Gemeenteblad van Wageningen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Wageningen | Gemeenteblad 2017, 9235 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Wageningen | Gemeenteblad 2017, 9235 | Beleidsregels |
Nadere regels jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning en Participatiewet Wageningen 2016.
Het college van burgemeester en wethouders van Wageningen,
Overwegende dat het wenselijk is nadere regels vast te stellen ten aanzien van de uitvoering van de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), en de Participatiewet.
Besluit vast te stellen de volgende nadere regels met betrekking tot jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning en Participatiewet Wageningen 2016.
Complexe hulpvraag: Er is sprake van een complexe vraag als de cliënt langdurig te maken heeft met één of meerdere samenhangende en elkaar mogelijk versterkende problemen én de cliënt en zijn/haar omgeving niet zelfredzaam genoeg zijn tot het ontwikkelen en voeren van een adequate regie ten aanzien van de beheersing of oplossing van de problemen. Of een vraag complex is of niet complex is wordt bepaald na de vraagverheldering.
Cliëntondersteuning: onafhankelijke, kosteloze en deskundige ondersteuning, conform artikel 1.1.1 van de Wmo 2015, met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen.
Mantelzorg : hulp conform artikel 1.1.1. van de Wmo 2015 ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.
Niet complexe hulpvraag: hulpvragen die te maken hebben met één of een aantal problemen, waarbij de cliënt zelfredzaam genoeg is om het probleem of de problemen na het verkrijgen van informatie, een voorziening of een uitkering, op te lossen of te stabiliseren. Of een vraag complex is of niet complex is wordt bepaald na de vraagverheldering.
Niet-wettelijke o rganisatieoverstijgende systemen: informatiesystemen waarin gegevens worden of zijn vastgelegd die voor meerdere organisaties toegankelijk zijn en waarvoor geen wettelijke verplichting geldt. Organisatieoverstijgende systemen waarbij vastlegging van persoonsgegevens wettelijk bepaald is, vallen hier buiten.
Plan van aanpak: Ondersteuningsplan vanuit de gedachte één huishouden, één plan, één regisseur met aandacht voor de eigen kracht en het informele netwerk gericht op de oplossing van de hulpvraag. In het plan van aanpak worden prioriteiten gesteld die gericht zijn op het oplossen van (delen van) de hulpvraag.
Vertrouwenspersoon : persoon conform artikel 1.1 van de Jeugdwet die jeugdigen, ouders of pleegouders op hun verzoek ondersteunt in aangelegenheden die samenhangen met de wettelijke taken en verantwoordelijkheden van het college, de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling en het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling.
Hoofdstuk 2 Gemeentelijke toegang tot jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning
Artikel 2.6 Complexe hulpvraag en aanvraag voorziening
Aanmelding bij het kernteam geschiedt met toestemming en namens de cliënt door de deskundige die de vraagverheldering heeft uitgevoerd of door de hulpverleners bij andere vindplaatsen die de vraagverheldering hebben toegepast. Toestemming is niet vereist bij zorgwekkende zorgmijders en/of als de veiligheid in het geding is.
Artikel 2.7 Omgang met privacygevoelige informatie
De cliënt heeft het recht om geen toestemming te geven of deze alleen voor een deel van de informatie te geven. Bij de beoordeling over de benodigde hulp, baseert het college zich dan op de gegevens die de cliënt beschikbaar heeft gesteld, mits dit niet in strijd is met andere wettelijke verplichtingen.
Hoofdstuk 3 Het persoonsgebonden budget en het persoonlijk re-integratiebudget
Artikel 3.3 Hoogte van het pgb en prb
een hulpmiddel wordt gebaseerd op ten hoogste de kostprijs van het hulpmiddel die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt. Als de verstrekking in natura een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de technisch is afgeschreven, rekening houdend met het onderhoud en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering;
Hoofdstuk 4 Financiële tegemoetkoming aan personen met een beperking of chronische ziekte
Artikel 4.1 Voorwaarden voor tegemoetkoming
De cliënt die voor vergoeding in aanmerking wil komen, moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
Hoofdstuk 5 maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning
Hoofdstuk 6 Vormen van Jeugdhulp
Artikel 6.1 Overige voorzieningen
De volgende voorzieningen behoren tot de overige voorzieningen die vrij toegankelijk zijn:
Kortdurende individuele, niet specialistische begeleiding gericht op de algemene dagelijkse levensverrichtingen, voor max. 12 uur per inwoner, per jaar. Collectieve, niet specialistische begeleiding voor jeugdigen met een licht verstandelijke beperking, psychiatrische aandoening, een zintuiglijke beperking, een lichamelijke beperking, een somatische aandoening of een psychiatrische aandoening.
Artikel 7.1 Kwalitatieve eisen Wmo 2015 en Jeugd voor de verlening van diensten
De aanbieder draagt zorg voor monitoring van de processen op diverse aspecten zoals doorlooptijd van het hulptraject, de betrokkenheid van de cliënt en zijn sociale omgeving, de kosten, het afgesproken resultaat en de tevredenheid van de cliënt. De afhandeling van eventuele klachten is onderdeel van de monitoring van klanttevredenheid.
De aanbieder zet de cliënt centraal in de hulpverlening en laat de regie over de hulpverlening zoveel mogelijk bij de cliënt. Daarnaast bevordert de aanbieder de inzet van eigen netwerkoplossingen. De zorg is gericht op blijvende participatie en stimulering van de eigen redzaamheid (regie), passend bij de mogelijkheden en beperkingen en de levensfase van de cliënt.
De aanbieder biedt vervoer als de cliënt is aangewezen op begeleiding in groepsverband gedurende een dagdeel in een instelling, wanneer dit noodzakelijk is. Uitgangspunt bij het beoordelen van de ‘noodzakelijkheid’, is het gebrek aan zelfredzaamheid van de cliënt en/of zijn omgeving. De kosten voor het vervoer dienen in de verantwoording inzichtelijk te worden gemaakt.
De aanbieder biedt persoonlijke verzorging als de cliënt is aangewezen op begeleiding in groepsverband gedurende een dagdeel in een instelling, wanneer dit noodzakelijk is. Uitgangspunt bij het beoordelen van de ‘noodzakelijkheid’, is het gebrek aan zelfredzaamheid van de cliënt en/of zijn omgeving. De kosten voor de persoonlijke verzorging dienen in de verantwoording en in de aanbieding inzichtelijk te worden gemaakt.
Artikel 7.2 Aanvullende eisen voor jeugdhulp
Voor jeugdhulp gelden de volgende aanvullende eisen:
de aanbieder verplicht zich tot het verlenen van verantwoorde jeugdhulp en heeft de verplichting om als hoofdbehandelaar geregistreerde professionals (kwaliteitsregister jeugdhulp- Stichting Kwaliteitsregister Jeugd) in te zetten. Voor kleine zelfstandigen/vrij gevestigde geldt de eis van inzet geregistreerde professionals niet, mits het kunnen bieden van ‘verantwoorde jeugdhulp’ afdoende kan worden onderbouwd. Bijvoorbeeld door aantoonbaar te zijn aangesloten bij een beroepsvereniging.
Bij het opleggen van een tegenprestatie geeft de deskundige van de gemeente uitleg op de vraag wat een tegenprestatie is en probeert hij de cliënt te motiveren om een tegenprestatie te leveren.
Artikel 9.2 Maatwerk en samenspraak
De deskundige stelt op basis van maatwerk in samenspraak met de cliënt de aard, omvang en duur van de tegenprestatie vast, waarbij de individuele mogelijkheden en omstandigheden van de cliënt in acht worden genomen.
Artikel 9.3 Vermindering van de kwetsbare positie
Bij de beoordeling van de individuele mogelijkheden en omstandigheden van de cliënt, wordt de vraag beantwoord of de tegenprestatie een bijdrage levert aan de vermindering van de kwetsbare positie van de cliënt.
Hoofdstuk 10 Het ontbreken van woonlasten en de commerciële huurprijs
Artikel 10.1 Het ontbreken van woonlasten
Met toepassing van artikel 27 Participatiewet wordt de bijstandsnorm met 10% van de gehuwdennorm verlaagd, indien een woning wordt bewoond waaraan voor de cliënt geen kosten van huur of hypotheeklasten verbonden zijn.
In de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Wageningen 2015, de Re-integratieverordening Participatiewet Wageningen 2015, de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet Wageningen 2015 en de Verordening Tegenprestatie Participatiewet Wageningen 2015 wordt in een aantal artikelen het college opgedragen nadere regels te stellen.
De verordeningen regelen de onderwerpen op hoofdlijnen, de nadere regels worden gedelegeerd aan het college. Naast deze nadere regelingen die voortvloeien uit de opdracht uit de genoemde verordeningen is er een beleidsregel toegevoegd om de juridische basis te geven aan de bijstandsnorm bij het ontbreken van woonlasten.
Het gaat hierbij om de volgende uitwerkingen:
Niet alle uitwerkingen zijn opgenomen in deze nadere regels. Als klachtenregeling voor klachten over de gemeentelijke medewerkers fungeert de huidige gemeentelijke klachtenregeling. De capaciteit voor de klachtenfunctionaris wordt uitgebreid. Voor de meldingsregeling voor calamiteiten en geweld wordt een aparte regeling opgesteld.
Het aantal nadere regels ter uitvoering van de verordening Participatie is om een aantal redenen beperkt:
Naast de in dit hoofdstuk opgenomen begrippen, zijn er ook een beperkt aantal begrippen uit de wetten opgenomen die van belang zijn voor deze nadere regels. Geadviseerd wordt ook de wetten en de verordening te raadplegen voor een uitleg van de begrippen die in deze nadere regels gebruikt worden.
Hoofdstuk 2 Gemeentelijke toegang tot hulp
De artikelen in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op de uitwerking van de Modelverordening van de VNG en de beschrijving van de integrale dienstverlening in het beleidskader “Samen Redzaam”.
Voor alle vragen op het gebied van het sociale domein kunnen mensen terecht bij het integrale punt van de gemeente Wageningen. Bij het integrale punt wordt onderscheid gemaakt tussen vragen om informatie en hulpvragen. Hulpvragen kunnen op verschillende manieren worden gemeld: mondeling, schriftelijk of elektronisch. De ontvangst van de melding wordt geregistreerd en de cliënt krijgt hiervan een ontvangstbevestiging.
Bij spoedeisende zaken, bijvoorbeeld als de situatie voor de cliënt onhoudbaar is of als de veiligheid in het geding is, kan besloten worden om direct een voorziening te treffen. Dit kunnen ook maatregelen zijn op basis van andere wetgeving, zoals de bevoegdheid van de Burgemeester om psychiatrische patiënten met dwang op te nemen als er gevaar dreigt op basis van de Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) en de mogelijkheid van het college om woonurgentie te verlenen op basis van de Huisvestingsverordening.
Artikel 2.2 Cliëntondersteuning
De cliënt wordt gewezen op de mogelijkheid om gebruik te maken van cliëntondersteuning. De gemeente ontwikkelt een visie op cliëntondersteuning.
Artikel 2.3 Indienen persoonlijk plan
In de Wmo 2015 is de verplichting opgenomen dat het college informatie verschaft over de mogelijkheid van de cliënt om een persoonlijk plan op te stellen en deze aan het college te overhandigen.
Het familiegroepsplan is in artikel 1.1 van de Jeugdwet gedefinieerd als: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. In artikel 4.1.2 van de Jeugdwet is bepaald dat de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling bij het uitvoeren van artikel 4.1.1 en indien sprake is van vroegsignalering van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als eerste de mogelijkheid biedt om, binnen redelijke termijn, een familiegroepsplan op te stellen.
Ook bij de gemeentelijke toegang vindt de gemeente het van belang dat de mogelijkheid wordt geboden om zelf een plan op te stellen. Op grond van artikel 2.1, onder g, van de Jeugdwet maakt het familiegroepsplan onderdeel uit van het gemeentelijk beleid.
We zullen formats beschikbaar stellen ten behoeve van de plannen die de inwoners zelf opstellen.
De cliënt krijgt een gesprek met een deskundige van de gemeente, in principe zijn dit de consulenten zoals de jeugd- en de Wmoconsulenten. Deze deskundige is in staat te beoordelen of een hulpvraag complex of niet complex is. Dit door het toepassen van een vraagverhelderingsmethode op basis van de Zelfredzaamheid Matrix. De Zelfredzaamheid Matrix bestrijkt de verschillende levensgebieden. De medewerker is hierbij altijd bedacht op dieperliggende vragen, ook wel aangeduid als “de vraag achter de vraag”. Als de hulpvragen van de cliënt al voldoende in beeld zijn bij de gemeente, kan er voor gekozen worden om de vraagverheldering over te slaan.
De jeugdigen worden zo veel mogelijk bij de vraagverheldering betrokken. Daarnaast gelden de wettelijke bepalingen hierover: tot 12 jaar hebben de ouders de volledige zeggenschap over de kinderen over de hulp die het kind nodig heeft, tussen 12 en 16 jaar mogen de kinderen meebeslissen en vanaf 16 jaar mogen jongeren zelfstandig beslissen over de benodigde hulp.
Op basis van de vraagverheldering beoordeelt de deskundige van de gemeente of de hulpvraag complex of niet complex. De deskundige bespreekt dit met de cliënt en geeft aan hoe hij tot deze beoordeling is gekomen. De vervolgaanpak voor een complexe en niet complexe hulpvraag verschillen en voor de cliënt moet het duidelijk zijn welke keuze gemaakt wordt en waarom.
Bij eenvoudige hulpvragen kan de deskundige samen met de cliënt bepalen welk hulp nodig is. Dit geldt ook als het persoonlijk plan of familiegroepsplan volledig en duidelijk is.
Artikel 2.5 Gesprek niet complexe hulpvraag en aanvraag voorziening
Als de hulpvraag niet complex is, dan bekijkt de deskundige samen de cliënt welke hulp nodig is. Het uitgangspunt is hierbij “lichtere vormen van hulp als het kan, zwaardere vormen van hulp als het moet”. Er kunnen ook meerdere gesprekken nodig zijn om te bepalen welke hulp nodig is.
Om zorgvuldig te bepalen welke hulp nodig is, kan er advies worden ingewonnen bij hulpaanbieders of andere deskundigen.
Op basis van de gesprekken wordt een plan van aanpak gemaakt. Als de cliënt geen plan van aanpak wenst, vraagt de consulent toestemming aan de cliënt om de betreffende gegevens van de cliënt te mogen registreren.
Als er hulp nodig is, waarvoor een beschikking van de gemeente nodig is, fungeert het ondertekende plan van aanpak als de aanvraag voor deze hulp. De cliënt wordt geïnformeerd over de mogelijkheid van pgb. Wettelijk is geregeld dat dit in begrijpelijke taal gebeurt.
Het ondertekende plan van aanpak kan ook dienen voor de aanvraag van pgb, de cliënt dient deze pgb-aanvraag aan te vullen met de wettelijke vereiste waaruit blijkt:
In het artikel is de mogelijkheid opgenomen om een ambtshalve aanvraag in te dienen. Dit is aan de orde als uit het gesprek blijkt dat de voorziening spoedeisend is en dat de cliënt door bijzondere omstandigheden niet in staat is dit zelf aan te vragen.
Het doel van de vraagverheldering en het gesprek is dat de gemeente en de cliënt er samen uitkomen. Als de cliënt het niet eens is met de voorgestelde oplossing dan kan er altijd mediation worden toegepast of een second opinion worden gevraagd (bv. door een bezoek van andere deskundige of een externe organisatie). Daarnaast kan de cliënt altijd een aanvraag indienen, ook als de cliënt het niet eens is met de voorgestelde oplossing. Als de cliënt het niet eens is met het besluit van het college zoals vastgelegd in de beschikking, geldt de reguliere bezwaarprocedure. Ook daarbij zal de gemeente eerst mediation toepassen. De gemeentelijke klachtenregeling is van toepassing op het gedrag van gemeentelijke medewerkers.
Artikel 2.6 Complexe hulpvraag en aanvraag voorziening
Als de hulpvraag complex is, dan meldt de deskundige de cliënt aan bij het kernteam. Dit gaat altijd in overleg met cliënt. Ook hulpverleners kunnen mensen bij het kernteam aanmelden als zij op basis van de vraagverheldering concluderen dat het om een complexe hulpvraag gaat. Hiervoor is toestemming van de cliënt nodig, tenzij het situaties gaat waar de veiligheid in het geding is. Hier gaat het om de veiligheid van de cliënt zelf en/of van zijn omgeving.
Het kernteam bestaat uit een vast team van professionals. Per situatie kunnen aan het kernteam vanuit een flexibele schil, één of meerdere professionals worden toegevoegd. De procesregisseur is de voorzitter van het kernteam en maakt een eerste beoordeling van het de aanmelding. Zo nodig vraagt hij aanvullende informatie. De procesregisseur bepaalt de samenstelling van het kernteam voor de behandeling van de hulpvraag. De bespreking van de hulpvraag gebeurt samen met de cliënt of diens vertegenwoordiger. In uitzonderlijke situaties, bv. bij veiligheidsrisico’s overlegt het kernteam zonder cliënt.
Binnen het kernteam wordt een plan van aanpak opgesteld. De cliënt conformeert zich aan het plan van aanpak door ondertekening van het plan. Als de cliënt meer bedenktijd nodig heeft voor de ondertekening, kan dit in overleg met het kernteam/procesregisseur. Voor de uitvoering van het plan stelt het kernteam een ambulant team samen met de benodigde hulpverleners, familie, vrijwilligers. Daarnaast vindt afstemming plaats met andere zorg en onderwijs. Het ondertekende plan van aanpak is tevens de aanvraag voor individuele en maatwerkvoorzieningen. Ook hierbij geldt dat de cliënt gewezen wordt op de mogelijkheid van een pgb.
De cliënt kan altijd een aanvraag indienen voor een maatwerk- of individuele voorzeining, ook als de cliënt het niet eens is met de voorgestelde oplossing.
De gemeente besluit over maatwerk- en individuele voorzieningen. Het advies van het kernteam over de benodigde voorzieningen neemt het college over. Ditzelfde geldt voor het oordeel van de jeugdhulpaanbieder over de benodigde hulp na doorverwijzing door huisarts, medisch specialist of jeugdarts. In heel uitzonderlijke situaties kan het college afwijken van het advies, zij motiveert dit dan in de beschikking aan de cliënt.
Monitoren van de voortgang is een taak van planregisseur van het ambulante team. Het ambulante team kan het plan van aanpak bijstellen, binnen de kaders die genoemd zijn in het plan. Voor grotere wijzigingen is overleg met het kernteam nodig, bijvoorbeeld als er meer budget nodig is of andere doelstellingen.
Artikel 2.7 Omgang met privacygevoelige informatie
In principe worden door de gemeente Wageningen en samenwerkende partners geen persoonsgegevens opgevraagd, vastgelegd of gedeeld, tenzij dit noodzakelijk is; dit wordt bepaald door:
Geldt één van de genoemde criteria voor noodzakelijkheid niet, dan wordt in principe niet overgegaan tot gegevensverwerking. Geldt alleen het laatste criterium niet, dan wordt de betrokkene doorverwezen naar een professional die wel een mandaat heeft. Het belang van de betrokkene(n) kan vanuit sommige wettelijke taken niet gelden (bijv. rechtmatigheidscontrole uitkering).
Bij alle verwerking van persoonsgegevens gelden de regels van subsidiariteit en proportionaliteit. Het college beperkt zich in verwerking van persoonsgegevens in gevoeligheid volgens de volgende gradaties:
Risicoklasse 0 betreft wel persoonsgegevens, maar is geen privacygevoelige informatie omdat deze openbaar is. Risicoklasse 1-informatie is beperkt privacygevoelig en is met standaard beveiligingsmaatregelen voldoende beschermd. Voor risicoklasse 2- en 3-informatie worden extra maatregelen getroffen voor de bescherming ervan.
Het bovenstaande laat zien dat het bepalen van (de mate van) gegevensverwerking altijd maatwerk is, wat een afweging van belangen vraagt van alle betrokkenen.
Wanneer er persoonsgegevens verwerkt worden, is deze verwerking zorgvuldig. Zorgvuldigheid in het omgaan met informatie wil zeggen dat:
In het proces vanaf aanvraag duurt de ene actie de ene keer langer dan de andere (afspraak, onderzoek, analyse, plan van aanpak). Zes weken is de totale wettelijke termijn uit de Wet Maatschappelijke ondersteuning en wordt nu ook voor de afhandeling van de aanvragen Jeugdwet van toepassing. Dit betreft de termijn tot het plan van aanpak.
In de beschikking staat het besluit van de gemeente Wageningen over de verstrekking van de individuele of maatwerkvoorziening. In de beschikking staat of het gaat om een voorziening in natura of in de vorm van pgb. In de beschikking wordt de cliënt in begrijpelijke bewoordingen gewezen op de mogelijkheid van bezwaar en beroep tegen het besluit van het college.
Als de cliënt een bezwaarschrift indient tegen het besluit van de gemeente, zal de gemeente eerst mediation toepassen. De gemeentelijke klachtenregeling is van toepassing op het gedrag van gemeentelijke medewerkers.
Hoofdstuk 3 Het persoonsgebonden budget en persoonlijk re-integratiebudget
Het persoonsgebonden budget en het persoonlijk re-integratiebudget past bij uitgangspunt van de gemeente Wageningen om inwoners keuzevrijheid te bieden. Met pgb en prb kunnen de inwoners zelf kiezen bij welke zorginstelling zij hulp/ondersteuning inkopen. Dit hoeven dus geen aanbieders zijn die de gemeente inkoopt. Pgb is niet mogelijk bij opgelegde hulp op basis van de Jeugdwet.
Artikel 3.1 Pgb voor het sociale netwerk
De beloning van het sociale netwerk met pgb moet beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Overeenkomstig de huidige praktijk met betrekking tot informele hulp wordt hierbij in ieder geval gedacht aan de inzet van het netwerk voor diensten, zoals persoonlijke verzorging of hulp bij het huishouden 2. Informele hulp bij hulpmiddelen, woningaanpassingen en specialistische hulp is minder denkbaar.
Bij de gesprek tussen de deskundige en de cliënt (artikel 2.4), of bij complexe hulpvragen (artikel 2.5) in het kernteam wordt bekeken wat van het sociale netwerk als gebruikelijke hulp gevraagd kan worden. Het sociale netwerk wordt op een zorgvuldige, eenduidige wijze in beeld gebracht op basis van de Zelfredzaamheid Matrix.
Een richtlijn voor de hulp die redelijkerwijs van het sociaal netwerk gevraagd kan worden, is het protocol ‘gebruikelijke zorg’ vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
Artikel 3.2 Persoonlijk re-integratiebudget
In overleg met de klantmanager kan de cliënt ook zelf op zoek gaan naar ondersteuning richting werk. Hiervoor wordt een budget beschikbaar gesteld, het persoonlijk re-integratiebudget, prb. Aan een prb is wel een aantal voorwaarden verbonden. Zo is dit instrument niet voor alle cliënten geschikt. De cliënt moet bijvoorbeeld over de vaardigheden beschikken om een aanbieder op de re-integratiemarkt te contracteren. Daarom is ervoor gekozen dit instrument alleen aan te bieden aan cliënten die met de inzet van dit instrument binnen 12 maanden uit kunnen stromen naar werk. Daarnaast kan er geen re-integratie-instrument aangeboden worden naast de prb.
Artikel 3.3 Hoogte van het pgb en prb
Een pgb is gemiddeld genomen goedkoper dan zorg in natura omdat er minder overheadkosten hoeven te worden meegerekend. De maximale hoogte van een pgb is in de verordening begrensd op de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college ingekochte maatwerkvoorziening in natura. Cliënten kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod
Het tweede lid geeft regels voor de wijze van berekening van de hoogte van de bedragen voor pgb’s voor afzonderlijke maatwerkvoorzieningen. Bij een aantal onderdelen wordt onderscheid gemaakt tussen welke persoon de ondersteuning levert: beroepsmatig of niet beroepsmatig. Een vrijwilliger of persoon die niet is opgeleid, ontvangt een lager tarief dan een opgeleid persoon.
De tarieven die de gemeente hanteert, liggen vast in het Financieel besluit Jeugdwet, Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en Participatiewet Wageningen 2015.
Artikel 3.4. Eenmalige uitkering na beëindiging van het pgb bij overlijden of opname in een zorginstelling
Bij overlijden van de budgethouder of de budgethouder wordt opgenomen in een zorginstelling, de eindigt het pgb van rechtswege. De zorgverlener heeft recht op een eenmalige uitkering voor zover er nog budget is. De eenmalige uitkering is bedoeld voor hulpverleners die werknemer of opdrachtnemer zijn van de budgethouder en die plotseling zonder werk komen door de beëindiging van een zorgovereenkomst. De uitkering is nadrukkelijk niet bedoeld voor zorginstellingen.
De hoogte van de eenmalige uitkering hangt af van de zorgovereenkomst die is afgesloten. Gaat het om een overeenkomst van opdracht met een vast maandloon, dan ontvangt de zorgverlener het loon van de laatste volledige maand. In alle andere gevallen ontvangt de zorgverlener het gemiddelde maandloon over de laatste drie volle maanden. Er moet een geldige zorgovereenkomst zijn afgesloten en er moet voldoende budget zijn.
Een eenmalige uitkering kan schriftelijk worden aangevraagd bij de SVB (of de mogelijke opvolger van het SVB) mits voldoende budget beschikbaar is.
Hoofdstuk 4 Financiële tegemoetkoming aan personen met een beperking of chronische ziekte
In september 2013 is het wetsvoorstel ‘Afschaffing van de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten, de compensatie voor het verplicht eigen risico, de fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en de tegemoetkoming specifieke zorgkosten en wijziging van de grondslag van de tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten’ bij de Tweede Kamer ingediend. Met deze wet wordt een tweetal financiële regelingen voor chronisch zieken en gehandicapten afgeschaft, te weten de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten en de Compensatie Eigen Risico. Om de financiële gevolgen van deze afschaffing gedeeltelijk te kunnen compenseren is tevens voorgesteld om de Wmo 2015 op dit punt aan te passen. Er is een bepaling toegevoegd die de gemeenten de mogelijkheid biedt gericht een financiële tegemoetkoming te verstrekken aan cliënten met chronische ziekte en/of beperking die aannemelijke meerkosten hebben. Dit is een mogelijkheid voor lokaal maatwerk aansluitend op landelijke fiscale regelingen.
Artikel 4.1 Voorwaarden voor tegemoetkoming
De gemeenteraad van Wageningen heeft besloten dat alle inwoners die financieel niet redzaam zijn en aanmerkelijke meerkosten hebben, in aanmerking kunnen komen voor een financiële tegemoetkomen. Onder financieel niet redzaam verstaan we in ieder geval de inwoners met een met een inkomen tot en met 130% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Artikel 4.2 De hoogte van de tegemoetkoming
De hoogte van de tegemoetkoming is gelijk aan het verplichte eigen risico opgelegd wordt door de ziektekostenverzekeraars. Dit eigen risico kan per jaar verschillen. De hoogte van de tegemoetkoming wordt vastgelegd in het Financieel besluit jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning en Participatiewet Wageningen.
Artikel 4.3 Aanvraag en beschikking
De inwoners die voor deze tegemoetkoming in aanmerking komen, zijn niet allemaal bekend bij de gemeente. Hiervoor komt een aanvraagformulier beschikbaar. Cliënten van de gemeente Wageningen worden actief gewezen op de mogelijkheid van tegemoetkoming. Een ondertekend plan van aanpak kan dan ook dienen als aanvraag voor tegemoetkoming. Uit dit verslag of plan van aanpak moet dan wel blijken dat de cliënt aan de voorwaarden voor tegemoetkoming voldoet.
Artikel 5.1 Eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen
Het Rijk laat de gemeente vrij in het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage en de criteria tot het heffen ervan. De gemeente moet zich daarbij wel houden aan de grenzen die het Rijk gaat stellen, binnen deze grenzen heeft de gemeente de beleidsvrijheid. De kaders die door het Rijk zijn vastgesteld zijn in het landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 vastgelegd. De gemeente Wageningen kiest ervoor om de maximale eigen bijdrage gelijk te stellen aan de bedragen in het Uitvoeringsbesluit.
Jaarlijks worden de bedragen bij ministeriële regeling gewijzigd. Het CAK (Centraal Administratiekantoor) stelt de eigen bijdrage vast en int deze. Zij houden hierbij rekening met het uitvoeringsbesluit en hiermee de anticumulatie. Het CAK vraagt inkomensgegevens op bij de Belastingdienst.
De eigen bijdrage geldt voor alle maatwerkvoorzieningen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. In de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Wageningen 2015 is geregeld dat cliënten die financieel niet redzaam zijn vrijgesteld worden van (een deel) van de eigen bijdrage.
Hoofdstuk 6 Vormen van jeugdhulp
Op basis van de Jeugdwet is de gemeente verplicht om inzicht te geven in individuele en de overige voorzieningen voor de jeugdhulp. In de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Wageningen 2015 zijn de hoofdvormen gegeven van jeugdhulp.
De uitwerking in de nadere regels heeft als doel dat inwoners van Wageningen een duidelijk beeld krijgen van de beschikbare jeugdhulp. Het gaat hierbij om jeugdhulp die verleend wordt op basis van de Jeugdwet, niet zijnde preventie. Preventieve inzet maakt onderdeel uit van de Wmo 2015.
Na de leeftijd van 18 jaar vallen niet alle vormen van hulp meer onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Zo worden bijvoorbeeld GGZ behandelingen, persoonlijke verzorging en verpleging voor personen ouder dan 18 jaar gefinancierd door de zorgverzekering.
Artikel 6.1 Overige voorzieningen
Er wordt onderscheid gemaakt tussen de vrij toegankelijke voorzieningen ( de “overige voorzieningen“ op basis van de Jeugdwet ) en de voorzieningen die de gemeente toekent, dit zijn de individuele voorzieningen. Dit artikel bevat de vrij toegankelijke voorzieningen.
De gemeenteraad heeft besloten om het huidige preventieve aanbod zoveel mogelijk te verbreden. Bij de overige voorzieningen zijn daarom een aantal vormen van kortdurende behandelingen opgenomen en vormen van begeleiding.
Bij het verstrekken van de voorzieningen hanteert de gemeente maatwerk en dit verwacht zij ook van aanbieders bij het geven van de vrij toegankelijke hulp. De benodigde inzet is namelijk afhankelijk wat iemand zelf kan, wat zijn omgeving kan en of er andere voorzieningen zijn die ook gebruikt kunnen worden.
Artikel 6.2 Individuele voorzieningen
Zorg in natura kan alleen maar worden afgenomen van de organisaties waar de gemeente een contract mee heeft gesloten. Als de jeugdige en zijn ouders gebruik kunnen maken van een individuele voorziening, kunnen zij dit ook zelf inkopen met behulp van pgb. Een combinatie van zorg in natura of pgb is ook mogelijk. Dit laatste geldt overigens niet voor hulp die is opgelegd in het kader van dwang en drang.
Om inzicht te geven welke aanbieders de gemeente heeft gecontracteerd, publiceert de gemeente de lijst van aanbieders.
Naast de wettelijke kwaliteitseisen heeft de gemeenteraad besloten om aanvullende gemeentelijke kwaliteitseisen te stellen. De eisen zijn van toepassing op de hulp en ondersteuning die in natura wordt ingekocht maar ook op de hulp en ondersteuning die met pgb wordt ingekocht. De eisen uit dit hoofdstuk zijn opgenomen in de inkoopvoorwaarden voor de inkoop van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning.
Artikel 7.1 Eisen Wmo 2015 en Jeugd voor de verlening van diensten
De eisen uit dit artikel zijn voor een groot deel gebaseerd op de doelstellingen uit het beleidskader “Samen Redzaam”. De inwoner centraal, integraal en systeemgericht zijn hierbij de belangrijke sleutelwoorden. Daarnaast gaan de eisen over de werkwijze van de gemeente Wageningen, zoals ook beschreven in hoofdstuk 2. De eisen zijn zowel van toepassing op grotere aanbieders als op kleine zelfstandigen. De wijze waarop de eisen worden uitgevoerd zijn afhankelijk van de omvang van de aanbieder.
Artikel 7.2 Aanvullende eisen voor verantwoorde jeugdhulp
De aanvullende eisen voor jeugdhulp gaan voor een deel over de landelijk gemaakte afspraken over de continuering van de werkwijze voor de Jeugd GGZ. Het hoofdbehandelaarschap (7.2 lid a) heeft betrekking op degene die verantwoordelijk is voor het verlenen van de verantwoorde jeugdhulp.
De gemeente hecht belang aan gewaarborgde continuering van de hulp en ondersteuning en de zorgvuldige besteding van de overheidsmiddelen. De gemeente Wageningen contracteert ook private aanbieders en zal daarom indien nodig ook met hen hierover in gesprek gaan.
Artikel 8.1 De loonkostensubsidie op basis van artikel 13 van de Re-integratieverordening
Het gaat hierbij niet om de loonkostensubsidie die verstrekt wordt aan een werkgever die een arbeidsgehandicapte met een loonwaarde tot 100% in dienst neemt. Het gaat hierbij om een loonkostensubsidie bij bijvoorbeeld de huidige opstapbanen of praktijkbanen. De loonkostensubsidie die in artikel 13 van de verordening wordt bedoeld is dus eigenlijk een re-integratievoorziening.
Ad. a Binnen het huidige beleid wordt voor opstapbanen en praktijkbanen een bedrag van € 10.000 per medewerker als tegemoetkoming in de loonkosten verstrekt. Een bedrag van 50% van de loonkosten is in relatie tot de bedragen die nu toegekend worden redelijk
Ad b en c. De ervaring leert, dat het vinden van werk lastig is voor oudere werknemers. De leeftijdsgrens hiervoor is moeilijk vast te stellen. In combinatie met een aantal andere factoren zoals het niet hebben van een startkwalificatie en een relatief lange periode van werkloosheid is het erg moeilijk om vanaf 45 jaar een baan te vinden zonder ondersteuning door de gemeente. Naarmate de werkloosheid langer duurt, wordt de positie van de werknemer steeds kwetsbaarder. Vanaf 12 maanden werkloosheid is er sprake van langdurige werkloosheid. De kwetsbare positie verandert dan in een uiterst kwetsbare positie.
Heel duidelijk moet zijn wat met een tegenprestatie wordt bedoeld. De cliënt moet weten dat het niet om een re-integratietraject gaat, maar om nuttige maatschappelijke onbetaalde activiteiten als tegenprestatie voor de uitkering. De tegenprestatie moet de cliënt motiveren activiteiten uit te voeren;
Artikel 9.2 Maatwerk en samenspraak
De tegenprestatie wordt in eerste instantie niet eenzijdig opgelegd. De cliënt is gemotiveerder als hij zelf aan mag geven welke activiteiten hij op het oog heeft. Pas als de cliënt geen mogelijkheden aanreikt, wordt eenzijdig een maatschappelijk nuttige activiteit door de gemeente aangewezen. Ook hierbij geldt, dat rekening gehouden wordt met de individuele mogelijkheden van de belanghebbende;
Artikel 9.3 Vermindering van de kwetsbare positie
Deze eis is vastgelegd in artikel 4 van de verordening tegenprestatie. Hiermee wordt voorkomen dat er zinloze activiteiten opgedragen worden die de positie van de cliënt niet versterken. Een bijkomend voordeel van de uitvoering van de tegenprestatie kan zijn, dat de cliënt vaardigheden opdoet die hij later kan gebruiken bij pogingen om aan het werk te komen. Daarnaast kan de tegenprestatie bijdragen tot vermindering van het maatschappelijk isolement. De positie van de cliënt wordt hiermee minder kwetsbaar.
Als de cliënt geen concrete activiteiten heeft aangegeven die uitgevoerd kunnen worden, krijgt hij de gelegenheid om deze zelf te zoeken. Om de klant van dienst te zijn bij deze zoektocht, wordt hij verwezen naar mogelijke partijen, te weten de vrijwilligerscentrale en de partijen die in het kader van het MO-beleidsplan subsidie ontvangen van de gemeente.
Geen activiteiten voorhanden. Deze regel volgt uit artikel 7 lid 2 van de Verordening tegenprestatie Wageningen 2015. Het heeft weinig zin om de belanghebbende te verplichten net zo lang door te zoeken totdat er een maatschappelijk nuttige activiteit gevonden is. Dat werkt demotiverend en daarbij bestaat de kans dat er een activiteit wordt gevonden die niet (helemaal) past bij de mogelijkheden van de belanghebbende. Daarom is het beter om een rustperiode van 1 jaar in te lassen. Als er na dit jaar na serieuze pogingen nog steeds geen maatschappelijk nuttige activiteiten gevonden zijn, volgt structurele vrijstelling. Gedurende de zoekperiode kan overigens ook worden geprobeerd structureel vrijwilligerswerk te vinden. Als dat lukt, dan volgt automatisch vrijstelling.
Artikel 10.1 Het ontbreken van woonlasten
De bijstandsuitkering wordt geacht voldoende te zijn om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien. De algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan zijn ook bedoeld om woonlasten mee te bestrijden. Als deze lasten ontbreken is het redelijk om de norm te verlagen. Dat was ook het beleid voor invoering van de P-wet. In deze gevallen kunnen wij aansluiten bij de toeslagenverordening zoals deze gold binnen de WWB. Daarin was ook de verlaging wegens het ontbreken van de woonlasten geregeld. Deze toeslagenverordening is echter vervallen als gevolg van de invoering van de kostendelersnorm ex art 22a van de Participatiewet. Als er geen beleidsregel ingevoerd wordt voor de uitkeringsgerechtigden, vervalt de juridische basis voor een verlaging van de bijstand voor deze groep.
Artikel 10.2 De commerciële relatie bij kostendelers
De twee begrippen worden in dit artikel uitgebreid beschreven. Dat is nodig in relatie tot de uitvoering van de kostendelersnorm ex art. 22a van de Participatiewet. Die speciale rekenregels gelden namelijk niet voor personen die op een commerciële basis in dezelfde woning wonen.
Wanneer is er sprake van een commerciële relatie?
Met dit artikel sluiten we aan bij een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep waarin een definitie wordt gegeven van wanneer er sprake is van een commerciële relatie. Dit artikel behoeft geen nadere uitleg en spreekt voor zich.
Wanneer is er sprake van een commerciële huurprijs?
Er is sprake van een commerciële huurprijs als er voor de woonruimte een huur van € 100,- of meer wordt betaald exclusief de servicekosten. Wanneer men een woonruimte huurt van de Woningstichting of Idealis, is de huurprijs niet bepalend. Het aantonen van een commercieel huurcontract is dan voldoende.
Per 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Vanaf deze datum is het verlenen van een toeslag geen gebonden bevoegdheid meer, maar een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het college een toeslag kan verlenen als een persoon voldoet aan de daarvoor gestelde voorwaarden. Deze voorwaarden zijn in de nadee regels verwerkt.
Artikel 11.1 Rechthebbenden zonder nadere individuele beoordeling
Voor een aantal groepen is er geen zich op een inkomensverbetering tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Het gaat dan met name om (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten.
Daarnaast hebben de decentralisaties tot gevolg dat meer een beroep gedaan moet worden op de eigen kracht en omgeving van zorgvragers. Als mensen mantelzorg verrichten, wordt voldaan aan dit beginsel. Dan zou het merkwaardig zijn om te stellen dat naast deze mantelzorg het inkomen verbeterd kon worden.
Als mensen vrijgesteld zijn van de arbeidsplicht, is er ook geen mogelijkheid geweest om het inkomen te verbeteren.
Omdat dit artikel niet alle situaties in beeld kan brengen waarbij sprake is van geen mogelijkheden om het inkomen te verbeteren, is er een lid toegevoegd voor overige omstandigheden.
Artikel 11.2 Geen recht op een inkomenstoeslag
Als cliënten door eigen toedoen de kans op inkomensverbetering hebben laten liggen, dan is een individuele inkomenstoeslag niet op zijn plaats. Voorbeelden zijn het niet meewerken aan een re-integratietraject of het te weinig solliciteren. Ook het niet te gelde maken van vermogen of het niet nakomen van de verplichting om medische behandelingen te ondergaan om daarmee de kans op arbeid te vergroten, zijn redenen om geen inkomenstoeslag toe te kennen.
Als cliënten langer dan de toegestane periode met vakantie zijn geweest, is er sprake van het zich onttrekken aan de arbeidsmarkt. Als dit meer dan 1 keer gebeurt tijdens de referteperiode kan gesproken worden van hardnekkige volharding van ongewenst gedrag.
Studerenden worden geacht een redelijk uitzicht te hebben op een inkomensverbetering na afstuderen. Zoals dit bij de Langdurigheidstoeslag het geval was, wordt deze groep uitgesloten van het recht op een individuele inkomenstoeslag.
Artikel 12.1 De hardheidsclausule
Juist omdat het bij de Participatiewet, de Wmo 2015 en de Jeugdwet om maatwerk gaat zal het college er niet aan ontkomen om, ook al is er een zorgvuldige afweging gemaakt, uiteindelijk toch te beoordelen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is. Immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als desondanks die zeer persoonlijke afweging toch nog sprake is van een niet billijke situatie is de hardheidsclausule een vangnet. Daarbij kan de aanvrager ook een beroep doen op deze clausule.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-9235.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.