Verordening op de heffing en de invordering van de Afvalstoffenheffing 2018, HILVERSUM

 

Raadsbesluit

De raad van de gemeente Hilversum,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 november 2017;

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

besluit:

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van de Afvalstoffenheffing 2018

Artikel 1

Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

gebruik maken: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2

Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam “afvalstoffenheffing” wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening, wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Onder het begrip perceel wordt niet verstaan een volkstuinhuisje, zomerhuisje of vakantiehuisje, tenzij een dergelijk huisje dient tot hoofdverblijf.

Artikel 3

Belastingplicht

De belasting wordt per perceel geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4

Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De belasting bedraagt per belastingjaar per perceel:

    bij gebruik daarvan door één persoon € 171,96

    bij gebruik daarvan door twee personen € 228,84

    bij gebruik daarvan door meer dan twee personen € 285,36

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid is het tarief indien het heffingstijdvak afwijkt van

    het kalenderjaar, gelijk aan de som van de evenredige delen van de voor de desbetreffende kalenderjaren geldende tarieven.

  • 3.

    Het aantal personen, dat gebruik maakt van een perceel, wordt beoordeeld naar de situatie

op het tijdstip van ontstaan van de belastingplicht.

4.Indien in de loop van het belastingjaar enige wijziging optreedt in de samenstelling van het

in het vorige lid bedoelde aantal personen, wordt bij de berekening van de belasting hiermede geen rekening gehouden op de wijze als bedoeld in artikel 7.

Artikel 5

Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar

Artikel 6

Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    De aanslag kan met andere aanslagen op een zogenaamd gecombineerd aanslagbiljet worden

    verenigd.

Artikel 7

Tijdstip ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting per perceel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht voor enig perceel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting voor dat perceel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht voor enig perceel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

Artikel 8

Termijn van betaling

  • 1.

    De aanslagen die worden opgelegd in het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, moeten worden betaald uiterlijk 3 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,-, doch minder is dan € 5.000,-, en zolang een machtiging tot automatische incasso werd afgegeven, moeten de aanslagen worden betaald, respectievelijk worden de aanslagen geïncasseerd in maximaal acht gelijke termijnen, waarbij de eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elke volgende termijn één maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande gestelde termijnen.

Artikel 9

Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing

en de invordering van de afvalstoffenheffing.

Artikel 10

Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening afvalstoffenheffing 2017", vastgesteld bij besluit van 9 november 2016, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening afvalstoffenheffing 2018".

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 6 december 2017.

de griffier, de burgemeester,

P.M.H. van Ruitenbeek P.I. Broertjes

Naar boven