uitgegaan. Afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van kinderen dient bekeken te worden of en welke bijdrage eventueel geleverd kan worden, of dat er juist extra ondersteuning nodig is, ter voorkoming van overbelasting bij jonge mantelzorgers, slechte prestaties op school, of het op andere manieren niet kunnen ontwikkelen zoals andere kinderen dat kunnen die gezonde ouders hebben.
De afweging door de gemeente of sprake is van gebruikelijke hulp bij de individuele cliëntsituatie is maatwerk. In individuele gevallen kan een beroep op ondersteuning dat op basis van gebruikelijke hulp kan worden ingevuld, vanwege specifieke omstandigheden van de cliënt (tijdelijk nog) niet voldoende oplossing bieden. Bijvoorbeeld bij een plotseling optredende beperking waarbij specifieke vaardigheden bij huisgenoten nog ontbreken, of als het verplichte werkrooster van huisgenoten nog aangepast dient te worden, of bij beperkingen bij huisgenoten zelf. Hiervoor kan de gemeente aanvullende werkinstructies opstellen, zoals het afwegingskader Gebruikelijke Hulp Jeugdwet en Wmo.
Een collectieve voorziening is een voorziening, georganiseerd door de overheid in de vorm van diensten, activiteiten, hulpmiddelen en/of uitkeringen, die openbaar toegankelijk is en passend voor een groot deel van de bevolking of de doelgroep. Bijvoorbeeld Openbaar Vervoer of de regiotaxi. In tegenstelling tot een individuele voorziening, die passend is (gemaakt) voor een individuele inwoner.
Een algemene voorziening in het kader van de Wmo is een voorziening, georganiseerd door de gemeente en/of haar partners in de vorm van diensten, activiteiten en/of hulpmiddelen, die regelarm zonder uitgebreid vooronderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, (financieel) toegankelijk is en die is gericht op maatschappelijke ondersteuning. Bijvoorbeeld welzijnswerk, algemeen maatschappelijk werk, of de onafhankelijke cliëntondersteuning. Naast professionals zijn bij de inzet van diensten vaak ook vrijwilligers betrokken.
Indien een woonvorm niet als hoofdwoning dienst doet en dus niet permanent bewoond wordt, hoeft de gemeente geen maatwerkvoorziening te treffen die relatie hebben met deze woonvorm. Dit zijn bijvoorbeeld: hotels; pensions; trekkers-woonwagens; tweede woningen; vakantiewoningen; recreatiewoningen; kamerverhuur.
Op wat vermeld onder lid 9a kan een uitzondering worden gemaakt, indien dit in individuele situaties voor een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid of participatie noodzakelijk is. In dat geval wordt de bezoekbaarheid als een voldoende niveau beoordeeld, waarmee wordt bedoeld het kunnen bereiken en gebruiken van de woonkamer en het toilet.
Voor wooncomplexen waar meer dan 60% van de woningen door 55+-ers bewoond wordt, is de eigenaar (of de vereniging van eigenaren/VvE) verantwoordelijk voor wat betreft aanpassingen in de gemeenschappelijke ruimtes van het gebouw, inclusief aanschaf, onderhoud, reparatie en verwijdering. Hier geldt dat deze voorzieningen als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt.
Een algemene voorziening in het kader van de Wmo is een voorziening, georganiseerd door de gemeente en/of haar partners in de vorm van diensten, activiteiten en/of hulpmiddelen, die regelarm zonder uitgebreid vooronderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, (financieel) toegankelijk is en die is gericht op maatschappelijke ondersteuning. Bijvoorbeeld welzijnswerk, algemeen maatschappelijk werk, of de Onafhankelijke Cliëntondersteuning. Naast professionals zijn bij de inzet van diensten vaak ook vrijwilligers betrokken.
Artikel 3.3 Inzetten Individuele maatwerkvoorziening
Als het bepaalde onder artikel 3.2 niet (geheel) heeft geleid tot een passende oplossing van het probleem, kent de gemeente een maatwerkvoorziening toe die (in aanvulling) op eigen kracht, de (niet afdwingbare) inzet van het eigen netwerk of vrijwilligers en de inzet van algemeen gebruikelijke of algemene voorzieningen een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt mogelijk maakt.
Een maatwerkvoorziening kan ook ingezet worden met als doel de eigen kracht van de cliënt te versterken, als dit binnen de mogelijkheden van de cliënt ligt. Bijvoorbeeld door de cliënt zelf te instrueren hoe deze zijn eigen mogelijkheden kan versterken via het geven van praktische tips of het gebruik van beschikbare faciliteiten en hulpmiddelen, of het leren aan huisgenoten of het netwerk van een cliënt, bij te dragen aan de zelfredzaamheid van de cliënt.
Artikel 3.4 Goedkoopst adequate voorziening
Bij het bepalen van de goedkoopst adequate voorziening, wordt rekening gehouden met een aanvaardbaar niveau van zelfredzaamheid en participatie. Daarbij is de situatie waarin de cliënt zich bevond voordat de beperking zich openbaarde van belang, als ook de situatie van personen zonder beperking in vergelijkbare situaties en in dezelfde leeftijdscategorie. Van belang hierbij zijn de uitspraken van de Centrale raad van Beroep dat de verplichting om een maatwerkvoorziening te verstrekken niet zover gaat dat de cliënt in exact dezelfde of wellicht zelfs betere positie wordt gebracht dan waarin de cliënt was voordat ondersteuning nodig was.
Aanvaardbaar wil ook zeggen, dat een cliënt zich er soms bij moet neerleggen dat er belemmeringen blijven, of dat hij zich enige beperkingen moet getroosten op het gebied van persoonlijke oordelen over noodzakelijkheid of smaak, of het kunnen blijven uitoefenen van alle activiteiten die hij voorheen uitoefende.
de (te verwachte) gebruiksduur en intensiteit van het gebruik. Bij kortdurend gebruik of incidenteel gebruik kan een groter gebruik worden gedaan op eigen mogelijkheden, of de inzet van voorliggende of algemene voorzieningen, rekening houdend met de feitelijke aanwezigheid van eigen mogelijkheden, voorliggende en algemene voorzieningen;
Artikel 3.5. Afschrijvingen hulpmiddelen
In dat een woning moet worden aangepast, beoordeelt de gemeente of de gebruikelijke levensduur van een voorziening reeds is verstreken. Voor een niet roerende woningaanpassing (bijvoorbeeld een badkamer of een traplift) wordt een afschrijvingstermijn van 15 jaar gehanteerd en voor vloerbedekking of stoffering 7 jaar.
Hoofdstuk 4: Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden budget
In overeenstemming met het bepaalde in de verordening maatschappelijke ondersteuning Brielle artikel 8, kan de gemeente een persoonsgebonden budget (verder pgb) verlenen. De gemeente heeft hiervoor nadere regels opgesteld.
Een maatwerkvoorziening wordt alleen toegekend in de vorm van een pgb indien de belanghebbende dit gemotiveerd, aan de hand van een persoonlijk pgb-plan aanvraagt. De cliënt beschrijft, al dan niet ondersteund door het sociale netwerk, in het persoonlijk plan tenminste de volgende thema’s:
Artikel 4.4 Aanvullend afwegingskader pgb bij informele hulpverlening
Aanvullend op het boven gestelde dient bij een aanvraag voor een pgb dat wordt besteed aan informele hulp: inzet door een mantelzorger of een niet daartoe opgeleid persoon uit het sociale netwerk van de cliënt of aan een persoon die niet als beroepskracht wordt aangemerkt, de cliënt verplicht aan te tonen dat:
Artikel 4.6 Verantwoording en bestedingsvrijheid persoonsgebonden budget
Het persoonsgebonden budget dient in zijn geheel besteed te worden aan het inkopen van ondersteuning zoals opgenomen in de beschikking. Uitgaven voor bemiddeling, administratie of belangenbehartiging kunnen niet uit het persoonsgebonden budget betaald worden. Andere uitgaven worden niet geaccepteerd en worden van de budgethouder teruggevorderd,
Hoofdstuk 5 Premediation en Klachten
Wanneer een cliënt zich onheus bejegend voelt, niet begrepen of niet serieus genomen voelt, of het niet eens is met een beschikking, biedt de gemeente de mogelijkheid om in een gesprek met de betrokken cliënt en diens cliëntondersteuning de zaken over en weer te verduidelijken en tot overeenstemming te komen.
Hoofdstuk 6 Inspraak en Medezeggenschap
Het college nodigt minimaal eenmaal per jaar ingezetenen, cliënten en vertegenwoordigers van cliënten uit voor overleg over beleid betreffende de Wmo en de uitvoering daarvan. De gemeente maakt dit overleg minimaal drie weken van te voren openbaar bekend. Daarbij worden genodigden de mogelijkheid geboden punten voorde agenda aan te dragen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-153971.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.