Gemeente Borger-Odoorn, Beleidsregels uitritten

 

Wet(sartikel) of verordening(sartikel)

:

artikel 2.1.5.3 APV

waarop deze beleidsregel is gebaseerd

 

 

Bevoegd tot vaststelling beleidsregel

:

Burgemeester en wethouders

Vastgesteld op

:

22 maart 2005

Treedt in werking per

:

21 april 2005

Ontwerpbeleidsregels gepubliceerd op

:

18 januari 2005

in

Ontwerpbeleidregels ter inzage gelegen

:

Week in Week uit

van

:

20 januari 2005

tot

:

17 februari 2005

Definitieve beleidsregels gepubliceerde op :

19 april 2005

in :

(Indien van toepassing)

Vervallen beleidsregel

Week in Week uit

-Naam :

……..

-Vastgesteld d.d. :

……..

-Vervallen per :

…….

BELEIDSREGELS UITRITTEN

Beleidsregels voor het verlenen van een vergunning voor een uitweg of voor het verandering brengen in een bestaande uitweg naar de weg (Mandaat afdelingshoofd BOWG) APV Hoofdstuk 2 Openbare Orde, paragraaf 5 Bruikbaarheid van de weg, artikel 2.1.5.3

B ELEIDSREGELS

Om te bepalen of een verzoek om vergunning voor (het veranderen van) een uitweg zal worden verleend of geweigerd zal per aanvraag aan de volgende beleidsregels worden getoetst:

 

A.BRUIKBAARHEID VAN DE WEG:

In de wegenverkeerswet wordt het begrip “weg” gedefinieerd met: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en de tot die wegen behorende paden en bermen en zijkanten. De bruikbaarheid van de weg wordt onder meer bepaald door het beheer en onderhoud van weg en uitrit. Als criteria worden aangehouden:

  • -

    Een uitrit op gemeentegrond wordt door/namens en voor rekening van aanvrager aangelegd en onderhouden. Eventuele aanwijzingen door de afdeling Bouwkunde Openbare Werken en Groen moeten daarbij worden opgevolgd. Verder geldt dat alle noodzakelijke wijzigingen aan de gemeentelijke verharding, en verplaatsingen van obstakels op gemeentegrond door de gemeente worden uitgevoerd. De kosten die hiervoor door de gemeente moeten worden gemaakt om de uitrit op gemeentegrond te realiseren zullen aan de aanvrager worden doorberekend volgens kostendekkende tarieven, die bij afzonderlijk besluit van burgemeester en wethouders zijn vastgesteld en indien nodig worden gewijzigd.

  • -

    Indien een perceel voor agrarisch gebruik moet worden ontsloten dan dient de wegberm over een breedte van 1 meter te worden verhard met grasbetonstenen, met een lengte langs de weg van minimaal 6 meter. Indien watergangen moeten worden gedempt moet een duiker worden aangelegd. De afmetingen van de duiker dient voldoende hydraulische capaciteit te bezitten en te voldoen aan KOMO-keur.

  • -

    Geen vergunning wordt verleend indien de ontsluiting van de uitrit moet plaatsvinden via een openbare parkeergelegenheid, tenzij binnen een straal van 75 meter het verlies aan één of meer parkeervakken kan worden gecompenseerd door aanleg van een even groot aantal nieuwe parkeervakken. Alle meerkosten voor het creëren van één of meerdere nieuwe parkeervakken dienen te worden betaald door de aanvrager.

  • -

    Geen vergunning wordt verleend indien de ontsluiting moet plaatsvinden over grond van derden, tenzij een verklaring van instemming van deze eigenaar bij de aanvraag is gevoegd.

  • -

    De hoogte van de aansluiting van de uitrit op de gemeentelijke verharding/gemeentegrond wordt bepaald door de afdeling Bouwkunde Openbare Werken en Groen.

  • -

    Bij de aansluiting van uitritten op asfaltverhardingen moet de rand van de asfaltverharding worden gezaagd om een goede aansluiting van de uitrit op de verharding mogelijk te maken.

De kosten daarvan komen eveneens voor rekening van de aanvrager. Het aansluiten d.m.v. koudasfalt, metselspecie of betonmortel is niet toegestaan.

 

B.VEILIG EN DOELMATIG GEBRUIK KUNNEN MAKEN VAN DE WEG:

Om de verkeersveiligheid in voldoende mate te kunnen waarborgen worden de volgende voorwaarden aangehouden.

    • -

      Uitritten binnen 5 meter van het tangentpunt van een kruispunt zijn onoverzichtelijk en worden daarom niet toegestaan.

    • -

      Uitritten in bochten met een straal kleiner dan 12,5 m zijn onoverzichtelijk en worden daarom niet toegestaan.

    • -

      De uitrit moet aansluiten op een openbare weg. Aan de openbare weg mogen geen beperkingen m.b.t. de toegang voor motorvoertuigen in het kader van het RVV ’90 te zijn toegekend.

    • -

      Uitritten mogen niet worden voorzien van een gesloten verharding, zoals beton of asfalt, of open verhardingen van puin of grind.

    • -

      De wegbreedte waarop wordt aangesloten moet groter zijn dan 3.00 meter.

    • -

      Het uitzicht vanuit een nieuw aan te leggen uitrit, bij aanwezige beplanting en wegmeubilair, op verkeer op de doorgaande weg waarop wordt aangesloten moet voldoende zijn. Dit wordt per geval beoordeeld, afhankelijk van de wegcategorie en afhankelijk van de omstandigheid of de uitrit binnen of buiten de bebouwde kom is gesitueerd.

       

  • C.

    B ESCHERMING VAN HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE OMGEVING :

Het aantal en de toegestane afmetingen van de uitritten worden afhankelijk gesteld van de bestemming van het perceel. Hierbij wordt verschil gemaakt tussen een woon- en bedrijfsbestemming.

    • -

      Indien er sprake is van een woonbestemming wordt per perceel niet meer dan één uitrit per woning naar de openbare weg toegestaan. De breedte van een uitrit t.b.v. een woning mag maximaal 4,00 meter bedragen.

    • -

      Indien er sprake is van een bedrijfsbestemming zijn niet meer dan twee uitritten per bedrijf toegestaan naar de openbare weg (incl. combinatie wonen bedrijf). De breedte van een uitrit t.b.v. een bedrijf mag maximaal 6,00 meter bedragen.

    • -

      De bestemming van een perceel (woning/bedrijf) wordt bepaald d.m.v. het geldende bestemmingsplan, verleende bestemmingsplanvrijstellingen en/of de milieuvergunning.

    • -

      Verhardingsmaterialen en uitvoeringswijze worden zoveel mogelijk overeenkomstig de nabijgelegen uitritten aangepast.

    • -

      De aanleg van een uitrit moet passen in de structuur van een woonomgeving/woonwijk, waarbij de aanwezige en beschikbare openbare parkeerplaatsen ook betrokken worden. Bij tussenwoningen worden daarom geen uitritten toegestaan, tenzij daarmee bij het planontwerp voor de woonwijk rekening is gehouden. De mogelijke aanleg van een eventuele uitrit bij hoekwoningen van zogenaamde rijtjeswoningen is afhankelijk van de mate van doorsnijding van openbare groenvoorzieningen (zie hierna) en de beschikbaarheid van eigen grond naast de woning.

       

  • D.

    B ESCHERMING VAN DE GROENVOORZIENINGEN IN DE GEMEENTE :

De gemeentelijke groenvoorzieningen hebben veelal een afschermende functie. In het verlengde hiervan heeft het groen een relatief hoge belevingswaarde voor de buurtbewoners.

  • -

    Het doorsnijden van gemeentelijke groenvoorzieningen wordt ongewenst geacht. Versnippering van aaneensluitende plantsoenstroken treedt op, de afschermende functie wordt teniet gedaan en de belevingswaarde van het groen vermindert. Voorts wordt de mogelijkheid tot een adequaat beheer van het groen beperkt. Structureel/Stedenbouwkundig groen dient daarom in principe niet te worden doorsneden door een uitrit.

  • -

    Indien voor de aanleg van een uitrit één of meerdere bomen moeten worden verwijderd, dan zal op basis van de Bomenverordening een kapvergunning moeten worden aangevraagd. Indien het gaat om een boom van de gemeente, wordt de aanvraag ingediend door de Afdeling Beheer Openbare Ruimte en Gebouwen (BORG). Als het gaat om een particuliere boom, dan wordt de aanvraag ingediend door de eigenaar/zakelijk gerechtigde.

  • -

    De kosten voor het noodzakelijkerwijs verwijderen van één of meerdere bomen van de gemeente komen voor rekening van de aanvrager van de uitrit, volgens kostendekkende tarieven.

Naar boven