Gemeenteblad van Zaltbommel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zaltbommel | Gemeenteblad 2017, 23872 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zaltbommel | Gemeenteblad 2017, 23872 | Verordeningen |
Burgemeester en wethouders van Zaltbommel - Besluit Jeugdwet gemeente Zaltbommel januari 2017 vastgesteld
Burgemeester en wethouders van de gemeente Z a l t b o m m e l ;
gelet op de Jeugdwet, het Besluit Jeugdwet en de Verordening Jeugdhulp gemeente Zaltbommel 2017
vast te stellen het volgende: Besluit Jeugdwet gemeente Zaltbommel januari 2017
Artikel 2. Registratie en gespreksvoorbereiding
Indien de gespreksvoorbereiding een afgerond beeld oplevert over de hulpvraag en na overleg met de jeugdige en -of ouders blijkt dat de vraag niet bij Buurtzorg Jong past of jeugdige en -of ouders na het telefonische contact in het kader van de gespreksvoorbereiding voldoende geholpen zijn en geen hulpvraag meer hebben kan het college af zien van een gesprek, zoals bedoeld als in de begripsbepaling.
Afzien van een gesprek is altijd in overeenstemming met de jeugdige en -of ouders. Wanneer de jeugdige en -of ouders vragen blijven houden gaat Buurtzorg Jong altijd in gesprek, ook als het doel is uit te leggen waarom de jeugdige en ouders geen recht hebben op zorg of verwijzingen/aanvraag zorg vanuit Buurtzorg Jong
Het college regelt in overleg met Buurtzorg Jong, dat de jeugdige of zijn ouders voorafgaand aan het gesprek worden geïnformeerd over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten, de vervolgprocedure en de toestemming die zal worden gevraagd om hun persoonsgegevens te kunnen verwerken.
Nav de onderzochte punten zoals bepaald in lid 1 bepaald Buurtzorg Jong in overleg met de jeugdige en -of ouders of Buurtzorg Jong de hulp zelf kan verlenen, er een aanvraag zorg ingediend moet worden (PGB of ZIN) om andere zorg in te kopen, of dat er geen recht is op de zorg die door de jeugdige en -of ouders wordt gevraagd.
Wanneer Buurtzorg Jong n.a.v. de onderzochte punten zoals beschreven in lid 1 in schat dat zij zelf de benodigde hulp kunnen bieden aan de jeugdige en -of ouders en deze daar voor open staan, zal over gegaan worden tot het aanbieden/maken van een gezinsplan en zorg die daar uit voort vloeit. Mocht Buurtzorg Jong in overeenstemming met de jeugdige en -of ouders op een later moment in het traject toch van mening worden dat een doorverwijzing naar andere zorg nodig is, dan kan alsnog worden over gegaan tot het maken van een aanvraag zorg zoals bedoeld in artikel 4 en 5.
Indien het gesprek naar het oordeel van het college leidt tot de wenselijkheid van toekenning van een individuele voorziening, zo nodig in combinatie met een overige voorziening, wordt ter zake een aanvraagformulier zorg ingevuld, tenzij dit gelet op de aard van de te leveren hulp niet noodzakelijk is.
Indien bij het gesprek zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid onder b. waarin het oordeel van het college over de wenselijkheid van verstrekking van een individuele of overige voorziening wordt afgewezen dan wordt het aanvraagformulier ingevuld en ondertekend zodat de aanvrager bezwaar kan aantekenen.
HOOFDSTUK 2. PROCEDURE EN HOOGTE VAN HET PGB
Artikel 7. Overige voorwaarden betreffende betaalde inzet sociaal netwerk
De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan, naast de in artikel 2, derde lid sub c genoemde voorwaarde betreffende het tarief, de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:
Artikel 8. Toetsing motivatie eis, bekwaamheid en kwaliteit
Een persoonsgebonden budget wordt na toetsing verstrekt, indien voldaan is aan alle onderstaande voorwaarden:
bekwaamheid: de jeugdige of zijn ouders zijn naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren; en
Indien er na de het gesprek zoals bedoeld in artikel 3, derde lid wordt over gegaan op het schrijven van een aanvraag zorg zoals bedoeld in artikel 4 en er aan de voorwaarden aan een PGB wordt voldaan zoals bedoeld in artikel 7, dient er door de jeugdige en de ouders bij het formuleren van de aanvraag zorg samen met BZJ op de volgende punten antwoord te komen:
HOOFDSTUK 3: INDELING IN INDIVIDUELE EN OVERIGE VOORZIENINGEN
Artikel 10. Vormen van jeugdhulp
Toelichting op individuele voorzieningen
Nadere definiëring van individuele voorzieningen
Deze regels vormen een uitwerking van artikel 4 van de Verordening Jeugdhulp Zaltbommel 2015. Deze verordening is gebaseerd op de “Wet houdende regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedproblemen, psychische problemen en stoornissen”, kortweg de Jeugdwet.
De in deze regels vervatte artikelen hebben betrekking op de indiening van een aanvraag voor een individuele voorziening, de registratie en gespreksvoorbereiding, het te voeren gesprek met een jeugdige of zijn ouders, de verslaglegging, het ondersteuningsplan, de indiening van een aanvraag, alsmede de voorwaarden voor een complete aanvraag. Gedurende de in de regels beschreven periode tussen het gesprek van de jeugdige met medewerker van Buurtzorg Jong over de hulpvraag en de eventuele verstrekking van een beschikking voor een individuele voorziening, zijn er enkele momenten te benoemen waarbij richtinggevende termijnen met het oog op de rechtsbescherming van belang zijn. Daarom zijn een onderzoeks- of gespreksverslag of een ondersteuningsplan in de nadere regels genoemd als documenten die met het oog op completering van de aanvraag voor een individuele voorziening van groot belang zijn en altijd ter ondertekening dienen te worden aangeboden. Indien vervolgens uit het ‘niet-voor-akkoord’ ondertekenen blijkt dat de jeugdige of zijn ouders het niet eens zijn met de inhoud van deze documenten, verstrekt het college desgewenst een formele beschikking waartegen de betrokkene bezwaar kan maken.
Uit oogpunt van rechtsbescherming is het van belang dat er geen onredelijke doorlooptijden ontstaan. Deze hangen echter in de praktijk samen met de mate van complexiteit van de hulpvraag. Wat betreft de beslissingstermijnen wordt aangesloten bij de termijnen zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht.
De begripsbepalingen behoeven geen nadere toelichting. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die:
Artikel 2. Registratie en gespreksvoorbereiding
Lid 1 van dit artikel biedt het college de mogelijkheid om de uitvoering van de onder a. tot en met d. vermelde onderwerpen in overleg met Buurtzorg Jong nader uit te werken in, bij voorkeur, werkinstructies. Vanwege de versnelde invoering van Buurtzorg Jong is het wenselijk om hierbij
zoveel mogelijk af te stemmen op de registratievereisten, de afwegingsfactoren om wel of niet een gesprek te voeren en de termijnen die met betrekking tot het wijkteam volwassenen (WMO) zullen worden gehanteerd.
Lid 2 is ter bestrijding van onnodige bureaucratie. Dit bepaalt dat het college in overleg met de jeugdige of ouders van een gesprek kan afzien indien de gespreksvoorbereiding al een afgerond beeld oplevert. Wel dient dan nog formeel te worden vastgesteld dat er tussen de jeugdige of zijn
ouders en Buurzorg Jong overeenstemming is over het wel of niet toeleiden naar een overige voorziening of wel of niet verlenen van een individuele voorziening. In verband hiermee wordt altijd een verslag gemaakt en ter ondertekening voorgelegd. Het verslag kan vervolgens de basis zijn voor
het toeleiden naar een overige voorziening of voor het verlenen of weigeren van een individuele voorziening. In het laatste geval regelt artikel 5, derde lid dat van een complete aanvraag in de zin van de Awb wordt uitgegaan.
Voor een zorgvuldig te nemen besluit is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag duidelijk zijn. Het ligt daarom voor de hand dat tijdens een gesprek met de jeugdige en ouders hierover wordt gesproken. Hierbij kan ook sprake zijn van meerdere, elkaar opvolgende gesprekken. In het kader van deze Nadere regels worden deze gesprekken beschouwd als onderdelen van een samenhangend geheel, leiden tot een aanvraagformulier zorg. Hetgeen vervolgens aan de jeugdige of zijn ouders voor ondertekening wordt aangeboden.
In de aanhef van lid 1 is opgenomen dat het gesprek zo spoedig mogelijk na de voorbereiding van het gesprek dient plaats te vinden. Het hangt af van de situatie hoe snel het gesprek kan of moet plaatsvinden. In de onderdelen a tot en met f zijn de onderwerpen van het gesprek weergegeven die in ieder geval aan de orde moeten worden gesteld. In werkinstructies kunnen eventueel aanvullende onderwerpen worden voorgeschreven, mits het items zijn die bijdragen aan maatwerk voor de cliënt. Indien de jeugdige al bij de gemeente bekend is, zal een aantal gespreksonderwerpen niet altijd meer uitgediept hoeven te worden en kan bijvoorbeeld alleen worden gevraagd of er nog nieuwe ontwikkelingen zijn. Komt een jeugdige of een ouder voor het eerst bij de gemeente, dan zal het gesprek dienen om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn situatie te krijgen. In onderdeel b. wordt de eigen kracht van jeugdigen en ouders voorop gesteld overeenkomstig het uitgangspunt van de wet dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt. Een te verstrekken voorziening kan juist ook nodig zijn om de mate van probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouders te versterken. Bij onderdeel g is het bepaalde in de MvT bij artikel 2.9 van de wet van belang: De gemeente dient op grond van onderdeel b in haar verordening de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening plaatsvindt, af te stemmen met andere voorzieningen op het gebied van zorg (curatieve en langdurige zorg), onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen. Te denken valt hierbij aan een voorziening die een jeugdige ontvangt op grond van de AWBZ of de Zvw en een voorziening op het gebied van passend onderwijs. Ook hiermee wordt de burger rechtszekerheid geboden. De onderdelen h. en i. betreffen respectievelijk het rekening houden met de godsdienst of levensovertuiging van de jeugdige of zijn ouders en de keuzevrijheid die hen wordt geboden ten aanzien van de vorm waarin de hulp zal worden verstrekt. Het college biedt nadrukkelijk de mogelijkheid om in plaats van zorg in natura, een verstrekking in de vorm van een pgb te kiezen. Ten slotte wordt in het derde lid de mogelijkheid aan het college geboden om in overleg met Buurtzorg Jong, bij voorkeur via werkinstructies, te regelen hoe de jeugdige of zijn ouders voorafgaand aan het gesprek worden geïnformeerd over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten, de vervolgprocedure en de toestemming voor verwerking van hun persoonsgegevens.
Artikel 4. Aanvraagformulier zorg
Lid 1 van dit artikel regelt dat bij een door het college in het gesprek geconstateerde wenselijkheid van toekenning van een overige voorziening, dit duidelijk in het aanvraagformulier zorg wordt vermeld. Hierbij moet eveneens duidelijk worden aangegeven dat toeleiding naar alleen een overige voorziening tot gevolg heeft dat de procedure met Buurzorg Jong stopt. Indien de medewerker van Buurtzorg Jong en de jeugdige of zijn ouders een individuele voorziening wenselijk achten, al dan niet in combinatie met een overige voorziening, is lid 2 van toepassing. Het aanvraagformulier zorg wat wordt opgesteld kan bij de feitelijke hulpverlening worden gebruikt. Dit aanvraagformulier zorg is een hulpverleningsplan als bedoeld in de wet. In de denkbare situaties dat er al een familiegroepsplan is opgesteld of de cliënt op voorstel van de hulpverlener om een dergelijk plan verzoekt, dient dit als onderdeel van het aanvraagformulier zorg te worden meegenomen. Indien de hulpvraag geen aanleiding geeft voor een ondersteuningsplan, kan de jeugd- en gezinscoach dit achterwege laten. Het aanvraagformulier zorg kan enkelvoudige hulp betreffen, maar ook zorgarrangementen. Het aanvraagformulier zorg dient conform lid 3 zo spoedig mogelijk na het gesprek te worden verstrekt. De jeugdige of zijn ouders moeten immers zo snel duidelijkheid krijgen over de rest van het traject. Het later toevoegen van opmerkingen of het aanbrengen van wijzigingen of het herstellen van feitelijke onjuistheden wordt geregeld in lid 4 van dit artikel.
Artikel 5. De aanvraag voor een individuele voorziening
Toekenning van een individuele voorziening door het college kan alleen op basis van een aanvraag. In de Awb worden regels gegeven omtrent de aanvraag. Deze regels wijken daarvan niet af. Lid 1 wordt in de praktijk zo toegepast dat het college in overleg met Buurtzorg Jong in werkinstructies vastlegt hoe de aanvraag voor een individuele voorziening concreet moet worden afgehandeld. Het betreft zaken zoals de wijze waarop zal worden omgegaan met schriftelijke aanvragen en verzoeken van jeugdigen of hun ouders om een beschikking in het geval van een verwijzing door de huisarts, jeugdarts, of medisch specialist, of in het geval er reeds acute crisishulp is verleend. De mogelijkheid om een dergelijk verzoek in te dienen wordt geregeld in artikel 3 tweede en vierde lid van de Verordening. Ook kan het college in goed overleg met Buurtzorg Jong bepalen hoe het aanvraagformulier voor een schriftelijke aanvraag eruit moet komen te zien en of bijvoorbeeld een via internet verkrijgbaar formulier dient te worden gebruikt. Hierbij is onder andere een goede afstemming op de WMO-praktijk geboden. Lid 2 regelt dat ter completering van een aanvraag die op grond van lid 1 via een schriftelijke aanvraagformulier zorg is ingediend, wordt gebruikt. Het bepaalde in lid 3 borgt de rechtsgang van de jeugdige of zijn ouders indien deze er bijvoorbeeld niet mee instemmen dat zij worden toegeleid naar een overige voorziening, omdat zij recht menen te hebben op een individuele voorziening. Of in het geval dat zij het niet eens zijn met een aanbod voor een specifiek type individuele voorziening. In die gevallen kunnen zij ervoor kiezen het aanvraagformulier zorg voor niet-akkoord (en alleen voor gezien) te ondertekenen, waardoor de gemeente deze zal verwerken als een aanvraag, waarop een voor bezwaar vatbare beschikking zal volgen. Alleen indien de cliënt expliciet heeft aangegeven de aanvraag stop te willen zetten, is deze aanmerking als aanvraag niet van toepassing en volgt geen beschikking.
Artikel 6. Wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld
In de memorie van toelichting op de Wmo 2015 (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 39) is vermeld dat de gemeente bijvoorbeeld kan bepalen dat het pgb niet hoger mag zijn dan een percentage van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan het verlenen van adequate ondersteuning in natura. Gemeenten hebben daarmee ook de mogelijkheid om differentiatie aan te brengen in de hoogte van het pgb. Gemeenten kunnen verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. Gemeenten kunnen bij het vaststellen van tarieven voor het pgb Wmo bijvoorbeeld onderscheid maken tussen ondersteuning die wordt geleverd door het sociale netwerk, door hulpverleners die werken volgens de kwaliteitsstandaarden en hulpverleners die dat niet doen (zoals werkstudenten, zzp’ers zonder diploma’s e.d.). Eenzelfde systematiek is voor de hoogte van het pgb voor de jeugdhulp toegepast.
Een aanvraag voor een pgb kan geweigerd worden voor zover de kosten van het pgb hoger zijn dan de kosten van de individuele voorziening (artikel 8.1.1 lid 5 Jeugdwet). De situatie waarin het door de cliënt beoogde aanbod duurder is dan het aanbod van het college betekent dus niet bij voorbaat dat het pgb om die reden geheel geweigerd kan worden. Cliënten kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Het college kan het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.
De regering heeft aangegeven dat onder het sociale netwerk ook mantelzorgers kunnen vallen. Wel is de regering van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is.
De budgethouder hoeft over de besteding van het vrij besteedbaar bedrag geen verantwoording af te leggen aan de gemeente. Hij kan dit bedrag inzetten voor o.a. administratiekosten of telefoonkosten.
Artikel 7. Overige voorwaarden betreffende betaalde inzet sociaal netwerk
Waar bij de Wmo 2015 bij de inzet van iemand vanuit het sociale netwerk door middel van het pgb alleen voorwaarden mogen worden gesteld die betrekking hebben op het tarief, mogen gemeenten op basis van de Jeugdwet bepalen onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het [zijn] sociale netwerk (zie artikel 8.1.1, lid 4 Jeugdwet).
Artikel 8. Toetsing motivatie-eis, bekwaamheid en kwaliteit
Deze eisen zijn genoemd in de Jeugdwet (zie artikel 8.1.1). We hebben de motivatie-eis en de kwaliteitseis iets verder geconcretiseerd ten opzichte van de wetstekst.
Bij de motivatie van het standpunt van de aanvrager dat hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen kan het gaan om de aard van de hulpvraag, waarbij godsdienstige, levensbeschouwelijke of culturele overwegingen een rol kunnen spelen, omdat zij met het budget een aanbieder kunnen contracteren passend bij de eigen levensovertuiging.
Wanneer een aanvrager van oordeel is dat hij de onderbouwing in redelijkheid heeft beargumenteerd, is deze voorwaarde geen grond voor de gemeente om een pgb te weigeren, mits ook wordt voldaan aan de tweede en derde voorwaarde: bekwaamheid en kwaliteit. Dit geldt ook wanneer de gemeente in haar ogen een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod in natura heeft gedaan aan de aanvrager.
Bij het toetsen van de bekwaamheid van de aanvrager om zijn eigen belangen te kunnen behartigen, verwacht de gemeente dat deze op eigen kracht of met hulp van andere in de wet genoemde partijen een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van de ondersteuningsvraag. Daarbij kan gevraagd worden:
Bij het toetsen van de bekwaamheid om de pgb-taken op een verantwoorde wijze uit te voeren, kan gevraagd worden hoe men denkt over:
Door de invoering van het trekkingsrecht, waarbij het belangrijkste deel van het budgetbeheer wordt overgenomen door de SVB, gaat het bij het toetsen van de bekwaamheid niet om de vaardigheden van de aanvrager om een budget te beheren, maar wel om de bekwaamheid van het voeren van een gedegen administratie.
Het is wettelijk bepaald dat een pgb-houder die voor 4 dagen of meer per week ondersteuning inkoopt een werkgever is, met de werkgeversplichten die hierbij horen. De aanvrager dient hierbij te denken aan onder meer het overeenkomen van een redelijk uurloon, het doorbetalen van loon bij ziekte en het hanteren van een redelijke opzegtermijn.
Om in aanmerking te komen voor een pgb dient de kwaliteit van de individuele voorziening naar het oordeel van het college gewaarborgd te zijn. Het college kan op basis van deze bepaling vooraf toetsen of de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid voldoende is gegarandeerd.
Voor de ondersteuning die ingekocht wordt met het pgb gelden waar mogelijk dezelfde kwaliteitseisen als voor voorzieningen in natura.
In het geval van een pgb heeft de pgb-houder zelf de regie over de ondersteuning die hij contracteert. Daarmee krijgt hij de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan hij deze zo nodig bijsturen.
De gemeente kan periodiek in gesprek gaan met de pgb-houder over de behaalde resultaten met het pgb of (steekproefsgewijs) toezicht houden op de daaraan verbonden voorwaarden, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet.
In dit artikel geven we aan dat bij de aanvraag voor een pgb het een verplichting is een aanvraagformulier zorg op te stellen en geven we aan uit welke onderdelen zo’n plan minimaal moet bestaan.
Artikel 10. Vormen van jeugdhulp
Anders dan in de Wmo 2015, waarin is gekozen voor een maatwerkvoorziening, wordt in de Jeugdwet onderscheid gemaakt tussen een individuele jeugdhulpvoorziening en een overige jeugdhulpvoorziening. Een individuele voorziening is een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden vorm van jeugdhulp, waartegen bezwaar en beroep openstaat. Daarvoor is het nodig een beschikking af te geven. Overige voorzieningen zijn vrij toegankelijk voor degenen die zich voor ondersteuning of hulp wenden tot de betreffende voorziening. Gemeenten kunnen zelf bepalen welke vormen van jeugdhulp zij ‘achter een beschikking’ zetten, en welke vrij toegankelijk zijn (overige voorziening, geen beschikking vereist).
Overigens blijft het mogelijk dat huisarts, medisch specialist en jeugdarts direct, dus zonder gemeentelijke beschikking, doorverwijzen naar de voorzieningen die in dit besluit door de gemeente zijn benoemd als individuele voorzieningen (waarvoor een beschikking nodig is). De eis om een beschikking op te stellen geldt namelijk alleen als een jeugdige via de gemeentelijke toegang zich meldt met een hulpvraag. Het feit dat de gemeente geen directe invloed kan uitoefenen op de verwijzing door de huisarts, wil overigens niet zeggen dat de gemeente geen afspraken kan maken met de huisarts over zijn of haar doorverwijzingen naar jeugdhulp en de rol van Buurtzorg Jong hierin. Een gemeente kan dergelijke afspraken alleen niet afdwingen, maar is afhankelijk van de bereidheid bij huisartsen om tot dergelijke afspraken te komen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-23872.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.