Verordening van de gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk houdende regels voor de heffing en de invordering van precariobelasting 2018

De raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 november 2017;

 

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

vast te stellen de:

 

Verordening van de gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk houdende regels voor de heffing en de invordering van precariobelasting 2018

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Dag: een periode van vierentwintig achtereenvolgende uren, beginnende bij 0.00 uur;

  • b.

    Week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • c.

    Maand: een kalendermaand;

  • d.

    Jaar: een kalenderjaar;

  • e.

    Gemeentegrond: oppervlakte van de grond die in het bezit is van de gemeente, hierbij wordt uitgegaan van de vastgelegde kadastrale grenzen.

  • f.

    Voorwerp: (tijdelijk) voorwerp, bedoeld in artikel 228 van de Gemeentewet;

  • g.

    Vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon één of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben;

  • h.

    Terras: geheel van tafels, stoelen of andere roerende zaken, die de belastingplichtige buitenshuis opstelt om anderen in de gelegenheid te stellen ter plaatse iets te nuttigen;

  • i.

    Bouwplaats: geheel van voorwerpen dat zich bevindt op een locatie waar civieltechnische werken of bouwwerken tot stand worden gebracht;

Artikel 2: Belastbare feiten

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, meer specifiek: leidingen, kabels, buizen, terrassen, bouwplaatsen en tijdelijke voorwerpen.

Artikel 3: Belastingplicht

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4: Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, waarvoor de gemeente een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • c.

    borden, masten, palen en dergelijke voorwerpen, aangebracht in verband met de verkiezingen voor publiekrechtelijke lichamen;

  • d.

    voorwerpen of werken, welke door of vanwege het rijk, de provincie of de gemeente uitsluitend voor de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak zijn aangebracht of geplaatst;

  • e.

    brievenbussen, openbare telefooncellen en niet tot reclame dienende aanwijzingen voor het publiek ten dienste van de posterijen en telefonie;

  • f.

    wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de ANWB, de K.N.A.C. en van andere overeenkomstige instellingen;

  • g.

    buisleidingen, dienende voor de afvoer van water en rioolstoffen;

  • h.

    erkers, balkons, stoepen, pilasters, plinten, kozijndorpels, gevelversieringen, bloembakken, goten, regenpijpen, puilijsten, goot- of kroonlijsten, spionnen en dergelijke;

  • i.

    een zonnescherm of markies aan een, uitsluitend tot bewoning bestemd, perceel;

  • j.

    vlaggenstokken en vlaggen zonder reclame of handelsnaam;

  • k.

    een fietstegel, -blok, -standaard of -rek mits niet voorzien van reclameopschrift;

  • l.

    halteborden voor busondernemingen, mits hierop geen reclame wordt gevoerd;

  • m.

    openbare aankondigingen en voorwerpen betreffende tijdelijke activiteiten, met niet-commerciële doeleinden, van charitatieve instellingen;

  • n.

    met toestemming (vergunning) van de gemeente geplaatste voorwerpen en aankondigingen in het kader van buurt gerelateerde niet-commerciële evenementen.

Artikel 5: Maatstaf van heffing en meetvoorschriften

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overige in deze verordening bepaalde.

Artikel 6: Berekening van de precariobelasting

  • 1.

    Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieven-tabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3.

    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4.

    Indien de gemeente een vergunning heeft verleend, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan.

  • 5.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 5 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7: Belastingtijdvak

  • 1.

    In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2.

    In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8: Wijze van heffing

De precariobelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9: Aangifte

De belastingplichtige die niet binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na het verstrijken van die zes maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een verzoek in te dienen te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

Artikel 10: Voorlopige aanslag

Na de aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 11: Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, is de precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,-.

  • 4.

    Belastingbedragen van minder dan € 5,- worden niet geheven.

Artikel 12: Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13: Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in maximaal twee gelijke termijnen. Bij betaling in twee gelijke termijnen vervalt de eerste termijn op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn vervalt twee maanden later.

  • 2.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijnen.

Artikel 14: Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

Artikel 15: Overgangsrecht

De “Verordening precariobelasting 2017” van 14 december 2016 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2018, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 16: Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

Artikel 17: Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening precariobelasting 2018'.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, gehouden op 13 december 2017.

 

De griffier,

drs. J.H. Rijs

Tarieventabel 2018 behorende bij de Verordening precariobelasting 2018

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Het tarief bedraagt voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven openbare gemeentegrond waarvoor in de volgende hoofdstukken geen afzonderlijk tarief is opgenomen:

1.1 per m2, per week: € 1,01

1.2 per m2, per maand : € 3,04

1.3 per m2, per jaar: € 25,35

 

Hoofdstuk 2 Bouwplaatsen

Het tarief bedraagt voor bouwplaatsen:

2.1 per m2, per week: € 1,01

2.2 per m2, per maand: € 3,04

2.2 per m2, per jaar: € 25,35

 

Hoofdstuk 3 Leidingen, kabels en buizen

Het tarief bedraagt voor een slang, buis, leiding, geleiding, kabel, duiker en/of een zinker:

3.1 per m1, per jaar: € 1,26

 

Hoofdstuk 4 Terrassen

Het tarief bedraagt voor een terras waarbij in aanmerking wordt genomen de totale oppervlakte zoals vermeld in de vergunning minus een oppervlakte van 1,5 keer de gevelbreedte van het pand waarbij het terras behoort:

4.1 per m2, per week: € 1,01

4.2 per m2, per maand : € 3,04

4.3 per m2, per jaar: € 25,35

 

Hoofdstuk 5 Uitstallingen met koopwaar

Het tarief bedraagt voor het uitstallen van waren, goederen en dergelijke, indien dat geschiedt ten behoeve van de verkoop daarvan, waarbij in aanmerking wordt genomen de totale oppervlakte van alle bij een (winkel)pand behorende uitstallingen minus een oppervlakte van 1,5 keer de gevelbreedte van dat betreffende pand:

5.1 per m2, per week: € 1,01

5.2 per m2, per maand: € 3,04

5.3 per m2, per jaar: € 25,35

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, gehouden op 13 december 2017.

 

De griffier,

drs. J.H. Rijs

Naar boven