Beleidsregels Wet aanpak woonoverlast

De burgemeester van de gemeente Dronten,

 

Gelezen het voorstel van het college van 23 januari 2018 nr. B18.000127, Raadsvoorstel van 26 april, nr. B18.000117 en Raadsbesluit van 26 april, nr. B18.000126.

 

Overwegende dat:

  • het in het belang van het bewaren van de openbare orde, veiligheid, volksgezondheid en/of het aanzien van de openbare ruimte wenselijk is uitvoeringsregels vast te stellen in relatie tot de Wet aanpak woonoverlast, als bedoeld in artikel 2:79 Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Dronten;

  • de beleidsregels invulling geven aan de artikelen 151d van de Gemeentewet juncto artikel 2:79 van de Algemene plaatselijke verordening Dronten;

  • de beleidsregels inzicht geven in de gevallen waarop de Wet aanpak woonoverlast wordt toegepast de gemeente Dronten;

  • de beleidsregels inzicht geven op welke wijze de Wet aanpak woonoverlast wordt toegepast met in achtneming dat de maatregelen zo veel mogelijk aansluiten bij de aard en de ernst van de overtreding (proportionaliteit en subsidiariteit);d

  • de beleidsregels ervoor zorgen dat er met in achtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een zorgvuldig voorbereiding en belangenafweging plaatsvindt.

 

Gelet op :

artikel 4:81, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht;

artikel 151d van de Gemeentewet;

artikel 2:79 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Dronten.

 

Besluit vast te stellen de beleidsregels wet aanpak woonoverlast:

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De volgende in de artikelen 151d Gemeentewet en/of 2:79 APV en in deze beleidsregels gebezigde begrippen worden als volgt begrepen:

  • 1.

    Woonoverlast: gedraging(en), in of vanuit een woning of bij de woning behorend erf, door een bewoner of gebruiker van die woning welke ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonende veroorzaakt.

  • 2.

    Overlastveroorzaker: de bewoner of gebruiker van de woning of het bijhorend erf van waaruit de ernstige en herhaaldelijke hinder (woonoverlast) wordt veroorzaakt.

  • 3.

    Ernstige hinder: hinder ervaren door omwonende(n), veroorzaakt door de overlastveroorzaker, die naar objectieve maatstaven moet worden gezien als onredelijk en naar algemene maatschappelijke maatstaven als onaanvaardbaar moet worden beschouwd. De hinder kan o.a. bestaan uit het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen of het onthouden van licht of lucht.

  • 4.

    Herhaaldelijke hinder: Met de term ‘herhaaldelijk’ wordt bedoelt het vereiste dat de ernstige hinder een terugkerend karakter heeft (hetgeen niet noodzakelijkerwijze hetzelfde is als “ernstige hinder zonder onderbreking”).

  • 5.

    Woning of bij die woning behorend erf: de woning, de rest van het betrokken perceel (zoals een tuin) en de gezamenlijke ruimte binnen een wooneenheid zoals het portiek, de parterretrap, de gezamenlijke buitenruimte, enzovoorts.

  • 6.

    Gedragingen in of vanuit die woning of dat erf: gedragingen die in of rondom de woning of het erf worden gepleegd.

  • 7.

    Omwonende(n): personen die in de nabijheid van het adres waarop overlast wordt veroorzaakt woonachtig zijn.

  • 8.

    Een andere geschikte wijze: een andere maatregel die als doel heeft de beëindiging van de overlast zoals in gesprek gaan met overlastveroorzaker, de inzet van hulpverlening, bemiddeling of het waarschuwen van de overlastveroorzaker.

  • 9.

    G edragsaanwijzing: een aanwijzing in de vorm van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom waarin staat welke gedraging(en) moet(en) worden gedaan of nagelaten en binnen welke termijn.

  • 10.

    APV: de vigerende Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Dronten.

Hoofdstuk 2 Toepassen Wet aanpak woonoverlast

Stap 1. Meldingen

Artikel 2. Wijze van melden van woonoverlast

  • 1.

    De omwonende(n) dan wel diegenen die woonoverlast ondervinden kunnen hiervan melding doen bij de gemeente.

  • 2.

    In het geval de woning een huurwoning betreft, wordt de overlast in eerste instantie gemeld aan de woningcorporatie.

  • 3.

    Meldingen kunnen ook via buurtbemiddeling, de politie, woningcorporatie, de gemeentelijke Boa’s of het interventieteam binnenkomen.

Artikel 3. Inhoud melding

  • 1.

    In de melding, als bedoeld in artikel 2, moet in ieder geval staan:

    • het adres van de woning/erf van waaruit de woonoverlast wordt veroorzaakt;

    • de naam/namen van de (vermoedelijke) veroorzaker/veroorzakers;

    • de aard van de woonoverlast;

    • de ernst van de woonoverlast, hoe vaak deze voorkomt en wanneer deze is voorgekomen;

    • wat de melder heeft ondernomen om de woonoverlast te beëindigen;

    • indien mogelijk de feitelijke gegevens op basis van vastgelegde waarnemingen, metingen, foto- of filmmateriaal, getuigenverklaring(en) en dergelijke.

Artikel 4. Procedure huurwoningen woningcorporaties

  • 1.

    Daar waar sprake is van woonoverlast vanuit een huurwoning van een woningcorporatie, is de woningcorporatie in eerste instantie aan zet om de woonoverlast aan te pakken, bijvoorbeeld door toepassing van de huurrechtelijke gedragsaanwijzing.

  • 2.

    Indien een woningcorporatie al datgene wat in haar macht ligt heeft ingezet om de ernstige en herhaaldelijke hinder te beëindigen en er is nog steeds sprake van ernstige en herhaaldelijke hinder, of er ontstaat een urgente situatie (waar spoed geboden is), dan kan de woningcorporatie aan de burgemeester verzoeken om ondersteuning in de vorm van gebruikmaking van artikel 2:79 van de APV.

  • 3.

    In het geval dat de openbare orde en veiligheid in gevaar dreigt te komen kan de burgemeester besluiten een gedragsaanwijzing op te leggen aan een overlastveroorzaker.

Stap 2. Afwegingen aanpak overlastsituatie

Artikel 5. Toepassing van artikel 2:79 APV

  • 1.

    Voordat een gedragsaanwijzing wordt gegeven zoals bedoeld in artikel 2:79 van de APV, wordt eerst zo mogelijk gebruik gemaakt van een minder zware aanpak zoals een gesprek met de overlastveroorzaker, buurtbemiddeling, mediation of hulpverlening.

  • 2.

    Bij de keuze van de wijze waarop de woonoverlast wordt aangepakt, wordt rekening gehouden of de overlastveroorzaker kampt met een psychische of psychiatrische aandoening.

  • 3.

    In het geval dat er sprake is van psychische of psychiatrische problemen dient in samenwerking met het sociale domein, hulpverlening, politie en woningcorporatie(s) bepaalt te worden welke mogelijkheden er zijn om de ernstige en herhaaldelijk hinder te stoppen of te beperken.

  • 4.

    De burgemeester beoordeelt of er sprake is van woonoverlast zoals bedoeld in artikel 2:79 APV. Daartoe wordt bij de melder en andere partijen zoals buurtbemiddeling, hulpverleningsinstanties informatie ingewonnen om inzicht te krijgen over onder meer de aard, de ernst, de frequentie en de veroorzaker(s) van de ernstige en herhaaldelijke hinder.

  • 5.

    Op basis van de uitkomsten van het onderzoek bepaalt de burgemeester of hij toepassing geeft aan artikel 2:79 APV. In dat geval wordt gehandeld conform van deze beleidsregels.

Stap 3. Dossiervorming

Artikel 6. Dossiervorming

Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 2:79 van de APV, wordt alle bekende informatie vastgelegd in een dossier. Hierin wordt in ieder geval opgenomen:

  • Klachten, meldingen, concreet omschreven waarnemingen, registraties en (sfeer)rapportages.

  • Contactgegevens van betrokken bewoner(s), omwonende(n) en (professionele) partijen en instanties.

  • Gespreksverslagen, beoordelingen, evaluaties en adviezen van bij de bestrijding van woonoverlast betrokken partijen.

Stap 4. Inventarisatie en uitvoering interventies

Art. 7. Interventies

Naast het opleggen van een gedragsaanwijzing op grond van artikel 2:79 APV heeft de gemeente ook andere maatregelen tot zijn beschikking die in de overweging tot het aanpakken van woonoverlast vanuit een woning of daarbij behorend erf kunnen worden meegenomen:

  • Herstelsanctie o.g.v. Woningwet

  • Herstelsanctie o.g.v. het bestemmingsplan

    • Sluiten woning/gebouw (Bestuursrechtelijk)

 

Deze bevoegdheden zien vooral op de fysieke staat van de woning en op ernstige overtredingen van de veiligheid en openbare orde. De Wet aanpak woonoverlast vult deze bevoegdheden aan. De wet is vooral gericht op gedragingen die worden gecategoriseerd als ‘sociale overlast’, zoals geluidsoverlast.

Stap 5. Inzet bevoegdheden artikel 2:79 APV

Artikel 8. Waarschuwing

  • 1.

    Als de inhoud van het dossier, als bedoeld in artikel 6, de toepassing van artikel 2:79 APV rechtvaardigt, dan stuurt de burgemeester een officiële waarschuwing aan de overlastveroorzaker(s).

  • 2.

    De burgemeester zal de overlastveroorzaker(s) in de waarschuwing erop wijzen ervoor zorg te dragen dat de gedraging(en) worden opgevolgd of worden nagelaten veroorzaakt of veroorzaken wordt of worden gestaakt.

  • 3.

    In de waarschuwing staat welke gedragingen moeten worden beëindigd en/of niet mogen worden herhaald. Daarbij wordt eveneens het opleggen van een gedragsaanwijzing in het vooruitzicht gesteld, indien de bedoelde gedragingen niet binnen de gestelde termijn zijn gestaakt.

  • 4.

    De overlastveroorzaker wordt in de gelegenheid gesteld om tegen de waarschuwing een zienswijze in te dienen.

Artikel 9. Gedragsaanwijzing

  • 1.

    Indien de overlastveroorzaker zijn gedraging(en), die woonoverlast voor omwonende(n) tot gevolg hebben, niet heeft gestaakt binnen de termijn die daarvoor is gegeven, geeft de burgemeester afhankelijk van de omstandigheden een gedragsaanwijzing in de vorm van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom.

  • 2.

    In de gedragsaanwijzing wordt duidelijk en concreet omschreven welke gedraging(en) moet worden gedaan of nagelaten, binnen welke termijn en wat de gevolgen zijn als niet aan deze last wordt voldaan. De last wordt deugdelijk gemotiveerd onder vermelding van de aanpak die reeds is gevolgd om toepassing van artikel 2:79 APV te voorkomen.

Artikel 10. Gedragsaanwijzing inhoudende huisverbod.

  • 1.

    De in artikel 9 bedoelde last kan eveneens inhouden een verbod aan de overlastveroorzaker om aanwezig te zijn in of bij de woning of op het bij de woning behorend erf van waaruit de woonoverlast plaatsvinden, voor de duur van maximaal tien dagen, te verlengen tot maximaal vier weken. Op dit verbod zijn de artikelen 2 tweede lid en vierde lid aanhef en onder a en b, 5, 6, 8eerste lid aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod van toepassing.

  • 2.

    Het verbod als bedoeld in het eerste lid van dit artikel zal pas worden uitgevaardigd wanneer er gegronde redenen zijn voor de verwachting dat een gedragsaanwijzing niet binnen de gestelde termijn tot het beoogde resultaat zal leiden.

Artikel 11. Spoedprocedure

Indien de aard en mate van de woonoverlast vereisen dat onmiddellijk een gedragsaanwijzing aan de veroorzaker(s) van de overlast wordt opgelegd, wordt de waarschuwing (artikel 8) over geslagen.

Artikel 12. Hoogte dwangsom

De hoogte van de dwangsom bedraagt maximaal € 500,- per keer dat niet voldaan wordt aan de last, tot een maximum van € 10.000,- of maximaal € 1.000,- per week dat niet wordt voldaan aan de last, tot een maximum van € 20.000,-.

Hoofdstuk 3. Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking, nadat de wijziging van de APV van kracht is, op de dag nadat deze bekend zijn gemaakt.

Artikel 14. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels Wet aanpak woonoverlast gemeente Dronten.

 

 

 

Dronten, 24 mei 2018

De burgemeesters van Dronten,

mr. A.B.L. de Jonge

Toelichting

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. begripsbepalingen

Ernstige hinder

In de memorie van toelichting (MvT) bij de Wet aanpak woonoverlast wordt een vergelijking gemaakt met artikel 37 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, waar onder hinder gedragingen worden verstaan het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen of het onthouden van licht of lucht. Ernstige hinder als bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet kan tevens onrechtmatig zijn in de zin van artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek, maar dat is geen vereiste. En andersom zal niet elke onrechtmatige burenhinder ook automatisch kunnen worden aangemerkt als ernstige hinder als bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet.

 

Wat ernstige hinder is zal mede afhankelijk zijn van de omstandigheden van het geval. De overlast dient in ieder geval zoveel mogelijk objectiveerbaar te zijn. Dit houdt in dat de overlast afhankelijk van de overlastsituatie o.a. blijkt uit:

Dagrapporten of mutatiestaten van de politie

Constateringsrapport(en) van gemeentelijke toezichthouders of BOA’s

Onderzoeksrapport(en) opgesteld door onafhankelijk deskundigen

 

Minder geobjectiveerd, maar signalen die wel een aanwijzing of ondersteunend kunnen zijn dat het gaat om ernstige hinder zijn:

Meerdere klachten van hinder door meerdere klagers waarvan de klachten consistent zijn naar frequentie, aard, duur, bron en momenten van de overlast.

 

Hoewel hinder in vele vormen kan voorkomen is in onderstaande tabel een indicatieve, niet-limitatieve indeling in categorieën weergegeven voorzien van voorbeelden, die als richtlijn kan worden gebruikt bij de toepassing van onderhavig beleid:

 

Categorie

Voorbeelden

 

1. Gewone burenoverlast: ergernis over woon- en leefgeluiden

 

Tikkende hakken op de parketvloer, harde muziek, kookgeuren, foutparkeren, barbecue, overhangende takken, stank door vuilnis, etc.

 

 

2. Ernstige overlast: overschrijding van normen

 

Aanhoudende geluidsoverlast, agressief/intimiderend gedrag, bedreigingen, ernstige stankoverlast, drugsgebruik, hinderlijke aanloop/overlast van bezoekers, verstoren nachtrust, vernielingen, afvaloverlast/ verwaarlozing van woning of erf, overlast door dieren,

 

3. Woonfraude: overlast door strafbare of niet vergunde activiteiten.

 

Hennepteelt, incl. brandgevaar en stankoverlast, dealen, autoreparaties, prostitutie, overbewoning, etc.

 

 

De Wet aanpak woonoverlast heeft voornamelijk betrekking op categorie 2, de ernstige (sociale) overlast. Bij categorie 1 gaat het specifiek niet om ernstige overlast, waar meestal een eenvoudige oplossing voor is (zoals buurtbemiddeling). Het is echter mogelijk dat ergernissen over woon- en leefgeluiden in de eerste categorie uitmonden in ernstigere vormen van overlast en langdurig conflict en zodoende in categorie 2 terecht komen. Tevens is het ook mogelijk dat de tweede en derde categorie met elkaar overlappen.

 

Herhaaldelijke hinder

De burgmeester geeft geen toepassing aan de bestuursdwangbevoegdheid op basis van één incident.

 

Onmiddelijke nabijheid

Wat de precieze afstand is in meters bij “onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf” is moeilijk te bepalen. Het moet wel gaan om hooguit enkele meters, omdat de overlast zich in dat geval al snel afspeelt in de openbare ruimte, waardoor er sprake is van verstoring daarvan.

 

Gedragingen in of vanuit die woning of dat erf

Volgens de memorie van toelichting (MvT) gaat het om de woning die, of het erf dat, de overlastveroorzaker gebruikt. De gedragingen die worden gepleegd in de nabije omgeving van de woning, bijvoorbeeld in de tuin van de buren, vallen in beginsel onder de bepaling. Zo kan een blaffende hond op de straat voor de woning of een intimiderende gedraging voor de deur van de woning van de buurman onder het bestanddeel gedragingen in of vanuit die woning of dat erf”vallen, zolang er een duidelijke verband is tussen de gedraging en de woning of het erf. Bij een blaffende hond of een intimiderende gedraging vijf straten verderop is geen sprake meer van gedragingen vanuit de woning of het erf.

 

De gedragingen kunnen worden gepleegd door de gebruiker van de woning zelf of door een bezoeker zoals gasten of vrienden van de gebruiker of de hond van de gebruiker.

 

Als de gedragingen door de bezoeker worden gepleegd, moet de gebruiker (tot wie het besluit is gericht) in staat zijn de gedragingen te stoppen. De gebruiker kan bijvoorbeeld bepaalde personen die telkens ernstige hinder veroorzaken vragen de woning na een bepaald tijdstip te verlaten of hen niet meer toe te laten in de woning. Nalaten van een bepaald handelen kan onder omstandigheden ook als een gedraging worden gezien.

 

Andere geschikte wijze

In de MvT wordt met andere geschikte wijze gedoeld op minder ingrijpende middelen conform het subsidiariteitsbeginsel. Dat kunnen ook andere middelen zijn dan de uitoefening van

overheidsbevoegdheden. Mogelijke andere wijzen van tegengaan van de ernstige hinder zijn buurtbemiddeling, mediation of een door het slachtoffer zelf aan te spannen civiele procedure.

 

Artikel 2. Wijze van melden van overlast

De melders c.q. de overlastbelevers moeten duidelijk aangeven wat zij aan overlast ervaren en hoe ernstig dit is voor hen. Of er sprake is van overlastgevend gedrag beoordeelt de burgemeester aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval en de intensiteit van de gedragingen.

 

Artikel 3. Inhoud melding

Woonoverlast doet zich voor in allerlei vormen en intensiteiten. De melders c.q. de overlastbelevers moeten duidelijk aangeven wat zij aan overlast ervaren en hoe ernstig dit voor hen is aan de hand van vastgelegde waarnemingen met data, zo mogelijk gestaafd met metingen en/of foto- of filmmateriaal. Omdat overlast een subjectieve beleving is, dragen deze feiten ertoe bij om te bepalen of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder. Of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder zoals bedoeld in artikel 2:79 van de APV beoordeelt de burgemeester aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval en de intensiteit van de gedragingen. Overlastbeleving is subjectief, maar bij de beoordeling van een casus wordt getoetst of en in hoeverre er sprake is van een belangrijke afwijking van wat in het normale dagelijkse verkeer tussen bewoners en omwonende(n) gebruikelijk en aanvaardbaar is.

 

Artikel 4. Procedure woningbouwcoöperatie

Verhuurders hebben de mogelijkheid om gebruik te maken van de mogelijkheden die het huurrecht biedt. Zij kunnen in het huurcontract bepalingen opnemen die de huurders ervan weerhouden om overlast te veroorzaken. Ook behoort de vrijwillige of een via de rechter afgedwongen gedragsaanwijzing tot de mogelijkheid voor de verhuurders. Als uiterste middel kunnen zij aan de rechter ontbinding van het huurcontract vragen.

 

Indien er verstoring van de openbare orde en veiligheid dreigt dan kan de burgermeester ervoor kiezen om een publiekrechtelijke gedragsaanwijzing op grond van art. 151d Gemeentewet en artikel 2:79 APV op te leggen.

 

Artikel 5. Toepassing van artikel 2:79 APV

Psychische en/of Psychiatrische aandoening bij overlastsituatie

Bij de keuze van de manier waarop een overlastsituatie wordt aangepakt wordt er rekening mee gehouden of overlastveroorzakers kampen met een psychische of psychiatrische aandoening (zoals aangetoond door de hulpverleningsinstanties). Het moet in het vermogen van de veroorzaker liggen om zijn hinderlijke gedragingen te staken. Als er psychische of psychiatrische problemen aan de orde zijn, dan is er altijd een centrale en zwaarwegende rol weggelegd voor de hulpverlening. Tegelijkertijd verliest de gemeente niet de belangen van de omwonende(n) uit het oog. Het kan daarom voorkomen dat de frequentie en de intensiteit van de overlast, eventueel in combinatie met risico’s voor omwonende(n), dusdanig groot zijn dat de burgemeester geen andere mogelijkheid heeft dan het geven van een gedragsaanwijzing. Hierbij vindt afstemming plaats met de hulpverlenende instanties.

 

Het rekening houden met de psychische of psychiatrische problemen van veroorzakers, komt overeen met de bedoeling van de wetgever.

 

Proportionaliteit en subsidiariteit

Voordat de burgemeester overgaat tot een gedragsaanwijzing wordt bekeken of een minder zware aanpak mogelijk is. Een mogelijkheid is de inzet van een gesprek, buurtbemiddeling of mediation . Wat ook kan, is dat de melding wordt doorgezet naar een hulpverleningsinstantie. Mediation of hulpverlening in combinatie met een gedragsaanwijzing en/of handhaving kan ook.

 

Als er geen einde komt aan de overlast door handhaving, bemiddeling of hulpverlening, dan volgt de afweging van de burgemeester of de casus in aanmerking komt voor de toepassing van art. 2:79 APV.

Artikel 7. Interventies

Herstelsanctie o.g.v. Woningwet (achterstallig onderhoud, verzamelingsdrang, brandgevaarlijke situaties)

art. 1a Woningwet

 

Herstelsanctie o.g.v. het bestemmingsplan (bijv. bedrijfsmatige activiteiten)

art. 7.1 Wet ruimtelijke ordening

 

Indien de aanpak van de hinder geen effect heeft kan overwogen worden om een zwaarder instrument in te zetten door het sluiten van een woning/gebouw. Als aan de daarvoor geldende voorwaarden kan worden voldaan.

 

Sluiten woning/gebouw (Bestuursrechtelijk)

  • Verstoring openbare orde (Wet Victoria)

Art. 17 Woningwet

  • Ingebruikneming woning na sluiting (Wet Victor)

Art. 7:2312 Burgerlijk Wetboek, ontbinding huurovereenkomst

Art. 14 Woningwet, beheer woning

Art. 77 Onteigeningswet, onteigenen

  • Drugshandel ( Wet Damocles)

Art. 13b Opiumwet

 

Artikel 8. Waarschuwing

Het is de bedoeling dat de burgemeester, alvorens een gedragsaanwijzing te geven, eerst een bestuurlijke waarschuwing geeft, waarin staat welke hinder binnen welk tijdsbestek moet worden beëindigd. In de waarschuwing wordt de gedragsaanwijzing als mogelijke, volgende stap aangekondigd.

 

Het geven van een waarschuwing met de mogelijkheid van het indienen van een zienswijze is gebruikelijk voordat toepassing wordt gegeven aan de bevoegdheid om een sanctie zoals bestuursdwang of dwangsom op te leggen.

 

Artikel 9. Gedragsaanwijzing

In het geval dat de waarschuwing geen effect sorteert, kan de burgemeester over gaan tot het opleggen van een gedragsaanwijzing in de vorm van een last onder dwangsom of bestuursdwang. In de gedragsaanwijzing staat omschreven wat de overlastveroorzaker moet doen of moet nalaten en binnen welke termijn.

 

Het tweede lid van artikel 151d van de Gemeentewet geeft aan dat, alvorens de burgemeester gebruik kan maken van de bevoegdheid, duidelijk moet zijn geworden dat de hinder niet op “een andere geschikte wijze” kan worden tegengegaan. De bevoegdheid is het sluitstuk van de aanpak. Vóórdat de beslissing aan de orde is of er gebruik moet worden gemaakt van de bevoegdheid, zal er een duidelijk beeld moeten zijn van de ernst en of de hinder herhaaldelijke is.

 

In de beslissing moet tevens opgenomen worden of, en zo ja, welke, andere minder zware aanpak heeft plaatsgevonden. Deze aanpak kan o.a. bestaan uit gesprek, bemiddeling, hulpverlening en eventueel de huurrechtelijke aanpak (privaatrecht) van een verhuurder. In alle gevallen zal uit het dossier moeten blijken wat er al gedaan is, met welk resultaat en dat er eigenlijk geen ander opties meer zijn dan de gedragsaanwijzing.

 

De nieuwe bevoegdheid zal alleen worden gehanteerd na een zorgvuldige belangenafweging. Het gaat daarbij uiteraard om de belangen van zowel de veroorzaker(s) als van degenen die hinder ondervinden. Als uitgangspunt geldt dat degenen die aantoonbaar ernstige en herhaaldelijke hinder ondervinden, bescherming verdienen. Dit impliceert dat het niet verantwoord is om de beëindiging van de hinder een onredelijk lange tijd te laten duren. In de praktijk is er al een lange tijd woonoverlast vooraf gegaan wanneer een gedragsaanwijzing wordt gegeven. Het kan niet zo zijn dat de aanpak van hinder een slepende kwestie wordt. Er is altijd sprake van een behoorlijke mate van urgentie.

 

De keuze tussen de opties last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom hangt af van de specifieke situatie. In de regel wordt gekozen voor bestuursdwang als de verwachting is dat een dwangsom niet effectief zal zijn. De inzet van de gedragsaanwijzing is een juridisch traject. Degene die een aanwijzing krijgt, kan in bezwaar en vervolgens in beroep gaan.

 

Er zijn situaties denkbaar waarin de burgemeester bestuursrechtelijk kan optreden, terwijl er ook een strafrechtelijke aanpak mogelijk is of reeds is opgestart. Overleg tussen de burgemeester enerzijds en politie en Openbaar Ministerie anderzijds moet dan leiden tot een goede onderlinge afstemming. Een dergelijk overleg kan in –lokaal- driehoek verband plaatsvinden.

 

Artikel 10. Gedragsaanwijzing inhoudende huisverbod.

Deze gedragsaanwijzing mag pas worden opgelegd als alle andere middelen niet het beoogde effect hebben gehad.

 

Wanneer er gegronde redenen zijn voor de verwachting dat een gedragsaanwijzing (dwangsom/bestuursdwang) niet binnen de gestelde termijn tot het beoogde resultaat (beëindiging van de hinder) zal leiden, dan vaardigt de burgemeester een verbod uit om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf, voor een periode van tien dagen. Bij ernstige vrees voor verdere overtreding wordt het verbod verlengd tot maximaal vier weken. Op het opleggen van een dergelijk verbod is de Wet tijdelijk huisverbod van toepassing.

 

De afweging van de gegronde redenen kunnen worden herleid uit de opbouw van het dossier.

 

Artikel 11. Spoedprocedure

Wanneer blijkt dat de aard en mate van de hinder zodanig zijn dat onmiddellijke actie noodzakelijk is kan de burgemeester besluiten om direct over te gaan tot het geven van een gedragsaanwijzing in de vorm van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom, zonder voorafgaande waarschuwing. In de motivering moet daarbij aangegeven worden waarom de reguliere procedure niet kan worden afgewacht.

Naar boven