VERORDENING FORENSENBELASTING 2018

 

De raad van de gemeente Rucphen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 november 2017;

gelet op artikel 223 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de commissie Algemeen Bestuur en Middelen (ABM) van 30 november 2017;

b e s l u i t

vast te stellen de:

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN FORENSENBELASTING 2018.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder woning:

een gemeubileerde woning als bedoeld in artikel 223 van de Gemeentewet.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    Onder de naam ‘forensenbelasting’ wordt een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.

     

  • 2.

    Of iemand in de gemeente hoofdverblijf heeft, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

Artikel 3 Vrijstellingen

Niet belastingplichtig is degene die ter tijdelijke waarneming van een openbare betrekking of ter bijwoning van de vergaderingen van een algemeen vertegenwoordigend lichaam, waarvan hij het lidmaatschap bekleedt, dan wel ingevolge last of bevel van de overheid, buiten de gemeente van zijn hoofdverblijf vertoeft.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar de heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen zoals die voor het belastingobject waarvan de woning deel uitmaakt voor het belastingjaar is vastgesteld.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt de belasting geheven naar de waarde indien de heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen voor het belastingobject waarvan de woning deel uitmaakt voor het belastingjaar is vastgesteld met toepassing van artikel 16, onderdeel e, van de Wet waardering onroerende zaken.

  • 3.

    Ingeval geen heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen is vastgesteld, wordt de belasting berekend naar de waarde.

  • 4.

    De vaststelling van de waarde geschiedt overeenkomstig de regels voor de in de artikelen 220 tot en met 220d van de Gemeentewet met dien verstande dat daarbij artikel 16, onderdeel e van de Wet waardering onroerende zaken niet wordt toegepast.

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting bedraagt bij een waarde van:

  • a.

    € 25.000,00 of minder: € 149,60

  • b.

    meer dan € 25.000,00 doch minder of gelijk dan € 75.000,00: € 299,20

  • c.

    meer dan € 75.000,00 doch minder of gelijk dan € 125.000,00: € 448,80

  • d.

    meer dan € 125.000,00 doch minder of gelijk dan € 200.000,00: € 598,40

  • e.

    meer dan € 200.000,00: € 748,00

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van alle op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 10.000,00, dat dit bedrag en een bestuurlijke boete op dit aanslagbiljet moeten worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen € 100,00 of meer doch niet meer dan € 10.000,00 bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnbedragen waarvan de eerste termijn vervalt op de 28e dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 1.

    De in het derde lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen 56 dagen na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan geldt de betaaltermijn als bedoeld in het eerste lid.

  • 1.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9 Nadere regels door het dagelijks bestuur

Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking West-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de forensenbelasting.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van de forensenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Overgangsrecht en inwerkingtreding

  • 1.

    De "Verordening forensenbelasting Rucphen 2016" van 16 december 2016, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening forensenbelasting Rucphen 2018".

Aldus vastgesteld door

de raad van de gemeente Rucphen

in zijn openbare vergadering van 13 december 2017,

de griffier, de voorzitter,

J.C.W.M. Rosiers-Goorden MSc. mr. M. van der Meer Mohr.

Naar boven