Nadere regels accommodatiebeleid gemeente Hellendoorn 2017

Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hellendoorn;

Gelet op artikel 2, tweede lid, artikel 4, tweede lid, artikel 5, vierde lid en artikel 7, vierde lid van de Algemene subsidieverordening samenleving gemeente Hellendoorn 2014;

b e s l u i t e n:

vast te stellen de

Nadere regels accommodatiebeleid gemeente Hellendoorn 2017

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    organisatie: een vrijwilligersorganisatie of groepering van personen die rechtspersoonlijkheid bezit en die zich zonder winstoogmerk de behartiging van belangen van ideële c.q. immateriële aard van de ingezetenen van deze gemeente of een deel daarvan ten doel stelt;

  • b.

    sociaal rendement: hiermee wordt bedoeld het maatschappelijke nut van de te (ver)bouwen accommodatie. Het sociaal rendement wordt afgemeten aan de hand van de volgende kenmerken:

    • -

      de mate waarin de accommodatie door de organisatie gebruikt kan worden;

    • -

      de te verwachten gebruiksbezetting van de te (ver)bouwen accommodatie;

  • c.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellendoorn;

  • d.

    de wet: de Algemene wet bestuursrecht;

  • e.

    de verordening: de Algemene subsidieverordening samenleving gemeente Hellendoorn 2014.

Artikel 2

Deze nadere regels zijn van toepassing op de (ver)bouw van een accommodatie ten behoeve van:

  • a.

    de huisvesting van activiteiten die het wijk-, buurt- en muziekwerk betreffen;

  • b.

    het realiseren van functionele, noodzakelijke en rechtstreeks aan de sportbeoefening gerelateerde ruimtes.

Artikel 3
  • 1.

    Om voor subsidie ten behoeve van een accommodatie in de zin van artikel 2, aanhef en onder a, in aanmerking te komen, gelden als voorwaarden voor de accommodatie: een maximaal multifunctioneel gebruik, voldoende sociaal rendement en een goede toegankelijkheid voor mindervaliden.

  • 2.

    Om voor subsidie ten behoeve van een accommodatie in de zin van artikel 2, aanhef en onder b, in aanmerking te komen, dient de noodzaak tot verbouw van de accommodatie aanwezig te zijn en:

    • a.

      de accommodatie voldoende sociaal rendement op te leveren;

    • b.

      de organisatie een sociale doelstelling te hebben bij de (ver)bouw van de accommodatie;

    • c.

      er een redelijke mate van zekerheid te zijn dat de exploitatie van de accommodatie zonder verdere bijdrage van de gemeente is verzekerd;

    • d.

      aangetoond te kunnen worden dat de accommodatie, zonder toepassing van de subsidie, niet te (ver)bouwen of te exploiteren is;

    • e.

      de accommodatie goed toegankelijk te zijn voor mindervaliden.

Artikel 4

Subsidieaanvragen worden behandeld in volgorde van binnenkomst van volledige aanvragen.

Artikel 5
  • 1.

    Het college kan een subsidie in de vorm van een eenmalige bijdrage aan organisaties verlenen voor:

    • a.

      de bouw van een accommodatie; of

    • b.

      de verbouw van een accommodatie na dertig jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de (ver)bouw van de accommodatie gereed is gemeld. Het college kan in individuele gevallen ten gunste van de organisatie van deze termijn afwijken.

  • 2.

    De aanvrager dient aan te tonen dat hij tenminste 33 1/3% van de kosten van (ver)bouw uit eigen middelen, inclusief zelfwerkzaamheid, kan bijdragen.

  • 3.

    De subsidie zal nooit meer bedragen dan 33 1/3% van de door het college goedgekeurde kosten met een maximum van € 100.000,-.

Artikel 6
  • 1.

    Tenzij vooraf uitdrukkelijk anders is overeengekomen, wordt een aanvraag niet in behandeling genomen indien al daadwerkelijk is gestart met de werkzaamheden waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 4:2 van de wet en artikel 5 van de verordening dient de aanvraag de volgende gegevens te bevatten:

    • a.

      de statuten c.q. oprichtingsakte;

    • b.

      de meest recente balans, jaarrekening en begroting;

    • c.

      het te verwachten activiteitenplan en een opzet van de exploitatie gebaseerd op het eerste jaar na het gereed komen van de (ver)bouw;

    • d.

      een prijsopgave en het financieringsplan waaruit blijkt dat de aanvrager tenminste 33 1/3% van de kosten uit eigen middelen (inclusief zelfwerkzaamheid) bijdraagt. Hiertoe worden ook gerekend de middelen die via bijdragen van derden verkregen zijn;

    • e.

      het bouwplan;

    • f.

      gegevens waaruit blijkt dat de organisatie voldoende verzekerd is voor wettelijke aansprakelijkheid en haar gebouwen.

Artikel 7
  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, onderdelen a tot en met e van de wet is de subsidieontvanger aan de gemeente een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd. Vaststelling van dit bedrag geschiedt door het college.

  • 2.

    De hoogte van de vergoeding bedraagt 25% en wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening of –vaststelling.

  • 3.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 4.

    Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige. De kosten van de inschakeling van de deskundige zijn voor rekening van de subsidieontvanger.

Artikel 8

De administratie van de instelling moet zo zijn ingericht dat op eenvoudige wijze een overzicht kan worden verkregen van de bezittingen, vorderingen en schulden van de instelling en haar exploitatieresultaten.

Artikel 9
  • 1.

    De instelling verleent aan het college of aan door hem aangewezen personen inzage in de administratie en verstrekt de inlichtingen welke voor de beoordeling van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie van belang kunnen zijn.

  • 2.

    De instelling volgt de aanwijzingen op welke haar in het belang van een doelmatig beheer en goede administratie door of namens het college worden gegeven.

Artikel 10

Naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de wet, alsmede artikel 9 van de verordening genoemde gevallen, kan de subsidie geweigerd worden indien:

  • a.

    de huisvesting van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd qua aard en/of omvang van onvoldoende gewicht worden geacht om voor ondersteuning van gemeentewege in aanmerking te komen;

  • b.

    de huisvesting van de activiteiten, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, voor een andere bekostigingsregeling in aanmerking komen.

Artikel 11

Het college is bevoegd om op de verleende subsidie een voorschot te verlenen tot maximaal 90% van het door het college aan de instelling verleende bedrag.

Artikel 12
  • 1.

    Het verzoek tot vaststelling bevat in ieder geval een overzicht van de werkelijke inkomsten en uitgaven van de nieuwbouw c.q. renovatie van de accommodatie.

  • 2.

    Het college kan de instelling verplichten ten behoeve van de vaststelling van de subsidie gebruik te maken van de daartoe vastgestelde formulieren.

Artikel 13
  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op de dag, volgende op die van haar bekendmaking, en werkt terug tot 1 januari 2017 onder gelijktijdige intrekking van de 'Nadere regels accommodatiebeleid gemeente Hellendoorn 2014'.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als 'Nadere regels accommodatiebeleid gemeente Hellendoorn 2017'.

 

Burgemeester en Wethouders van Hellendoorn,

de secretaris, de burgemeester,

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 onder a: organisatie

Voor zover het een sportvereniging betreft moet deze aangesloten zijn bij een (overkoepelende) sportbond. De betreffende (overkoepelende) sportbond dient lid te zijn van NOC*NSF.

Artikel 1 onder c: college

Op grond van de ‘Instellingsverordening bestuurscommissie voor de lichamelijke opvoeding en de sport’ (BLOS verordening) (art 2 lid 1 e) heeft het college de bevoegdheid tot het subsidiëren van sportverenigingen overgedragen aan de BLOS.

Artikel 2 aanhef en onder b: accommodaties ten behoeve van sportbeoefening

Niet-functionele ruimtes c.q. niet rechtstreeks aan de sport gerelateerde ruimtes worden niet tot de te subsidiëren accommodaties gerekend. Voorbeelden hiervan zijn een kantine, jeugdhonk, garderobe en bijbehorende algemeen toegankelijke (miva-)toiletten, bestuurs- en commissieruimten (vergaderruimtes). Wel worden tot de te subsidiëren accommodaties gerekend: functionele, rechtstreeks aan de sportbeoefening gerelateerde ruimtes. Voorbeelden hiervan zijn een scheidsrechterruimte, massage en/of EHBO-ruimte en opslagruimte voor sportmateriaal.

Artikel 2: (ver)bouw

  • Hieronder valt ook de uitbreiding van een bestaande accommodatie.

  • Hieronder kunnen, ter beoordeling van het college, ook de kosten van eerste inrichting (kleinspelmateriaal uitgezonderd) worden inbegrepen.

  • In bepaalde gevallen kan het college besluiten de verwervingskosten van grond, die benodigd is voor een sportaccommodatie, tot de (ver)bouwkosten te rekenen.

  • De aanleg van ontsluitingswegen en parkeergelegenheid valt hier niet onder.

Artikel 3: maximaal multifunctioneel gebruik

Om te toetsen of wordt voldaan aan de voorwaarde van een maximaal multifunctioneel gebruik van de accommodatie, is het activiteitenplan leidend. Dit activiteitenplan moet gebaseerd zijn op de periode na de (ver)bouw.

Artikel 6, lid 2 onder d: prijsopgave

De prijsopgave dient gebaseerd te zijn op een aannemerscalculatie, waarin uren en materialen gescheiden worden opgegeven.

Artikel 10 onder a: onvoldoende gewicht qua aard en/of omvang

Hiervan is in ieder geval sprake als de bijdrage voor de (ver-)bouw minder is dan € 1.500,-.

Naar boven