Verordening van de raad van de gemeente Reimerswaal houdende regels omtrent de rioolheffing, Verordening rioolheffing 2017, eerste wijziging

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • b.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • c.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • d.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam “rioolheffing” wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.De belasting wordt geheven:

    • a.

      van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en

    • b.

      van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

      • 2.

        Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

      • 3.

        Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.Eigenarendeel:

  • a.

    Het eigenarendeel van de belasting wordt geheven naar de waarde in het economisch verkeer van het perceel.

  • b.

    Ingeval het perceel een onroerende zaak is, is de waarde in het economische verkeer de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde zoals deze voor het in artikel 8 bedoelde kalenderjaar geldt.

  • c.

    Ingeval voor het perceel geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf van dat perceel bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

    2. Gebruikersdeel:

    • a.

      Van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, wordt het gebruikersdeel geheven naar het aantal bewoners.

    • b.

      Van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, wordt het gebruikersdeel geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.

    • c.

      Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op:

    • I

      het aantal kubieke meters water dat in het laatste, aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd:

    • II

      het aantal kubieke meters water dat in het laatste, aan het begin van het belastingjaar voorafgaande kalenderjaar is opgepompt.

    • III

      het aantal kubieke meters water, anders dan het onder a. en b. bedoelde water, dat in het laatste, aan het begin van het belastingjaar voorafgaande kalenderjaar van het eigendom is afgevoerd.

Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van 12 maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • d.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie voorzien zijn van een:

  • I

    watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

  • II

    een bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

    De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • e.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een toevoerleiding (van derden) moet de toevoerleiding voorzien zijn van een watermeter, waarvan de hoeveelheid toegevoerde water kan worden afgelezen. Deze gegevens dienen na verstrijken van het kalenderjaar verstrekt te worden aan de gemeente Reimerswaal.

  • f.

    Indien water, anders dan het onder artikel 5, lid 2, sub c. bedoelde water, bedrijfsmatig wordt afgevoerd, dient de afgevoerde hoeveelheid te worden gemeten door middel van een watermeter waarvan de afgevoerde hoeveelheid kan worden afgelezen. Deze hoeveelheid, dient na het verstrijken van het kalenderjaar verstrekt te worden aan de gemeente Reimerswaal

  • g.

    De op de voet van lid 2 sub c. berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

Artikel 6 Belastingtarieven

Percelen die in hoofdzaak tot woning dienen

Percelen die niet in hoofdzaak tot woning dienen

EIGENARENDEEL

EIGENARENDEEL

Klassen naar WOZ waarden

Tarief

Klassen naar WOZ waarden

Tarief

€ 0

tot

€ 100.000

€ 27,36

€ 0

tot

€ 100.000

€ 27,36

€ 100.000

tot

€ 190.000

€ 41,28

€ 100.000

tot

€ 260.000

€ 69,12

€ 190.000

tot

€ 300.000

€ 55,08

€ 260.000

tot

€ 500.000

€ 137,88

€ 300.000

 

en hoger

€ 82,68

€ 500.000

 

en hoger

€ 414,36

GEBRUIKERSDEEL

GEBRUIKERSDEEL 

Klassen naar aantal bewoners

Tarief

Klassen naar waterverbruik

Tarief

 

 

1

€ 138,36

0m³

t/m

75m³

€ 120,24

2

 

En hoger

€ 189,12

76m³

t/m

200m³

€ 193,20

 

 

 

 

201m³

t/m

400m³

€ 227,76

 

 

 

 

401m³

 

en hoger

€ 227,76

 

 

 

 

+ per m³

 

 

 

 

 

 

 

vanaf 401m³

en

<20.400m³

€ 0,73

 

 

 

 

+ per m³

 

 

 

 

 

 

 

vanaf 20.400m³

 

 

€ 0,47

2. De belasting ten aanzien van het in lid 1 genoemde gebruikersdeel woningen wordt bepaald naar het gebruik door het onderscheidde aantal personen van het perceel op 1 januari van het belastingjaar, of indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt door middel van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een nader perceel gebruik maakt.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen drie maanden en wel in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in het geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,00 doch minder dan € 10.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande, dat het aantal termijnen tenminste vier en ten hoogste negen bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in lid 1 en 2 gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de rioolheffing voor het eigenaar gedeelte wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening rioolheffing 2017" van 22 november 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening rioolheffing 2017, eerste wijziging".

 

Naar boven