Inspraak Vaarwegenverordening Alphen aan den Rijn 2018 en uitvoeringsbesluit ligplaatsen vaartuigen

 

Bekendmaking

Het college maakt bekend dat het ontwerp van de vaarwegenverordening Alphen aan den Rijn 2018 en het concept-uitvoeringsbesluit ligplaatsen vaartuigen is vastgesteld.

 

Inhoud

In de gemeente Alphen aan den Rijn liggen diverse wateren/watergangen waarop gevaren wordt of kan worden, maar waarvoor geen vaarwegbeheerder is. Dit gaat om kleinere vaarwegen zoals de Kromme Aar, Zegerplas en de vaarwegen in en rondom Boskoop. Voor de grotere wateren, zoals de Oude Rijn, het Aarkanaal en de Gouwe is de provincie Zuid-Holland verantwoordelijk voor het vaarwegbeheer. De vaarwegenverordening heeft als doel om de gemeente Alphen aan den Rijn aan te wijzen als vaarwegbeheerder van de kleinere vaarwegen en om regels met betrekking tot het vaarwegbeheer vast te leggen. Daarnaast zorgt het uitvoeringsbesluit ligplaatsen vaartuigen voor het aanwijzen van ligplaatsen in de gemeente en het stellen van nadere regels daarvoor.

 

Inloopmiddag/avond

Wij kunnen ons voorstellen dat de verordening en het uitvoeringsbesluit vragen oproepen. Daarom organiseren wij een inloopmiddag/avond op dinsdag 10 juli 2018 van 17.00 uur tot 19.00 uur in zalencentrum de Brug (Kerkplein 5, 2771 GR Boskoop ). U kunt dan langskomen om uw vragen te stellen.

 

Inspraak en termijn

Ingezetenen en belanghebbenden kunnen vanaf donderdag 14 juni 2018 tot en met woensdag 25 juli 2018 zienswijzen indienen over het ontwerp van de vaarwegenverordening Alphen aan den Rijn 2018 en het concept-uitvoeringsbesluit ligplaatsen vaartuigen. Dit kan binnen de voornoemde termijn schriftelijk aan het college van burgemeester en wethouders, t.a.v. de afdeling Ruimte, Postbus 13, 2400 AA Alphen aan den Rijn, of per email aan: lblokker@alphenaandenrijn.nl

 

Ter inzage

De stukken liggen in de inspraakperiode ter inzage bij de informatiebalie in de centrale hal op de begane grond in het gemeentehuis. De documenten zijn hieronder digitaal opgenomen.

Nadere informatie bij de afdeling Ruimte, telefoon: 0172 14 0172.

 

Inleiding

In het gebied van de gemeente Alphen aan den Rijn liggen diverse wateren/watergangen waarop gevaren wordt of kan worden. Voor de grotere (boezem)wateren, zoals de Oude Rijn, het Aarkanaal en de Gouwe, is de provincie Zuid-Holland verantwoordelijk voor het vaarwegbeheer en is zij tevens bevoegd gezag in het kader van de Scheepvaartverkeerswet. Voor een aantal kleinere boezemwateren in het BRTN-netwerk (o.a. Wijde Aa en Does) is het hoogheemraadschap van Rijnland als uitvoerend vaarwegbeheerder aangewezen door de provincie.

Daarnaast liggen er in het gebied ook een aantal wateren van geringere omvang, zowel behorend tot het boezemsysteem als tot het systeem van een aantal polders. Daarop, alsmede op wateren die percelen rondom ontsluiten, wordt niet alleen door grondschippers en VVV rondvaarten gevaren, maar vindt ook recreatievaart plaats. De gemeente is - met de provincie Zuid-Holland - van mening, dat de mogelijkheid om op deze wateren te kunnen varen/recreëren zoveel mogelijk in stand gehouden moet worden. De gemeente is bereid daartoe ook maatregelen te treffen, zoals het op diepte houden van de vaarwegen.

De gemeente is zich er daarbij van bewust, dat zij daarmee het vaarwegbeheer over deze wateren naar zich toe trekt. Gelet op artikel 2, lid 2 van de Scheepvaartverkeerswet betekent dit tevens dat het college op grond van deze wet het bevoegde gezag is tot regeling van het scheepvaartverkeer op deze wateren.

Met het oog hierop acht de gemeente het nodig een aantal regels te stellen in het belang van een vlot en veilig verloop van het scheepvaartverkeer op deze wateren, het in stand houden van deze vaarwegen, het veilig gebruik kunnen maken daarvan, alsmede in het belang van het voorkomen of beperken van schade door de scheepvaart.

Gelet daarbij op de artikelen 108, 149, 154, lid 1, en 156 van de Gemeentewet en op de artikelen 7 en 42 van de Scheepvaartverkeerswet, besluit de gemeenteraad van de gemeente Alphen aan den Rijn vast te stellen de:

 

Vaarwegenverordening Alphen aan den Rijn 2018

 

Inhoudsopgave Pagina

Inleiding …………………………………………………………………………………. …………… 1

Inhoudsopgave ………………………………………………………………………… …………… 2/3

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen/begripsomschrijvingen

Artikel 1.1 - Begripsbepalingen …………………………….……………………… …………… 4/5

Artikel 1.2 - Doel van de verordening…………………………………………….. …………… 6

Artikel 1.3 - Toepassingsbereik …………………………………………………… …………… 6

Hoofdstuk 2 - Algemene kaders vaarwegbeheer

Artikel 2.1 - Vaarwegprofielen en Categorie-indeling vaarwegen…………. …………… 6

Artikel 2.2 - Bediening bruggen en sluizen…………………………………….. …………… 6/7

Hoofdstuk 3 Instandhouding vaarwegen

Artikel 3.1 - Onderhoud oevers ……………………………………………………. …………… 7

Hoofdstuk 4 Ge- en verbodsbepalingen

Artikel 4.1.1 - Absolute verboden ………………………………………………… …………… 7/8

Artikel 4.1.2 - Verboden handelingen ………………………………………….… …………… 8/9

Artikel 4.2.1 - Maximale vaarsnelheid …………………………………………… …………… 9

Artikel 4.2.2 - Afmeren, aanleggen en/of ligplaats innemen ……………..… …………… 9

Artikel 4.2.3 - Hinderlijke waterbewegingen/haalgolven …...………….…… …………… 9

Artikel 4.2.4 - Aanwezigheid bij sluizen …………………………..………….… …………… 9/10

Hoofdstuk 5 aanwijzing ligplaatsen

Artikel 5.1 - Ligplaatsen…………………………………………………………….. …………… 10

Hoofdstuk 6 - De ontheffing

Artikel 6.1 - De ontheffing …………………………………………………………. …………… 10

Artikel 6.2 - De aanvraag ………………………………………………………….... …………… 10

Artikel 6.3 - Beslistermijn ………………………………………………………...... …………… 10

Artikel 6.4 - Voorschriften en beperkingen …………………………………….. …………… 10/11

Artikel 6.5 - Zaaksgebonden karakter verlening ontheffing aan schip …… …………… 11

Artikel 6.6 - Intrekking of wijziging van de ontheffing ………………………. …………… 11

Artikel 6.7 - Termijnen …………………………………………………………….... …………… 11

Artikel 6.8 - Weigeringsgronden ………………………………………………….. …………… 11

Hoofdstuk 7 Bijzondere situaties

Artikel 7.1 - Algemene vrijstelling ………………………………………………… …………… 12

Artikel 7.2 - Bijzondere vrijstelling ……………………………………………….. …………… 12

Artikel 7.3 - Vrijstelling ontheffingsvereiste voor verboden handelingen .. …………… 12

Hoofdstuk 8 – Aanwijzingen van het college

Artikel 8.1 - Verwijderen werken of onderdelen daarvan ……………………. …………… 12/13

Artikel 8.2 - Verwijderen of verplaatsen werken in verband met onderhoud en/of

beheer van de vaarwegen ……………………………………………………………. …………… 13

Hoofdstuk 9 - Toezicht en handhaving

Artikel 9.1 - Toezichthouders ……………………………………………………… …………… 13

Artikel 9.2 - Strafbepalingen ……………………………………………………….. …………… 13

Hoofdstuk 10 - Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10.1 - Fictieve vergunning ………………………………………………… …………… 14

Artikel 10.2 – Inwerkingtreding en citeertitel……………………………………. …………… 14

 

Bijlagen:

Bijlage 1: overzicht vaarwegprofielen

Bijlage 2: overzicht vaarwegen Alphen aan den Rijn-West

Bijlage 3: overzicht vaarwegen Alphen aan den Rijn-Noord

Bijlage 4: overzicht vaarwegen Boskoop

Bijlage 5: toelichting bij Vaarwegenverordening Alphen aan den Rijn 2018

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen/begripsomschrijvingen

Artikel 1.1 – Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

- beheer: de overheidszorg met betrekking tot de onder deze verordening vallende vaarwegen gericht op instandhouding van die vaarwegen en het veilig gebruik maken daarvan (zowel vaarwegbeheer als nautisch beheer);

- belanghebbende: een natuurlijk of rechtspersoon, die belang heeft bij de aanwezigheid van objecten (zoals een brug) ten behoeve van de ontsluiting van een perceel, ook al is die natuurlijk of rechtspersoon niet de eigenaar van het betreffende object;

- beleidsregel: een door het college vastgestelde regel waarin is vastgelegd hoe een ontheffingaanvraag wordt beoordeeld;

- belemmeren scheepvaart: het verrichten van zodanig handelingen/activiteiten in of boven een vaarweg, waarvan de scheepvaart in meer of mindere mate hinder ondervindt;

- beslistermijn: termijn waarbinnen het college beslist, na eventuele verdaging van de termijn, op een ingediende vergunningaanvraag;

- BPR: Binnenvaart Politie Reglement waarin opgenomen regels ten aanzien van het gebruikmaken van vaarwegen door schepen;

- brug: een vaste of beweegbare verbinding tussen twee percelen die gescheiden zijn door oppervlaktewater;

- college: het college van Burgemeester en wethouders;

- doorvaarthoogte: maximale hoogte waarmee een schip ongehinderd onder een brug door kan varen, die doorgaans wordt gemeten vanaf het hoogste peil van het wateroppervlak;

- fluisterboot: een schip dat wordt voortbewogen door middel van een elektromotor;

- grondschipper: een schipper, die beroepsmatig grond over water vervoert en levert aan de in het gebied aanwezige boomkwekerijen;

- kajuitboot: schip voorzien van een kajuit als verblijfplaats op het schip

- kort verblijf: het kortstondig innemen van een ligplaats ten behoeve van in- en uitstappen van passagiers, het laden en lossen van pleziervaart gerelateerde goederen, het te water laten van een pleziervaartuig of ten behoeve van het bedienen van één van de sluizen;

- ligplaats: daartoe door het college als zodanig aangewezen of aangelegde openbare locatie, waar schepen kunnen aanleggen/aanmeren;

- onderhoud vaarweg: het in stand houden van het vaarwegprofiel van een vaarweg;

- openbaar water/voor het openbaar scheepvaartverkeer toegankelijk binnenwater/vaarweg: alle wateren die in deze verordening door de gemeente zijn aangewezen als vaarweg;

- Scheepvaartverkeerswet: Wet die regels stelt met het oog op de instandhouding van vaarwegen en het vlotte en veilige verloop van het scheepvaartverkeer op die vaarwegen;

- schip: elk vaartuig (al dan niet gemotoriseerd) met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als een middel van vervoer te water (art. 1.01, onder A, onderdeel 10, van het Binnenvaartpolitiereglement);

- sloep: open schip niet voorzien van een kajuit;

- sluis: een waterstaatswerk gelegen in een dijk, dat enerzijds het water keert en anderzijds schepen in de gelegenheid stelt te worden getransporteerd tussen twee waterwegen met verschillend waterpeil;

- stremmen scheepvaart: het verrichten van zodanige handelingen/activiteiten in of boven een vaarweg, waardoor de scheepvaart in het geheel onmogelijk wordt gemaakt;

- vaarwegprofiel: het deel van de dwarsdoorsnede van een vaarweg dat minimaal vrij beschikbaar moet zijn voor de afwikkeling van scheepvaartverkeer en dat door het college op bijlage 1 is aangegeven als minimale breedte, diepte en vrije doorvaarthoogte en -breedte van de aangewezen vaarwegen;

- vaarstrook: dat deel van de vaarweg dat bestemd is voor varend verkeer;

- vaarweg: voor het openbaar scheepvaartverkeer toegankelijk water, inclusief de oevers(-voorzieningen), die op de bij deze verordening behorende bijlage 2 t/m 4 als zodanig zijn vermeld;

- werk: alle door menselijk toedoen ontstane, gemaakte of aanwezige constructies of inrichtingen met toebehoren op of aan (de oevers van) een vaarweg;

- woonschip: primair voor bewoning bestemd schip/object, in het algemeen zonder middelen tot voortbeweging, met een vaste ligplaats ten behoeve van langdurig (woon)verblijf.

 

Artikel 1.2 - Doel van de verordening

Deze verordening heeft tot doel:

1. regels te stellen in het belang van de instandhouding, de bruikbaarheid en bescherming van de in deze verordening aangewezen vaarwegen; en

2. aanvullende regels op de Scheepvaartverkeerswet en het Binnenvaartpolitiereglement te stellen in het belang van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer op de in lid 1 bedoelde vaarwegen en eveneens het in stand houden van die vaarwegen.

 

Artikel 1.3 - Toepassingsbereik

Deze verordening en daarop gebaseerde regelingen en besluiten zijn van toepassing op de vaarwegen en sluizen, zoals deze zijn aangegeven in bijlage 2 t/m 4 bij deze verordening, met uitzondering van de op de kaart opgenomen provinciale vaarwegen.

 

Hoofdstuk 2 Algemene kaders vaarwegbeheer

Artikel 2.1 - Vaarwegprofielen en Categorie-indeling vaarwegen

1. Op de aan deze verordening als bijlage 2 t/m 4 gehechte kaarten zijn de vaarwegen en de daaraan verbonden categorieën aangeduid.

2. In de tabel hieronder is per categorie bepaald welke schepen toegestaan zijn op de betreffende vaarwegen.

 

Categorie 1

zeilboot, kajuitboot, sloep, fluisterboot en kano

Categorie 2A

sloep, fluisterboot en kano

Categorie 2B

sloep, fluisterboot en kano

Categorie 3A

fluisterboot en kano

Categorie 3B

fluisterboot en kano

Categorie 4

Kano

Tabel 1. Vaarwegcategorieën

3. In de in bijlage 1 opgenomen tabel is bepaald waaraan de vaarwegen per categorie voldoen.

4. Het college is bevoegd wijzigingen aan te brengen op de in lid 1 bedoelde kaart en de in lid 3 bedoelde tabel.

 

Artikel 2.2 - Bediening bruggen en sluizen

1. De bij de gemeente in eigendom en beheer zijnde sluizen worden door de gebruikers van de sluis zelf bediend, waaronder wordt verstaan zowel het openen als sluiten van de sluis.

2. De schipper die van een beweegbare brug gebruik maakt, dient deze na gebruik te sluiten.

3. De belanghebbende bij een over een vaarweg gelegen beweegbare brug draagt er zorg voor dat de brug op voldoende wijze voor de scheepvaart wordt bediend of door de schippers zelf kan worden bediend, zo nodig ter beoordeling van het college.

4. Indien een brug naar het oordeel van het college niet voldoet aan het gestelde in het 2e lid van dit artikel kan het college de belanghebbende bij de brug opdragen ervoor zorg te dragen dat daaraan alsnog wordt voldaan binnen de door het college daarvoor te stellen termijn.

 

Hoofdstuk 3 Instandhouding vaarwegen

Artikel 3.1 - Onderhoud oevers

1. Onverminderd het door de gemeente en het hoogheemraadschap van Rijnland aan de vaarwegen uit te voeren onderhoud berust het onderhoud van de oevers langs de vaarwegen bij de natuurlijke persoon of rechtspersoon die op grond van eigendom, overeenkomst of anderszins verantwoordelijk is voor en/of belang heeft bij het onderhoud van oevers.

2. In geval sprake is van zodanige afslag van langs een vaarweg gelegen gronden, dat het vaarwegprofiel versneld ondieper wordt dan wel dreigt dicht te slibben, kan het college de onderhoudsplichtige verplichten om maatregelen te treffen om verdere afslag van zijn oever(s) te voorkomen.

 

Hoofdstuk 4 Ge- en verbodsbepalingen

4.1 Instandhouding vaarwegen

 

Artikel 4.1.1 - Absolute verboden

Het is verboden:

a. in, langs, boven onder of over een vaarweg stoffen of voorwerpen te brengen die schade kunnen toebrengen aan de vaarweg of de bruikbaarheid daarvan;

b. de veiligheid op de vaarweg in gevaar te brengen;

c. in een vaarweg vaste stoffen, voorwerpen of plantedelen te brengen of te laten vallen of vaste stoffen, voorwerpen of plantedelen op de oever te plaatsen of te hebben op zodanige wijze, dat gevaar bestaat dat deze geheel of gedeeltelijk in de vaarweg komen:

d. bebouwing en/of begroeiing op een zodanige wijze te plaatsen, te planten, aan te brengen te houden of te laten hangen, dat deze op enigerlei wijze hinder kunnen veroorzaken voor de scheepvaart.

e. het gebruik van de sluizen en bijbehorende werken te belemmeren of te beletten.

 

Artikel 4.1.2 - Verboden handelingen

1. Het is voorts een ieder verboden om zonder ontheffing :

a. zich op een vaarweg te bevinden met een schip dat niet voldoet aan de krachtens artikel 2.1 gestelde regels;

b. een in deze verordening aangewezen vaarweg (gedeeltelijk) te dempen;

c. in het minimaal benodigde vaarwegprofiel, zoals aangegeven in bijlage 1 veranderingen aan te brengen;

d. in, langs, boven, onder of over een vaarweg of ter plaatse van een aan te leggen vaarweg werken aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen;

e. een ligplaatsvoorziening of enige andere voorziening bestemd voor het meren van schepen te maken, te houden of te veranderen;

f. ten behoeve van verblijf langer dan een kort verblijf af te meren aan openbare oevers;

g. de scheepvaart geheel of gedeeltelijk te stremmen of te belemmeren;

h. het gebruik van bruggen, sluizen en remmingwerken te belemmeren of te beletten;

i. een ligplaats in te nemen, te meren of te ankeren met een schip, een drijvend werktuig, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting;

j. langs een vaarweg een oevervoorziening te maken, te hebben, te herstellen of op te ruimen;

k. voorwerpen of vaste stoffen zodanig op de oever te plaatsen of te hebben dat deze gedeeltelijk over de vaarweg uitsteken.

2. Het verbod genoemd in lid 1, onderdeel i van dit artikel geldt niet voor;

a. door het college op grond van artikel 5.1, lid 1, van deze verordening als zodanig bestemde en aangegeven ligplaatsen;

b. een kort verblijf aan particuliere oevers;

c. een constructie voor het te water laten van een vaartuig, indien de constructie zich slechts incidenteel en louter ten behoeve van de tewaterlating van een schip boven de vaarweg bevindt en het schip bij het te water laten zich niet bevindt in het vaarwegprofiel.

3. Het verbod genoemd in lid 1, onderdelen c. d. en i geldt niet voor het uitvoeren van onderhouds- en herstelwerkzaamheden aan de:

• op grond van die bepalingen met vergunning aangebrachte objecten c.a, dan wel;

• bebouwing die op grond van het overgangsrecht wordt geacht met vergunning aanwezig te zijn.

 

4.2 Gebruik vaarwegen

 

Artikel 4.2.1 - Maximale vaarsnelheid

De maximale vaarsnelheid op de in deze verordening aangewezen vaarwegen bedraagt 9 kilometer per uur.

 

Artikel 4.2.2 - Afmeren, aanleggen en/of ligplaats innemen

Het is verboden met een vaartuig te varen, af te meren (te ankeren), aan te leggen of ligplaats in te nemen in of aan een rietkraag dan wel een natuurvriendelijke oever, dan wel binnen een strook van 2 meter daarvan.

 

Artikel 4.2.3 - Hinderlijke waterbewegingen/haalgolven

1. Het keren in de vaarwegen dient zodanig te geschieden dat daarbij geen hinderlijke waterbewegingen worden veroorzaakt.

2. Er dient zoveel als mogelijk in het midden van het water te worden gevaren en op zodanige wijze dat geen haalgolven ontstaan.

 

Artikel 4.2.4 - Innemen ligplaats, plaatsen voorwerpen en verrichten van handelingen bij sluizen

1. Het is, onverminderd het bepaalde bij of krachtens artikel 7 van de Scheepvaartverkeerswet juncto het Binnenvaartpolitiereglement, verboden binnen 15 meter vanuit de deuren van een sluis ligplaats te nemen, voorwerpen te plaatsen, dan wel handelingen te verrichten die het in- of uitvaren van de sluis belemmeren of zelfs onmogelijk maken.

2. Dit verbod is niet van toepassing op schepen, die voornemens zijn direct na aankomst gebruik te maken van de sluis.

3. Een ieder, die zich op of bij een sluis of daartoe behorende werken of terreinen bevindt, is verplicht de aanwijzingen op te volgen, die hem in het belang van het veilig en ongehinderd gebruik van de sluis door een daartoe door het college aangewezen persoon of personen worden gegeven.

 

Hoofdstuk 5 Aanwijzing ligplaatsen

Artikel 5.1 Ligplaatsen

1. Het college kan ligplaatsen aanwijzen, waarvoor het verbod van artikel 4.1.2, lid 1, onder i, van de verordening niet geldt en kan daarbij nadere regels stellen.

2. Het is verboden om op een afgemeerd schip de hoofdmotor of hulpmotor in werking te hebben op de krachtens lid 1 van dit artikel aangewezen ligplaatsen, tenzij dit direct nodig is voor het vertrek van een schip.

 

Hoofdstuk 6 - De ontheffing

Artikel 6.1 – De ontheffing

Van de in hoofdstuk 4 onder artikel 4.1.2 en onder afdeling 4.2 genoemde ver- en geboden kan door het college ontheffing worden verleend.

 

Artikel 6.2 - De aanvraag

1. Ten behoeve van het indienen van een aanvraag om ontheffing maakt de aanvrager gebruik van een door het college beschikbaar gesteld formulier.

2. Van de ontvangst van een aanvraag om ontheffing ingevolge deze verordening wordt de aanvrager zo spoedig mogelijk mededeling gedaan.

 

Artikel 6.3 - Beslistermijn

1. Door of namens het college wordt op een aanvraag voor een ontheffing beslist binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

2. Door of namens het college kan de termijn voor ten hoogste acht weken worden verdaagd.

3. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Artikel 6.4 - Voorschriften en beperkingen

1. Aan een ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen ten behoeve waarvan de ontheffing is vereist.

2. Degene aan wie een ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

 

Artikel 6.5 - Zaaksgebonden karakter verlening ontheffing aan schip

De ontheffing geldt slechts voor het schip waarvoor deze is verleend en wordt op naam gesteld van de eigenaar of houder van het schip.

 

Artikel 6.6 - Intrekking of wijziging van de ontheffing

De ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

b. indien zich omstandigheden of feiten voordoen na het verlenen van de ontheffing, waardoor de handeling of handelingen waarvoor de ontheffing is verleend, niet langer toelaatbaar zijn met het oog op de in de inleiding van deze verordening genoemde belangen ter bescherming waarvan het ontheffingsvereiste is gesteld;

c. indien de aan de ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

d. indien van de ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een termijn van twee jaar; of

e. op verzoek van de houder.

 

Artikel 6.7 - Termijnen

De ontheffing van de in hoofdstuk 4, afdeling 4.2 genoemde verboden geldt voor één jaar, tenzij in de ontheffing anders is bepaald.

 

Artikel 6.8 – Weigeringsgronden ontheffing

De ontheffing kan worden geweigerd in het belang van:

a. de instandhouding van de vaarwegen, inclusief de daarbij behorende vaarwegprofielen, alsook de daartoe behorende oevers;

b. de bruikbaarheid van de vaarwegen of de zich daarboven gelegen bruggen;

c. de veiligheid van de vaarwegen voor het scheepvaartverkeer.

 

Hoofdstuk 7 Bijzondere situaties

Artikel 7.1 - Algemene vrijstelling

Vrijstelling van de in deze verordening in hoofdstuk 4 onder artikel 4.1.2 en afdeling 4.2 opgenomen ge- en verbodsbepalingen geldt voor gemotoriseerde politievaartuigen, eigen vaartuigen van de gemeente, de in opdracht van het college opererende vaartuigen, de in opdracht van het hoogheemraadschap van Rijnland opererende vaartuigen en voor toezichthoudende of hulpverlenende vaartuigen (Brandweervaartuigen, reddingsvaartuigen, politievaartuigen).

 

Artikel 7.2 - Bijzondere vrijstelling

1. Ten behoeve van huurders en zaakgerechtigden van een onroerend goed dat is gelegen langs een vaarweg waarop deze verordening van toepassing is of langs daarop aansluitende watergangen, geldt een vrijstelling van het verbod in artikel 4.1.2, lid 1, sub a.

2. Deze vrijstelling geldt tevens voor grondschippers en voor door de plaatselijke VVV georganiseerd vaarverkeer.

3. Kleine percelen grond, die slechts worden gehuurd, gepacht e.d. met als oogmerk daar een ligplaats voor een gemotoriseerd vaartuig te hebben, worden niet als een in het eerste lid bedoeld onroerend goed aangemerkt.

 

Artikel 7.3 – Vrijstelling ontheffingsvereiste voor verboden handelingen

1. Geen ontheffing is vereist voor het verrichten van de in artikel 4.1.2 lid 1 sub b, c, d, e, f, g, h, j en k genoemde handelingen , indien bij die handelingen – onverminderd het bepaalde in artikel 4.2, leden 2 en 3 – het voor die vaarweg geldende vaarwegprofiel niet wordt doorbroken, de bruikbaarheid van die vaarweg niet wordt aangetast, of de veiligheid van die vaarweg niet nadelig wordt beïnvloed.

2. Daarbij geldt, dat deze vrijstelling voor de in artikel 4.1.2 onder e genoemde handeling alleen van toepassing is, indien het aanleggen van een schip aan een daarin bedoelde voorziening niet alsnog leidt tot het doorbreken van het vaarwegprofiel.

 

Hoofdstuk 8 – Aanwijzingen van het college

Artikel 8.1 - Verwijderen werken of onderdelen daarvan

1. Een werk of enig onderdeel daarvan, dat naar het oordeel van het college in een zodanige toestand is komen te verkeren dat daardoor gevaar of hinder voor de scheepvaart bestaat of kan bestaan, moet op eerste aanzegging van het college door de belanghebbende bij dit werk zo spoedig mogelijk worden hersteld of verwijderd, waarbij moet worden voldaan aan de door of vanwege het college te geven aanwijzingen.

2. Een werk dat ten gevolge van het vervallen van zijn bestemming niet is voltooid, of waarvan na voltooiing het doel is vervallen, moet op eerste aanzegging van het college door de belanghebbende bij het werk zo spoedig mogelijk worden opgeruimd, rekening houdend met de daarbij door het college te stellen termijnen.

 

Artikel 8.2 - Verwijderen of verplaatsen werken in verband met onderhoud en/of beheer van de vaarwegen

1. Een object, voorwerp of afgemeerd vaartuig/woonschip, waarvoor op grond van deze verordening ontheffing is verleend of ontheffing vereist is dan wel een vrijstelling voor geldt, dient door de rechthebbende of gebruiker daarvan op eerste aanzegging van het college tijdelijk verwijderd/verplaatst/verhaald te worden indien dit met het oog op het uitvoeren van beheer of onderhoud aan de vaarwegen en daartoe behorende kunstwerken noodzakelijk is.

2. Een aanzegging zal ten minste een week van tevoren schriftelijk kenbaar worden gemaakt aan de rechthebbende of gebruiker van het betreffende object.

3. In spoedeisende gevallen kan het college de rechthebbende of gebruiker verplichten een object, voorwerp of afgemeerd vaartuig onmiddellijk (tijdelijk) te verwijderen of te verplaatsen.

 

Hoofdstuk 9 - Toezicht en handhaving

Artikel 9.1 - Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in of krachtens deze verordening zijn belast de daartoe door het college aangewezen ambtenaren of andere personen.

 

Artikel 9.2 - Strafbepalingen

1. Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete tot ten hoogste het bedrag van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

2. Indien ten tijde van het plegen van de in het eerste lid genoemde overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een eerdere veroordeling van de schuldige, welke veroordeling wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis tot het dubbele van het gestelde maximum worden opgelegd.

 

Hoofdstuk 10 - Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10.1 - Fictieve ontheffing

Voor al hetgeen vóór de inwerkingtreding van deze verordening rechtmatig tot stand is gebracht dan wel als rechtmatig tot stand gebracht kan worden beschouwd en waarvoor op grond van deze verordening ontheffing is vereist, wordt geacht ontheffing op grond van deze verordening te zijn verleend.

 

Artikel 10.2 – Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op de dag van de bekendmaking.

2. Deze verordening kan worden aangehaald als: Vaarwegenverordening Alphen aan den Rijn 2018.

 

Vastgesteld door de raad in de openbare vergadering van ………………..

De griffier, de voorzitter,

 

Bijlage 1: O verzicht vaarwegprofielen

 

 

behorende bij collegebesluit d.d. 5 juni 2018

 

 

 

 

 

Basismaatvoering vaarwegen t.b.v. de kleine waterrecreatie, voor kanovaren, roeien en kleine (open) motorboten

 

 

 

Onderdeel en recreatie-vorm

Gewenste minimum maten

Absolute minimum maten

Diepte vaarweg

 

mits korter dan 100m

Categorie 1

provinciale minimum

provinciale minimum

Categorie 2A

1,00 m

0,90 m

Categorie 2B

geen minimum

geen minimum

Categorie 3A

1,00 m

0,75 m

Categorie 3B

geen minimum

geen minimum

Categorie 4

0,75 m

0,50 m

Breedte vaarweg

 

mits korter dan 50m

Categorie 1

provinciale minimum

provinciale minimum

Categorie 2A

7,00 m

4,00 m

Categorie 2B

geen minimum

geen minimum

Categorie 3A

6,00 m

3,00 m

Categorie 3B

geen minimum

geen minimum

Categorie 4

4,00 m

2,00 m

Doorvaarthoogte bruggen en duikers

 

mits korter dan 5m

Categorie 1

provinciale minimum

provinciale minimum

Categorie 2A

1,50 m

1,50 m

Categorie 2B

1,50 m

1,50 m

Categorie 3A

1,35 m

1,35 m

Categorie 3B

1,35 m

1,35 m

Categorie 4

1,25 m

0,9 m

Doorvaartbreedte bruggen en duikers

 

mits korter dan 5m

Categorie 1

provinciale minimum

provinciale minimum

Categorie 2A

6,00 m

3,50 m

Categorie 2B

6,00 m

3,50 m

Categorie 3A

3,50 m

2,50 m

Categorie 3B

3,50 m

2,50 m

Categorie 4

2,50 m

1,50 m

 

 

 

Categorie 1

zeilboot, kajuitboot, sloep, fluisterboot en kano

Categorie 2A, 2B

sloep, fluisterboot en kano

 

Categorie 3A, 3B

fluisterboot en kano

 

Categorie 4

Kano

 

 

Bijlage 2 Overzicht vaarwegen Alphen aan den Rijn- West

 

Bijlage 3 Overzicht vaarwegen Alphen aan den Rijn - Noord

 

Bijlage 4 Overzicht vaarwegen Boskoop

 

Bijlage 5 Toelichting bij Vaarwegenverordening Alphen aan den Rijn 2018

 

Algemeen deel

Het varen is van alle tijden. Alleen is daar in de loop der jaren/eeuwen wel het één en ander in veranderd. Zeker in de aard en omvang van de scheepvaart, zowel in aantal als in het formaat van de schepen.

In eerste instantie werd er vooral beroepsmatig gebruik gemaakt van de wateren die geschikt waren om te bevaren. Hieruit vloeide onder meer de betrokkenheid van waterschappen bij scheepvaart en vaarwegbeheer voort, met name in polderwateren. Er was toen sprake van een zeer lokaal gebruik van het water als vaarweg bijvoorbeeld ten behoeve van veetransport. Het beheren van die vaarwegen werd daarom gezien als concreet belang van de ingelanden (inwoners) van die zogenaamde vaarpolders. Veelal werd deze taak overigens niet officieel geregeld. Men vond in feite dat dit beheer vanzelfsprekend behoorde tot de ‘inrichting’ van de polder.
Met de inwerkingtreding van de Waterwet eind 2009 is het begrip 'inrichting' bewust geschrapt. Er werd toen gesteld dat een waterschap uitsluitend nog taken kon hebben, die in het reglement waren vastgelegd. Bovendien is er in de scheepvaart zelf in de tussentijd ook het nodige gewijzigd, onder meer de enorme toename van de recreatievaart.
Dit maakte het noodzakelijk om een verantwoordelijke voor het vaarwegbeheer vast te stellen. In de jaren zeventig van de vorige eeuw is daarover tussen het Inter Provinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW) al overeenstemming bereikt. Zij vonden dat het vaarwegbeheer in principe een taak is voor de algemene democratie, zoals Rijk, provincie of gemeente. Deze lijn wordt in de Memorie van Toelichting Waterwet (6:7) doorgetrokken. Daarin staat dat dit (NB: huidige) vaarwegbeheer in belangrijke mate bovenwaterschappelijke belangen dient. Behartiging en bekostiging van die belangen op basis van de waterschappelijke trits belang-betaling-zeggenschap is ook niet goed mogelijk. Vaarwegbeheer wordt daarom meestal gezien als taak van de algemene democratie.

In het verlengde daarvan hebben de provinciale besturen op grond van de Waterwet opdracht beheerders aan te wijzen voor de vaarweg- of havenfunctie van watersystemen. De provincie Zuid-Holland heeft er voor gekozen zichzelf en de waterschappen aangewezen als (uitvoerend) vaarwegbeheerder voor de beroepsvaarwegen en de BRTN-vaarwegen. Voor de wateren die niet zijn aangewezen als vaarweg geldt dat daarvoor geen vaarwegbeheerder is benoemd.

In de gemeente Alphen aan den Rijn was er voordat deze verordening was vastgesteld geen vaarwegbeheerder van de vaarwegen die niet tot de beroepsvaarwegen en de BRTN-vaarwegen behoorden. De raad van de gemeente Alphen aan den Rijn heeft zich uitgesproken het van belang te vinden de recreatieve mogelijkheden op een aantal wateren in de gemeente te handhaven op het huidige niveau en wil het vaarwegbeheer naar zich toetrekken. Het is daarom noodzakelijk om een aantal regels te stellen ten aanzien van deze wateren en het gebruik daarvan. Het resultaat is deze verordening waarin het vaarwegbeheer gestalte heeft gekregen. In de verordening zijn bepalingen opgenomen over onder meer het aanleggen van bruggen over vaarwegen. Daarnaast zijn een aantal bepalingen opgenomen die de gemeente als bevoegd gezag vanuit de Scheepvaartverkeerswet (nautisch beheer) van belang vindt met betrekking tot de scheepvaart. Dit is gericht op een veilig gebruik van de betreffende vaarwegen

 

Artikelsgewijze toelichting.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen/begripsbepalingen

 

Artikel 1.1 - Algemene bepalingen/begripsbepalingen

In dit artikel is aangegeven wat er onder de in deze verordening voorkomende begrippen wordt verstaan.

 

Artikel 1.2 - Doel van de verordening

Als doel van de verordening wordt omschreven welke belangen door deze verordening worden beschermd. Dat is het belang van het fysiek in stand houden van de vaarwegen. Met andere woorden: het op afmetingen (breedte/diepte) houden van de vaarweg dan wel het vaarwegprofiel.Het tweede belang dat deze verordening dient is een veilig en vlot verloop van de scheepvaart. Daarbij moet gedacht worden aan snelheidsbepalingen of eisen aan kunstwerken, zoals doorvaarthoogte en -breedte.

 

Artikel 1.3 - Toepassingsbereik

In artikel 1.3 is door middel van kaarten (bijlage 2 t/m 4) bepaald op welke wateren en sluizen de verordening van toepassing is. Ook is op deze kaarten aangegeven tot welke categorie deze vaarwegen behoren. Dit is van belang om te kunnen bepalen welke soort schepen zijn toegestaan op deze vaarwegen. De op deze bijlagen opgenomen provinciale vaarwegen zijn slechts ter informatie aangegeven. De verordening is daarop niet van toepassing. Voor deze vaarwegen gelden provinciale regelingen.

 

Hoofdstuk 2 Algemene kaders vaarwegbeheer

 

Artikel 2.1 - Categorie-indeling vaarwegen

In het eerste lid van dit artikel wordt verwezen naar eerdergenoemde bijlage 2 t/m 4, waarop de vaarwegen in categorieën zijn ingedeeld. In het tweede lid is een tabel opgenomen waarin is aangegeven met welke soort schepen per categorie men op de vaarwegen mag varen en het derde lid koppelt deze tabel met het vaarwegprofiel. Het vierde lid regelt dat het college bevoegd is om wijzigingen aan te brengen op de kaart van bijlage 2 t/m 4.

 

Artikel 2.2 - Bediening bruggen en sluizen

In het gebied zijn veel particuliere bruggen en bruggetjes aanwezig. Ook liggen er in het gebied nog een paar kleine sluizen, die gebieden met verschillende peilen met elkaar verbinden. In het eerste lid wordt aangegeven, dat gebruikers van de bij de gemeente in beheer zijnde sluizen - met andere woorden de schippers - zelf verantwoordelijk zijn voor het bedienen van die sluizen. Over het algemeen zijn dit eenvoudig te bedienen sluizen. Het tweede lid regelt dat de schippers de bruggen die zij openen, ook weer moeten sluiten. In het derde lid krijgt de eigenaar van een brug de opdracht ervoor te zorgen dat deze brug wordt bediend ten behoeve van de scheepvaart. De eigenaar kan er ook voor kiezen de schippers de brug zelf te laten bedienen. Het college kan, als dat nodig wordt gevonden, opdracht geven aan de eigenaar ervoor te zorgen dat dit mogelijk wordt gemaakt.

 

Hoofdstuk 3 Instandhouding vaarwegen

 

Artikel 3.1 - Onderhoud oevers

Ten behoeve van de bevaarbaarheid van de in deze verordening benoemde vaarwegen is regelmatig onderhoud, zoals baggeren, noodzakelijk. Daarvoor zijn onder meer de gemeente en het hoogheemraadschap verantwoordelijk.

 

Daarnaast maken de oevers van de vaarwegen daar ook deel van uit. Om te voorkomen dat deze oevers door slecht onderhoud afkalven, is in het eerste lid van dit artikel bepaald dat de eigenaar/belanghebbende van gronden zelf verantwoordelijk is voor de bescherming van zijn gronden tegen afkalving.

 

De gedachte daarachter is dat in principe iedereen zelf opdraait voor schade aan zijn eigendommen. In het tweede lid van dit artikel is aangegeven, dat het college de onderhoudsplichtige kan opdragen om maatregelen te treffen om zijn oever(s) tegen afkalving te beschermen. Daarvoor moet wel duidelijk zijn dat door die afkalving het vaarwegprofiel sneller ondieper wordt dan mag worden verwacht.

 

Hoofdstuk 4 Ge- en verbodsbepalingen

 

4.1 - Instandhouding vaarwegen.

Onder deze titel zijn een aantal bepalingen opgenomen met als doel de instandhouding van de vaarwegen te waarborgen. Dit betreft een aantal regels in het kader van het vaarwegbeheer.

 

Artikel 4.1.1 - Absolute verboden

In dit artikel zijn een aantal handelingen benoemd, waarvoor geen ontheffing verleend kan en zal worden. Het verlenen van een ontheffing van deze verboden doet namelijk afbreuk aan de doelstellingen van deze verordening, namelijk het instandhouden, bruikbaar houden en beschermen van de vaarwegen en het garanderen van een veilig en vlot verloop van het scheepvaartverkeer op deze vaarwegen. Zo zijn onder meer handelingen verboden die schade kunnen toebrengen aan de vaarweg, de bruikbaarheid daarvan beperken of die de veiligheid op de vaarweg in gevaar brengen.

 

Artikel 4.1.2 - Verboden handelingen

Hierin is aangegeven dat het in principe verboden is bepaalde handelingen of verrichtingen uit te voeren die van invloed kunnen zijn op de bevaarbaarheid van de vaarweg of de veiligheid van de scheepvaart. Alleen niet in die mate, dat onder het stellen van voorschriften, alsnog toestemming voor die handelingen of verrichtingen verleend kan worden in de vorm van een ontheffing van het verbod. De ontheffing wordt geregeld in de artikelen 6.1 en 6.4 van deze verordening. De aanwijzing van de ligplaatsen, waarvoor geen ontheffing nodig is, krijgt vorm in het Uitvoeringsbesluit op basis van de artikelen 4.1.2, lid 1, onder i, juncto artikel 5.1, lid 1 van deze verordening.

In het eerste lid van dit artikel zijn de diverse handelingen benoemd, zoals bijvoorbeeld het gedeeltelijk dempen van een vaarweg als daarbij het vaarwegprofiel wordt aangetast. Daarbij is ook toestemming vereist van het hoogheemraadschap van Rijnland.

In het tweede lid van dit artikel wordt met betrekking tot het verbod genoemd onder i in het eerste lid aangegeven, dat daarvoor onder bepaalde omstandigheden het genoemde verbod niet geldt. Die omstandigheden zijn als het college ligplaatsen met een verkeersbesluit heeft aangewezen, de ligplaats wordt ingenomen voor een kort verblijf aan een particuliere oever of een constructie voor het te water laten van een schip slechts incidenteel zich boven de vaarweg bevindt en het schip bij het te water laten zich niet bevindt in het vaarwegprofiel.

In het derde lid wordt het plegen van onderhouds- en herstelwerkzaamheden uitgezonderd van het verbod. Het gaat daarbij om onderhouds- of herstelwerkzaamheden aan met ontheffing aangebrachte objecten of om bebouwing die al voor het ontstaan van deze bepalingen aanwezig waren en daarom worden geacht met ontheffing aanwezig te zijn: de zogenaamde fictieve vergunning of ontheffing. Met dit artikel wordt voorkomen, dat voor vaker voorkomende tijdelijke situaties steeds opnieuw een vergunning verleend moet worden. Hiermee wordt in feite een algemene regel vastgesteld voor situaties waarin geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd. Van belang daarbij is dat bij die werkzaamheden geen wijzigingen worden aangebracht aan de constructies, waardoor de invloed op de omgeving niet zal wijzigen.

 

Afdeling 4.2 - Gebruik vaarwegen

In deze afdeling zijn regels gesteld ten aanzien van het gebruik van de vaarwegen door de scheepvaart. Zo geldt er voor een aantal vaarwegen een vaarverbod, geldt er een maximum vaarsnelheid en zijn er regels bepaald voor het afmeren van schepen. Deze regels gelden dan ook voor de scheepvaart op de vaarwegen.

 

Artikel 4.2.1 - Maximale vaarsnelheid

Voor alle op grond van deze verordening als vaarweg aangewezen wateren geldt een maximale vaarsnelheid van 9 kilometer per uur.

 

Artikel 4.2.2 - afmeren, aanleggen en/of ligplaats innemen.

Alleen op plaatsen die duidelijk zijn ingericht als afmeer-, aanleg- of ligplaats of die specifiek daarvoor zijn aangewezen mogen schepen afmeren. Verder is het verboden om een vaartuig in een rietkraag of een natuurvriendelijke oever te varen, daarin aan te leggen, af te meren of ligplaats in te nemen, dan wel binnen een strook van 2 meter daarvan.

 

Artikel 4.2.3 - Hinderlijke waterbewegingen/haalgolven

Dit artikel is opgenomen om de belangen van oevereigenaren en van woonbootbewoners te beschermen door te bepalen dat bij het keren en het varen ervoor wordt gezorgd dat er geen te grote golfslag, geen opwervelingen van bagger in het water (bij het keren langs een oever) of haalgolven ontstaan. Dit veroorzaakt mogelijk schade aan de oevers en kan hinderlijk zijn voor de woonbootbewoners. Zo nodig kunnen in een route waar woonboten liggen aanvullende snelheidsbeperkingen worden ingesteld door het plaatsen van verkeersborden met die snelheidsbeperking. Daarvoor is het nodig een verkeersbesluit te nemen op grond van het Besluit Administratieve Bepalingen Scheepvaartverkeer (BABS).

 

Artikel 4.2.4 - Aanwezigheid bij sluizen

Om te voorkomen dat het gebruik van de bij de gemeente in eigendom en beheer zijnde sluizen wordt gehinderd of zelfs belemmerd, is in dit artikellid opgenomen dat binnen de hierin bepaalde afstand geen activiteiten mogen worden ontplooid die dat kunnen veroorzaken. Als in een hogere regeling - zoals de Scheepvaartverkeerswet - over ditzelfde onderwerp ook bepalingen zijn opgenomen dan gaan deze regels voor op de regels uit deze verordening. Deze bepaling is in de verordening opgenomen om uit te sluiten dat dit onderwerp niet geregeld is.

In lid 2 wordt aangegeven dat voor schepen die binnen een beperkt tijdsbestek gebruik maken van de sluis, dit verbod niet geldt.

Tot slot wordt in het 3e lid van dit artikel geregeld, dat mensen die zich op of bij één van de sluizen bevinden gehouden zijn de aanwijzingen van een daartoe aangewezen medewerker van de gemeente op te volgen. Als er niemand ter plaatse is en een instructiebord voor de bediening bij de sluis aanwezig is, moeten deze instructies gevolgd worden. Dit in het belang van het veilig en ongehinderd gebruik maken van de sluis, niet in het minst voor de betreffende persoon zelf.

 

Hoofdstuk 5 Aanwijzing ligplaatsen

 

Artikel 5.1 Ligplaatsen

In het eerste lid is voor het college de bevoegdheid opgenomen om ligplaatsen aan te wijzen, waar zonder ontheffing mag worden aangelegd. Hierbij kunnen nadere regels worden gesteld. Deze nadere regels mogen geen betrekking hebben op een nieuw verbod, want artikel 156 van de Gemeentewet biedt niet de wettelijke basis om deze bevoegdheid over te dragen aan het college.

In het tweede lid is een verbod opgenomen tot het onnodig laten draaien van een (hulp)motor met het doel om onnodige overlast voor de directe omgeving en onnodige milieuvervuiling tegen te gaan.

 

Hoofdstuk 6 De ontheffing

 

Artikel 6.1 - De ontheffing

In dit hoofdstuk is beschreven welke procedure gevolgd moet worden om een ontheffing te kunnen krijgen. Ook wordt aangegeven dat daarbij aan voorschriften verbonden aan de ontheffing voldaan moet worden.

 

Artikel 6.2 - De aanvraag

De aanvrager van een vergunning moet op grond van het eerste lid van dit artikel voor het indienen van een aanvraag gebruik maken van een door het college beschikbaar gesteld formulier.

De bevoegdheid tot het aanwijzen van een formulier vloeit voort uit artikel 4:4 van de Awb. De aanvrager van de ontheffing wordt zo snel mogelijk van de ontvangst van zijn of haar aanvraag bij de gemeente op de hoogte gesteld (ontvangstbevestiging)

 

Artikel 6.3 - Beslistermijn

Een besluit op de aanvraag moet op grond van het eerste lid van dit artikel binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag genomen worden. Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan het college deze termijn van acht weken met nog eens een termijn van maximaal acht weken verlengen.

 

Artikel 6.4 - Voorschriften en beperkingen

Het eerste lid geeft de bevoegdheid aan het college om voorschriften en beperkingen te verbinden aan de ontheffing. Deze voorschriften mogen alleen tot doel hebben de belangen waarvoor het verbod is opgenomen te beschermen. Zo kan bijvoorbeeld aan de bouw van een brug de verplichting gekoppeld worden dat deze een bepaalde doorvaarthoogte en -breedte heeft. Dit om te voorkomen, dat de aanwezige vaargelegenheid wordt verminderd. Aan deze voorschriften of beperkingen moet - op grond van het tweede lid - door de houder van de ontheffing worden voldaan.

 

Artikel 6.5 - Zaaksgebonden karakter ontheffing

Dit artikel bepaalt, dat de ontheffing uitsluitend geldt voor het schip waarvoor deze is aangevraagd (de zaak) en dat deze op naam wordt gesteld van de eigenaar of houder daarvan. Deze ontheffing kan dus niet voor een ander schip worden gebruikt. Bij overgang van een schip naar een nieuwe eigenaar of houder, kan de ontheffing worden overgeschreven op diens naam.

 

Artikel 6.6 - Intrekking of wijziging van de ontheffing

Als aan één of meer van de in dit artikel genoemde gronden wordt voldaan kan dat leiden tot het intrekken of wijzigen van de ontheffing. Bijvoorbeeld als onjuiste gegevens zijn verstrekt bij de aanvraag. Of als belangrijkste argument, dat door gewijzigde omstandigheden de betreffende handeling niet langer toelaatbaar is, omdat daardoor de doelstellingen van deze verordening, met name het handhaven van de vaargelegenheid niet meer bereikt kunnen worden. Gedacht kan daarbij worden aan een situatie, dat door ontwikkeling in de scheepvaart (er worden steeds meer grotere schepen gebruikt) een (particuliere) brug in een belangrijke vaarroute niet meer gehandhaafd kan worden. De vaargelegenheid komt daarbij in het gedrang.
Dit is uiteraard een extreme situatie, die niet zo snel zal voorkomen, maar zeker niet uitgesloten kan worden. In een dergelijk geval zal overigens, gelet onder meer op het tijdsverloop sinds het verlenen van de ontheffing voor de brug, beoordeeld moeten worden of en zo ja in welke mate de eigenaar van de brug schadeloos gesteld zal moeten worden. Dit zal mede een bepalende factor zijn in de uiteindelijke beslissing tot het al dan niet intrekken van de ontheffing. Een ontheffinghouder moet zich realiseren, dat het hebben van een ontheffing dus geen garantie is, dat - als in het voorbeeld - een brug tot in lengte van dagen kan blijven staan.

 

Artikel 6.7 - Termijnen

Aan de ontheffing van de in hoofdstuk 4.2 genoemde verboden wordt een geldigheidsduur van één jaar verbonden. In de ontheffing kan, als dit noodzakelijk is of recht doet aan de betreffende situatie, een afwijkende termijn worden genoemd.

 

Artikel 6.8 – Weigeringsgronden ontheffing

Een ontheffing mag alleen geweigerd worden als het bereiken van de doelstellingen van de verordening door het wel verlenen van de ontheffing in gevaar zou komen. Ook hier gelden de instandhouding van de vaarwegen, de bruikbaarheid daarvan, alsook de veiligheid van de vaarwegen als de te beschermen belangen.

 

Hoofdstuk 7 - Bijzondere situaties

 

Artikel 7.1 - Algemene vrijstelling

In opdracht van de gemeente kan - met het oog op het houden van toezicht of voor hulpverlening - met vaartuigen van brandweer of politie gebruik gemaakt moeten worden van de vaarwegen genoemd in deze verordening. Hiervoor geldt een vrijstelling van de in hoofdstuk 4, afdeling 4.2 (Gebruik vaarwegen) opgenomen ge- en verbodsbepalingen. Daarvoor is dan geen ontheffing van het college vereist. Dit geldt ook voor de in opdracht van het hoogheemraadschap van Rijnland of gemeente Alphen aan den Rijn opererende onderhoudsvaartuigen.

 

Artikel 7.2 - Bijzondere vrijstelling

Een bijzondere vrijstelling van het verbod in artikel 4.1.2, lid 1 sub a geldt voor huurders en eigenaren van onroerend goed dat is gelegen langs een vaarweg waarop de verordening van toepassing is, of langs daarop aansluitende watergangen. Ook voor de grondschippers en de VVV geldt deze vrijstelling. Om te voorkomen, dat kleine percelen grond worden gehuurd specifiek met het doel voor deze vrijstelling in aanmerking te komen, is in artikellid 3 bepaald dat voor de toepassing van deze verordening deze percelen grond niet worden aangemerkt als onroerend goed.

 

Artikel 7.3 – Vrijstelling ontheffingsvereiste voor verboden handelingen

Dit artikel regelt dat er geen ontheffing nodig is voor de verboden handelingen uit artikel 4.1.2, lid 1 sub c, d, e, f, g, h, j en k, als het vaarwegprofiel niet wordt doorbroken. Het vaarwegprofiel is te vinden in bijlage 1. Wanneer men rekening houdt met het minimale vaarwegprofiel, is er bijvoorbeeld geen ontheffing nodig voor een brug. In het tweede lid wordt geregeld dat wanneer er een ligplaatsvoorziening wordt gerealiseerd, er ook rekening gehouden moet worden met het schip wat er komt te liggen. Wanneer dat schip zorgt voor het doorbreken van het vaarwegprofiel, is het verboden om er een ligplaatsvoorziening voor aan te leggen.

 

Hoofdstuk 8 - Aanwijzingen van het college

 

Artikel 8.1 - Verwijderen werken of onderdelen daarvan

Als een constructie een slechte staat van onderhoud heeft en de scheepvaart daardoor gevaar of hinder ondervindt of kan ondervinden, moet de belanghebbende bij/eigenaar van dat werk op eerste aanzegging door of namens het college ervoor zorgdragen dat het wordt hersteld en in het uiterste geval zelfs wordt verwijderd. Daarbij moet worden voldaan aan door of namens het college gegeven aanwijzingen. Ook voor objecten die niet zijn voltooid, of waarvan na voltooiing het gebruiksdoel is vervallen kan het college zo’n verplichting opleggen aan de belanghebbende/eigenaar. Daarbij kan gedacht worden aan een toegangsbrug die niet meer gebruikt wordt, omdat de ontsluiting van het perceel op een betere manier geregeld is.

 

Artikel 8.2 - Verwijderen of verplaatsen werken in verband met onderhoud en/of beheer van de vaarwegen

Als de gemeente onderhoud moet plegen aan de vaarwegen en bijbehorende kunstwerken, kan het college de opdracht geven objecten (bijvoorbeeld een woonboot) tijdelijk te verwijderen of te verplaatsen, als dit nodig is om dat onderhoud te kunnen uitvoeren.

In het tweede lid is aangegeven dat een dergelijke aanzegging ten minste één week vooraf aan de rechthebbende kenbaar wordt gemaakt. Gelet op de soms forse impact van een dergelijke maatregel zal uiteraard per situatie worden bezien of de omstandigheden om een langere termijn vragen en of een dergelijke verplichting in redelijkheid wel aan een rechthebbende kan worden opgelegd.

Het derde lid bepaalt, dat als de situatie spoedeisend is (bijvoorbeeld in gevaarlijke omstandigheden), het college rechthebbende kan verplichten onmiddellijk tot (tijdelijke) verwijdering of verplaatsing over te gaan.

 

Hoofdstuk 9 - Toezicht en handhaving

 

Artikel 9.1 - Toezichthouders

Het college wijst ambtenaren of andere personen aan die belast worden met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde in deze verordening. Deze bevoegdheid vindt zijn wettelijke grondslag mede in artikel 5:11 van de Awb. Dat kunnen BOA's zijn (Bijzonder Opsporingsambtenaren) of agenten van de regionale politie.

 

Artikel 9.2 - Strafbepalingen

Het eerste lid geeft aan dat overtreding van bepalingen uit deze verordening kan leiden tot een straf van niet meer dan drie maanden hechtenis of een geldboete die op dit moment maximaal € 4100,— (tweede categorie) bedraagt. Daarbij kan bepaald worden dat de rechterlijke uitspraak openbaar wordt gemaakt. Dit is bepaald in het Wetboek van Strafrecht (artikel 23). Als de overtreding binnen een jaar na een eerdere veroordeling voor dezelfde overtreding plaatsvindt kan de hechtenis worden verdubbeld (maximaal zes maanden). Overigens volgt dit allemaal op een strafrechtelijke vervolging, waarbij een proces-verbaal moet zijn opgemaakt.

 

Hoofdstuk 10 - Overgangs- en slotbepalingen

 

Artikel 10.1 - fictieve ontheffing

Alle ten tijde van de inwerkingtreding van deze verordening al bestaande objecten worden geacht met ontheffing tot stand te zijn gekomen, als een dergelijk object rechtmatig tot stand is gekomen voorafgaand aan het tot stand komen van deze verordening. Daarvan is sprake als bijvoorbeeld op basis van een voorloper van deze verordening ontheffing of vergunning is verleend. Of als eerder geen ontheffing voor het object nodig was. Voor deze objecten hoeft niet opnieuw ontheffing te worden aangevraagd, omdat ervan uitgegaan wordt dat deze ‘fictief’ is verleend.

 

Artikel 10.2 - Inwerkingtreding en citeertitel

In dit artikel is in het eerste lid aangegeven wanneer de verordening in werking is getreden en in het tweede lid, dat deze verordening kan worden aangehaald als Vaarwegenverordening Alphen aan den Rijn 2018.

 

Concept-Uitvoeringsbesluit ligplaatsen vaartuigen op basis van artikel 5:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening Alphen aan den Rijn 2014 en artikel 4:1, lid 1, van de Vaarwegenverordening Alphen aan den Rijn 2018

 

Het college van Alphen aan den Rijn;

Gelet op artikel 5:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening Alphen aan den Rijn 2014 en artikel 4:1, lid 1 van de Vaarwegenverordening Alphen aan den Rijn 2018;

besluit: vast te stellen het volgende:

 

Uitvoeringsbesluit ligplaatsen vaartuigen

 

Artikel 1 Vaartuigcategorieën

1. Dit besluit heeft betrekking op de volgende categorieën van vaartuigen:

Categorie A:

Vaartuigen tot een lengte van 20 meter, inclusief pleziervaartuigen en ongemotoriseerde vaartuigen

Categorie B:

Beroepsvaart van de klasse CEMT 0 tot en met II, met een lengte van 20 meter tot en met 55 meter

Categorie C:

Beroepsvaart van de klasse CEMT III tot en met V, met een lengte van 56 meter tot en met 95 meter

Categorie D:

Alle overige vaartuigen en drijvende inrichtingen, zeeschepen daaronder begrepen, uitgezonderd woonvaartuigen. De categorieën A tot en met C bepalen de maximaal toe te laten vaartuiglengte van deze categorie.

Categorie E:

Vaartuigen voor het beroepsmatig vervoeren van passagiers al dan niet met professioneel te exploiteren slaapaccommodatie.

2. Onder de in het eerste lid genoemde categorieën A tot en met E bedoelde vaartuigen behoren niet de woonschepen, zowel stationair als ambulant.

 

Artikel 2 Aanwijzen van ligplaatsen voor categorieën vaartuigen

1. Op de op bijlage 1 genoemde gedeelten van openbaar vaarwater, is het toegestaan met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen, met inachtneming van de daarbij behorende nadere regels en beperkingen:

2. Onder 'reserveringsregeling' wordt verstaan, dat het onder 1 aangewezen gedeelte van het openbaar water na overleg met en op aanwijzingen van het hoofd van de afdeling Uitvoering en Service (U&S) in gebruik genomen kan worden.

3. Onder 'huurregeling' wordt verstaan, dat het onder 1 aangewezen gedeelte van het openbaar vaarwater na totstandkoming van een huurovereenkomst met de gemeente in gebruik genomen kan worden.

 

Artikel 3 Woonschip

Dit besluit heeft geen betrekking op gedeelten van het openbaar water, waar het innemen van een ligplaats een woonschip betreft, dat is toegestaan op grond van een onherroepelijk goedgekeurd bestemmingsplan.

 

Artikel 4 Inwerkingtreding van het besluit

Dit besluit treedt inwerking op de dag na bekendmaking.

 

Alphen aan den Rijn, .....................

College van burgemeester en wethouders,

de burgemeester, de secretaris,

 

Bijlage 1 - Overzicht Ligplaatsen

 

Nr.

Naam ligplaats

Ligging nader

aangeduid

Toegestane categorie ë n

Nadere regels en beperkingen

1.

Sloepenhaven Thorbeckeplein, Alphen aan den Rijn

 

A

Van zonsopgang tot zonsondergang.

Maximale afmeer -lengte van 9 meter

2.

Kromme Aar

Steiger Ooster- begraafplaats

A

Huurregeling is geldig

3.

Zegerplas

 

A

Van zonsopgang tot zonsondergang

4.

Rijnhaven, Alphen aan den Rijn

 

A, B, C, D en E

Reserveringsregeling is geldig. Maximale afmeerbreedte is 10 meter

5.

Jachthaven Heimanswetering,

Alphen aan den Rijn

 

A

Huurregeling en huishoudelijk reglement jachthavenvereniging is geldig

6.

Jachthaven Otwegwetering, Boskoop

 

A

Jachthaven Otwegwetering, Boskoop

7.

Lansing Boskoop

Nabij parkeer -plaatsen aan de Omloop t.h.v. het gemeentelijk natuurgebied

A

Van zonsopgang tot zonsondergang

8.

Overslag, Boskoop

 

A

Van zonsopgang tot zonsondergang

9.

Watergang Burg. Smitsweg en Loeteweg, Boskoop

 

A

Huurregeling is geldig

10.

Sluis Rijneveld Boskoop

 

A

Van zonsopgang tot zonsondergang

11.

Burgemeester Warnaarkade Kastanjelaan, Eikenlaan, Ridder van Montfoortlaan, Hazerswoude-Dorp

 

A

Huurregeling is geldig

12.

Zuiddijk, Hazerswoude-Dorp

 

A

Huurregeling is geldig

13.

Noorddijk, Hazerswoude-Dorp

 

A

Huurregeling is geldig

14.

Anna van Saksenlaan Hazerswoude-Dorp

 

A

Huurregeling is geldig

15.

Sluis Rietveld, Hazerswoude-Dorp

Rietveld

A

Van zonsopgang tot zonsondergang

16.

Rietveld, Hazerswoude-Dorp

Rietveld

A

Huurregeling is geldig

17.

Lage waard en Landlustweg, Koudekerk aan den Rijn

Lutike Rijn

A

Huurregeling is geldig

18.

Kromme Jaagpad, Hazerswoude Dorp

 

A.

Huurregeling is geldig

19.

Zwammerdam Ziendepark

Ziende

A

Maximaal 3 x 24 uur

20.

Zwammerdam Lindenhovestraat

Ziende

A

Huurregeling is geldig

 

 

 

A

 

 

Naar boven