Beleidsregels leerlingenvervoer Peel en Maas

 

Zaaknummer: 1894/2017/1075833

Documentnummer: 1894/2017/1082126

Besluitnummer:

Burgemeester en wethouders van Peel en Maas ;

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en gelet op de artikelen 4 van de Wet op het primair onderwijs, 4 van de Wet op de expertisecentra en 4 van de Wet op het voortgezet onderwijs.

Gelet op het bepaalde in artikel 24 van de verordening leerlingenvervoer Peel en Maas;

Overwegende dat:

het wenselijk is nieuwe beleidsregels vast te stellen voor uitvoering van de verordening leerlingenvervoer Peel en Maas

BESLUITEN:

Vast te stellen de volgende beleidsregels:

Beleidsregels leerlingenvervoer Peel en Maas

Inleiding

Als gevolg van de komst van Passend Onderwijs is in 2014 een nieuwe Verordening Leerlingenvervoer opgesteld, waarin een overgangsregeling voor 3 jaar is opgenomen. Nu de overgangsregeling (artikel 28) is komen te vervallen, worden enkele bepalingen via deze vernieuwde beleidsregels aangepast. De verordening wordt in later stadium hierop aangepast en vastgesteld en gaat in op 1 januari 2018.

Uitgangspunten:

Het college hanteert bij de uitvoering van de Verordening de volgende uitgangspunten.

  • De verantwoordelijkheid voor het naar school brengen en halen van de kinderen is de primaire verantwoordelijkheid van de ouder(s) en of verzorger(s). Het leerlingenvervoer is niet bedoeld om ouder(s) en of verzorger(s) te ontslaan van hun verantwoordelijkheid voor een goede schoolgang van hun kinderen.

  • Het leerlingenvervoer bekostigt vervoer, dan wel is een tegemoetkoming in de kosten van het vervoer tussen structurele verblijfplaats en school.

  • De vorm van bekostiging van leerlingenvervoer sluit zoveel mogelijk aan op de individuele mogelijkheden en eventuele handicap van de leerling.

  • VSO leerlingen zijn in het kader van de wet op het passend onderwijs vanaf 1 augustus 2014 gelijk gesteld aan leerlingen van het VO. Destijds heeft de gemeente Peel en Maas in de nieuwe verordening die toen is gemaakt, in artikel 28 een overgangsbepaling gemaakt waarin een uitzonderingsregel is toegepast. De gemeente wil voor VSO leerlingen één uitzondering daarvan in stand houden, om het zelfstandig reizen zoveel mogelijk te stimuleren, zie beleidsregel 2.

Om de zelfredzaamheid in het reizen van leerlingen te vergroten, zijn de volgende overwegingen leidend voor de uitvoering van het beleid.

De gemeente Peel en Maas wil stimuleren dat leerlingen dichtbij huis naar school gaan.

Om dit te stimuleren is in de verordening leerlingenvervoer de afstandsgrens geüniformeerd voor het primair onderwijs (BO, SBO en SO) en bepaald op 5 km. De afstandsgrens bepaalt (mede) de aanspraak op leerlingenvervoer. In de oude verordening (vóór 2014) werd daarbij een onderscheid gemaakt tussen “reguliere” scholen en scholen voor speciaal (basis)onderwijs. Door invoering van passend onderwijs kunnen in het basis- en voortgezet onderwijs nieuwe vormen van “thuisnabij onderwijs” ontstaan, waarbij de extra zorg voor leerlingen zo veel mogelijk op de “reguliere” scholen wordt aangeboden. Tegelijkertijd kunnen scholen zich specialiseren op bepaalde aandachtsvelden, zonder dat de scholen gerekend worden tot het speciaal onderwijs. Hoe e.e.a. zich ontwikkelt is nog niet te voorzien. Het uniformeren van de afstandsgrens betekent dat er geen verschil in aanspraak op leerlingenvervoer meer bestaat tussen een “zorgleerling” op een “reguliere” school en een zorgleerling op een speciale school, indien de afstand naar beide scholen ongeveer 5 km bedraagt.

We willen investering in andere vervoersmodaliteiten.

Leerlingenvervoer is niet alleen aangepast vervoer in de vorm van een taxibusje. Wanneer een kind, eventueel met begeleiding, per fiets of met het openbaar vervoer naar school kan is dat de voorliggende voorziening. Omdat de fiets en het gebruik daarvan als algemeen gebruikelijke voorziening geldt, wordt geen fietsvergoeding meer gegeven voor vso en vervalt de eenmalige vergoeding voor een fiets.

Indien leerlingen meer zelfstandig willen gaan reizen, zet de gemeente Peel en Maas in op (gratis) deskundige ondersteuning van de leerling om te leren omgaan met de fiets in het verkeer of te leren gebruik te maken van het OV in plaats van de taxibus.

Op grond van de Verordening Leerlingenvervoer wordt gezocht naar een maatwerkoplossing.

Dit kan betekenen, dat strikt formeel een leerling geen recht heeft op een vergoeding van het aangepaste vervoer, maar er omwille van gezinsomstandigheden, onzekerheden bij de leerling of nog onvoldoende vertrouwen om zelfstandig te reizen tijdelijk toch een vergoeding voor aangepast vervoer wordt verstrekt.

Door middel van gesprekken met ouders en scholen wordt onderzocht wat de leerling nodig heeft om zelfstandiger te kunnen reizen. Ouders worden gestimuleerd en gemotiveerd om met hun kind te oefenen bij het zelfstandiger reizen en hun kind daarbij te (laten) begeleiden. Tijdens een oefenperiode met goedkoper en zelfstandiger vervoer blijft het recht op de eerder verstrekte en duurdere vergoeding bestaan, tot een leerling zelfstandig kan en wil reizen.

Een oplossing kan bijvoorbeeld ook zijn: enkele maanden per fiets te reizen en enkele maanden met het openbaar of aangepast vervoer, en de daarbij behorende vergoeding voor het OV. Hierover kunnen maatwerkafspraken worden gemaakt.

Het eigen initiatief van ouders wordt gestimuleerd

Naast het zo mogelijk faciliteren door de gemeente van het leerproces van de leerlingen, wordt eveneens van ouders gevraagd om zelf bij te dragen in het vervoer van hun kind. Dit doen we in alle redelijkheid. We stimuleren o.a. het contact tussen ouders onderling.

Beleidsregel 1: Vergoeding voor het fietsen (artikel 10, 11, 18)

De gemeente wil zoveel als mogelijk is de mogelijkheden van het kind benutten en het reizen met de fiets stimuleren. We merken dat ouders en scholen vaak nog het taxivervoer de voorkeur geven boven het naar school fietsen. Het is en blijft daarom belangrijk om het gebruik van de fiets te stimuleren. Omdat de fiets en het gebruik daarvan als algemeen gebruikelijke voorziening geldt, wordt vanaf 1 januari 2018 geen eenmalige bijdrage voor fiets meer gegeven en ook geen fietsvergoeding voor het VSO meer, maar zet de gemeente Peel en Maas in op (gratis) deskundige ondersteuning van de leerling om te leren omgaan met de fiets in het verkeer, met als doel het bevorderen van de zelfstandigheid.

Naast het reizen met de fiets is het ook mogelijk dit in combinatie met een OV-vergoeding te verstrekken (bijvoorbeeld 6 maanden met de fiets, 4 maanden OV). Ook andere combinaties zijn mogelijk.

Beleidsregel 2: Openbaar Vervoer (artikel 10, 11, 18, 19 en 27)

Naast het gebruik van de fiets is de voorziening voor het (al dan niet onder begeleiding) reizen met openbaar vervoer de eerstvolgende mogelijkheid. Veel kinderen blijken in de praktijk medisch in staat zijn om eventueel met hulp van een begeleider gebruik te maken van het OV. Het is dan aan de ouders om de eventuele begeleiding te organiseren.

De gemeente Peel en Maas vindt het stimuleren om zelfstandig te reizen belangrijk. Omdat VSO leerlingen in het kader van de wet op het passend onderwijs vanaf 1 augustus 2014 gelijk gesteld zijn aan leerlingen van het VO, heeft de gemeente Peel en Maas destijds in de nieuwe verordening die toen is gemaakt, in artikel 28 een overgangsbepaling gemaakt waarin een uitzonderingsregel is toegepast. Vanaf het nieuwe schooljaar 2017-2018 komt de overgangsregeling (art. 28) te vervallen. De gemeente wil voor VSO leerlingen één uitzondering daarvan in stand houden, om het zelfstandig reizen zoveel mogelijk te stimuleren.

Het openbaar vervoer is een verantwoordelijkheid van de provincie. Samen met omliggende gemeenten en de provincie streeft de gemeente Peel en Maas naar een fijnmazig, toegankelijk en vraaggericht openbaar vervoer. De afgelopen jaren heeft de gemeente het gebruik van het openbaar vervoer actief gestimuleerd. Dit wil ze ook de komende jaren blijven doen.

Het resultaat van de inzet over de afgelopen jaren is onder meer dat ook een aantal scholen al het gebruik van het openbaar vervoer bij leerlingen en ouders stimuleert. Bij scholen waarbij dit nog niet wordt gedaan, zal hiervoor blijvend draagvlak gezocht worden.

Naast een volledige vergoeding voor het openbaar vervoer is het ook mogelijk om een combinatie van vergoedingen te verstrekken, zoals een combinatie van een vergoeding voor het gebruik van het OV en aangepast vervoer, Dit worden ook hybride vormen genoemd (bijv.6 maanden OV, 4 maanden aangepast vervoer). Ook andere combinaties zijn mogelijk.

Beleidsregel 3: Aangepast vervoer (artikel 12 en 19)

De Verordening Leerlingenvervoer geeft criteria om voor een vergoeding van het aangepast vervoer in aanmerking te komen. Eén van de criteria is, dat een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer wordt verstrekt, indien door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is. Onder ernstige benadeling van het gezin verstaan wij onder meer één van de volgende situaties:

  • 1.

    een éénoudergezin met nog een kind jonger dan 10 jaar, dat nog niet zelfstandig naar school kan gaan, waarbij de ouder werkt of een opleiding volgt, die moet leiden tot het vinden van werk en aanpassing van de werk- of lestijden het onmogelijk maken het kind te begeleiden.Dit moet aangetoond worden (door middel van een verklaring) net als het feit dat anderen hierbij niet behulpzaam kunnen zijn.

  • 2.

    een éénoudergezin met een kind, dat door een medische aandoening extra zorg van de ouder(s) nodig heeft. Anderen kunnen hierbij niet behulpzaam zijn. Dit dient door een medische deskundige te worden vastgesteld. De ouder(s) dienen hiervoor een medische verklaring te leveren en indien nodig kan de gemeente een onafhankelijk medisch advies opvragen;

  • 3.

    door een medisch of sociaal-medisch deskundige is vastgesteld dat er medische redenen zijn die (één van de) ouders belemmeren het kind te begeleiden en anderen hierbij niet behulpzaam kunnen zijn;

Naast bovenstaande voorbeelden, om in aanmerking te kunnen komen voor het aangepaste vervoer, kan per situatie bekeken worden wat in redelijkheid van ouder(s)/verzorger(s) kan worden verwacht.

Beleidsregel 4: Vergoeding bij crisissituaties (artikel 3)

In de gemeente Peel en Maas zijn diverse woonvormen voor kinderen en jongeren met uiteenlopende problematiek. Vanuit gemeenten uit de regio worden hier kinderen, die thuis in een crisissituatie leven, tijdelijk of voor langere duur opgevangen.

Kinderen kunnen door een crisissituatie soms ook tijdelijk elders, bijvoorbeeld bij familieleden worden gehuisvest. Deze leerlingen krijgen van de gemeente Peel en Maas vaak vooruitlopend op een aanvraag en de beoordeling tijdelijk een vergoeding aangeboden voor het aangepaste vervoer naar hun oude school.

De gemeente wil leerlingen, die in een crisissituatie in de gemeente Peel en Maas komen wonen, behulpzaam zijn. Vanuit dat oogpunt wil zij de leerlingen rust bieden, door hen de mogelijkheid te bieden hun oude school te laten blijven bezoeken. De gemeente wil dit rechtmatig doen en kan deze ondersteuning slechts tijdelijk bieden. Deze leerlingen krijgen van de gemeente Peel en Maas met voorrang vooruitlopend op een aanvraag en de beoordeling tijdelijk een voorziening aangeboden voor het vervoer naar hun oude school, indien deze school zich binnen een straal van 30 km. rondom Peel en Maas bevindt.

Omwille van de rust voor de leerling zal deze vergoeding zo snel mogelijk worden verstrekt naar de oude school voor de duur van maximaal vier maanden. Gedurende deze periode wordt veelal duidelijk waar de leerling definitief gaat wonen. Daarnaast dient deze periode door de verzorgers van de leerling benut te worden om een andere school te zoeken.

Uiterlijk na vier maanden wordt bezien of de vergoeding wordt verlengd of dat de vergoeding wordt gebaseerd op de kosten van het vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school.

De gemeente wil leerlingen, die in door een crisissituatie tijdelijk buiten de gemeente Peel en Maas wonen, behulpzaam zijn. Vanuit dat oogpunt wil zij de leerlingen rust bieden, door tijdelijk de mogelijkheid te bieden hen hun oude school te laten bezoeken. De gemeente doet dit buitenwettelijk vanwege het belang van het kind. De kosten die gepaard gaan met deze tijdelijke voorziening, zal de gemeente Peel en Maas (trachten te) verhalen op de woongemeente waar de leerling tijdens de crisis woonachtig is. Deze tijdelijke buitenwettelijke voorziening wordt uiterlijk na vier maanden opnieuw beoordeeld.

Beleidsregel 5: Stage (artikel 1 en 3)

Op verzoek van ouders/scholen wordt het vervoer naar stageplaatsen vergoed. Ten bewijze hiervan vraagt de gemeente om de stage-contracten.

Stage vormt een onderdeel van het onderwijsprogramma. Bij de decentralisatie van de rijksregeling naar gemeenten in 1987 is er met succes voor gepleit, dat dit vervoer onder het leerlingenvervoer bleef vallen. Dit is overigens alleen mogelijk voor leerlingen die voor hun schoolbezoek ook recht hebben op een vergoeding.

Omdat de stage kan plaatsvinden op tijden en/of locaties, die niet aansluiten bij het vervoer naar de school, doet de gemeente een dringend beroep op de scholen om de stageplaatsen zo dicht mogelijk bij de school of het huisadres van de leerling te zoeken.

Leerlingen lopen stage om zich voor te bereiden op deelname in het maatschappelijk verkeer. Met dit als achtergrond, maar ook in het verlengde van het eerder genoemde verwacht de gemeente Peel en Maas van de leerling, zijn/haar ouders, maar ook van de school, dat de maximaal mogelijke zelfstandigheid in het reizen naar het stageadres wordt nagestreefd. Dit kan betekenen dat een leerling voor het schoolbezoek een vergoeding voor het aangepaste vervoer ontvangt en voor het stage-vervoer een vergoeding voor de fiets of het openbaar vervoer.

Beleidsregel 6: Gescheiden ouders/co-ouderschap/logeerhuis (artikel 5)

Een vergoeding leerlingenvervoer wordt verstrekt over de afstand van de woning van de leerling naar de school en vice versa. Hierbij geldt een afstandscriterium en worden slechts de kosten naar de dichtstbijzijnde school vergoed. Een aanvraag indienen voor tweede adres, ook als dit een co-ouderadres is, kan derhalve niet. Deze tweede ouder kan uiteraard wel zelf een aanvraag indienen voor de periode dat de leerling bij hem/haar verblijft. Overigens kan dit alleen gedaan worden in de gemeente waar de leerling op dat moment structureel verblijft. Deze aanvraag wordt zelfstandig aan de Verordening Leerlingenvervoer getoetst.

Beleidsregel 7: Ongewenst gedrag (artikel 6)

Leerlingen die met aangepast vervoer naar school gaan, kunnen gedrag vertonen wat onacceptabel is, omdat het daarmee een gevaar voor zichzelf en/of anderen veroorzaakt, bedreigend is, of onhygiënisch. Wanneer zo’n situatie zich voordoet wordt onderzocht of hier een medische oorzaak aan ten grondslag ligt. Afhankelijk van het medische advies wordt de verstrekte voorziening zo nodig aangepast.

Wanneer blijkt dat een leerling niet zelfstandig met het aangepaste vervoer kan reizen, is de ouder in beginsel verantwoordelijk voor de begeleiding, of het organiseren van de begeleiding van de leerling. Hiertoe dient de gemeente de ouders in staat te stellen door zitruimte in het voertuig aan te bieden. Wanneer aantoonbaar is dat de begeleiding niet geleverd wordt en/of het gedrag van de leerling ook met eventuele begeleiding niet ten positieve keert, kan de gemeente besluiten het aangepaste vervoer te beëindigen. Ook wanneer er een medische oorzaak is aan te wijzen voor de misdragingen en die misdragingen kunnen met het bieden van begeleiding onder controle gehouden worden, zijn het de ouders die de begeleiding dienen te organiseren.

Bij leerlingen die ontoelaatbaar gedrag vertonen in het aangepaste vervoer worden ouders schriftelijk op de hoogte gebracht en wordt hen de gelegenheid geboden hun kind te (laten) begeleiden. Hiertoe kan de gemeente een zitplaats beschikbaar stellen. Wanneer het gedrag niet verbetert, kan de gemeente besluiten het aangepaste vervoer voor deze leerling te beëindigen. Over de noodzaak van begeleiding, over de noodzaak om eventueel externe begeleiding in te zetten namens de gemeente en/of over de noodzaak van de inzet van een individuele vervoersvoorziening kan de gemeente zich laten adviseren door een medisch deskundige.

Beleidsregel 8: Berekening afstand (artikel 1)

Bij de berekening van de afstand tussen de woning en de school, wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van een veerpont. Zo worden er fietsvergoedingen verstrekt, waarbij gerekend wordt met de aanwezigheid van de veerpont. Voor de periode dat de veerpont eruit ligt, wordt circa drie maanden aangehouden. In die maanden wordt er aangepast vervoer toegekend. Daarna begint de fietsvergoeding weer.

Voor de berekening van de afstanden wordt gewerkt met de routeplanner van de ANWB (kortste route), rekening houdend met de aanwezigheid van het veer.

Beleidsregel 9: Wisselende schooltijden (artikel 1)

De Verordening Leerlingenvervoer bepaalt, dat aangepast vervoer slechts wordt georganiseerd op schooltijden zoals deze genoemd zijn in de schoolgids, tenzij de structurele handicap van de leerling deze tijden onmogelijk maken. Dit betekent, dat het aangepaste vervoer op wisselende en afwijkende schooltijden niet wordt bekostigd.

De gemeente wil het aangepaste vervoer afstemmen op het begin en einde van de schooldag, zoals die genoemd staan in de schoolgids. Hiermee sluit de uitvoering aan op de regelgeving.

Uitzonderingen worden gemaakt voor leerlingen die dit vanwege hun structurele handicap niet kunnen volbrengen of voor wie de algemene schoolgids is aangepast in een individueel schoolplan.

Voor leerlingen die examen doen, zal de gemeente geen extra ritten inzetten. Met school zal overleg worden gevoerd om, indien mogelijk, de examens zoveel mogelijk af te stemmen op de tijden van het aangepast vervoer, zodat dat de leerling mee kan rijden op de reguliere schooltijden. In voorkomend geval, kan dit betekenen, dat de leerling ‘s ochtends meerijdt en na het examen door de ouders wordt opgehaald, dan wel wacht tot het aangepaste vervoer op de normale tijd weer rijdt.

Beleidsregel 10: Gespecialiseerde clusterscholen en symbiose onderwijs (artikel 3)

De afgelopen jaren is er bij de beoordeling van de aanvragen in principe uit gegaan van de wettelijke onderwijssoorten. Door de komst van Passend Onderwijs kan een grotere diversiteit van scholen ontstaan binnen de samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs. Symbiose-onderwijs, waarbij scholen voor speciaal onderwijs deskundigheid aanbieden en afspraken maken met reguliere scholen over de ondersteuning aan kinderen met extra zorg is, een voorbeeld van deze diversiteit. Deze diversiteit dient te worden vastgesteld in het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband.

Het samenwerkingsverband heeft op basis van het ondersteuningsplan een verwijsfunctie voor het onderwijs dat het meest passend is voor de leerling.

Peel en Maas wil bij de toekenningen zoveel mogelijk aansluiten bij de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Daarnaast wordt bij de beoordeling van een aanvraag om een vervoersvoorziening rekening gehouden met het ondersteuningsplan en daarmee de school die als passend wordt beoordeeld door samenwerkingsverband en ouders. De toegankelijkheid van de dichterbij gelegen scholen moet onderzocht worden. Hierbij is het uitgangspunt dat het samenwerkingsverband het beste zicht heeft welke onderwijs het beste aansluit bij de onderwijskundige mogelijkheden van het kind.

Wanneer twee scholen voor één of meerdere specifieke leerlingen afspraken hebben gemaakt in het kader van symbiose-onderwijs, en deze afspraken in een overeenkomst hebben vastgelegd, kan de symbioseschool eveneens voor een vervoersvoorziening in aanmerking komen. Op deze school is de Verordening Leerlingenvervoer onverminderd van kracht.

Beleidsregel 11: Structurele handicap (artikel 11, 12, 18 of 19)

De gemeente gaat bij de toetsing van een handicap uit van een structurele handicap. Een structurele handicap ziet zij als een handicap die langer duurt dan 3 maanden.

Voor leerlingen speelt bij de vaststelling van het recht op een vervoersvoorziening mee of er al dan niet sprake is van een structurele beperking om, al dan niet met begeleiding, met het OV of met de fiets te reizen. De verordening geeft geen omschrijving van het begrip structureel. Het is echter algemeen gebruikelijk om, in lijn met het UWV hiervoor een termijn van drie maanden aan te houden. Dit houdt in, dat wanneer er sprake is van een handicap die langer duurt dan 3 maanden, er in de zin van de Verordening Leerlingenvervoer sprake is van een structurele handicap.

De gemeente wil in deze de algemeen gebruikelijke lijn volgen. Dit houdt onder meer in, dat er geen vergoeding wordt verstrekt bij een tijdelijke handicap zoals een gebroken been. Ouders hebben hierin zelf een verantwoordelijkheid. In sommige gevallen wordt een deel vergoed vanuit de zorgverzekering.

Beleidsregel 12:Peiljaar verleggen om het inkomen vast te stellen (artikel 1)

Af en toe komt het voor dat de gemeente door ouders wordt gevraagd uit te gaan van een ander inkomensjaar.

Voor de bepaling van de eigen bijdrage wordt gekeken naar het gecorrigeerd verzamelinkomen van de betrokken ouders in het tweede jaar voorafgaand aan het schooljaar waarop de aanvraag betrekking heeft. Wanneer het huidige inkomen ten opzichte van het peiljaar echter fors gedaald is, kan het redelijk zijn om uit te gaan van een ander peiljaar voor de inkomensgegevens.

De VNG wijst op de mogelijkheid om in een voorkomende situatie dezelfde werkwijze aan te houden als DUO doet. Zij gaan bij de berekening van de studiefinanciering uit van een ander peiljaar indien:

  • -

    het gecorrigeerd verzamelinkomen van beide partners ten opzichte van het peiljaar met 15% is gedaald én

  • -

    de daling van het inkomen naar verwachting tenminste drie jaar aanhoudt én

  • -

    de daling van het inkomen niet een normaal risico is van het beroep.

De gemeente Peel en Maas vind het redelijk om, daar waar mensen te maken hebben met een forse teruggang in hun inkomen, het peiljaar te verleggen en sluit daarvoor aan bij de beproefde criteria van DUO.

NB. Voor de eigen bijdrage voor pleegouders (artikel 15 drempelbedrag) geldt dat zij worden vrijgesteld van een eigen bijdrage omdat onduidelijk is wanneer de uitvoerende instantie dit wel of niet in een vergoeding compenseert.

Beleidsregel 13: Contact met scholen

De gemeente Peel en Maas vindt het belangrijk om scholen te betrekken bij beleid en uitvoering van het leerlingenvervoer. Doel is om gezamenlijk te onderzoeken en te bevorderen wat de leerling nodig heeft om zelfstandiger te kunnen reizen. Alle partijen om het gezin zouden deze visie moeten delen.

Het is zinvol om met scholen in gesprek te zijn over de rol die zij in de mobiliteitsontwikkeling van kinderen kunnen vervullen. Scholen zijn, beter dan de gemeente, in de gelegenheid om ouders te wijzen op het belang om hun kind te trainen in een zo zelfstandig mogelijke manier van reizen. De inspanningen van de afgelopen jaren laten zien, het contact met scholen voor leerlingen al regelmatig heeft geleid in het zelfstandig reizen met het openbaar vervoer of de fiets.

Wij blijven met scholen in gesprek over het bevorderen van het zo zelfstandig mogelijk reizen van leerlingen. De gemeente kan de school vervolgens behulpzaam zijn door op ouderavonden en voor de schoolgids informatie aam te beiden over de vervoersmogelijkheden. Ook kan de gemeente aanbieden te participeren in de bekostiging van trainingsprogramma’s gericht op zelfstandig reizen en het OV.

Beleidsregel 14: Naschoolse opvang (artikel 3)

Het vervoer naar naschoolse opvang behoort feitelijk niet tot de reikwijdte van het leerlingenvervoer. Alleen in situaties waarin het vervoer naar de naschoolse opvang niet tot meerkosten in het vervoer leidt, wordt dit vervoer momenteel vergoed.

Peel en Maas wil ouders van leerlingen die zijn aangewezen op een vorm van speciaal onderwijs de mogelijkheid bieden hun kind ná schooltijd gebruik te laten maken van een naschoolse opvang. Zolang dat op de route ligt van het leerlingenvervoer én de buitenschoolse opvang binnen de gemeentegrenzen valt, wil de gemeente dit vervoer organiseren, maar niet bekostigen.

Beleidsregel 15: Wachtlijsten (artikel 3)

Wanneer leerlingen te maken krijgen met wachtlijsten op de dichtstbijzijnde school, wordt het vervoer naar de dan dichtstbijzijnde school vergoed.

Als leerlingen op de dichtstbijzijnde school geconfronteerd worden met een wachtlijst zijn zij genoodzaakt om uit te wijken naar een school die verder weg staat. Aan deze situatie kan de leerling niets doen. Als voorwaarde voor een vergoeding naar de verder weggelegen school wordt de voorwaarde gekoppeld, dat de leerling op de wachtlijst blijft staan. Wanneer de leerling, na een wachttijd wél geplaatst kan worden op de dichterbij gelegen school, vindt de gemeente het niet reëel te verwachten, dat de leerling halverwege het jaar een schoolwisseling maakt. Zij mogen met een ongewijzigde voorziening het schooljaar minimaal afmaken.

Beleidsregel 16: Indieningstermijn aanvraag (artikel 5 lid 1)

De verordening biedt het college de ruimte om vanwege praktische en organisatorische redenen een termijn te stellen voor het indienen van een aanvraag voor een vervoersvoorziening als deze aanvraag betrekking heeft op het nieuwe schooljaar. Op dit moment wordt van deze mogelijkheid nog geen gebruik gemaakt.

Panningen, 22 mei 2017

Burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas,

de gemeentesecretaris/directeur, de burgemeester,

L.P.H. Breukers , W.J.G. Delissen-van Tongerlo

Naar boven