VTH-beleidsplan Weesp 2017–2022

 

Inleiding

Voor u ligt het VTH-beleidsplan Weesp 2017–2022, Vergunningverlening, Toezicht- & Handhaving. Dit beleidsplan vervangt het huidige ‘Integraal Vergunningen, Toezicht & Handhavingsbeleid Omgevingsrecht’ 2016–2018. De vervanging van het huidige beleid heeft meerdere aanleidingen.

Aanleidingen

Er zijn de laatste jaren veel ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving, die van invloed zijn op vergunningverlening, toezicht en handhaving. Zo is de wet- en regelgeving op het gebied van onder andere het Omgevingsrecht sterk in ontwikkeling. Belangrijke tendensen op het gebied van de wet- en regelgeving zijn deregulering, het verlagen van administratieve lasten en het streven naar het aanbieden van overheidsdiensten die zijn afgestemd op de behoefte van de afnemer.

 

Een tweede aanleiding is dat de provincie Noord-Holland vanuit haar rol als Interbestuurlijk Toezichthouder het huidige VTH-beleid en de bijbehorende processen heeft beoordeelt en daarop verbeterpunten heeft gegeven. Een essentieel verbeterpunt is het opnemen van concrete doelstellingen en prestatie-indicatoren in het VTH-beleid.

 

De derde reden is dat in het huidige VTH-beleid is aangegeven dat het VTH-beleid wordt geoptimaliseerd. Met het voorliggende VTH-beleidsplan wordt daar invulling aan gegeven.

Doel VTH beleidsplan

In dit VTH-beleidsplan beschrijven wij ons beleid ten aanzien van de uitvoering van de taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Ook is de wijze waarop deze taken worden uitgevoerd beschreven. Hiervoor zijn in dit beleidsplan concrete kwaliteitscriteria geformuleerd. De kwaliteitscriteria zijn bedoeld om de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving te professionaliseren en de kwaliteit in de organisatie te borgen. De kwaliteitscriteria gaan onder andere over meetbare doelen en indicatoren. Deze vertalen we in processen en procedures.

 

De doelstellingen uit dit beleidsplan werken we jaarlijks uit in een uitvoeringsprogramma en de resultaten verwerken we in het VTH jaarverslag. Zowel het uitvoeringsprogramma als het jaarverslag worden door het college vastgesteld. De raad informeren we via een Raadsinformatiebrief. Hiermee geeft het college inzicht in het jaarlijkse programma, het al dan niet behalen van de doelstellingen en de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de VTH- taken.

Inhoud

Dit beleidsplan bestaat uit 3 delen. In deel A zijn de bestuurlijke, beleidsmatige en wettelijke kaders beschreven. In deel B zijn de doelen, prestatie indicatoren en de werkwijze op het gebied van vergunningverlening beschreven. In deel C zijn de doelen, prestatie indicatoren en de werkwijze op het gebied van toezicht en handhaving beschreven.

1. Deel A Algemeen

1.1 Wettelijk kader en ontwikkelingen

 

Het vakgebied vergunningverlening, toezicht en handhaving is sterk in ontwikkeling. Wetswijzigingen op dit gebied volgen elkaar snel op. In deze paragraaf volgt een korte beschrijving van de belangrijkste wettelijke kaders en ontwikkelingen.

1.1.1 Wettelijke taak en rolverdeling

 

Het college en de burgemeester zijn als bevoegd gezag verantwoordelijk voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving. Beide bestuursorganen stellen hiervoor beleid vast en maken dit bekend aan de gemeenteraad. College en burgemeester besluiten op vergunningaanvragen en treden bestuursrechtelijk handhavend op; het college vooral op het gebied van de Wabo en de burgemeester met name op het gebied van de DHW en de APV (Openbare orde en veiligheid).

 

De burgemeester heeft een bijzondere drieledige rol; enerzijds heeft de burgemeester handhavingsbevoegdheden op het gebied van Openbare Orde en Veiligheid. Anderzijds is de burgemeester, als lid van het college, (mede)verantwoordelijk voor het beleid op het gebied van toezicht en handhaving. Verder is de burgemeester vanuit het zogenaamde driehoeksoverleg direct betrokken bij het aansturen van de politie.

 

De gemeenteraad stelt bestemmingsplannen en verordeningen vast en heeft in het kader van vergunningverlening in bepaalde gevallen de bevoegdheid om een verklaring van geen bedenkingen af te geven. De gemeenteraad heeft formeel geen wettelijke bevoegdheden over de wijze van uitvoering van de vergunningverlening, toezicht en handhavingstaken.

 

In de Wabo en het bijbehorende Bor is de rolverdeling en de wettelijke taak voor het toezicht en de handhaving van het omgevingsrecht expliciet vastgelegd.

 

Zo is in artikel 5.2 van de Wabo opgenomen dat het bevoegd gezag tot taak heeft om:

  • zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving;

  • zorg te dragen voor de verzameling van gegevens om invulling te geven aan deze taak;

  • klachten te behandelen die betrekking hebben op de vergunning en het desbetreffende project.

In hoofdstuk 7 van het Bor zijn, in het belang van een doelmatige handhaving, regels gesteld. Zo stelt het bestuursorgaan, dat bevoegd is om handhavend op te treden, handhavingsbeleid vast in een of meer documenten waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen het zichzelf stelt bij de handhaving en welke activiteiten het daartoe zal uitvoeren. Deze doelen en activiteiten moeten jaarlijks in een uitvoeringsprogramma worden uitgewerkt. Dit programma wordt bekend gemaakt aan de gemeenteraad. Het zorgt er verder voor dat de organisatie zo is ingericht dat een adequate en behoorlijke uitvoering gewaarborgd is en dat met een geautomatiseerd systeem de resultaten en de voortgang van het uitvoeringsprogramma wordt bewaakt.

1.1.2 Omgevingsrecht

 

Omgevingsrecht is de verzameling van wetten en regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. De inhoud van deze leefomgeving wordt bepaald door ruimtegebruik, milieu en natuur. Deze factoren zijn onderwerp van een groot aantal wetten, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer en de Wet natuurbescherming. De regels in deze en andere wetten bepalen wat gebruikers in hun leefomgeving aan ruimtelijke ingrepen mogen doen. Er is bijvoorbeeld bepaald wat mag worden gebouwd, welke bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan en met welke diersoorten rekening moet worden gehouden. Daarmee is het omgevingsrecht de basis voor de overheid om ruimtelijk beleid vast te stellen en uit te (laten) voeren.

 

Het omgevingsrecht is de laatste tien jaar fors aan veranderingen onderhevig. Meer en meer komt de nadruk te liggen op integraal en programmagericht werken. Terugkerende elementen zijn effectievere en efficiëntere handhaving, vermindering van de administratieve lastendruk, minder vergunningsplichtige activiteiten, meer algemene regels en de introductie van cyclisch werken. Daarnaast eist de maatschappij steeds meer dat vergunningverlening, toezicht en handhaving eenduidiger en transparanter plaatsvinden.

 

Het omgevingsrecht is nu in verschillende wetten geregeld. De belangrijkste is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) die op 1 oktober 2010 in werking trad. Hierin zijn al verschillende wetten tot één wet samengevoegd. De Wabo is uitgewerkt in het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) en de Ministeriële regeling omgevingsrecht (hierna: Mor). In deze regelingen zijn kwaliteitseisen opgenomen waaraan een goede, professionele handhaving moet voldoen. Hierin is ook de zogenaamde BIG-8 vastgelegd, een beleidscyclus die de basis is van het VTH-beleidsplan.

1.1.3 Wet Verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving

 

De wet Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (hierna: wet VTH) trad 14 april 2016 in werking. In de wet VTH is de vernieuwing van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving vastgelegd. Deze wet legt tevens de basis voor de 29 omgevingsdiensten. In deze diensten worden de Vergunningverlening, toezicht en handhavingstaken (hierna: VTH) van provincies en gemeenten gezamenlijk voorbereid en uitgevoerd en wordt de VTH-expertise gebundeld. De wet VTH is de verankering van de afspraken tussen de rijksoverheid, de provincies en gemeenten om de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving van het omgevingsrecht beter te organiseren.

 

Aanleiding voor de wetswijziging was het rapport van de commissie Mans (2008), waarin werd geconcludeerd dat toezicht en handhaving in de praktijk niet altijd goed was georganiseerd.

 

Dit leidde in 2010 tot afspraken tussen provincies, gemeenten en de rijksoverheid, welke de basis vormden voor het nieuwe VTH-stelsel. Het bevat onder meer een landelijk dekkend stelsel van 29 omgevingsdiensten. In deze diensten vindt de uitvoering en de handhaving van de Wabo grotendeels plaats. Van deze omgevingsdiensten zijn zes gespecialiseerde omgevingsdiensten aangewezen om toezicht te houden op complexe en risicovolle bedrijven in heel Nederland zoals de chemische industrie.

 

De wet regelt dat een basistakenpakket omgevingsrecht voortaan door de omgevingsdiensten wordt uitgevoerd. Gemeenten en provincies blijven wel bevoegd gezag voor deze taken. Door de bundeling van de uitvoering van taken en deskundigheid bij de omgevingsdiensten, wordt de kwaliteit verbeterd.

 

Naast de wet komt er ook nog een Algemene Maatregel van Bestuur VTH, dit leidt tot een wijziging van het Bor. Het basistakenpakket zal hierin worden uitgewerkt.

 

Ook zijn procescriteria opgenomen voor vergunningverlening en worden voorwaarden vastgelegd voor informatie-uitwisseling (Inspectieview Milieu).

 

Uiteindelijk wordt de wet VTH met kwaliteitscriteria en ontwikkelingen, zoals de private kwaliteitsborging in de bouw, opgenomen in de Omgevingswet. Er gaan meer algemene regels gelden, in plaats van gedetailleerde vergunningen. Er zal een verschuiving van vergunningverlening naar toezicht en handhaving plaatsvinden. Het doel staat voorop en niet het middel om er te komen en de houding bij het beoordelen van initiatieven is ‘ja mits’ in plaats van ‘nee tenzij’.

1.1.4 Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving

 

Met de inwerkingtreding van de Wet VTH is de verplichting voor de raad opgetreden een Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving (hierna: VTH-verordening) vast te stellen (de kwaliteitscriteria). De gemeenteraad heeft hiermee een handvat om de kwaliteit te bepalen van de uitvoering van taken op het gebied van VTH. De verordening vormt het juridische kader voor het beoordelen, borgen en verbeteren van de kwaliteit van deze taken.

 

De Vereniging Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) informeerde de gemeenten in juli 2015 met een ledenbrief over het model VTH-verordening die zij gezamenlijk met het Interprovinciaal Overleg (hierna: IPO) opgesteld hebben. Op 21 december 2016 heeft de raad van de gemeente Weesp de VTH-verordening vast gesteld voor de taken die bij de Omgevingsdienst Flevoland, Gooi- en Vechtstreek (hierna: OFGV) zijn ondergebracht (zie bijlage I).Hiermee is aan de wettelijke verplichting voldaan.

1.1.5 Nadere regels

 

De VTH-verordening is verplicht voor de uitvoering en handhaving van het minimale takenpakket (basispakket) dat door een Omgevingsdienst uitgevoerd moeten worden. Voor de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van de VTH-taken die niet onder dit basispakket vallen ( bij de gemeente achtergebleven) is in de wet VTH een zorgplicht opgenomen. Voor deze taken mogen bij verordening kwaliteitscriteria worden gesteld. Aan deze zorgplicht kan echter ook worden voldaan door de kwaliteitsborging in het VTH-beleid te verankeren. Op 16 januari 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp VTH-beleid vastgesteld en op 8 november 2016 ‘Nadere regels Kwaliteitscriteria 2.1’ voor vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht (zie bijlage II). Hiermee is aan de zorgplicht voldaan.

1.1.6 Omgevingswet

 

Op 1 juli 2015 heeft een ruime meerderheid van de Tweede Kamer ingestemd met de Omgevingswet. Begin 2016 stemde ook de Eerste Kamer in met het wetsvoorstel. Daarna volgde direct de publicatie in het Staatsblad. Verder moet er een invoeringswet en een invoeringsbesluit komen. In 2017 en 2018 werkt het kabinet nog verder aan de Nationale Omgevingsvisie. De Omgevingswet treedt in 2019 in werking.

 

De komst van de Omgevingswet betekent dat er veel verandert. De wet bundelt bijvoorbeeld 26 bestaande wetten voor onder meer bouwen, milieu, water, ruimtelijke ordening en natuur.

 

Het omgevingsrecht bestaat uit tientallen wetten en honderden regelingen voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. Zij hebben allemaal hun eigen uitgangspunten, werkwijzen en eisen. De wetgeving is daardoor te ingewikkeld geworden voor de mensen die ermee werken. Daardoor duurt het bijvoorbeeld langer voordat een project kan starten.

 

Met de nieuwe Omgevingswet wil het kabinet:

  • de verschillende plannen voor ruimtelijke ordening, milieu en natuur beter op elkaar afstemmen;

  • duurzame projecten (zoals windmolenparken) stimuleren;

  • gemeenten, provincies en waterschappen meer ruimte geven. Zo kunnen zij hun omgevingsbeleid afstemmen op hun eigen behoeften en doelstellingen.

Verder biedt de wet meer ruimte voor particuliere ideeën. Dit komt doordat er meer algemene regels gelden, in plaats van gedetailleerde vergunningen. Het doel staat voorop en niet het middel om er te komen. De houding bij het beoordelen van plannen is ‘ja mits’ in plaats van ‘nee tenzij’. Zo ontstaat ruimte voor bijvoorbeeld ondernemers en organisaties om met ideeën te komen.

 

Het kabinet maakt het omgevingsrecht makkelijker en voegt alle regelingen samen in 1 Omgevingswet.

 

Wat levert de Omgevingswet op? Een aantal feiten op een rij:

  • van 26 wetten naar 1;

  • van 5000 wetsartikelen naar 350;

  • van 120 ministeriële regelingen naar 10;

  • van 120 algemene maatregelen van bestuur naar 4;

  • 1 wet voor de hele leefomgeving;

  • de wet maakt het mogelijk om lokale problemen ook lokaal op te lossen;

  • van meerdere bestemmingsplannen naar 1 omgevingsplan.

De Omgevingswet verplicht de gemeente om een omgevingsvisie te maken waarin rekening wordt gehouden met de verschillende belangen in een gebied. Nu wordt vaak beslist over alleen een deelproject waarbij niet altijd naar de andere plannen voor het gebied wordt gekeken.

 

Als burgers of ondernemers straks een project of activiteit starten, dan hoeven zij nog maar één vergunning (digitaal) aan te vragen bij één loket. Daarna neemt de gemeente een beslissing. Als de gemeente en de provincie allebei verantwoordelijk zijn voor de vergunningaanvraag, dan neemt maar één van beide de beslissing. Dit is makkelijker voor de aanvrager en versnelt de afhandeling van de vergunningsaanvraag. Dit principe is al geïntroduceerd met de invoering van de Wabo en wordt met de Omgevingswet breder getrokken.

 

Om een vergunning te krijgen voor een ruimtelijk project, moeten initiatiefnemers verschillende onderzoeken doen, bijvoorbeeld een bodemonderzoek. Door de Omgevingswet zijn onderzoeksgegevens straks langer geldig. Hierdoor is het makkelijker om ze opnieuw te gebruiken. Sommige onderzoeken zijn helemaal niet meer nodig. Dit betekent minder kosten.

1.1.7 Digitaal streefbeeld

 

Met de inwerkingtreding van de Wabo, de ontwikkelingen in de samenleving en straks de toenemende integraliteit van de Omgevingswet neemt de noodzaak van beschikbare informatie en informatie-uitwisseling toe tussen de burgers, ondernemers en de overheid die betrokken zijn bij de uitvoering van de Omgevingswet.

 

Vrijwel niemand werkt standalone, maar men werkt binnen de initiatief- en de uitvoeringsketen samen met adviseurs binnen en buiten de eigen organisatie. Deze ontwikkelingen laten zich clusteren in drie informatiebehoeften:

  • Burgers, ondernemers en overheden willen begrijpelijke en betrouwbare digitale informatie op maat. Hoe gerichter de informatie (over regels, voorschriften enz.), des te beter zij deze kunnen begrijpen, passende besluiten kunnen nemen en kunnen toetsen en handhaven.

  • Burgers, ondernemers en overheden willen hun zaken vooral via internet regelen met elkaar, waar en wanneer het hen uitkomt. Het gaat daarbij niet alleen om het aanvragen van een omgevingsvergunning, wat nu al mogelijk is, maar ook om het indienen van zienswijzen, bezwaar, beroep, voortgangsinformatie en ontvangen van attenderingen, bijvoorbeeld op wijzigingen van regels.

  • Overheden hebben behoefte aan een beter afgestemde digitale ondersteuning van de overheidsprocessen, in het bijzonder voor de informatievoorziening binnen het VTH-proces (vergunningverlening, toezicht en handhaving).

Deze clustering van informatiebehoeften is vertaald naar een ‘digitaal streefbeeld’ voor burgers, ondernemers en overheden. Daarbij wordt 2020 gehanteerd als tijdsperspectief. Het realiseren van het digitale streefbeeld wordt gezien als een stapsgewijze ontwikkeling die nog nader moet worden ingevuld en gepland in relatie tot de ontwikkeling en de invoering van de Omgevingswet.

1.1.8 Wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen

 

Dit wetsvoorstel is op 21 februari 2017 aangenomen door de tweede kamer en regelt de invoering van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen. Hiermee wordt de positie van de particuliere en de zakelijke bouwconsument versterkt. Door de toenemende complexiteit in de bouw is herziening van het huidige stelsel van kwaliteitsborging noodzakelijk. Hiermee wordt de relatie tussen de opdrachtgever, de bouwconsument, en de bouwende partij(en) evenwichtiger.

 

Bij de oplevering van het bouwwerk moet de aannemer aantonen dat aan de regelgeving is voldaan. Wanneer bij oplevering blijkt dat een bouwwerk niet volgens de regelgeving en gemaakte afspraken is gebouwd krijgen opdrachtgevers betere mogelijkheden om de aannemer aan te sporen tot herstelwerkzaamheden. Ook informeert de aannemer de opdrachtgever over de manier waarop risico's tegen schade door het niet nakomen van de verplichtingen en de gebreken na de oplevering zijn afgedekt. Daarbij wordt het opschortingsrecht van de particuliere opdrachtgever aangescherpt. Het depotbedrag wordt pas door de notaris in de macht van de aannemer gebracht, nadat de opdrachtgever in de gelegenheid is gesteld aan te geven of hij van dat opschortingsrecht gebruik wenst te maken.

1.1.9 Drank en Horecawet

 

De Drank en horecawet (hierna: DHW) is in de afgelopen jaren twee keer gewijzigd. Deze wet, die oorspronkelijk de invalshoek van gezondheid heeft, lijkt steeds meer regelgeving te krijgen op het gebied van openbare orde en veiligheid en de handhaving daarvan. Om die reden zijn ook de bevoegdheden in de wet (weer) bij de burgemeester neergelegd in plaats van bij het college van burgemeester en wethouders.

 

Er zijn ontwikkelingen in relatie tot detailhandel. De VVD wil een flinke versoepeling van de DHW. De partij werkt aan een wetsvoorstel dat het mogelijk maakt om alcohol te schenken in winkels, ‘blurring’ genaamd.

 

Vorig jaar is er een pilot gestart in 36 gemeenten waarin alcohol in winkels werd toegestaan. De pilot, waaraan ongeveer 450 ondernemers meedoen, loopt dit voorjaar af. De uitkomsten dienen als input voor de evaluatie van de DHW later dit jaar in de Tweede Kamer.

 

Ook de gemeente Amsterdam is in april 2016 gestart met een experiment waarin combinaties tussen alcohol en detailhandel worden toegestaan. Aan de proef doen vijf winkels en een slijterij mee. Ook die uitkomsten worden meegenomen in de evaluatie van de DHW later dit jaar.

1.1.10 Algemene plaatselijke verordening

 

De Algemene plaatselijke verordening (hierna: APV) als lokale regelgeving blijft dynamisch, mede gezien de breedte van de daarin geregelde onderwerpen. Telkens zal snel moeten worden ingesprongen op maatschappelijke ontwikkelingen, waaronder de behoefte aan deregulering, zodat de APV van de gemeente Weesp altijd actueel is. In 2016 heeft een dereguleringsronde plaatsgevonden. Er zijn ca. 50 bepalingen geschrapt. Dit heeft geleid tot een compacte APV.

1.1.11 Deregulering

 

In de bestuursovereenkomst van het college is opgenomen dat kritisch gekeken gaat worden naar de hoeveelheid en de aard van de regels binnen de gemeente Weesp. Het denken in mogelijkheden en kansen is daarbij het uitgangspunt. Daarvoor is in 2015 het ‘startdocument deregulering’ vastgesteld. De doelstelling daarvan was het dereguleren van voorschriften uit de APV, het Welstandstoezicht en de bestemmingsplannen (veegplannen).

 

In de praktijk heeft een burger in het fysieke domein vooral met 3 belangrijke set regels te maken namelijk:

  • de regels van het bestemmingsplan;

  • de welstandscriteria uit de welstandsnota en de advisering daarover;

  • de regels van de APV.

Bestemmingsplan

In 2013 zijn 3 bestemmingsplannen vastgesteld. In 2014 is besloten een veegplan op te stellen. Het veegplan (eigenlijk: de veegplannen) moet bijdragen aan deregulering (minder procedures), uniformering van de regels, duidelijke en uitlegbare regels en de stroomlijning van de bouwplantoetsing. Het achterliggend doel: nog betere klantgerichtheid (sneller, efficiënter). Hierbij kan gedacht worden aan het schrappen of anders redigeren van in wezen overbodige, procedureel omslachtige, niet of moeilijk handhaafbare dan wel onvoldoende flexibele bepalingen. De afronding van het project ‘Veegplannen’ wordt in 2018 verwacht.

Welstandsnota

De welstandsnota van de gemeente Weesp is vastgesteld in het voorjaar van 2010. Sindsdien is er veel veranderd. Met de invoering van de Wabo en het Bor hebben burgers veel meer mogelijkheden gekregen om vergunningsvrij te bouwen. Gemeenten hebben daarnaast meer vrijheid en bevoegdheden gekregen om een eigen keuze te maken hoe zij omgaan met bijvoorbeeld het welstandstoezicht. Veel gemeenten hebben hun welstandsbeleid inmiddels aangepast of zijn daar nu mee bezig. Daarbij is een rode draad duidelijk waarneembaar:

  • er worden welstandsvrije gebieden of zones aangewezen;

  • de ambtelijke toets aan de hand van objectieve criteria wordt breed toegepast (een burger kan aan de hand van dergelijke criteria al voor indiening van een aanvraag zien of zijn plan voldoet aan de welstand);

  • een welstandscommissie concentreert zich op specifieke gebieden of panden (monumenten, beschermde stadsgezichten, belangrijke zichtlocaties etc.);

  • op projectbasis wordt gewerkt met beeldkwaliteitsplannen al dan niet in combinatie met een toetsing door een kwaliteitsteam i.p.v. een welstandscommissie.

De welstandsnota wordt in 2017, op basis van de hierboven genoemde punten, geactualiseerd. Deregulering, het denken in mogelijkheden, snellere dienstverlening en regels die objectief en toetsbaar zijn, zijn daarbij bepalend. Daarom wordt bij de actualisatie van het welstandsbeleid ook kritisch gekeken naar de welstandscommissie zelf.

 

Zaken die in dit kader onderzocht worden zijn:

  • een kleinere commissie;

  • het opheffen van de gemeentelijke welstand/monumentencommissie in combinatie met het aansluiten bij een koepel/federatieve commissie;

  • en/of het oprichten van een nieuwe welstandscommissie samen met één of meer gemeentes in de regio.

APV

In de APV, vastgesteld in 2011, stonden een aantal gedateerde en niet of nauwelijks te handhaven bepalingen. Maar ook zijn gewijzigde (landelijke) inzichten over eigen verantwoordelijkheid van burgers aanleiding tot heroverweging geweest. Als uitgangspunten voor het al dan niet handhaven/schrappen van bestaande regels zijn de aspecten van veiligheid, eigen verantwoordelijkheid en handhaafbaarheid leidend geweest. Daar waar het schrappen van regels een reële bedreiging voor de veiligheid betekent, is de (onder-)grens getrokken. Het resultaat hiervan is een afgeslankte set regels. De (afgeslankte) APV is op 2 februari 2017 door de raad vastgesteld.

1.2 Bestuurlijk kader en beleid

1.2.1 Bestuurlijke agenda Weesp

 

In de bestuursovereenkomst

Samen voor een bruisende, groene en sociale stad

 

tussen GroenLinks, de PVDA en de WSP 2014-2018 is op het gebied van ’Regulering en handhaving’ het volgende opgenomen:

 

Regels zijn er om orde aan te brengen in een samenleving. Er kunnen echter ook teveel regels zijn. Regels waarvan de samenleving zich afvraagt of deze wel noodzakelijk zijn. We staan voor een kritische kijk ten aanzien van de hoeveelheid en de aard van de regels binnen de gemeente. We gaan denken in kansen in plaats van onmogelijkheden. Hoe kunnen we regels toepassen om iets mogelijkte maken.

 

Daarnaast vinden we dat regels, die noodzakelijk zijn en verdedigbaar, voor iedereen gelijk moeten zijn. De handhaving binnen Weesp dient adequaat plaats te vinden, maar vooral met een menselijke maat. Daarbij is het van belang om naar buiten toe helder te communiceren over activiteiten op het gebied van de handhaving.

1.2.2 Missie en visie

 

De missie van de gemeente Weesp voor vergunningverlening, toezicht en handhaving is:

 

‘Een veilige, gezonde en leefbare omgeving, waarin de eigen verantwoordelijkheid van onze inwoners en bedrijven centraal staat en op basis van vertrouwen ruimte voor (economische) ontwikkeling wordt geboden’.

 

De gemeente Weesp realiseert deze missie op de volgende manier (visie)

 

We voeren op effectieve en doortastende wijze de wettelijke taken en bestuurlijke opdrachten uit op het gebied van veiligheid, vergunningen, toezicht en handhaving voor de gemeente Weesp. Daarbij werken wij nauw samen met interne en externe partners. We staan voor klantgerichte, resultaatgerichte en betrouwbare dienstverlening. We denken mee in oplossingen en kunnen het uitleggen als iets niet kan.

 

Daarbij hoort een gemeentelijke dienstverlening gericht op het zoveel mogelijk digitaal en plaats onafhankelijk leveren van diensten in producten en een transparant sanctiebeleid.

1.2.3 Doelstelling en uitgangspunten

 

Door integraal vergunningen te verlenen, programmatisch en integraal toezicht te houden en door te handhaven te komen tot een effectieve en efficiënte inzet van middelen, met als doel kwalitatief goede vergunningen te verlenen en de naleving van de wet- en regelgeving op het vlak van de fysieke leefomgeving te bereiken en/of te bevorderen.

 

Belangrijke uitgangspunten van de gemeente Weesp zijn hierbij:

  • de ‘menselijke maat’. Hierbij is Bestuurlijke handhaving niet gericht op straffen maar op het zo spoedig mogelijk ongedaan maken van de strijdige situatie;

  • inzetten op communicatie en preventieve handhavingsinstrumenten om het aspect ‘eigenverantwoordelijkheid’ van burgers en ondernemers op een positieve manier onder de aandacht te brengen (gedrag en naleving);

  • dienstverlenend werken waarbij het streven is naar ‘1 digitaal loket’;

  • de bedrijfsvoering is op orde, conform de landelijke kwaliteitscriteria 2.1.;

  • hantering van de Landelijke Handhavingsstrategie;

  • actieve samenwerking met externe partners om efficiënt en effectief de gestelde doelen te halen.

Per onderdeel, vergunningverlening, toezicht en handhaving, zijn in dit beleidsplan concrete doelstellingen en meetbare prestatie indicatoren opgenomen waarbij wordt aangeven hoe uitvoering wordt geven aan de doelstelling.

1.2.4 Samenwerking externe partners

 

De gemeente Weesp werkt niet alleen aan een veilige en gezonde (bebouwde) omgeving. Een deel van de werkzaamheden wordt uitgevoerd door de OFGV, de Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek, de Regio Gooi en Vechtstreek en het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht met de uitvoeringsorganisatie Waternet.

 

Deze samenwerkingen zijn veelal gebaseerd op een opdrachtgever-opdrachtnemer-relatie. Uitvoeringspartners hebben ook eigen wettelijke bevoegdheden en taken.

Samenwerking bestaat bij die taken uit het voor elkaar uitvoeren van ‘signaaltoezicht’. Door regelmatig overleg en afstemming, zowel op bestuurlijk als op ambtelijk niveau, wordt voortdurend gebouwd aan de relatie en de onderlinge verbanden met de uitvoeringspartners. Afspraken over verantwoordelijkheden, diensten, producten en procedures zijn vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten.

 

Daarnaast heeft de OFGV en de Veiligheidsregio (brandweer en politie) een adviesfunctie in verschillende trajecten zoals het toetsen van nieuwe ontwikkelingen aan de Wet Milieubeheer, het toetsen van aanvragen voor een omgevingsvergunning aan het Bouwbesluit en aanvragen voor een evenementenvergunning in het kader van de (brand)veiligheid.

 

De partners stellen jaarlijks een begroting, kadernota, jaarverslag, uitvoeringsprogramma en (kwartaal)rapportages op zodat de gemeente kan (bij) sturen op de door de gemeente vastgestelde prioriteiten.

 

Daarnaast wordt de beoordeling van de constructieberekening bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning uitbesteed aan een extern bedrijf.

1.2.5 BIG 8 beleidscyclus Organisatie

 

In de Wabo zijn ten aanzien van de uitvoering van VTH-taken op het gebied van het omgevingsrecht diverse kwaliteitseisen gesteld. Deze eisen verplichten Gemeenten ervoor te zorgen dat beleid wordt opgesteld waaruit volgt op welke systematische wijze uitvoering wordt gegeven aan de taken. Daarnaast moet het beleid het mogelijk maken om transparante verantwoording af te leggen aan de gemeenteraad, provincie en de samenleving. De wijze waarop het beleid gestructureerd dient te worden is op de onderstaande afbeelding grafisch weergegeven.

De structuur van de dubbele regelkring die bekend staat als de ‘BIG- 8’ geeft het VTH-beleid het ‘vereiste’ cyclische karakter. De elementen uit de BIG-8 zijn in de Wabo als kwaliteitseisen verplicht gesteld om de kwaliteit van vergunningverlening, toezicht- en handhaving te borgen. De gemeente Weesp heeft de beleidscyclus conform de kwaliteitseisen ingericht.

 

De kwaliteitscriteria zijn bedoeld om de uitvoering van VTH taken door gemeenten in het omgevingsrecht te professionaliseren en de kwaliteit in de organisatie te borgen. De criteria gaan over proces, inhoud en kritieke massa. Het voldoen aan de criteria zorgt ervoor dat het bevoegd gezag in staat is om de gewenste kwaliteit en continuïteit te leveren. De kwaliteitscriteria maken inzichtelijk welke kwaliteit burgers en ondernemers maar ook overheden onderling en als opdrachtgevers mogen verwachten binnen de VTH-taken. Door te voldoen aan de criteria draagt de gemeente Weesp bij aan de gewenste kwaliteit. Voor de organisatie betekent dit dat er een sluitende beleidscyclus moet zijn om kwaliteit te borgen.

 

De kwaliteitscriteria kennen op hoofdlijnen de volgende eisen voor de organisatie van de VTH taken:

Strategisch en operationeel beleidskader

Het college stelt een VTH beleidsplan vast. Hierin stelt het college de doelen en prioriteiten vast die de organisatie wil halen. Het ambitieniveau is in lijn met de capaciteit. Daarnaast is in het VTH beleidsplan de samenwerking met de samenwerkende partijen vastgelegd.

Programma en organisatie

De doelstellingen en prioriteiten uit het beleidsplan VTH worden jaarlijks in een uitvoeringsprogramma uitgewerkt. Het college richt zijn organisatie zodanig in dat een adequate en behoorlijke uitvoering van taken gewaarborgd is.

 

Daartoe draagt het college er in ieder geval zorg voor dat er voldoende personele en financiële middelen beschikbaar zijn en dat de werkprocessen zijn beschreven. Het (werk) procesboek VTH is in voorbereiding en wordt nog in 2017 aan het college voorgelegd.

Monitoring evaluatie en rapportage

Onder monitoring wordt het systematisch verzamelen, analyseren, gebruiken en communiceren van informatie over de voortgang van het uitvoeren van het beleid en de daaruit voortkomende werkzaamheden verstaan. Om na te kunnen gaan of de beleidsdoelstellingen en de geplande werkzaamheden uit het uitvoeringsprogramma worden gehaald, is het belangrijk dat de resultaten van de verleende vergunningen, uitgevoerde controles, behandelde klachten, meldingen en verzoeken worden gemonitord.

 

Evaluatie kan alleen plaatsvinden als de uitvoering van het beleid gemonitord wordt. Uit de evaluatie kan blijken dat het VTH- beleidsplan aangepast moet worden, zodat deze effectiever en efficiënter gemaakt kan worden. Daarnaast wordt jaarlijks een verantwoordingsrapportage opgesteld. Op basis van deze evaluatie kunnen doelstellingen en prioritering bijgesteld worden. Daarnaast kan met de resultaten van het voorgaande jaar rekening worden gehouden in een nieuw jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma.

 

De vergunningverleners en toezichthouders verwerken hun informatie en de resultaten van hun werkzaamheden in de softwareapplicatie Squit XO. Deze gegevens worden gebruikt voor het opstellen van het uitvoeringsprogramma, het jaarverslag en evaluaties.

 

Klachten en meldingen die door burgers en ondernemers via de website van de gemeente Weesp binnen komen worden in het softwaresysteem SIM geregistreerd. In voorbereiding is de overstap naar de laatste versie van het Document Management Systeem DECOS, DECOS Join. Hieraan wordt de app Fixi gekoppeld.

Met deze app kunnen burgers en ondernemers schade of gebreken aan de openbare ruimte melden. Ook kan de app gebruikt worden voor meldingen op het gebied van toezicht en handhaving.

1.2.6 Communicatie en voorlichting

 

De gemeente Weesp heeft als uitgangspunt zoveel mogelijk preventieve handhavingsinstrumenten gebruiken om het gedrag en de naleving (eigen verantwoordelijkheid) van burgers en ondernemers op een positieve manier te beïnvloeden. Hierdoor kunnen onveilige en ongewenste situaties worden voorkomen en hoeven er minder tijdrovende en kostbare repressiemiddelen worden toegepast.

 

De gemeente Weesp zal daarom op een actieve wijze zijn burgers en ondernemers voorlichten over dit VTH-beleidsplan, de regels voor de bebouwde en onbebouwde omgeving en het toezicht en handhaving ervan. Als men de regels kent en begrijpt waarom deze er zijn, dan zal men ook gemotiveerder zijn om de regels na te leven en wellicht zijn omgeving er op te wijzen. Er wordt dan ook ingezet op communicatie over (nieuw) beleid en regelgeving en de daaruit voortvloeiende handhaving. Burgers en ondernemers worden daar waar mogelijk gestimuleerd worden om zelf mee te denken over situaties en worden betrokken bij het zoeken naar oplossingen. Ook het laten zien dat een ‘overtreder’ wordt aangepakt is een vorm van preventieve handhaving.

 

De communicatie vindt zo gericht mogelijk plaats aan de hand van de volgende communicatievormen:

  • 1

    Publiekscommunicatie: via websites en/of de lokale media zo veel mogelijk mensen informeren over de regels en de handhaving ervan.

  • 2

    Omgevingscommunicatie: een doelgroep of gebied informeren over de specifieke regels en handhaving die voor hen / dat gebied van toepassing zijn.

  • 3

    Persoonlijke communicatie: persoonlijke voorlichting aan een burger of ondernemer over de regels en de handhaving ervan.

Voor communicatie wordt gebruik gemaakt van bestaande netwerken zoals buurtpanels, stichtingen, verenigingen en websites. Daarnaast kan de burger/ondernemer worden bereikt door nieuwsbrieven/folders, social media en publicaties in de lokale media. Daarbij werkt de gemeente aan verdere digitalisering van haar communicatie met het doel het inwoners makkelijker te maken. De komende jaren staan ook in het teken van projectmatige communicatie. Er staan namelijk grote wijzigingen op het programma voor inwoners en bedrijven waarbij de rol van de gemeente aanzienlijk wijzigt. Eigen verantwoordelijkheid komt centraal te staan en er komt een nieuwe rolverdeling met de invoering van de Omgevingswet. Wij zullen inwoners en bedrijven op deze ontwikkelingen moeten voorbereiden.

 

Onderwerpen waar we actief over zullen communiceren:

  • deregulering bij (asbest)sloop en het verbod op asbestdaken in 2024;

  • het systeem van private kwaliteitsborging voor het bouwen;

  • de Omgevingswet;

  • 1 digitale loketfunctie (implementatie DECOS Fixi).

2. Deel B – Vergunningen en meldingen

 

De gemeente Weesp verstaat onder vergunningverlening het integraal beoordelen en toetsen van aanvragen aan geldende wet- en regelgeving om uiteindelijk te komen tot een kwalitatief goed besluit binnen de wettelijke termijn.

 

De afgelopen wereldwijde economische crisis heeft nauwelijks zijn weerslag gehad op het aantal ingediende vergunningen en meldingen bij de gemeente Weesp. Het aantal vergunningsaanvragen en meldingen van burgers en ondernemers is redelijk stabiel gebleven.

 

Daarnaast zijn er de afgelopen periode omgevingsvergunningen verleend voor ontwikkelingen zoals:

  • de bebouwing van de locatie van de voormalige houthandel/Blomstraat;

  • vervangende nieuwbouw Meidoorneiland;

  • vervangende nieuwbouw Papelaan;

  • Leeuwenveld 3 en 4;

  • ’t Vinkennest;

  • de 6 Weesperstraatjes;

  • vervangende nieuwbouw Kastanjelaan;

  • herontwikkeling van kantoren naar woningen hoek Amstellandlaan/Flevolaan.

De komende jaren wordt de Bloemendalerpolder ontwikkeld. In totaal worden daar in de komende jaren in fases ± 2700 woningen gebouwd.

 

Verder zorgt deregulering ervoor dat steeds meer activiteiten ‘vergunningvrij’ worden en gelden er meer algemene regels al dan niet met een meldingsplicht. Het aantal aanvragen en de aard van de aanvragen zijn daardoor steeds minder goed te voorspellen.

 

In dit hoofdstuk zijn de doelstellingen en prestatie indicatoren opgenomen ten aanzien van de afhandeling van vergunningen en meldingen en is op basis van landelijke normen het niveau van toetsing vastgelegd.

2.1 Doelstellingen en prestatie indicatoren

 

Hier staan de doelstellingen en prestatie indicatoren, met toelichting, die wij tijdens de looptijd van dit VTH-beleidsplan monitoren bij de uitvoering van onze taken. Het betreft alle vergunningen, zowel binnen het omgevingsrecht als de APV, DHW en bijzondere wetten.

 

Voor behandeling van vergunningaanvragen wordt in het uitvoeringsprogramma in kaart gebracht hoeveel vergunningaanvragen worden verwacht en hoeveel tijd er nodig is voor de behandeling ervan. De werkzaamheden worden in het uitvoeringsprogramma nader gespecificeerd.

 

Het procesboek VTH, waarin het proces voor de behandeling van aanvragen voor een omgevingsvergunning wordt opgenomen is in voorbereiding.

 

Doelstellingen

Prestatie

indicator

1. Aanvragen worden bij binnenkomst direct ingescand en de originele stukken worden naar het archief verzonden (geen fysiek werkdocument aanwezig).

 

100%

2. Minimaal percentage verleende vergunningen binnen de wettelijke beslistermijn.

 

98%

3. Nieuwe vergunningen die niet worden uitgevoerd worden ingetrokken. (minimaal in procenten).

 

95 %

4. Het maximale percentage van rechtswege verleende vergunningen.

 

2%

5. Het maximale percentage gegronde bezwaarschriften op een omgevingsvergunning.

 

5%

6. Het (laten) opstellen van een erfgoednota.

 

Binnen 2,5 jaar

Toelichting:

  • 1.

    De medewerkers van het team Vergunning werken digitaal. Hierdoor zijn er geen fysieke stukken meer op de werkplek aanwezig.

  • 2.

    Er wordt een klein risico ingebouwd omdat we soms afhankelijk zijn van de advisering door derden.

  • 3.

    We willen dat bij nieuwe vergunningen binnen een jaar gestart wordt met de uitvoering. Indien dat niet het geval is, willen we de vergunning intrekken. Deze werkwijze gaat in tegelijkertijd met de publicatie van dit beleidsplan. Het is geen 100% omdat er in bepaalde gevallen redenen kunnen zijn om de vergunning niet in te trekken (b.v. als door ingediende zienswijzen blijkt dat zwaarwegende redenen zijn om de vergunning niet in te trekken).

  • 4.

    2% zie onder punt 2.

  • 5.

    We streven naar kwalitatief goede besluiten. In een zeer gering aantal gevallen (gesteld op maximaal 5%) kan het dan nog voorkomen dat een bezwaarschrift gegrond is.

  • 6.

    Voor de toelichting op de doelstelling voor een erfgoednota zie punt 2.3.

2.2. Toets niveaus

2.2.1 Omgevingsrecht

 

In wet- en regelgeving is bepaald voor welke activiteiten burgers en ondernemers een vergunning moeten aanvragen om ze te mogen uitvoeren of ondernemen en welke activiteiten gemeld moeten worden. Elke aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt getoetst aan het bestemmingsplan, het Bouwbesluit, de Bouwverordening en aan de redelijke eisen van Welstand.

 

In de bouwtechnische toets (Bouwbesluit 2012) is een bepaalde mate van diepgang aangebracht. Het is onmogelijk om vooraf aan te tonen dat een bouwwerk 100% zal gaan voldoen aan het Bouwbesluit. Wettelijk gezien dient de aanvrager daarom ‘slechts’ aannemelijk te maken dat het bouwwerk zal gaan voldoen aan de technische voorschriften van het Bouwbesluit. Het is de taak van de gemeente om te controleren of de aanvrager dat voldoende aannemelijk heeft gemaakt.

Toets aan bouwbesluit

Het Bouwbesluit is een verzameling aan bouwtechnische voorschriften waaraan alle bouwwerken in Nederland, zoals woningen, kantoren, winkels en scholen minimaal moeten voldoen. Verbouwingen vallen ook onder het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit bevat voorschriften met betrekking tot het bouwen van bouwwerken uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu. Het Bouwbesluit wordt als zeer complex ervaren door de grote hoeveelheid bouwregels en relatie tussen deze regels. Het is praktisch onmogelijk om alle geldende technische voorschriften uit het Bouwbesluit uitputtend te toetsen. Bovendien vraagt niet elk bouwwerk om deze controle. Voor de toets aan het Bouwbesluit heeft de gemeente Weesp een checklist Bouwbesluit 2012 ontwikkeld. Deze checklist is als bijlage III toegevoegd.

 

Voor de zeer specialistische voorschriften op het gebied van de bouwconstructie, milieu en de brandveiligheid wordt gebruik gemaakt van externe partijen. Zo beoordeelt een extern constructiebureau de constructieberekeningen, de Regionale brandweer beoordeelt de brandveiligheidsaspecten en heeft een adviserende rol bij de gebruiksmelding. De Omgevingsdienst Flevoland, Gooi en Vechtstreek beoordeelt de milieuaspecten. Voor deze diensten/adviezen zijn dienstverleningsovereenkomsten met deze partijen afgesloten.

Toets aan bouwverordening

De gemeentelijke bouwverordening is in de loop der jaren behoorlijk uitgedund. Veel voorschriften zijn in recente wetgeving overgenomen. De huidige bouwverordening uit 2011 bevat nog enkele bepalingen op het gebied van milieu, bouwen, aansluitplicht nutsvoorzieningen, ingebruikneming bouwwerk, slopen, en het staken van gebruik bij bouwvalligheid en gebrek aan veiligheid en hygiëne.

2.2.2. Toetsing slopen met of zonder asbest

Sloopmelding

Met de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 is geen omgevingsvergunning meer nodig voor het slopen van gebouwen en bouwwerken en het verwijderen van asbesthoudende materialen. Hiervoor geldt een meldingsplicht, die niet valt onder de Wabo.

Asbest

Vanaf 1 maart 2017 zijn gecertificeerde partijen in de asbestketen, verplicht om met het Landelijk Asbest Volgsysteem (LAVS) te werken. Het LAVS maakt het mogelijk om informatie over de aanwezigheid van asbest én de genomen maatregelen vast te leggen in een centraal systeem. Ook kan vanuit het LAVS de benodigde sloopmelding voor asbestverwijdering worden gedaan.

2.2.3. Toetsingskader APV, DHW en WOK

APV

De APV biedt geen toetsingskader voor een aanvraag voor een vergunning. Een aanvraag voor een vergunning wordt digitaal gedaan via de website van de gemeente Weesp. Hiervoor is een standaard aanvraagformulier ontwikkeld en aangegeven welke aanvullende stukken bij een aanvraag noodzakelijk zijn.

 

Voor het bepalen in welke risicoklasse een evenement valt is in het Evenementenbeleid Weesp 2015 een toetsingskader opgenomen.

 

Daarnaast zijn er parallel daaraan procesafspraken gemaakt die een bestuurlijke interventie van de burgemeester mogelijk maakt voor een evenement met een hoog risico.

 

De beoordeling van de constructieve veiligheid van tijdelijke bouwobjecten zoals tenten en tribunes wordt door een externe partij uitgevoerd. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de ‘Richtlijn voor Constructieve Toetsingscriteria’, opgesteld in november 2015 door het Centraal overleg Bouwconstructies.

DHW

Voor een aanvraag voor drank- en horecavergunning of een tijdelijke ontheffing wordt de DHW gevolgd en is er verder geen apart toetsingskader.

WOK

Voor de behandeling van een aanvraag voor een aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten wordt de Wet op de Kansspelen (hierna: WOK) gevolgd. De aanwezigheidsvergunning is persoonsgebonden en wordt voor onbepaalde tijd verleend.

 

Voor de behandeling van aanvragen die worden gedaan op grond van de APV, de DHW en de WOK worden werkprocessen beschreven. Het procesboek VTH is in voorbereiding en wordt nog dit jaar aan het college aangeboden.

2.3 Erfgoednota

 

Onder punt 2.1 is als doelstelling opgenomen om binnen 2,5 jaar een erfgoednota op te (laten) stellen. Als reactie op het rapport van de Erfgoedinspectie in 2008 heeft de gemeente Weesp al aangekondigd in 2010 met een erfgoednota te komen. Dit voornemen is 7 jaar later nog steeds niet uitgevoerd.

 

Daarnaast is de gemeentelijke monumentenlijst is al lang niet meer geactualiseerd. Erfgoed uit de naoorlogse periode ontbreekt hier helemaal op. Om meer grip te krijgen op de nog aanwezige en verwachte bouwhistorische waarden is het wenselijk om tot een bouwhistorische waarden- en verwachtingenkaart te komen. De noodzaak tot onderzoek wordt momenteel ad hoc ingevuld. Het is wenselijk dit meer in beleid vast te leggen.

 

Tot slot is in de nieuwe Erfgoedwet een nieuw artikel over de instandhoudingsplicht voor rijksmonumenten opgenomen. Door artikel 10.18 van de Erfgoedwet wijzigt de Monumentenwet 1988. Het is verboden een rijksmonument onderhoud noodzakelijk voor de instandhouding te onthouden. Dit artikel zal binnenkort in de Omgevingswet opgenomen worden. Voor Weesp biedt dit artikel mogelijkheden om monumenten die al langere tijd in een slechte staat verkeren aan te pakken. Wij voeren dit punt, het (laten) opstellen van een Erfgoednota op voor de Kadernota 2018.

3. Deel C – Toezicht en Handhaving

3.1 Inleiding

 

De gemeente Weesp verstaat onder toezicht het uitvoeren van controles en het naar aanleiding van een klacht of melding verzamelen van informatie om te zien of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde regels. Het uitgangspunt van de controles is het hebben van een preventief effect. Het toezicht kan tot resultaat hebben dat de wettelijke voorschriften, zonder inzet van verdere handhavingsmiddelen, wordt nageleefd. Het toezicht omvat een breed scala aan activiteiten, vaak ook in een voorlichtende, meedenkende en adviserende zin. Hierdoor kan in een vroeg stadium worden voorkomen dat een met de wet en/of regelgeving strijdige situatie ontstaat. Anders kan door middel van aansporing, overreding of waarschuwing worden bewerkstelligd dat de voorschriften alsnog worden nageleefd. Indien de waarschuwingen niet het gewenste effect hebben, gaat het toezicht op de naleving van de wettelijke voorschriften over in handhaving.

 

De gemeente Weesp verstaat onder handhaving het ongedaan maken of opheffen van een situatie die in strijd is met wettelijke voorschriften. Hiervoor gebruikt de gemeente Weesp bestuursrechtelijke handhaving met als handhavingsmiddelen het opleggen van een last onder dwangsom, het uitoefenen van bestuursdwang of geheel of gedeeltelijk intrekken van een vergunning / ontheffing. Bestuursrechtelijke handhaving is niet gericht op straffen maar op het zo spoedig mogelijk herstellen van de situatie (herstelsanctie).

 

De gemeente is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving en de handhaving van wet- en regelgeving. Toezicht en handhaving zijn onderdeel van het geheel aan maatregelen die de gemeente inzet om beleidsdoelstellingen en maatschappelijk effect te realiseren. Toezicht en handhaving is dan ook geen doel op zich, maar altijd gericht op het bereiken van het achterliggende doel, namelijk gewenst gedrag, dat door naleving van die regels wordt beoogd.

 

Nadat een vergunning is verleend houden wij toezicht op de naleving van de wet- en regelgeving en vergunningvoorschriften. Wij houden toezicht om ervoor te zorgen dat de activiteiten die worden gerealiseerd in orde zijn in het kader van onder andere veiligheid en gezondheid. Daarnaast bevordert ons toezicht het naleefgedrag van regels door burgers en ondernemers.

 

In dit hoofdstuk zijn de doelstellingen en prestatie indicatoren opgenomen ten aanzien van toezicht en handhaving en de normen en de uitvoering van toezicht en handhaving vastgelegd. Dit laatste op basis van de Landelijke Handhavingsstrategie.

3.2. Doelstellingen en prestatie indicatoren

 

Hieronder staan de doelstellingen en prestatie indicatoren die wij tijdens de looptijd van dit VTH-beleidsplan monitoren bij de uitvoering van onze taken op het gebied van toezicht en handhaving.

 

Doelstellingen Toezicht

Prestatie indicatoren

1. Preventief afhandelen constatering overtreding/strijdige situatie (minimaal).

 

50%

2. Percentage afgehandelde verleende vergunningen.

 

90%

3. Percentage toezicht op risicovolle evenementen (minimaal).

 

100%

4. Toezichthouden volgens het vastgestelde integraal Toezichtprotocol (minimaal).

 

90%

Toelichting:

  • 1.

    Zie onder 3.6.1 De gemeente Weesp streeft er na om zoveel mogelijk preventieve handhavingsinstrumenten te gebruiken om het gedrag en de naleving van burgers en ondernemers op een positieve manier te beïnvloeden. Hiertoe behoren onder andere overleg en communicatie. Het percentage is gebaseerd op ervaring van de toezichthouders. Ongeveer de helft van de geconstateerde overtreding worden beëindigd na goed overleg met de toezichthouders.

  • 2.

    Er kunnen redenen zijn waardoor we niet alle verleende vergunningen kunnen afhandelen. Hiervan kan b.v. sprake zijn als de prioriteitsstelling verandert (b.v. door een zaak als De Horn 5) en er als gevolg van deze verandering een capaciteitsgebrek ontstaat. Verder hebben we moeite om bepaalde specialistische functies op het gebied van het bouwtoezicht goed bezet te krijgen c.q. te houden.

  • 3.

    Op een evenement (C categorie) met een hoog risico wordt altijd toezicht gehouden.

  • 4.

    Het integraal Toezichtprotocol is ‘het’ hulpmiddel om te komen tot en het uitvoeren van integraal, kwalitatief, meetbaar en efficiënt toezicht. Het percentage is geen 100% omdat er zaken zijn waar het protocol zich niet voor geschreven is. Sommige zaken zijn dusdanig complex dat het protocol hiervoor niet gebruikt kan worden.

 

Doelstellingen Handhaving

Prestatie indicatoren

1. Besluit op verzoek om handhaving wordt genomen binnen 8 weken.

 

95%

2. Minimaal percentage afronding gestart handhavingstraject.

 

90%

Toelichting:

  • 1.

    Afhandeling binnen acht weken omdat dat een wettelijk termijn is. Het aangegeven percentage is geen 100% omdat in een ‘verzoek tot handhaving’ soms niet direct duidelijk is of het een klacht is of als een verzoek tot handhaving moet worden opgevat. De toezichthouder neemt de klacht in behandeling en na contact met de indiener blijkt het om een verzoek tot handhaving te gaan.

  • 2.

    Als, ondanks de inzet van de preventieve middelen, de overtreding blijft bestaan wordt het handhavingstraject gestart, doorlopen en afgesloten. Het doel is dat de overtreding wordt beëindigd. Hiermee geeft het college een consistent en transparant signaal af naar de burgers en ondernemers. Het percentage is geen 100% omdat de prioriteitstelling kan wijzigen of omdat we als gevolg van de lijn handhaving met de menselijke maat een alternatieve oplossing zoeken in overleg met belanghebbenden om een overtreding ongedaan te maken.

 

Doelstellingen DHW, APV en meldingen

Prestatie indicatoren

1. Toezicht nieuwe horecaondernemingen (DHW)

 

100%

2. Melding van een klacht / melding of een informatieverzoek is uiterlijk binnen drie werkdagen afgehandeld.

 

100%

Toelichting:

  • 1.

    Wanneer horecaondernemer een inrichting start of overneemt en een drank en horecavergunning nodig heeft moeten de inrichtingseisen worden getoetst voordat een drank en horecavergunning kan worden verleend.

  • 2.

    Een klacht/melding of een informatieverzoek binnen drie dagen af te handelen sluit aan bij een goede dienstverlening, veiligheid en professionaliteit.

Voor wat betreft het toezicht op de DHW is er regionaal beleid, het Preventie en Handhavingsplan, met specifieke doelstellingen (zie bijlage IV). Dit wordt periodiek separaat aan het bestuur voorgelegd

3.3. Prioritering

 

In overleg met het college van burgemeester en wethouders is per onderdeel de prioriteit bepaald. Deze kan hoog, gemiddeld of laag zijn en zijn hieronder aangegeven.

Hoge prioriteit

  • Bouwbesluit, constructief en brandveiligheid voor kwetsbare inrichtingen zoals zorgcentra, scholen, kinderdagverblijven e.d. minder zelfredzaamheid.

  • Strijdig gebruik / bouwen in strijd met de bestemmingsplannen Stedelijke gebied en het Landelijke gebied Weesp.

  • Verzoek tot handhavend optreden.

  • Wijzigingen aanbrengen aan een monument zonder omgevingsvergunning.

  • Toezicht op risicovolle evenementen, categorie C.

  • Toezicht op het gebruik van vuurwerk.

  • Asbestverwijdering(zonder of in afwijking van om een vergunning/melding).

Gemiddeld

  • Bouwbesluit, constructief en brandveiligheid overige inrichtingen.

  • Bouwbesluit, op het gebied van gezondheid, bruikbaarheid en beperkt energie gebruik.

  • Strijdig gebruik / bouwen in strijd met het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Weesp.

  • Strijd met het welstandsbeleid.

  • Toezicht op categorie B evenementen.

  • Illegale sloop inclusief veiligheid sloopterrein/omgeving.

Laag

  • Toezicht op vergunningsvrij bouwen.

  • Toezicht categorie A evenementen.

  • Bouwklachten en vrij toezicht n.a.v. klacht / eigen constatering toezichthouders

De omvang van het risico in een cijfer zegt nog niet alles over de prioritering van een handhavingstaak. De prioritering is mede afhankelijk van meerdere factoren, te weten risico, beleid, politieke argumenten, wettelijke taken versus beleidstaken en ontwikkelingen binnen de handhaving.

 

Het kan bijvoorbeeld zijn dat er een kleine kans is op een overtreding, terwijl de verwachte ernst van de gevolgen van die overtreding van de regels groot is. In dergelijke gevallen wordt in de risicomatrix slechts een gemiddeld risico gecalculeerd. De handhaving kan echter alsnog hoge prioriteit hebben, omdat de belangen die op het spel staan zwaar wegen.

 

In de toekomst wordt de prioritering verfijnd op basis van een nog uit te voeren risicoanalyse met behulp van een risicomatrix. De risicomatrix onderscheidt zes soorten negatief effect dat de gemeente met gedragsvoorschriften tracht te voorkomen. Te weten:

  • 1.

    fysieke veiligheid: letsel, al dan niet blijvend;

  • 2.

    kwaliteit: teruggang van de kwaliteit van het sociaal maatschappelijk leven, in het bijzonder wat betreft het gevoel van veiligheid;

  • 3.

    financieel – economische schade;

  • 4.

    verlies of schade aan natuurschoon;

  • 5.

    schade aan de (volksgezondheid;

  • 6.

    schade aan het bestuurlijke imago/stemmenverlies/bestuurlijk belang.

Op deze manier worden zowel voor vergunningverlening als voor toezicht en handhaving voor de taakvelden Omgevingsrecht en de APV de risico’s bepaald.

3.4. Nalevingsstrategie

 

Op grond van de Wabo en bijbehorende besluiten moet de gemeente beschikken over een toezichtstrategie, een sanctiestrategie en gedoogstrategie. Deze strategieën zijn met elkaar verweven. De nalevingstrategie omvat alles wat nodig is om te komen tot een verbetering van de naleving van de wet- en regelgeving. De nalevingstrategie geeft aan op welke wijze en met de inzet van welke instrumenten de naleving van de wet- en regelgeving en de gestelde doelen worden bereikt.

 

De nalevingsstrategie bevat de volgende (sub) strategieën.

  • preventiestrategie;

  • handhavingsstrategie;

  • toezichtstrategie;

  • sanctiestrategie;

  • gedoogstrategie.

3.4.1 Preventiestrategie

 

Voorkomen is beter dan genezen. Daarom wil de gemeente Weesp zo veel mogelijk preventieve handhavingsinstrumenten gebruiken om het gedrag en de naleving van burgers en ondernemers op een positieve manier te beïnvloeden.

Hierdoor kunnen onveilige en ongewenste situaties worden voorkomen en zijn er minder tijdrovende en kostbare repressiemiddelen nodig.

 

De gemeente Weesp zal daarom op een actieve wijze zijn burgers en ondernemers voorlichten over dit handhavingsbeleid, de regels voor de bebouwde en onbebouwde omgeving en de handhaving ervan. Als men de regels kent en begrijpt waarom deze er zijn, dan zal men ook gemotiveerder zijn om de regels na te leven en wellicht zijn omgeving er op te wijzen. Er wordt dan ook ingezet op communicatie over (nieuw) beleid, regelgeving en de daaruit voortvloeiende handhaving. Burgers en ondernemers worden daar waar mogelijk gestimuleerd om zelf mee te denken over situaties en betrokken te worden bij het zoeken naar oplossingen. Ook het laten zien dat een ‘overtreder’ wordt aangepakt is een vorm van preventieve handhaving.

De communicatie vindt zo gericht mogelijk plaats aan de hand van de volgende communicatievormen:

  • Publiekscommunicatie: via websites en/of de lokale media zo veel mogelijk mensen informeren over de regels en de handhaving ervan.

  • Omgevingscommunicatie: een doelgroep of gebied informeren over de specifieke regels en handhaving die voor hen / dat gebied van toepassing zijn.

  • Persoonlijke communicatie: persoonlijke voorlichting aan een burger of ondernemer over de regels en de handhaving ervan.

Voor communicatie wordt gebruik gemaakt van bestaande netwerken zoals buurtpanels, stichtingen, verenigingen en websites. Daarnaast kan de burger/ondernemer worden bereikt door nieuwsbrieven/folders, social media en publicaties in de lokale media.

 

De gemeentelijke toezichthouders spelen ook een grote rol bij de communicatie richting de burger/ondernemer. Zij functioneren als aanspreekpunt in het veld. Ook kunnen zij signalen uit de buurt opvangen zodat er samenlevingsgericht kan worden gehandhaafd.

 

Daarnaast is veel winst te halen door goede communicatie aan de voorkant van het vergunningenproces. Vooroverleg, intakeoverleg en tijdens het vergunningaanvraagproces informeren van de aanvrager voorkomt in grote mate het onbewust overtreden van de regels. Dit verdient dan ook de aandacht.

3.4.2 Handhavingsstrategie

 

Het bevorderen van naleving van de wet, -en regelgeving betekent dat er actief toezicht gevoerd moet worden en kan uiteindelijk betekenen dat er handhavend opgetreden moet worden. De nalevingsstrategie is onderverdeeld in handhavingsstrategie, toezicht, sanctie, en gedoogstrategie.

 

Om de 24 uurs bereikbaarheid te garanderen heeft de gemeente een piketdienst. Deze piketdienst wordt vanuit de meldkamer benaderd en is 24 uur bereikbaar. Afhankelijk van de aard van de melding worden acties ondernomen. De piketmedewerkers hebben de beschikking over alle telefoonnummers van de medewerkers toezicht en handhaving en kunnen deze bereiken. Uiteraard worden bij calamiteiten en ‘rampen’ door de meldkamer meteen ook andere processen in werking gezet (draaiboeken en protocollen van de veiligheidsregio).

3.4.3. Toezichtstrategie

 

Bij de uitvoering van de toezichtstaken sluiten wij zoveel mogelijk aan bij landelijke instrumenten en strategieën.

Daarbij maken wij gebruik van het integraal Toezichtprotocol (hierna: iTP). Het iTP is een hulpmiddel om te komen tot en het uitvoeren van integraal, kwalitatief, meetbaar en efficiënt toezicht op naleving van de Wabo.

 

Het iTP helpt om te komen tot een programmatische, strategische, onderling afgestemde uitoefening van het toezicht. Anders gezegd, het iTP is een praktisch werkinstrument voor het toezicht tijdens de realisatiefase, de gebruiksfase en de sloopfase van een gebouw, bedrijf of activiteit.

 

Het iTP bevat een totaallijst met de mogelijke controle elementen (onderwerpen) tijdens het toezicht op grond van de Wabo. De controle elementen zijn gebaseerd op de bekende uitvoeringsbesluiten; het Bouwbesluit 2012 en het Activiteitenbesluit. We hanteren bij het toezicht altijd de meest actuele versie van het iTP. Het huidige iTP is als bijlage V toegevoegd.

 

Voor wat betreft het toezicht op de brandveiligheid maakt de gemeente Weesp gebruik van de toezichtmatrix die door de Regionale Brandweer is opgesteld. Deze matrix is als bijlage VI toegevoegd.

 

Bovendien zijn voor de uitvoering van de taken protocollen in voorbereiding. Deze protocollen worden jaarlijks in het kader van het jaarverslag (evaluatie) beoordeeld op actualiteit en toepasbaarheid en zo nodig aangepast.

3.4.4 Sanctiestrategie

 

Het IPO en het Openbare Ministerie ( hierna: OM) namen eind 2012 het initiatief om een landelijke strategie op te stellen voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Dit samen met de VNG, de Unie van Waterschappen, het ministerie van Infrastructuur en Milieu, de Inspectie Leefomgeving en Transport, de Inspectie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Politie en de Vereniging van Omgevingsdiensten.

 

Het is de wens van alle betrokkenen, om de organisatie en uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving te verbeteren. Dit omwille van een ‘gelijk speelveld' voor natuurlijke en rechtspersonen voor wie een bepaalde norm of voorschrift geldt. En ook omwille van een maatschappij die ervan uit mag gaan dat handhavers zo optreden dat het rechtsgevoel wordt gerespecteerd en de leefomgeving veilig, schoon en gezond blijft.

De Landelijke Handhaving strategie geeft hier inhoud aan door:

Het centraal stellen van sterke, slagkrachtige en onafhankelijke handhavingsinstanties met een beginselplicht tot handhaven. Die passend interveniëren bij iedere bevinding. Dat wil zeggen afhankelijk van de situatie weloverwogen kiezen voor alleen bestuursrechtelijk, bestuurs- èn strafrechtelijk of alleen strafrechtelijk optreden. En die in vergelijkbare situaties vergelijkbare keuzes maken, interventies op vergelijkbare wijze kiezen en toepassen.

 

De LHS biedt een breed toepasbaar kader voor handhaving, waaronder specifieke handhaving strategieën kunnen worden uitgewerkt en vastgesteld.

 

Om de strategie van sanctie-instrumenten te bepalen wordt in de LHS enerzijds naar het gedrag van de overtreder gekeken en anderzijds naar de ernst van de overtreding.

 

De bewust gemaakte overtredingen met ernstige gevolgen worden zwaarder aangepakt, bijvoorbeeld met een mix van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke middelen. Bij de inzet van strafrechtelijke instrumenten is een nauwe samenwerking met de politie en het MO vereist.

 

Hieronder wordt uiteengezet hoe de gemeente Weesp uitvoering geeft aan de sanctiestrategie.

 

De sanctiestrategie beschrijft het stappenplan dat wordt gevolgd na het vaststellen van een overtreding. Op het gebied van het omgevingsrecht gaan we in beginsel uit van een stappenplan van drie stappen:

  • 1.

    Na constatering van de overtreding ontvangt de betrokkene een waarschuwingsbrief waarin hij wordt geïnformeerd over de geconstateerde overtreding. Daarbij krijgt de betrokkene de gelegenheid om binnen een gestelde termijn de overtreding ongedaan te maken. Ook wordt aangekondigd dat als bij hercontrole blijkt dat er nog steeds sprake is van een overtreding, er bestuursrechtelijke maatregelen getroffen worden.

  • 2.

    Indien bij hercontrole blijkt dat de overtreding niet/niet geheel ongedaan is gemaakt, ontvangt de betrokkene een voornemen tot het opleggen van een bestuursrechtelijke maatregel (veelal een last onder dwangsom). Betrokkene krijgt de mogelijkheid om hiertegen binnen een gestelde termijn een zienswijze in te dienen.

  • 3.

    Indien na beoordeling van de zienswijze niet wordt afgezien van handhaving, wordt het besluit genomen tot het opleggen van een bestuursrechtelijke maatregel (veelal een last onder dwangsom).

Het bovenstaande 3-stappenplan is het uitgangspunt bij reguliere situaties. In de volgende situaties kan hiervan worden afgeweken:

 

Gevaar: bij acuut gevaar voor personen en/of de omgeving, is direct optreden noodzakelijk;

  • Onherstelbare schade: indien onherstelbare schade plaatsvindt of dreigt plaats te vinden, zal direct dan wel versneld optreden de meest aangewezen werkwijze zijn;

  • Ernstige hinder: in deze situatie wordt stap 1 overgeslagen om de overtreding snel ongedaan te laten maken;

  • Verder komen er situaties voor waarbij door de toezichthouder de werkzaamheden direct stil worden gelegd, de zogenaamde bouwstop. Dit zijn veelal situaties waarbij de veiligheid of de onomkeerbaarheid in het geding zijn. De toezichthouder legt de werkzaamheden direct stil. De stillegging wordt zo spoedig mogelijk via een besluit schriftelijk bevestigd.

  • Bij herhaling van een aantal vergelijkbare overtredingen: indien optreden tegen een eerdere vergelijkbare overtreding geen effect heeft gehad, kan bij herhaling van de overtreding gekozen worden voor een versnelde/directe aanpak. Het informeren van de betrokkene (stap 1) is in deze gevallen weinig zinvol omdat de eerdere waarschuwing niet tot het gewenste gedrag heeft geleid.

Hieronder is het stappenplan in een tabel uitgewerkt.

 

Stappenplan

Aantal stappen

Omschrijving stappen

Regulier

3

De 3 stappen zoals hierboven omschreven worden doorlopen.

 

Versneld

2

 

Stap 1 uit het reguliere stappenplan wordt overgeslagen. Bij de eerste constatering van de overtreding wordt stap 2 ingezet (voorgenomen besluit).

 

Direct

 

1

Stappen 1 en 2 uit het reguliere stappenplan worden overgeslagen. Bij de eerste constatering van de overtreding volgt direct stap 3 (nemen besluit).

Als er sprake is van overtreding door een overheidsorgaan, ook wanneer dit de eigen gemeente is, levert dit geen reden op voor afwijking van het handhavingsstappenplan. We gaan ervanuit dat de overheid het goede voorbeeld moet geven.

 

Voor de uitvoering van de handhavingstaken wordt een procesboek VTH voorbereidt en apart aan het college aangeboden.

3.4.4.1. Horeca

 

Voor de horeca zijn met name de Drank en Horecawet en de Handhavingsstrategie (zie bijlage V) van toepassing. Een aanpassing van deze strategie is in voorbereiding. Vanaf 2014 zijn gemeenten wettelijk verantwoordelijk geworden voor zowel het toezicht op als de handhaving van de Drank- en Horecawet. De toezichthoudende taak is belegd bij de gemeente Hilversum, in de rol van centrumgemeente. Vanaf 2016 nemen ook de gemeenten Weesp en Wijdemeren deel aan deze samenwerking.

3.4.5 Gedoogstrategie

 

In principe is het gedogen van een overtreding ongewenst. Weesp onderstreept dit. Gedogen mag geen alternatief zijn voor een goed handhavingsbeleid. Alleen in zeer uitzonderlijke situaties is het (tijdelijk) gedogen van een overtreding een alternatief voor handhavend optreden. Denk hierbij aan overtredingen die gelegaliseerd kunnen worden, maar waarvoor nog een vergunningstraject moet worden afgewacht.

 

Uitgangspunt blijft dat het afgeven van een gedoogbesluit met grote terughoudendheid moet worden betracht en als er toch wordt gedoogd, er in principe (op termijn) een concreet zicht op legalisatie bestaat. Over de noodzaak tot gedogen, de tijdsduur, de voorwaarden en de wijze van handhaving tijdens de gedoogperiode, dient vooraf overleg te zijn gepleegd met de overtreder, belanghebbenden en eventuele andere handhavingspartners (zoals politie, Openbaar Ministerie). Betrokken partijen worden schriftelijk op de hoogte gebracht van het voornemen tot gedogen en in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Hierbij wordt de voorbereidingsprocedure zoals bedoeld in de Awb gevolgd. Bij gedogen spelen de belangenafweging, aansprakelijkheidskwesties, en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (rechtszekerheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel) een grote rol.

Het uiteindelijke gedoogbesluit wordt genomen door het college en is een besluit in de zin van de Awb welke vatbaar is voor bezwaar en beroep door belanghebbenden.

Nota Gedogen in Nederland

Voor het gedoogkader sluit de gemeente Weesp aan bij de Nota Gedogen in Nederland uit 1996. Deze nota van het toenmalige kabinet is al jaren leidend binnen de bestuursrechtelijke handhaving. Ook onze partners, waaronder de OFGV, hanteren de kaders en voorwaarden die deze nota stelt aan gedogen.

 

De nota Gedogen in Nederland stelt uitdrukkelijk grenzen en voorwaarden aan gedogen.

Gedogen is aanvaardbaar:

  • slechts in uitzonderingsgevallen, en;

  • mits beperkt in omvang en/of tijd.

Voorts dient gedogen:

  • expliciet en na zorgvuldige kenbare belangenafweging plaats te vinden;

  • aan (de mogelijkheid tot) controle te zijn onderworpen.

Gedogen is gerechtvaardigd of soms zelfs geboden als:

  • handhaving zou leiden tot aperte onbillijkheden;

  • het achterliggende belang evident beter gediend is met gedogen;

  • een zwaarder wegend belang het gedogen rechtvaardigt.

Elk van deze drie situaties kan een reden zijn om te gedogen. Echter als het gedogen omvangrijk en/of structureel dreigt te worden, dient heroverweging van de norm plaats te vinden.

3.4.6 Intrekken van de vergunning

 

Als een vergunninghouder de voorwaarden uit een vergunning niet naleeft, dan is het intrekken van deze vergunning in beginsel geoorloofd. Als er sprake is van een gebonden beschikking (het bestuur heeft geen beleids- of beoordelingsvrijheid om de vergunning te weigeren) dan moet de onderliggende wet wel de mogelijkheid bieden om de vergunning in te trekken. De omgevingsvergunning kan op grond van artikel 2.33 en 5:19 van de Wabo in een aantal gevallen worden ingetrokken. Bij zogenaamde vrije beschikkingen kan in het algemeen sneller tot intrekking worden overgegaan. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, vooral het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.

3.5 Straf en privaatrechtelijke handhaving

 

Het strafrecht is, in tegenstelling tot het bestuursrecht, primair gericht op de persoon van de overtreding en niet zozeer op het ongedaan maken van de overtreding. Het heeft repressief, vergeldend karakter. Kern van strafrecht is ‘leedtoevoeging’ en heeft daardoor, als het goed is, een afschrikkende werking. In het bestuursprogramma van het college is bepaald dat de handhaving binnen Weesp adequaat dient plaats te vinden, maar vooral met een menselijkemaat. Daarom heeft bestuursrechtelijk handhaven de voorkeur boven strafrechtelijke handhaving. Er zijn echter situaties waarbij strafrechtelijke handhaving wordt toegepast.

 

De klemtoon bij het bestuursrecht ligt op het herstellen van een legale situatie. Strafrecht heeft echter alleen als doel de dader te bestraffen. Redenen om over te gaan tot een strafrechtelijk proces-verbaal (een douw) is drieledig:

  • afschrikkende werking,

  • genoegdoening ten aanzien van degene die zich wel aan de wet houden,

  • voorkomen dat men in herhaling valt.

Per 1 januari 2009 zijn twee nieuwe strafrechtelijke handhavingsinstrumenten ter beschikking gekomen. Deze instrumenten zijn de bestuurlijke strafbeschikking en de bestuurlijke boete. Wet Mulderfeiten (zoals parkeerovertredingen) en de bestuurlijke strafbeschikking kunnen worden afgedaan met een combi bon. Hiernaast kan voor ingewikkelde feiten en bijzondere overtredingen een schriftelijk proces-verbaal worden opgemaakt (tikverbaal).

3.5.1 Bestuurlijke boete en strafbeschikking

 

De bestuurlijke boete en de bestuurlijke strafbeschikking kunnen niet gelijktijdig voor eenzelfde overtreding worden ingezet. Gemeenten moeten een keuze maken tussen beide instrumenten. Gemeente Weesp heeft voor de bestuurlijke strafbeschikking gekozen om overlastfeiten, die betrekking hebben op kleine ergernissen in de openbare buiten ruimte, aan te pakken. Deze overlastfeiten kunnen een gevoel van verloedering en onveiligheid in de buurt geven. De gedragingen die leiden tot deze overlast, zijn veelal als verbodsbepaling opgenomen in de APV of in andere lokale, gemeentelijke verordening.

 

De Drank- en Horecawet hanteren onder andere de bestuurlijke boete als straf.

Het CJIB te Leeuwarden en/of het Openbaar Ministerie handelen Wet Mulderfeiten en bestuurlijke strafbeschikkingen af. De bestuurlijke boete wordt financieel en procedureel door de gemeente afgehandeld.

3.5.2 Strafrechtelijke handhaving tijdens bouwactiviteiten

 

Als tijdens een bouw- of sloopproces een onomkeerbare situatie is ontstaan, kan bestuursrechtelijk handhaven als onvoldoende worden beschouwd. Ook als er is sprake van aantasting van een (rijks)monument, kan in een dergelijk geval een strafrechtelijk proces-verbaal opgemaakt.

3.5.3 Strafrechtelijke handhaving DHW

 

Strafrechtelijk handhaving van de DHW bestaat uit het maken van boeterapportages. Sinds december 2015 huurt de gemeente Weesp handhavingscapaciteit (BOA) vanuit de Regio Gooi- en Vechtstreek voor handhaving van de DHW. Iedere gemeente in de regio blijft zelf verantwoordelijk voor de juridische en financiële afhandeling. De politie is en blijft verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde.

3.5.4 Strafrechtelijke handhaving APV en klein overlast

 

Het is niet mogelijk gebleken voor de politie om tegen alle overtredingen strafrechtelijk op te treden. Om deze reden heeft de politie gekozen zich te concentreren op prioritaire zaken. Klein overlast, zoals afvaldumping, fout parkeren, graffiti, vernieling straatmeubilair wordt niet tot deze prioritaire zaken gerekend. Handhaving komt hiermee steeds meer in handen van de gemeente. Handhaving door middel van bestuursrecht is voor ‘klein overlast’ geen doelmatige oplossing. Strafrechtelijk optreden wordt hierdoor een steeds grotere gemeentelijke taak.

3.5.5 Privaatrechtelijke handhaving

 

Naast het bestuursrecht en het strafrecht bevat ook het privaatrecht enkele middelen die voor de handhaving kunnen worden aangewend:

  • Onrechtmatige daadactie (artikel 6:162 BW). Met behulp van deze actie kan door de gemeente bij de burgerlijke rechter zowel schadevergoeding worden gevorderd als een rechterlijk verbod of bevel.

  • Actie uit toerekenbare tekortkoming (‘wanprestatie’). Voorwaarde is dan wel dat er een overeenkomst bestaat tussen de eiser (gemeente) en de overtreder, bijvoorbeeld een erfpachtcontract, en dat die verbintenis (deels) niet wordt nagekomen.

Deze vorm van handhaving speelt een veel minder belangrijke rol dan de andere beschreven vormen van handhaving.

Afkortingenlijst

 

APV

Algemene Plaatselijke Verordening

 

Bor

Besluit omgevingsrecht

 

DHW

Drank en Horecawet

 

IPO

Interprovinciaal Overleg

 

iTP

integraal Toezichtprotocol

 

LTB

Landelijke Toets matrix Bouwbesluit

 

Mor

Ministeriele regeling omgevingsrecht

 

OFGV

Omgevingsdienst Flevoland, Gooi – Vechtstreek

 

OM

Openbaar Ministerie

 

VTH

Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving

 

VTH-verordening

Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving

 

VBWT

Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland

 

VNG

Vereniging Nederlandse Gemeenten

 

Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

 

Wet VTH

Wet verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving

 

WOK

Wet op de Kansspelen

Bijlagen

Bijlage I

Z.53479/D.29960

Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving

Bijlage II

Z.53479/D.29967 Nadere regels

Bijlage III

Checklist Bouwbesluit 2012

Bijlage IV

Z.33685/D.20299 Preventie en handhavingsplan

Bijlage V

Z.57113/D.30154 Sanctiestrategie Drank en Horecawet 2016 en

57113/D.30153 Stappenplan

Naar boven