Beleidsregels bestuurlijke boete 2017

 

Artikel 1. Begrippen  

  • 1.

    Voor de begrippenkaders wordt aangesloten bij de Participatiewet (PW), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), Wet wijziging socialezekerheidswetten, wijziging regeling bestuurlijke boete, Algemene Wet Bestuursrecht (AWB), Verordening Inkomensvoorziening Participatiewet 2015 HBEL gemeenten.

    • a.

      beslagvrije voet: de beslagvrije voet, bedoeld in artikel 475d Wetboek van burgerlijke rechtsvordering.

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen, Blaricum, Eemnes en Laren.

    • c.

      inlichtingenverplichting: de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 17 lid 1 PW, artikel 13 lid 1 IOAW, en artikel 13 lid 1 IOAZ.

    • d.

      bijstand: algemene bijstand, bijzondere bijstand e/o inkomensvoorziening.

    • e.

      fictieve draagkracht: Indien de belanghebbende zijn financiële positie kenbaar maakt bij het college, dient de boete volgens vaste jurisprudentie te worden gematigd. De financiële positie wordt vastgesteld bij het opleggen van de boete. Omdat er geen rekening wordt gehouden met wijzigingen in de toekomst, wordt dit de fictieve draagkracht genoemd.

Artikel 2. Uitgangspunten

Indien sprake is van schending van de inlichtingenplicht wordt bij het vaststellen van de hoogte van de boete rekening gehouden met de evenredigheid conform artikel 5:46, lid 2 AWB, de “fictieve draagkracht” en overige individuele omstandigheden.

Om de evenredigheid en alle andere omstandigheden te kunnen beoordelen wordt belanghebbende niet alleen bij de zware procedure ( benadeling > € 340,00) maar ook bij de lichte procedure (benadeling < € 340,00) in de gelegenheid gesteld om zijn/haar zienswijze schriftelijk in te dienen.

Artikel 3 Schending van de inlichtingenverplichting;

Aan de verplichting om onverwijld en uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand als bedoeld in de artikel 17 lid 1 PW is voldaan als belanghebbende dit binnen 14 dagen, gerekend vanaf de dag waarop de wijziging heeft voorgedaan, heeft gemeld bij het college.

Artikel 4. Benadelingsbedrag:

  • 1.

    Onder benadelingsbedrag wordt verstaan het bedrag dat door schending van de inlichtingenplicht in een bepaalde periode ten onrechte of teveel aan bijstand is ontvangen.

  • 2.

    Het benadelingsbedrag is in de PW het netto bedrag dat teveel of ten onrechte is ontvangen. In de IOAW en de IOAZ is dit het bruto bedrag dat teveel of ten onrechte is ontvangen.

  • 3.

    Een gering benadelingsbedrag is het bedrag dat niet hoger is dan € 150,00.

Artikel 5. Waarschuwing gering bedrag en zelfmelder

  • 1.

    Het college kan kiezen voor het volstaan met een waarschuwing in plaats van het opleggen van een boete. In de volgende gevallen wordt volstaan met een schriftelijke waarschuwing:

    • a.

      indien de schending van de inlichtingenverplichting niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag dat hoger is dan € 150,00 en het college belanghebbende in de periode van twee jaar voorafgaand aan het begin van de overtreding geen waarschuwing heeft gegeven of boete heeft opgelegd.

    • b.

      indien belanghebbende kan worden getypeerd als een zelfmelder.

Artikel 6. Maximale hoogte van de boete

  • 1.

    Uitgangspunt zijn de wettelijke bepalingen. Het college voegt geen tussen categorieën toe. Bij beoordeling van elke boete wordt altijd onderzocht of er individuele omstandigheden zijn die het matigen van de boete rechtvaardigen. Daardoor kan worden afgeweken van de wettelijke uitgangspunten.

  • 2.

    Opzet 100% - Grove schuld 75% - Schuld 50% - Verminderd verwijtbaar 25% van de benadeling.

  • 3.

    In geval van recidive wordt de boete beoordeeld conform artikel 18a lid 5 PW, artikel 20a lid IOAW, artikel 20a lid 5 IOAZ.

Artikel 7. Moment van uitvragen draagkracht gegevens:

  • 1.

    De gegevens die noodzakelijk zijn om de draagkracht vast te stellen i.v.m. het beoordelen van de hoogte van de boete, worden uitgevraagd bij de vooraankondiging opleggen boete.

  • 2.

    Indien belanghebbende(n) deze gegevens niet verstrekt of verstrekken wordt er met deze componenten geen rekening gehouden bij het vaststellen van de hoogte van de boete.

Artikel 8.Afronden van de boete

1.De boete wordt naar beneden afgerond op hele euro’s op een veelvoud van € 10,00.

Artikel 9. Kwijtschelding bestuurlijke boete

Met ingang van 1 januari 2017 is het college bevoegd om de boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling (artikel 18a lid 13 PW). Het college maakt gebuikt van deze bevoegdheid indien belanghebbende volledig meewerkt aan een schuldenregeling en deze succesvol heeft afgerond en daarnaast aan de volgende cumulatieve voorwaarden wordt voldaan;

  • 1.

    T.a.v. de overtreding waarvoor de bestuurlijke boete is opgelegd is geen sprake van opzet of grove schuld.

  • 2.

    Binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd is niet nogmaals een overtreding wegens eenzelfde gedraging begaan.

  • 3.

    Het college kan niet ambtshalve overgaan tot kwijtschelding van de bestuurlijke boete.

Artikel 10. Intrekken beleidsregels

De volgende beleidsregels worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2017;

  • Beleidsregels evenredigheid boete

  • Beleidsregels inkomensvoorziening Participatiewet 2015 hoofdstuk 5.1

Artikel 11.inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden (met terugwerkende kracht) in werking met ingang van 1 januari 2017.

Artikel 12. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als:

Beleidsregels bestuurlijke boete 2017, PW, IOAW en IOAZ Eemnes 2017.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemnes

Toelichting algemeen

Kader

De wetgever heeft in de sociale zekerheidswetten bepaald, dat het college, bij schending van de inlichtingenplicht, verplicht is een boete op te leggen. De boete is oorspronkelijk door de wetgever gelijkgesteld aan de hoogte van het benadelingsbedrag.

Inmiddels is door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in een aantal uitspraken bepaald dat dit niet in overeenstemming is met het evenredigheidsbeginsel, artikel 5:46 lid 2 AWB, en overige individuele omstandigheden, zoals de fictieve draagkracht.

Gebaseerd op deze uitspraken is een wetswijziging ingediend voor de betreffende sociale zekerheidswetten en is een nieuwe “regeling boetebesluit” ontworpen. Dit wetsvoorstel ‘Wijziging van de socialezekerheidswetten in verband met de regeling van de bestuurlijke boeten’ (TK 34 396) is op 1 januari 2017 in werking getreden.

In deze beleidsregels is nadere invulling gegeven aan de punten waarin discretionaire vrijheid bestaat en is aansluiting gezocht bij het dienstverleningsconcept maatschappelijke zaken en bij de kaders die in het wetsontwerp en concept boetebesluit zijn geschetst.

Door inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving en deze beleidsregels kunnen de beleidsregels waarschuwing i.p.v. boete en de beleidsregels verminderde verwijtbaarheid worden ingetrokken.

De verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive is reeds ingetrokken en vervangen door de hoofdstuk 6 van de verordening inkomensvoorziening Participatiewet van 2015. Dit hoofdstuk komt van rechtswege te vervallen per 1 januari 2017 omdat dan altijd de beslagvrije voet in acht genomen wordt bij het incasseren van bestuurlijke boetes en bij terugvorderingen.

Inlichtingenplicht en boete

Aan het recht op bijstand is een aantal verplichtingen verbonden. Eén van de verplichtingen is de inlichtingenplicht artikel 17 lid 1 Participatiewet (PW), artikel 13 lid 1 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), en artikel 13 lid 1 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ). Indien de inlichtingenverplichting geschonden wordt is het college verplicht om een bestuurlijke boete te beoordelen op grond van artikel 18a PW, artikel 20a IOAW of artikel 20a IOAZ.

Het oorspronkelijke uitgangspunt van de wetgever was dat fraude niet beloond mag worden en dat daarom de boete even hoog kon zijn als het benadelingsbedrag. Inmiddels is dit genuanceerd door jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep en een aantal onderzoeken naar de gevolgen van deze boetesystematiek.

Bij beoordeling van de boete moet rekening worden gehouden met de evenredigheid, de omstandigheden van het geval, en de mate van verwijtbaarheid. Daarnaast moet rekening worden gehouden met een acceptabele termijn waarbinnen de boete geïnd kan worden, rekening houdend met het beschikbare inkomen. Dit wordt de “fictieve draagkracht” genoemd (Inkomen en vermogen) Dit is om te voorkomen dat uitkeringsgerechtigden in een uitzichtloze situatie belanden omdat zij de rest van hun leven moeten aflossen aan de opgelegde boete.

Deze nieuwe kaders zijn van kracht per 1 januari 2017. In de wet wijziging sociale zekerheidswetten, wijziging van artikel 18a van de PW, en de wijziging van het boetebesluit zijn deze uitgangspunten verder uitgewerkt.

Op een aantal punten heeft het college discretionaire vrijheid. Dit wordt per artikel toegelicht.

Deze beleidsregels hebben betrekking op de PW, de IOAW en de IOAZ.

Nieuw toetsingskader

Het nieuwe toetsingskader is gebaseerd op de wettelijke uitgangspunten, maar laat ook ruimte om hier van af te wijken in het voordeel van belanghebbende(n) als de omstandigheden daartoe aanleiding geven. Bij elke boetebeoordeling worden de evenredigheid, de omstandigheden van het geval, persoonlijke en financiële omstandigheden afgewogen om de hoogte van de boete en de maximale aflossingstermijn te beoordelen.

Om de evenredigheid en alle andere omstandigheden waaronder de overtreding begaan is te kunnen beoordelen, wordt niet alleen in de “zware” procedure (benadeling > € 340,00), maar ook bij de lichte boeteprocedure (benadeling < € 340,00) de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om een schriftelijke zienswijze naar voren te brengen.

De maximale boete kan nooit hoger zijn dan de maximale boete die geldt voor strafrechtelijke boetes. Bij opzet is dat momenteel (m.i.v. 1 januari 2016) € 82.000,00. In de overige gevallen € 8.200,00.

Daarnaast wordt beoordeeld of de “fictieve draagkracht” (het inkomen en/of vermogen) van belanghebbende aanleiding geeft om de boete verder te verlagen. Het inkomen boven de beslagvrije voet en het aanwezige vermogen (ook binnen de vrij te laten vermogensgrens) is daarvoor bepalend.

Bij opzet is de maximale ruimte in het inkomen de voor beslag vatbare ruimte x 24 maanden, bij grove schuld is dat x 18 maanden bij normale verwijtbaarheid x 12 maanden en bij verminderde verwijtbaarheid x 6 maanden. De inkomensruimte kan worden verhoogd met aanwezig vermogen.

Indien er geen sprake is van een benadelingsbedrag (nul fraude) of een gering benadelingsbedrag van € 150,00 of lager, kan worden volstaan met een waarschuwing.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1. Begrippen

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de PW, de IOAW, de IOAZ, de AWB, de verordening inkomensvoorziening Participatiewet 2015 Huizen, Blaricum, Eemnes en Laren, de wet wijziging sociale zekerheidswetten en de (wijziging) regeling boetebesluit

Artikel 2. Uitgangspunten

Uitgangspunt is dat er alleen sprake kan zijn van een boetewaardige gedraging als geconstateerd is dat de inlichtingenplicht is geschonden. Beoordeling van de hoogte van de boete gebeurt altijd met in achtneming van evenredigheid conform artikel 5:46 lid 2 AWB. Daarnaast wordt de “fictieve draagkracht” in acht genomen en worden alle individuele omstandigheden afgewogen om te beoordelen of er reden is de boete verder te matigen.

De individuele situatie van belanghebbende kan altijd tot een andere beoordeling in het voordeel van belanghebbende leiden.

Artikel 3. Schending inlichtingen verplichting

In artikel 17 lid 1 PW is opgenomen dat belanghebbenden onverwijld en uit eigen beweging alle inlichtingen moeten verstrekken die van invloed kunnen zijn op het recht en hoogte van de uitkering. Om de term onverwijld te verduidelijken is daar m.i.v. januari 2017 de termijn van maximaal 14 dagen na de wijziging op van toepassing.

1.Met onverwijld wordt bedoeld: Betrokkene(n) moet (en) op verzoek of uit eigen beweging en onverwijld inlichtingen verstrekken binnen 14 dagen na de wijziging. De wijziging(en) worden doorgegeven op het status of mutatie formulier, dan wel op andere verifieerbare wijze.

Artikel 4. Benadelingsbedrag

Hiervan kan alleen sprake zijn in situaties waarin helemaal geen recht op bijstand meer bestaat vanwege de schending van de inlichtingenplicht, of als vanwege schending van de inlichtingenplicht een te hoog bedrag aan bijstand is verleend.

Het benadelingsbedrag is in de PW het netto bedrag dat teveel of ten onrechte is ontvangen. In de IOAW en de IOAZ is dat het bruto bedrag dat teveel of ten onrechte is ontvangen.

Een gering benadelingbedrag is het bedrag dat niet hoger is dan € 150,00. Hiermee wordt aangesloten bij het drempelbedrag dat gehanteerd wordt bij terugvordering.

Artikel 5.Waarschuwing

Op grond van artikel 18a lid 4 PW en artikel 2aa Boetebesluit sociale Zekerheidswetten kan het college in de onderstaande twee situaties afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing.

De schending van de inlichtingenplicht heeft geleid tot een benadelingsbedrag dat niet hoger is dan

€ 150,00 of;

Een belanghebbende heeft onjuiste, onvolledige of geen inlichtingen verstrekt, maar hij heeft binnen een redelijke termijn van 60 dagen alsnog uit eigen beweging de inlichtingen verstrekt en het college heeft de overtreding zelf nog niet geconstateerd en de gegevens zijn niet verstrekt in het kader van toezicht. Er is dan sprake van een zogenaamde zelfmelder als bedoeld in artikel 2aa Boetebesluit sociale zekerheidswetten. De termijn van 60 dagen loopt vanaf het moment dat de inlichtingen hadden behoren te worden verstrekt (14 + 46 = 60 dagen).

Daarnaast moet voor het volstaan van het geven van een waarschuwing aan de onderstaande 3 andere criteria zijn voldaan:

  • 1.

    Er is sprake van een schending van de inlichtingenplicht.

  • 2.

    Binnen 2 jaar voorafgaand aan de schending is niet eerder een waarschuwing gegeven.

  • 3.

    Het gemeentelijke beleid staat niet in de weg aan het geven van een schriftelijke waarschuwing.

Artikel 6. Hoogte boete bij benadeling

Het nieuwe toetsingskader is gebaseerd op de wettelijke uitgangspunten, maar laat ook ruimte om hier van af te wijken in het voordeel van belanghebbende als de omstandigheden daar aanleiding voor geven. Bij elke boetebeoordeling worden de evenredigheid, de omstandigheden van het geval, persoonlijke en financiële omstandigheden afgewogen om de hoogte van de boete te beoordelen.

De maximale boete kan nooit hoger zijn dan de maximale boete die geldt voor strafrechtelijke boetes. Bij opzet is dat momenteel (m.i.v. 1 januari 2016) € 82.000,00, in de overige gevallen € 8.200,00.

Daarnaast wordt de hoogte van de boete berekend door toepassing van de “fictieve draagkracht” (het inkomen en/of vermogen). Dit gebeurd middels een rekenformule. Het inkomen boven de beslagvrije voet is daarvoor bepalend waarbij de beslagvrije voet wordt gesteld op 90% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Bij opzet is de maximale ruimte in het inkomen de voor beslag vatbare ruimte x 24 maanden, bij grove schuld is dat x 18 maanden bij normale verwijtbaarheid x 12 maanden en bij verminderde verwijtbaarheid x 6 maanden.

Indien er geen sprake is van een benadelingsbedrag (nul fraude) of een gering benadelingsbedrag van € 150,00 of lager, of als er sprake is van een zelfmelder wordt volstaan met een waarschuwing.

Voor aflossing van de boete wordt het inkomen (ten tijde van het nemen van het boetebesluit) boven de beslagvrije voet, het vrij te laten vermogen zoals bedoeld in artikel 34 Participatiewet, alsmede het vermogen boven deze vrijlatingsgrens gebruikt.

Indien er geen sprake is van een benadelingsbedrag (z.g.n nul fraude) of een gering benadelingsbedrag van € 150,00 of lager, kan worden volstaan met een waarschuwing, tenzij er sprake is van recidive.

Bij recidive wordt dezelfde toets aan evenredigheid en fictieve draagkracht gehanteerd. Het uitgangspunt is dan echter 150% van het benadelingsbedrag.

Opzet 100% van 150% - Grove schuld 75% van 150% - Schuld 50% van 150% - Verminderd verwijtbaar 25% van 150%.

Voor de volledigheid staat hieronder de schematische weergave van de berekening van de “fictieve draagkracht” en de maximale aflossingstermijn.

Voor bijstandsgerechtigden ziet de berekening er als volgt uit:

Artikel 7. Moment van uitvragen draagkracht gegevens:

De gegevens die van belang zijn om de draagkracht vast te stellen worden tegelijkertijd uitgevraagd met de vooraankondiging opleggen boete. De gegevens zijn noodzakelijk om de hoogte van de boete te kunnen beoordelen. Indien belanghebbenden deze gegevens niet verstrekken wordt er met deze componenten geen rekening gehouden bij het vaststellen van de hoogte van de boete, of het innen van de boete. Dit kan nadelig zijn voor belanghebbenden.

Artikel 8.Afronden van het boetebedrag

In artikel 2 wijzigingsontwerp Boetebesluit is geregeld, dat de boete een percentage is van het benadelingsbedrag. Vanwege de uitvoerbaarheid en om discussies over eurocenten te voorkomen, wordt de boete naar beneden afgerond op een veelvoud van € 10,00 euro’s. Naar boven afronden kan niet omdat het boete bedrag nooit hoger kan zijn dan het benadelingsbedrag.

Artikel 9. Kwijtschelding bestuurlijke boete

Met ingang van 1 januari 2017 is het college bevoegd om de boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking en succesvol afronden van een schuldregeling (artikel 18a lid 13 PW). Het college maakt gebuikt van deze bevoegdheid indien door belanghebbenden aan de volgende cumulatieve voorwaarden wordt voldaan;

  • a.

    T.a.v. de overtreding waarvoor de bestuurlijke boete is opgelegd is geen sprake van opzet of grove schuld.

  • b.

    Binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd, is niet nogmaals een overtreding wegens eenzelfde gedraging begaan.

  • c.

    Het college kan niet ambtshalve overgaan tot kwijtschelding van de bestuurlijke boete.

Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Kwijtschelding van de boete bij medewerking aan een schuldenregeling kan alleen worden toegepast als aan de voorwaarden a t/m c wordt voldaan. Andere redenen zijn wettelijk niet toegestaan. Daarnaast moet belanghebbende zelf verzoeken om de kwijtschelding. Het college is niet bevoegd om dit ambtshalve te doen. Indien niet aan alle voorwaarden is voldaan kan de bestuurlijke boete niet geheel of gedeeltelijk worden kwijtgescholden.

Het college maakt gebruik van deze bevoegdheid indien belanghebbende volledig meewerkt aan een schuldenregeling en deze succesvol heeft afgerond.

Finale kwijting (van een restant) van een bestuurlijke boete artikel 18a lid 13 PW kan alleen worden verleend onder opschortende voorwaarden zodat recht wordt gedaan aan artikel 18a lid 14 PW. De opschortende voorwaarden dienen expliciet een belanghebbende te worden meegedeeld in een besluit. Als belanghebbende de voorwaarden niet nakomt is het college verplicht het besluit tot kwijtschelding van de bestuurlijke boete te herzien of in te trekken (artikel 18a lid 14 PW)

Artikel 10. Intrekken beleidsregels

De beleidsregels evenredigheid boete worden ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2017.

Beleidsregels inkomensvoorziening Participatiewet 2015 hoofdstuk 5.1

Artikel 11. Inwerkingtreding nieuwe beleidsregels

Deze beleidsregels treden in werking met terugwerkende kracht op 1 januari 2017. In de uitvoering wordt al wel op deze wijze gewerkt. Dat is gerechtvaardigd omdat de contouren van deze wetgeving reeds zijn aangegeven door de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. E.e.a. is in het voordeel van belanghebbenden.

Artikel 12. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “beleidsregels bestuurlijke boete 2017”

Naar boven