INRITTENBELEID 2017

 

Hoofdstuk 1 Afkortingen- en begrippenlijst

Artikel 1: Afkortingen

A an- huis gebonden beroepen

Beroepen voor onder andere assurantiekantoortjes, thuiskappers, huisartsen, fysiotherapeuten en ontwerpbureaus, die veelal aan huis gevestigd zijn.

APV

Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Krimpenerwaard

ASVV 201

Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom

CROW

Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw

KCC

Klant Contact Centrum

KLIC

Kabels en Leidingen Informatiecentrum

Wabo

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Artikel 2: Begrippen

B innen de bebouwde kom

Alle percelen binnen de komgrenzen van de wegenverkeerswet.

B uiten de bebouwde kom

Alle percelen buiten de komgrenzen van de bebouwde kom wegenverkeerswet.

E rftoegangsweg

Wegen die zijn gericht op het ontsluiten van erven, woningen en bedrijven. Kenmerkend voor een erftoegangsweg is dat in principe alle verkeerscategorieën van dezelfde rijbaan gebruik maken. Het gaat hier om alle manoeuvres die nodig zijn voor het bereiken van particuliere en openbare percelen, het in en uitstappen en het laden en lossen van goederen. Op deze wegen is sprake van uitwisseling zowel op de wegvakken als op de kruispunten. Voor deze wegen geldt een maximale snelheid van 30 km/h. binnen de bebouwde kom, buiten de bebouwde kom geldt een maximale snelheid van 60 km/h.

G ebiedsontsluitingsweg

Deze wegen faciliteren zowel het stromen als het uitwisselen van verkeer. Deze twee functies worden naar plaats gescheiden. Het stromen vindt plaats op wegvakken tussen de kruispunten, het uitwisselen op kruispunten. Voor gebiedsontsluitingswegen geldt een maximale snelheid van

50 km/h binnen de bebouwde kom, buiten de bebouwde kom geldt een maximale snelheid van 80 km/h.

G roeiplaats

De ondergrondse (wortelpakket) en bovengrondse ruimte (stam en kroon) van een boom, die deze in neemt bij het volledig uitgroeien van de boom.

KLIC melding

Melding die ervoor zorgt dat leidingbeheerders op de hoogte zijn van de geplande werkzaamheden in de ondergrond, dit ter voorkoming van graafschade.

N ieuwbouwlocatie

Locatie waar nieuwe bouwwerken worden opgericht en waar in

opdracht van de gemeente nieuw openbare gebied wordt aangelegd.

S chade groen

  • -

    van de stam in de bast;

  • -

    beschadiging/snoei van wortels dikker dan 5 cm;

  • -

    beschadiging/snoei van takken dikker dan 5 cm.

I nrit

De uitweg als bedoeld in artikel 14, lid 3 onder ІІІ Wegenwet, te weten iedere rechtstreekse ontsluitingsmogelijkheid van een perceel naar de openbare weg, waaronder we verstaan de begrippen uitweg, oprit en uitrit.

W eg

Alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten. (Zie artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994).

O penbare parkeerplaats

Plaats op straat (openbaar) waar je een auto kunt/mag parkeren (dit kunnen aangegeven vakken zijn maar ook stoken gelegen aan de linker- of rechter kant van de rijweg in lengterichting langs een trottoirband).

W oonrijp maken

Het afwerken van openbare delen van een bouwterrein voor uiteindelijk gebruik. Het betreft het aanbrengen van voorzieningen op of in het maaiveld. Woonrijp maken vindt plaats aan het einde of na afronding van de bouwactiviteiten.

Hoofdstuk 2 Inleiding

Artikel 3 Aanleiding

Een uitweg, ook wel uitrit, inrit of oprit genoemd, is een aansluiting vanuit een perceel op de openbare weg. Voor de leesbaarheid noemen we deze termen in de rest van dit voorstel een ‘inrit’. In deze notitie worden enkel inritten naar ‘bestemmingen’ (bijvoorbeeld woningen, bedrijven) behandeld.

In de gemeente Krimpenerwaard is het verboden zonder vergunning een inrit te maken of te veranderen. Op grond van de Wabo in combinatie met de APV, kan hiervoor een omgevingsvergunning worden aangevraagd. In de APV zijn voor deze vergunning diverse weigeringsgronden opgenomen. Bovendien kan de gemeente, ter bescherming van het belang waarvoor de vergunning is vereist, voorschriften en beperkingen verbinden aan de vergunning. Er bestaat binnen de gemeente behoefte aan een kader op basis waarvan vergunningsaanvragen voor inritten worden getoetst. Dit beleids- en toetsingskader is in dit document vastgelegd. Dit beleid bevordert eenduidige besluitvorming (consistentie) en biedt de aanvrager vooraf inzicht in de toetsingscriteria (transparantie).

Artikel 4 Doelstelling

De doelstelling van onderhavig beleid is een helder en formeel kader te scheppen, waarin onder andere de voorwaarden en het beheer en onderhoud met betrekking tot de aanleg van inritten naar gemeentelijke wegen zijn vastgelegd.

Artikel 5 Leeswijzer

Hoofdstuk 3 gaat in op het wettelijk kader voor het inrittenbeleid. In hoofdstuk 4 is het beleid nader geformuleerd. Hoofdstuk 5 beschrijft de uitvoeringsaspecten en tenslotte zijn in hoofdstuk 6 de overgangs- en slotbepalingen opgenomen.

Hoofdstuk 3 De wettelijke basis

Artikel 6 Inleiding wettelijke basis

Met betrekking tot het maken of veranderen van een inrit is diverse wet- en regelgeving van belang. Hieronder wordt kort op deze wet- en regelgeving ingegaan.

Artikel 7 Wabo

In de Wabo is in artikel 2.2 lid 1 sub e het volgende opgenomen:

“Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:

e.een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen.

geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.”

Artikel 8 Wegenwet

Op grond van artikel 14 van de Wegenwet moet de eigenaar van een weg het uitwegen hierop in beginsel gedogen. Ten einde de bruikbaarheid van de weg te waarborgen is het toegestaan een vergunning te eisen en via voorschriften de wijze waarop wordt aangesloten te regelen.

Deze regeling is opgenomen in de APV artikel 2:12. “Maken en veranderen van een uitweg” en daarmee de wettelijke basis voor dit inrittenbeleid.

Artikel 9 APV

In de APV wordt in artikel 2:12 lid 1 bepaald dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning van het college een uitweg naar de openbare weg te maken of te veranderen.

In artikel 2:12 lid 2 staan criteria waarop een vergunning kan worden geweigerd.

Artikel 2:12 Maken en veranderen van een uitweg luidt als volgt:

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 wordt de vergunning slechts geweigerd:

    • a.

      Ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;

    • b.

      Indien de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

    • c.

      Indien door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;

    • d.

      Indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het provinciaal wegenreglement .

Artikel 10 Bestemmingsplannen

Aanvragen worden altijd getoetst aan het geldende bestemmingsplan. In sommige bestemmingsplannen zijn voorwaarden opgenomen voor een inrit.

Hoofdstuk 4 Nadere uitwerking weigeringsgronden voor inritten

Artikel 11 Inleiding nadere uitwerking weigeringsgronden

Voor iedere inrit, binnen of buiten de bebouwde kom, moet een vergunning worden aangevraagd. Iedere aanvraag voor een inritvergunning wordt getoetst aan de weigeringsgronden. Dit hoofdstuk beschrijft de uitleg die het college van burgemeester en wethouders aan deze weigeringsgronden geeft. Bij iedere aanvraag wordt een belangenafweging gemaakt waarbij onderstaande bepalingen worden meegenomen.

Afwijking van de beleidsregels is altijd mogelijk op grond van artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 12 Ter voorkoming van gevaar voor verkeer op de weg

Een inrit wordt geweigerd indien de inrit komt te liggen:

  • a.

    op een plaats waar door de inrit de verkeersveiligheid in gevaar komt;

  • b.

    aan een gebiedsontsluitingsweg (tenzij de wegbeheerder hiermee instemt).

  • c.

    op of nabij een rotonde, kruising of splitsing van wegen;

  • d.

    op of nabij een voetgangersoversteekplaats;

  • e.

    op of nabij een bushalte;

  • f.

    op een plaats waar belemmeringen ontstaan voor het in- en uitrijden met een personenauto van één of meer bestaande garages;

  • g.

    op een plaats waar de inrit op een fiets- en/of voetpad uitkomt en dat pad moet worden bereden om vanaf de openbare weg het perceel te bereiken;

  • h.

    op een plaats waar verlichting of bebording is aangebracht en deze uit oogpunt van veilig gebruik van de weg niet verplaatst kan worden;

  • i.

    op een plaats waar het zicht vanaf de inrit op de weg/voetpad/fietspad onvoldoende is voor verkeer en er alternatieven zijn of de aanvraag een 2e inrit betreft.

  • j.

    de inrit tot gevolg heeft dat straatmeubilair of een nutsvoorziening en/of ander obstakel dienen te worden verplaatst, terwijl er in de nabije omgeving geen geschikte alternatieve locatie voor genoemde objecten voorhanden is en/of er geen overeenstemming tot verplaatsing van het obstakel is met de eigenaar.

Artikel 13 Indien de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats

Dit criterium heeft betrekking op de functie die de betrokken weg heeft, de inrichting van de weg en de gevolgen die de inrit kan hebben op de functie van de weg.

Een inrit wordt geweigerd indien:

a.het aanleggen van een inrit ten koste gaat van één of meerdere openbare parkeerplaatsen.

Artikel 14 Indien door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast

Een inrit wordt geweigerd indien:

  • a.

    schade aan een monumentale boom of aan de groeiplaats van een monumentale boom wordt toegebracht, tenzij deze boom onveilig is en kap onvermijdelijk is;

  • b.

    schade aan een kapvergunningplichtige boom of aan de groeiplaats van een kapvergunningplichtige boom wordt toegebracht, tenzij deze boom onveilig is en kap onvermijdelijk is;

  • c.

    de inrit dichter dan 2 meter van de buitenzijde van de stam van een boom ligt;

  • d.

    de inrit reststukken haag (<5 m1) of reststukken groen (< 5 m2) veroorzaakt.

Tenzij het voor de punten b t/m e een eerste inrit betreft en geen alternatief voorhanden is. Er worden dan voorwaarden opgenomen in de vergunning, bijvoorbeeld een smallere inrit of een inrit met technische aanpassingen. Een tweede inrit wordt op deze gronden geweigerd.

Artikel 15 Bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving

Een inrit van een woning wordt geweigerd indien:

  • a.

    aansluitend aan de inrit op eigen terrein geen minimale ruimte van 5 meter lang en / of 2,5 meter breed beschikbaar is;

  • b.

    er minder dan 2,5 meter ruimte is op eigen terrein naast de woning zodat het leidt tot parkeren in de voortuin van de woning;

  • c.

    een inrit afwijkt van de volgende maximale breedtes (zie ook par. 4.2):

o voor een enkele particuliere inrit: 4,5 meter, figuur A

o voor een dubbele particuliere inrit t.b.v. één woning: 6,5 meter, figuur B

o voor een dubbele particuliere inrit t.b.v. twee woningen: 8 meter, figuur B

o voor een enkele particuliere inrit buiten bebouwde kom: 8 meter

  • d.

    de aanvraag een tweede inrit of meerdere betreft, tenzij alle inritten benodigd zijn voor een legaal gerealiseerde garage of carport en deze niet via bestaande mogelijkheden te bereiken is, figuur C;

  • e.

    de inrit leidt tot parkeren in de voortuin van tussenwoningen, figuur D;

  • f.

    de inrit in strijd is met het geldende inrichtings-, bestemmings- en/of definitief beeldkwaliteitsplan;

  • g.

    naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders sterk afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke belevingswaarde van het desbetreffende gebied.

Voor een inrit naar een landbouwperceel gelden dezelfde regels als voor een enkele particuliere inrit buiten de bebouwde kom.

Een inrit van een bedrijf wordt geweigerd indien:

  • a.

    een inrit bij bedrijf afwijkt van de maximale breedte van 8 meter.

  • b.

    de aanvraag betrekking heeft op meerdere inritten.

o Bij bedrijven met een kavelbreedte van het perceel van minder dan 32 meter wordt

maximaal 1 inrit toegestaan. Twee inritten, welke samen een maximale breedte van 8

hebben wordt toegestaan, indien dit voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is. Er moet

dan minimaal 8 meter tussen beide inritten aanwezig zijn en de kavelbreedte van het

perceel bedraagt tenminste 16 meter.

o Bij bedrijven met een kavelbreedte van het perceel van meer dan 32 meter worden

maximaal 2 inritten toegestaan, mits er minimaal 8 meter tussen beide inritten aanwezig is.

o Bij bedrijven met een kavelbreedte van het perceel van meer dan 64 meter zijn maximaal 3 inritten toegestaan, mits er minimaal 8 meter tussen elke inrit aanwezig is.

Er geldt dat buiten de bedrijventerreinen alleen inritten voor bedrijven worden aangelegd als de vestiging van het bedrijf is toegestaan binnen het vigerende bestemmingsplan en de parkeerdruk op straat hiermee wordt verlicht.

Bij inritten buiten bedrijventerreinen wordt een onderscheid gemaakt tussen de zogenaamde aan-huis gebonden beroepen en de overige bedrijven. Voor aan-huis gebonden beroepen gelden dezelfde regels als voor een woning.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

Artikel 16 Inleiding uitvoeringsaspecten

Bij het aanleggen van inritten hanteert de gemeente een aantal algemene en specifieke uitgangspunten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in inritten binnen de bebouwde kom onderverdeeld naar particulier, nieuwbouw en bedrijfsmatig en inritten buiten de bebouwde kom.

Artikel 17 Algemene uitgangspunten

Algemene uitgangspunten bij de aanleg van inritten:

  • a.

    Voor iedere inrit dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Indien mogelijk dient de vergunning gelijktijdig met de omgevingsvergunning activiteit bouwen te worden aangevraagd;

  • b.

    Legeskosten ten behoeve van de vergunning komen voor rekening van de aanvrager;

  • c.

    De kosten ten behoeve van de aanleg van de inrit (inclusief eventuele extra maatregelen zoals verplaatsen van een lichtmast, kolken, straatmeubilair, groenvoorziening en kabels en leidingen) bedragen € 160,- (exclusief B.T.W., prijspeil 2017) per strekkende meter breedte van de aan te leggen nieuwe inrit. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd met de index welke gebruikt wordt bij het opstellen van de begroting (afkomstig uit de jaarlijkse mei-circulaire van het Rijk)

De kosten onder b. en c. worden in rekening gebracht bij de aanvrager, tenzij:

o er sprake is van een reconstructie of (her)inrichting of

o er sprake is van een nieuwbouwlocatie waarbij de fase woonrijp maken nog is afgerond;

d.Onderhoud aan inritten op gemeentegrond geschiedt door de gemeente.

Artikel 18 Binnen de bebouwde kom

Voor inritten binnen de bebouwde kom gelden een aantal specifieke uitgangspunten, onderverdeeld in particulier bestaand, particulier nieuwbouw en bedrijfsmatige inritten.

Algemeen:

-De aanleg van een inrit op gemeentegrond wordt door of namens de gemeente uitgevoerd, in verband met uniformiteit en aansprakelijkheid. Er mag dus niet zelf overgegaan worden tot het aanleggen van een inrit.

Particuliere inritten op bestaande locaties:

-De constructie wordt bepaald door de gemeente en bestaat in principe uit:

o Inritblokken;

o Verlaagde trottoirbanden;

o Inritblokken (hoekstukken) met tussenliggende betonstraatstenen. Voor de standaard inritconstructies zie bijlage 3.

Particuliere inritten op nieuwbouwlocaties:

  • -

    In de fase woonrijp maken legt de gemeente of projectontwikkelaar uit eigen beweging en op eigen kosten een standaard inrit aan voor woningen met een garage of carport;

  • -

    De exacte locatie van de inrit wordt door de gemeente bepaald aan de hand van het door de gemeente vastgestelde matenplan;

  • -

    Indien een wijziging (tweede inrit of verbreden) van de standaard inrit na de fase woonrijp maken wordt aangevraagd, geldt dat de kosten voor de aanleg van de wijziging in rekening worden gebracht bij de aanvrager. Hiervoor is dan een nieuwe inritvergunning nodig.

Afmetingen inritbreedte enkele particuliere inrit

Breedte inrit op eigen terrein Maximale breedte inrit openbaar gebied

2,5 meter 3,5 meter

3,0 meter 4,0 meter

3,5 meter 4,5 meter

4,0 meter 4,5 meter

4,5 meter 4,5 meter

Afmetingen inritbreedte dubbele particuliere inrit

Breedte inrit op eigen terrein Maximale breedte inrit openbaar gebied

5,0 meter 6,0 meter

5,5 meter 6,5 meter

6,0 meter 6,5 meter

6,5 meter 6,5 meter

7,0 meter 6,5 meter

Afmetingen inritbreedte dubbele particuliere inrit t.b.v. twee woningen

Breedte inrit op eigen terrein (2 woningen) Maximale breedte inrit openbaar gebied

5,0 meter 6,0 meter

6,0 meter 7,0 meter

7,0 meter 8,0 meter

8,0 meter 8,0 meter

Bedrijfsmatige inritten:

Kavelbreedte bedrijvenperceel Maximale breedte inrit/maximaal aantal

< 32,0 meter 8,0 meter/1 stuk

< 32,0 meter 4,0 meter/2 stuks*

32,0 -64,0 meter 8,0 meter/2 stuks

> 64,0 meter 8,0 meter/3 stuks

* Indien het één in- en één uitrit (beide éénrichting) betreft. In de uitvoering dient echter duidelijk naar voren te komen dat het twee aparte inritten zijn. De maximale breedte is 8 meter voor beide inritten samen.

De constructie wordt bepaald door de gemeente en bestaat in principe uit:

o Fundering van 25 cm;

o Brekerzand 5 cm;

o Grijze betonklinkers of het aanwezige type bestrating;

o Zware opsluitbanden of trottoirbanden gesteld in betonspecie;

o Voor de standaard inritconstructies zie bijlage 3.

Artikel 19 Buiten de bebouwde kom (uitsluitend voor gemeentelijke wegen. Bij wegen van andere wegbeheerders zoals bijv. PZH en HHSK wordt doorverwezen naar hun eisen).

Voor inritten buiten de bebouwde kom/inritten naar landbouwpercelen gelden een aantal specifieke uitgangspunten:

  • -

    Voor inritten buiten de bebouwde kom geldt dat de aanvrager de inrit zelf mag (laten) aanleggen voor eigen rekening. Hier zijn voorwaarden aan verbonden. Als er gegraven wordt moet er een KLIC melding gedaan worden. De KLIC melding kan worden gedaan via www. Kadaster.nl/klic. Voor vragen is het Kadaster telefonisch bereikbaar op telefoonnummer 0800-0080;

  • -

    De constructie bestaat in principe uit:

o Fundering van 25 cm;

o Brekerzand 5 cm;

o Grijze betonklinkers of het aanwezige type bestrating;

o Zware opsluitbanden of trottoirbanden gesteld in betonspecie;

o Er mag geen gesloten verharding (asfalt en of beton) worden aangebracht.

  • -

    De inrit moeten voldoende breed aangelegd worden om zo schade aan de verhardingen, bermen en groenstroken te voorkomen;

  • -

    De eigenaar dient na aanleg zijn inrit goed te beheren, zorg te dragen voor een goed gebruik van de inrit en schade zoveel mogelijk te voorkomen;

  • -

    Indien de eigenaar zijn inrit niet goed beheerd wordt de inrit door en op kosten van de eigenaar hersteld;

  • -

    Ingeval de inrit over een sloot/watergang gaat, dient er tevens een dam met duiker (of een brug) aangelegd te worden. Het kan zijn dat hiervoor een watervergunning aangevraagd moet worden of een melding gedaan moet worden bij waterschap op basis van de Keur. Ook kan het zijn dat u toestemming dient te krijgen van de gemeente als eigenaar/aangelande van de sloot/watergang.

Artikel 20 Verplaatsen inrit

Ook hiervoor geldt dat er een vergunning moet worden aangevraagd. De aanvraag wordt getoetst aan de weigeringsgronden, alsmede aan de uitgangspunten van dit hoofdstuk, waarbij de volgende aanvullende bepalingen tevens in acht worden genomen:

  • a.

    de te vervallen inrit moet worden verwijderd door of in opdracht van de gemeente Krimpenerwaard. De kosten voor het verplaatsen van de inrit zijn dan voor de aanvrager en bedragen € 160,- (exclusief B.T.W., prijspeil 2017) per strekkende meter breedte aan te leggen inrit. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd met de index welke gebruikt wordt bij het opstellen van de begroting (afkomstig uit de mei-circulaire van het Rijk.

  • b.

    de vrijgekomen ruimte van de vervallen inrit dient te worden hersteld naar de omgevingssituatie door of in opdracht van de gemeente Krimpenerwaard. Deze kosten zijn voor de aanvrager en worden per geval bepaald.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 21 Hardheidsclausule

De beleidsregels worden aangehaald als: Inrittenbeleid gemeente Krimpenerwaard 2017.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze beleidsregels naar hun oordeel tot een onbillijkheid van bijzondere aard leidt af te wijken van deze beleidsregels.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels worden bekendgemaakt op de website en in het gemeenteblad en treden in werking op 1 juni 2017.

Artikel 23 Overgangsbepaling

Vergunningen verleend op basis van de APV juncto Wabo, danwel op basis van oud inrittenbeleid, genomen vóór inwerkingtreding van deze beleidsregels gelden als vergunningen verleend krachtens deze beleidsregels. Ook wanneer een eerder toegestane inrit in strijd is met het nieuwe beleid behoudt deze zijn rechtsgeldigheid.

Bijlage 1: Situatietekeningen

Figuur A Enkele particulieren inritten

Figuur B Dubbele particulieren inritten

Figuur C Tweede particuliere inrit

Figuur D Particulieren inritten gesloten woonbebouwing (rijenbouw)

Bijlage 2: Standaard inritconstructies

 

Een inrit moet voldoen aan de vormgeving zoals is aangegeven in de ASVV 2012 of publicatie 228 (Uitritten en uitritconstructies) van het CROW. De inritten die binnen de gemeente Krimpenerwaard worden aangelegd zijn in beginsel allemaal constructief gelijk. De inritconstructie wordt bepaald door de gemeente en kan voor een particuliere inrit standaard bestaan uit 3 types:

Standaard inritconstructie type B

Inritten die afwijken van de standaard vormgeving moeten speciale aandacht krijgen. Er wordt alleen een andere constructie toegestaan wanneer daar een voldoende motivering voor is. Voorbeelden van andersoortige inritconstructies staan weergegeven op onderstaande afbeeldingen.

Particuliere inrit

-Inritten die een trottoir of fietspad met tegels kruisen:

Tegels van 4,5 cm dik worden vervangen door tegels van 8 cm dik.

-Inritten die een fietspad van asfalt kruisen:

Afhankelijk van de constructie van het fietspad zal het asfalt vervangen worden door een dikker asfaltpakket.

-Inritten die een groenstrook kruisen:

De inrit wordt bestraat met grijze betonstraatsteen keiformaat. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt, wanneer het straatbeeld vraagt om een andere, gelijksoortige bestrating.

 

Inritten bij bedrijven

Onder de inrit wordt als fundering een pakket van 25 centimeter puin verwerkt.

Naar boven