Verordening op de heffing en invordering van parkeer­belastingen 2018 gemeente Harderwijk

De raad van de gemeente Harderwijk;

 

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 november 2017, nr. h170062002;

 

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 2006 en de daarop volgende verordeningen;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en invordering van parkeer­belastingen 2018

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    houder: degene die naar de omstandigheden als de houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • c.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelmeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvattingen overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats(en) en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      • -

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • -

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig gebruik heeft gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting genoemd in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 6 Wijze van heffing en termijn van betaling

  • 1.

    De belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    De belasting genoemd in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van aanslag en moet, in tegenstelling tot artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, worden betaald uiterlijk zes weken na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid moet de belasitng overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen dertig dagen na het einde van het parkeren, als het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 4.

    In afwijking in zoverre van het tweede lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen parkeervergunning meer is dan € 100,00 doch minder dan € 10.000,00 en het totaalbedrag van dat aanslagbiljet door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kan worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 5.

    Een naheffingsaanslag moet binnen twee weken na dagtekening van het naheffingsaanslagbiljet worden betaald.

  • 6.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 7 Ontheffing van parkeerbelasting

  • 1.

    Indien de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, voor een vergunning is voldaan voor een tijdvak van langer dan één kalendermaand en die vergunning vóór het verstrijken van dat tijdvak wordt ingetrokken, wordt ontheffing verleend over het aantal nog niet ingetreden volle kalendermaanden van dat tijdvak. De in de vorige volzin bedoelde ontheffing wordt niet eerder verleend dan nadat de beschikking van burgemeester en wethouders, waarbij de vergunning wordt ingetrokken, onherroepelijk is komen vast te staan.

  • 2.

    Indien een vergunninghouder de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, voor een vergunning heeft voldaan over een tijdvak van langer dan één kalendermaand, als gevolg van door of met medewerking van het gemeentebestuur getroffen maatregelen, andere dan die bedoeld in het eerste lid, gedurende één of meer in dat tijdvak vallende kalendermaanden niet kan parkeren op een plaats waarop zijn vergunning betrekking heeft, wordt op verzoek ontheffing verleend over het aantal volle kalendermaanden, gedurende welke de vergunninghouder niet heeft kunnen parkeren.

  • 3.

    Indien de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, voor een vergunning is voldaan voor een tijdvak van langer dan één kalenderjaar en die vergunning vóór het verstrijken van dat tijdvak wordt ingetrokken, wordt ontheffing verleend over het aantal nog niet ingetreden volle kalenderjaren van dat tijdvak. De in de vorige volzin bedoelde ontheffing wordt niet eerder verleend dan nadat de beschikking van burgemeester en wethouders, waarbij de vergunning wordt ingetrokken, onherroepelijk is komen vast te staan.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, van het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9 Bevoegdheid tot gebruik wielklem

  • 1.

    Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden.

  • 2.

    het college van burgemeester en wethouders wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

Artikel 10 Kosten

  • 1.

    De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 62,00

  • 2.

    De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem bedragen € 39,00

  • 3.

    Het bedrag van de ingevolge het tweede lid in rekening te brengen kosten wordt bij beschikking vastgesteld.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening parkeerbelastingen 2017’ van 27 augustus 2017, wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich hebben voorgedaan vóór de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking; met dien verstande dat de bepaling welke op grond van deze verordening wordt gewijzigd van kracht blijft voor de periode waarvoor zij heeft gegolden.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening parkeerbelastingen 2018’.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente

Harderwijk in zijn openbare vergadering van

14 december 2017.

de heer H.J. van Schaik

voorzitter

de heer H.R. Lanning

raadsgriffier

TARIEVENTABEL behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2018 vastgesteld door de raad van de gemeente Harderwijk in zijn openbare vergadering van 14 december 2017, onder nummer h170062002

Onderdeel I

Tarief van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a.

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur of op andere voor betaald parkeren

aangewezen terreinen en weggedeelten, zoals aangegeven op de bij de Verordening parkeerbelastingen 2017 behorende tekening, nr. 000-0-222, bedraagt:

 

Zone A

in het eerste uur, € 2,00

 

Voor een dagkaart, geldig op de dag van afgifte, in zone A bedraagt het tarief € 8,50

 

Zone B

in het eerste uur voor € 1,70

 

Voor een dagkaart, geldig op de dag van afgifte, in zone B bedraagt het tarief € 8,50

Voor parkeren in de parkeerlocaties Houtwal en Westeinde is van toepassing:

de eerste twee uur gratis parkeren op maandag t/m vrijdag. De tarieven voor het parkeren

in de opvolgende uren zijn volgens het bovenstaande tarievenoverzicht Houtwal (zone A)

en Westeinde (zone B).

 

Indien de uitrijkaart voor een terrein met achteraf betaald parkeren in niet (meer)

aanwezig is bedraagt het tarief voor een nieuwe uitrijkaart in zone A: € 22,00

Indien de uitrijkaart voor een terrein met achteraf betaald parkeren in niet (meer)

aanwezig is bedraagt het tarief voor een nieuwe uitrijkaart in zone B: € 20,00

 

Onderdeel II

Tarief van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, voor een parkeervergunning. Het tarief bedraagt per parkeervergunning, geldig voor alle volle dagen en geldig voor een motorvoertuig in de op de bij de Verordening parkeerbelastingen 2017 behorende tekening, nr. 000-0-222, aangegeven gebieden:

Voor bewoners:

  • -

    parkeerkelder stadhuis, per kalenderjaar € 450,00

  • -

    parkeerkelder Vuldersbrink per kalenderjaar € 187,00

  • -

    parkeerkelder Hortus per kalenderjaar € 225,00

  • -

    parkeerkelder Houtwal per kalenderjaar € 225,00

  • -

    parkeerkelder Dolfinariumeiland Waterfront per kalenderjaar € 225,00

  • -

    vergunningengebied Binnenstad per kalenderjaar € 193,00

  • -

    parkeerterrein Klooster, Plantage, Waltorenstraat per kalenderjaar € 145,00

  • -

    parkeerterreinen Westeinde, Boulevard,

    Boulevard (bewoners gedeelte), Scheepssingel per kalenderjaar € 102,00

  • -

    parkeerterrein Havendijk P1 en Lelykade P2 per kalenderjaar € 26,00

  • -

    Weekend parkeren (alleen in combinatie met een bewoners-

    vergunning op maaiveld van vrijdag 18.00 uur tot maandag

    8.00 uur) per kalenderjaar € 42,00

Voor werkers:

  • -

    parkeerterrein Boulevard per kalenderjaar € 350,00

  • -

    parkeerterrein Havendijk P1, Lelykade P2,

    Scheepssingel, Westeinde per kalenderjaar € 50,00

  • -

    parkeerterrein Flevoweg P3 per kalenderjaar € 0,00

  • -

    parkeergarage Bleek, Dolfinariumeiland Waterfront,

    Houtwal per kalenderjaar € 450,00

Door werkers kan worden gekozen voor een vergunning voor maximaal 3 van de voor werkers genoemde parkeerterreinen. In dat geval wordt het tarief van het parkeerterrein met het hoogste tarief gehanteerd.

Algemeen:

  • -

    een vergunning voor alle parkeerterreinen (met uit-

    zondering van parkeerkelder Bleek, bewonersterrein

    Boulevard, bewonersterrein Scheepssingel, Hortus

    en parkeergarage Houtwal) per kalenderjaar € 590,00

Tijdelijke vergunning binnenstad

  • -

    tijdelijke vergunning in de binnenstad - per vier weken € 70,00

  • -

    per twee weken € 35,00

 

Evenementenparkeerkaart Boulevard per stuk: € 5,00

Voor maximaal 4 uur parkeren tijdens eenmalige evenementen met een minimale

afname van 40 stuks per aanvraag. ( Boulevard en overloopterrein zone B)

 

Kortingkaartjes parkeerkelder Houtwal:

Minimale afname

parkeerkaartjes P-Houtwal

kortingspercentage op de aanschaf kosten

100

10%

500

15%

1000>

20%

Naar boven