Aanwijzing directeur publieke gezondheid van de GGD als toezichthouder Kinderopvang

Aanwijzing directeur publieke gezondheid van de GGD als toezichthouder Kinderopvang

1. B&W besluiten:

De directeur publieke gezondheid van de GGD Gooi en Vechtstreek met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018 aan te wijzen als toezichthouder kinderopvang als bedoeld in artikel 1.61 en 2.19 van de Wet kinderopvang.

De toezichthouder toestemming te verlenen tot het machtigen van één of meer personen die onder zijn leiding werkzaam zijn bij de GGD Gooi en Vechtstreek om namens hem op te treden als toezichthouder kinderopvang.

Het eerdere besluit tot mandatering van de directeur van de GGD Gooi en Vechtstreek als toezichthouder d.d. 09-01-2018 (zaak 622418) in te trekken.

De directeur publieke gezondheid van de GGD Gooi en Vechtstreek van dit aanwijzingsbesluit schriftelijk in kennis te stellen.

2. Inleiding

In de Wet kinderopvang staat dat het college toeziet op naleving van de kwaliteitseisen voor kinderopvang in zijn gemeente. In de wet staat ook dat het college de directeur publieke gezondheid (DPG) van de GGD dient aan te wijzen als toezichthouder op de kinderopvang. Op dit moment is het toezicht op de kinderopvang gemandateerd aan de DPG van de GGD. De aanwijzing valt echter niet onder mandaat op grond van de Awb, omdat het geen besluit is waarbij het college de uitoefening machtigt.

De DPG machtigt vervolgens zijn toezichthouders om de toezichthoudende taken onder zijn verantwoordelijkheid uit te voeren. Hiervoor dient het college toestemming te verlenen.

3. Beoogd effect

De DPG van de GGD is formeel aangewezen als toezichthouder voor de kinderopvang.

4. Argumenten en onderbouwing

1.1 In de Wet Kinderopvang staat dat het college de directeur publieke gezondheid (DPG) dient aan te wijzen als toezichthouder kinderopvang

Momenteel is deze taak gemandateerd aan de DPG. Een aanwijzing als toezichthouder is de juiste vorm.

2.1 De DPG voert het toezicht niet zelf uit

De DPG wordt met de aanwijzing wel verantwoordelijk voor de uitvoering van het toezicht, maar voert deze taken niet zelf uit. Dat doen zijn toezichthouders. De DPG moet deze toezichthouders dan wel machtigen om dit toezicht namens hem uit te voeren. Het college dient hiervoor toestemming te verlenen.

3.1 Het mandaatbesluit wordt met het aanwijzingsbesluit overbodig

Op 9 januari jl. is de mandatering van het toezicht aan de DPG, middels een regel in de mandatenlijst, besloten. Deze mandatering is niet (meer) nodig.

4.1 De DPG dient op de hoogte te zijn van het aanwijzingsbesluit

5. Houd rekening met en onderbouwing

N.v.t.

6. Duurzaamheid

Kwalitatief goede en veilige kinderopvang is belangrijk voor kinderen en ouders. Zij moeten erop kunnen rekenen dat de kinderopvang een veilige, gezonde en stabiele omgeving is, waar de belangen van het kind centraal staan en waar de ontwikkeling van het kind wordt gestimuleerd. Daarom is het belangrijk dat het toezicht goed geregeld is.

7. Financiële onderbouwing

N.v.t.

8. Communicatie en participatie

De directeur publieke gezondheid van de GGD wordt met een brief geïnformeerd over dit besluit.

9. Uitvoering / tijdpad / evaluatie N.v.t.

Naar boven