Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2017

 

Kenmerk: stafafdeling bestuurlijke zaken en middelen

Onderwerp: Verordening precariobelasting 2017

 

De raad van de gemeente Brielle;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 november 2016;

gelet op: artikel 228 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende:

 

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2017.

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen.

  • 1.

    Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan.

    • b.

      week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen.

    • c.

      maand: een kalendermaand.

    • d.

      jaar: een kalenderjaar.

  • 2.

    Delen van jaren, maanden, weken, dagen, vierkante en strekkende meters worden voor een geheel gerekend.

 

Artikel 2. Belastbaar feit.

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

 

Artikel 3. Belastingplicht.

De belasting wordt geheven van degene die één of meer voorwerpen heeft onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

 

Artikel 4. Maatstaf van heffing en belastingtarief.

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven die zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende tabel.

 

Artikel 5. Berekening van de precariobelasting.

  • 1.

    Voor de berekening van de belasting worden gedeelten van de in de tabel genoemde eenheden van hoeveelheid of afmeting voor een geheel gerekend.

  • 2.

    Ingeval de belasting wordt geheven naar de oppervlakte van een voorwerp, geldt als maatstaf de oppervlakte van de projectie van dat voorwerp in een horizontaal vlak.

  • 3.

    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week.

    • b.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 6.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

  • 7.

    Het minimumtarief voor een belastingplichtige bedraagt per locatie, per subonderdeel € 20,- per jaar.

 

Artikel 6. Vrijstellingen.

De belasting wordt niet geheven voor het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b.

    een voorwerp, waarvan de gemeente genothebbende is krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • c.

    voorwerpen, welke ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden gedoogd;

  • d.

    buizen in de grond tot lozing van faecaliën, van huishoudelijk afvalwater of van hemelwater;

  • e.

    voorwerpen, gebruikt voor activiteiten met een politiek, godsdienstig, geestelijk, wereldbeschouwelijk, sociaal of weldadig doel;

  • f.

    voorwerpen gebruikt voor activiteiten met een sportief, cultureel, recreatief of mediadoel, één en ander voor zover er geen sprake is van een directe of indirecte commerciële (neven-activiteit);

  • g.

    voorwerpen op de openbare weg bij kleinschalige niet-commerciële buurtactiviteiten;

  • h.

    voorzieningen, aangebracht ten behoeve van mindervaliden, tot het toegankelijk maken van een eigendom;

  • i.

    een voorwerp ter zake, waarvan door de gemeente een retributie of een belasting wordt geheven dan wel uit anderen hoofde een vergoeding is overeengekomen.

 

Artikel 7. Belastingtijdvak.

Indien de belasting wordt geheven naar jaartarieven is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar, waarin de voorwerpen aanwezig zijn. In de overige gevallen is het belastingtijdvak het kwartaal, de maand, de week of de dag waarin de voorwerpen aanwezig zijn, met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.

 

Artikel 8. Wijze van heffing.

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

 

Artikel 9. Betalingstermijn.

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald in één termijn, die vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet;

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is, ingeval de dagtekening van het aanslagbiljet ligt in het tijdvak, waarover de belasting wordt geheven, de voorlopige aanslag invorderbaar in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening nog volle maanden in het belastingjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen minimaal één bedraagt. Op de laatste dag van elk van die maanden vervalt een termijn.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen.

 

Artikel 10. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt is de naar jaartarieven geheven belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven belasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,--.

  • 4.

    Belastingbedragen van minder dan € 9,-- worden niet geheven.

  • 5.

    Voor de toepassing van de bepalingen in het derde en het vierde lid, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt als één belastingbedrag.

 

Artikel 11. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

 

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    De ‘Verordening precariobelasting 2016’ van 8 december 2015 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening precariobelasting 2017'.

 

Aldus besloten door de gemeenteraad van Brielle

in de openbare vergadering van 13 december 2016

de griffier,

L.C.M. van Steijn

de voorzitter,

G.G.J. Rensen

 

Bijlage 1 Tarieventabel

Naar boven