Wijzigingen in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Boxtel 2017

De raad van de gemeente Boxtel;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 november 2017;

 

b e s l u i t :

 

  • 1.

    Het vaststellen van een redactionele wijziging namelijk de begripsomschrijving zzp’er opnemen in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Boxtel 2017.

     

  • 2.

    Het vaststellen van een aantal wetstechnische wijzigingen, namelijk twee bevoegdheidscorrecties in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Boxtel 2017 te weten:

    • a.

      bepaling over de wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget en tariefdifferentiatie wordt vastgesteld, opnemen in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Boxtel 2017;

    • b.

      opnemen in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Boxtel 2017 dat er op grond van het minimabeleid geen eigen bijdrage is verschuldigd als het bijdrageplichtig inkomen lager is dan 120% van de in het Landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 genoemde categorieën met uitzondering van de maatwerkvoorzieningen beschermd wonen of opvang.

       

  • 3.

    Het vaststellen van de uitbreiding van de bepalingen omtrent de prijskwaliteitverhouding bij levering van voorzieningen door derden naar aanleiding van het Landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

     

  • 4.

    De wijzigingen in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Boxtel 2017 met ingang van 1 januari 2018 in werking te laten treden.

 

 

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering 19 december 2017.

 

De gemeenteraad van Boxtel,

 

waarnemend griffier,

 

mw. I.H.M. Smits

 

de voorzitter,

 

M. Buijs

 

Overzicht wetstechnische wijzigingen 'Verordening maatschappelijke ondersteuning Boxtel 2017 '

Artikel 1.1. Begripsomschrijvingen

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Redactionele wijziging: zzp’er toegevoegd aan de Verordening.

 

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    l. zzp’er

    zelfstandige zonder personeel die staat ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel als verlener van diensten zoals bedoeld in de wet.

Artikel 5.2 Hoogte persoonsgebonden budget

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5.2 Hoogte PGB

  • 1.

    De hoogte van een PGB voor hulpmiddelen en woningaanpassingen bedraagt maximaal de huur- dan wel aanschafprijs van de goedkoopst passende maatwerkvoorziening, inclusief onderhoud, reparatie en verzekering, zoals die door het college aan de aanbieder zou zijn verschuldigd.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels over de wijze waarop de hoogte van een PGB voor hulpmiddelen en woningaanpassing wordt bepaald.

  • 3.

    De hoogte van een PGB voor diensten wordt afgeleid van de tarieven waarvoor het college deze diensten heeft gecontracteerd dan wel kan afnemen.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels vast over de hoogte van het PGB bij diensten waaronder in ieder geval:

    • a.

      de gedifferentieerde tarieven van aanbieders waarbij rekening wordt gehouden met overheadkosten;

    • b.

      de tarieven bij besteding van het PGB bij een persoon die behoort tot het sociaal netwerk van de cliënt, met dien verstande dat deze tarieven in ieder geval lager zijn dan de tarieven genoemd onder a.

Bevoegdheidscorrectie: Het artikel 5.2 is gewijzigd. Met als gevolg dat het artikel 5.2 lid 1 bestaande tekst nu gewijzigd is in het artikel 5.2 lid 7.

 

Toelichting:

  • -

    De PGB tarieven hebben een historische grondslag. De omvang van het persoonsgebonden budget voor diensten is afgeleid van de tari e ven zoals het zorgkantoor deze in 2014 voor de AWBZ hanteerde. De prijs of het tarief PGB is toereikend. Er zijn geen signalen geweest dat het PGB niet toereikend zou zijn om veilige, doeltreffende en kwalit a tief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen, die tot de maatwerkvoorziening behoren, te bieden.

  • -

    De systematiek van de PGB tarieven wordt in het artikel 5.2 vastg e legd. Lid 1 van dit artikel bepaalt dat de hoogte van het PGB tarief a f hankelijk is van de maatwerkvoorziening. Het lid 2 t/m 7 zijn bep a lingen met betrekking tot de tariefdifferentiatie. Een voorbeeld: Het PGB tarief voor iemand uit loondienst (artikel 5.2 lid 2a) is hoger dan bijvoorbeeld iemand uit het sociaal netwerk (artikel 5.2 lid 2c).

 

Artikel 5.2 Hoogte PGB

  • 1.

    De hoogte van een PGB:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan inzake de besteding van het PGB;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het PGB toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen, die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt zo nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst passende beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 2.

    Het bedrag van het PGB voor hulp bij het huishouden bedraagt maximaal:

    • a.

      100% van het tarief als bedoeld in lid 1 indien de cliënt een zorgorganisatie inschakelt met medewerkers in loondienst met de voor de sector toepasselijke cao (veelal VVT).

    • b.

      84% van het tarief als bedoeld in lid 1 indien de cliënt een zzp’er of zorgorganisatie die een lagere cao hanteert, inschakelt.

    • c.

      66% van het van het tarief als bedoeld in lid 1 indien de cliënt iemand uit het sociaal netwerk inschakelt.

  • 3.

    Het bedrag van het PGB voor begeleiding bedraagt maximaal:

    • a.

      100% van het tarief als bedoeld in lid 1 indien de cliënt een zorgorganisatie inschakelt met medewerkers in loondienst met de voor de sector toepasselijke cao (veelal VVT).

    • b.

      85% van het tarief als bedoeld in lid 1 indien de cliënt een zzp’er of zorgorganisatie die een lagere cao hanteert, inschakelt.

    • c.

      50% van het tarief als bedoeld in lid 1 indien de cliënt iemand uit het sociaal netwerk inschakelt.

  • 4.

    Het PGB voor dagbesteding bedraagt maximaal:

    • a.

      100% van het tarief als bedoeld in lid 1 indien de cliënt een zorgorganisatie inschakelt met medewerkers in loondienst met de voor de sector toepasselijke cao (veelal VVT).

    • b.

      85% van het tarief als bedoeld in lid 1 indien de cliënt een zzp’er of zorgorganisatie die een lagere cao hanteert, inschakelt.

    • c.

      50% van het tarief als bedoeld in lid 3 indien de cliënt iemand uit het sociaal netwerk inschakelt.

  • 5.

    Het persoonsgebonden budget voor kortdurend verblijf bedraagt maximaal:

    • a.

      100% van het tarief als bedoeld in lid 1 indien de cliënt een zorgorganisatie inschakelt met medewerkers in loondienst met de voor de sector toepasselijke cao (veelal VVT).

    • b.

      85% van het tarief als bedoeld in lid 1 indien de cliënt een zzp’er of een zorgorganisatie die een lagere cao hanteert, inschakelt.

    • c.

      30% van het tarief als bedoeld in lid 1 indien de cliënt iemand uit het sociaal netwerk inschakelt.

  • 6.

    Het PGB voor beschermd wonen bedraagt maximaal:

    • a.

      100% van het tarief als bedoeld in lid 1 voor beschermd wonen all-inclusive.

    • b.

      75% van het tarief als bedoeld in lid 1 voor beschermd wonen thuis.

    • c.

      40% van het tarief als bedoeld in lid 1 voor beschermd wonen begeleid.

  • 7.

    De hoogte van een PGB voor hulpmiddelen en woningaanpassingen bedraagt maximaal de huur- dan wel aanschafprijs van de goedkoopst passende maatwerkvoorziening, inclusief onderhoud, reparatie en verzekering, zoals die door het college aan de aanbieder zou zijn verschuldigd.

  • 8.

    Het College kan met betrekking tot de hoogte van een PGB nadere regels vaststellen.

Artikel 6.1 Maatwerkvoorziening

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 6.1

  • 1.

    De cliënt is een bijdrage verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura of PGB.

  • 2.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening wordt vastgesteld conform het landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 met dien verstande dat het college nadere regels kan vaststellen die leiden tot een verlaging van de bijdrage door aanpassing van de basisbedragen, de inkomensbedragen of de percentages uit het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 3.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening in natura of PGB voor een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de in artikel 2.1.5 van de wet genoemde persoon of personen.

  • 4.

    De bijdrage voor opvang wordt vastgesteld en geïnd door de instelling waar de cliënt verblijft.

Bevoegdheidscorrectie: lid 3 toegevoegd aan het artikel 6.1.

 

Artikel 6.1

  • 1.

    De cliënt is een bijdrage verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura of PGB.

  • 2.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening wordt vastgesteld conform het landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 met dien verstande dat het college nadere regels kan vaststellen die leiden tot een verlaging van de bijdrage door aanpassing van de basisbedragen, de inkomensbedragen of de percentages uit het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 3.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening in natura of PGB voor een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de in artikel 2.1.5 van de wet genoemde persoon of personen.

  • 4.

    De bijdrage voor opvang wordt vastgesteld en geïnd door de instelling waar de cliënt verblijft.

  • 5.

    In afwijking van het tweede lid wordt de bijdrage voor maatwerkvoorzieningen, niet zijnde beschermd wonen of opvang, op nihil gesteld voor cliënten met een bijdrageplichtig inkomen dat lager is dan 120% van het sociaal minimum.

Artikel 9.2 Prijs-kwaliteitverhouding bij levering voorziening door derden

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 9.2 Prijs-kwaliteitverhouding bij levering voorziening

  • 1.

    Het college houdt, in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding, bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor het leveren van diensten door derden in ieder geval rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken en/of de te leveren voorzieningen;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel;

    • f.

      de noodzakelijke kwaliteit van de maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Het college houdt, in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding, bij het leveren van overige voorzieningen door derden in ieder geval rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te leveren voorziening;

    • b.

      de marktprijs van de voorziening, en

    • c.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      • 1.

        aanmeten, levering en plaatsing van de voorziening;

      • 2.

        instructie over het gebruik van de voorziening;

      • 3.

        onderhoud van de voorziening; en

      • 4.

        verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden (bijv. sociaal team).

Naar aanleiding van het Landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is het artikel 9.2 gewijzigd.

 

Artikel 9.2 Prijs-kwaliteitverhouding bij levering voorziening door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • 1.

        een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

      • 2.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs, als bedoeld in het eerste lid, op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

Naar boven