GEDRAGSCODE POLITIEKE AMBTSDRAGERS gemeente Oisterwijk 2016

 

 

De raad van de gemeente Oisterwijk,

Gelezen het voorstel van het presidium d.d. 13 juni 2016,

afdeling Griffie,

Raadsvoorstel nr. 16/37

Gelet op:

de Gemeentewet, artikel 10, 13, 15, 28, 36a en 36b, 67, 68, 69, 169;

besluit:

vast te stellen de gedragscoderegeling politieke ambtsdragers gemeente Oisterwijk 2016, onder gelijktijdige intrekking van de gedragscoderegeling gemeente Oisterwijk 2012;

Het presidium te mandateren voor het vaststellen van de in artikel 7.4. genoemde bijlage en van eventuele secundaire bijlagen. Essentiele bijlagen worden voor besluitvorming aan de raad voorgelegd.

PREAMBULE

Goed bestuur is integer bestuur. Daarmee is integriteit niet alleen een verantwoordelijkheid van individuele politieke ambtsdragers, maar een gezamenlijk belang dat de hele organisatie en het hele bestuur in al zijn geledingen aangaat. De gedragscode richt zich daarom zowel tot de individuele politieke ambtsdragers als tot de bestuursorganen. Ons democratische systeem en de democratische processen kunnen niet zonder integer functionerende organen en functionarissen. Integriteit van politieke ambtsdragers verwijst naar de zorgvuldigheid die politieke ambtsdragers moeten betrachten bij het invullen van hun rol in de democratische rechtsstaat. Dat betekent de verantwoordelijkheid nemen die met de functie samenhangt en bereid zijn verantwoording af te leggen, aan collega-bestuurders en/of (leden van) de volksvertegenwoordiging en bovenal aan de burger.

Doel van deze gedragscode

Deze code wil duidelijkheid geven over wat de wet vraagt van politici, commissieleden en bestuurders. Daarmee beoogt de code politici, commissieleden en bestuur in eerste instantie te beschermen tegen onnodige misstappen.

De tekst van de artikelen in de code volgt vrijwel letterlijk de wet. ‘Vrijwel’, want op

enkele plekken is de code strenger dan de wet:

• deze code draagt de politieke ambtsdrager op zelfs de schijn van belangenverstrengeling en corruptie te voorkomen (2.1 en 4.1);

• deze code draagt de politieke ambtsdrager op zijn/haar financiële belangen bekend te maken (zie artikel 2.14)

• deze code hanteert een zogenaamd ‘Nee, tenzij’ beleid ten aanzien van het

aannemen van geschenken (zie hoofdstuk 4).

Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar betreft ook de onderlinge omgangsvormen. Van groot belang is een respectvolle omgang met burgers en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke inhoud en stijl.

Het juridisch kader is dat van een interne regeling, als nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels. De gedragscode bevat (aanvullende) gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van de normen en de naleving ervan vergroten. Zij vormt een beoordelingskader en -leidraad bij twijfel, vragen en discussies. Het niet naleven van de gedragscode heeft geen rechtsgevolgen, behoudens de wettelijke bepalingen. De aanscherpingen zijn in zoverre niet bindend; dat maakt de gedragscode echter niet vrijblijvend. De raadsleden, commissieleden, wethouders en de burgemeester kunnen elkaar daarop aanspreken en zij dienen zich over de naleving ervan te verantwoorden. Het niet naleven van de gedragscode kan dus wel politieke gevolgen hebben.

Integer handelen kan alleen in een cultuur en organisatie waar ook de andere waarden van goed bestuur worden nagestreefd. De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur benoemt een aantal kernwaarden van goed openbaar bestuur. Integriteit wordt hierin in één adem genoemd met openheid. ‘Openheid en integriteit’: “het bestuur is open en integer en maakt duidelijk wat het daaronder verstaat”. De wetgeving (en de gedragscoderegeling in aanvulling hierop) bevat diverse voorschriften inzake openheid met het oog op integriteit.

Die voorschriften hebben betrekking op openbaarbaarmaking van nevenfuncties en/of neveninkomsten, van geschenken, buitenlandse reizen, excursies en evenementen. De registraties in de code zijn bedoeld om de transparantie te bevorderen die belangenverstrengeling en onverantwoord en/of onjuist gebruik van publieke middelen door politieke ambtsdragers moeten tegengaan. De politieke ambtsdrager is zelf verantwoordelijk voor haar/zijn integriteit en zij/hij zal zich daar in alle openheid over moeten verantwoorden.

Het bestuur geeft in zijn gedrag het goede voorbeeld, zowel binnen de organisatie als daarbuiten.

De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur verbindt openheid en integriteit met de kernwaarden participatie, behoorlijke contacten met burgers, doelgerichtheid en doelmatigheid, legitimiteit, lerend en zelfreinigend vermogen en verantwoording. Al deze kernwaarden klinken in verschillende mate door in de hierna volgende gedragscode.

Functies van de gedragscode

De gedragscode heeft een aantal algemene functies. De code:

• ontlast de morele oordeelsvorming van individuen;

• stelt de norm;

• definieert specifieke handelingen als schendingen;

• maakt zorgvuldig optreden tegen schendingen mogelijk;

• geeft richting aan de morele oordeelsvorming van individuen.

De gedragscode beschermt daarnaast specifiek de zuiverheid van de politieke en

bestuurlijke besluitvorming. Het gaat dan om het voorkomen van corruptie en

belangenverstrengeling. Die vervalsen immers de besluitvorming en resulteren per

definitie in machtsmisbruik. Politici worden zelfs opgeroepen actief de schijn van

belangenverstrengeling en corruptie tegen te gaan.

1 Wettelijke grondslag inzake integer handelen

In de Gemeentewet staan in de artikelen 12,13 en 15 vermeld wat een raadslid expliciet niet tevens mag zijn en welke handelingen voor het raadslid verboden zijn.

In de Kieswet staan in de artikelen V4 en X1, X2 en X8 nog specifieke formele sancties (zie bijlage 2). Artikel 28 van de Gemeentewet is de wettelijke basis voor hoofdstuk 2.

In de artikelen 36a en 36b van de Gemeentewet is bepaald welke functie een wethouder niet tevens mag uitoefenen. De artikelen 41b en 41c van de Gemeentewet geven nadere invulling voor de wethouders inzake nevenfuncties en te verrichten handelingen (zie bijlage 1).

Voor de burgemeester zijn hierop de artikelen 67, 68, 69 van de Gemeentewet van toepassing.

Artikel 170 lid 2 van de Gemeentewet regelt dat de burgemeester de integriteit van de politieke ambtsdragers bevordert.

(zie bijlage 1).

Inzake de gedragscode

  • 1.

    1 De gedragscode geldt voor de politieke ambtsdragers, zijnde de burgemeester, de raadsleden, de leden van het college en de commissieleden.

  • 1.

    2 De gedragscode is openbaar en via internet (het raadsinformatiesysteem http://Oisterwijk.raadsinformatie.nl ) voor iedereen beschikbaar.

2 Voorkomen van (de schijn van) belangenverstrengeling

Betreffende de eed / belofte

Alvorens een raadslid tot de raad wordt toegelaten, of een commissielid tot een commissie wordt toegelaten, of een wethouder door de raad wordt benoemd, of een burgemeester wordt geïnstalleerd, wordt de Eed of Belofte afgelegd (artikelen 14, 41a en 65 Gemeentewet). Hiermee verklaart de politieke ambtsdrager zij/hij zich aan de wettelijke grondslag houdt.

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de raad / commissie / de wethouders, de burgemeester in de vergadering, in handen van de voorzitter cq de Commissaris van de Koning, de volgende eed of belofte af:

"Ik zweer /verklaar dat ik, om tot lid van de raad / commissie/ wethouder/ burgemeester benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer / verklaar en beloof dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer / beloof dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de raadscommissie naar eer en geweten zal vervullen."

DE EED:

Door het uitspreken van de woorden: “ZO WAARLIJK HELPE MIJ GOD ALMACHTIG”

DE BELOFTE:

Door het uitspreken van de woorden: "DAT VERKLAAR EN BELOOF IK"

Voorkomen (van schijn) van belangenverstrengeling bij private aangelegenheden

  • 2.

    1 De politieke ambtsdrager moet actief en uit zichzelf belangenverstrengeling en zelfs de

    schijn daarvan, tegengaan.

  • 2.

    2 De politieke ambtsdrager onthoudt zich van deelname aan de stemming als er sprake is

van een beslissing waarbij belangenverstrengeling dreigt; het gaat dan om kwesties waar hij zelf een persoonlijk belang bij heeft, of om kwesties waarbij het gaat om een

belang van een individu of organisatie waarbij hij een substantiële betrokkenheid heeft.

2.3 De politieke ambtsdrager onthoudt zich bij beslissingen waarbij belangenverstrengeling

dreigt, niet alleen van stemming (zie art. 2.2) maar ook van de beïnvloeding van de besluitvorming in de andere fases van het besluitvormingsproces.

2.4 Indien de onafhankelijke oordeelsvorming van een politieke ambtsdrager over een

onderwerp in het geding kan zijn, geeft hij bij de besluitvorming daarover aan in

hoeverre het onderwerp hem persoonlijk aangaat.

2.5 De politieke ambtsdrager die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins

persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten of zaken aan de

gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

Toelichting: onthouden van persoonlijke betrokkenheid bij een persoonlijk belang geldt ook voor je partner of familielid. Je kunt in fractieverband of in presidiumverband met elkaar hierover in debat gaan.

Voorkomen van schijn van belangenverstrengeling van raadsleden is bijvoorbeeld ook: niet in een bestuur gaan zitten van een belangengroep. Lid zijn van een algemene vereniging is (meestal) geen probleem, lid zijn van een bestuur of Raad van Toezicht van een vereniging of instelling kan dat wel zijn. Bijvoorbeeld als de vereniging / instelling subsidie ontvangt. Ga er met elkaar over in gesprek. Bij twijfel raadpleegt u de griffier of de voorzitter van de raad. Betreft het een wethouder dan raadpleegt zij/hij de gemeentesecretaris dan wel de voorzitter van het college.

Toelichting (schijn van) belangenverstrengeling: persoonlijk belang gaat ook over bevoordeling van familierelaties of uw vereniging. U moet niet alleen de daadwerkelijk belangenverstrengeling voorkomen, maar ook de schijn van! Ook als het wel volgens de wet zou kunnen, moet u u zelf afvragen hoe een ander er tegenaan kijkt. Belangenverstrengeling voorkomt u niet alleen door niet mee te stemmen, maar ook door u niet met de casus te bemoeien. Bemoeien met de casus is bijvoorbeeld tijdens de fractiebehandeling, maar ook op het gemeentehuis als u wilt lobbyen bij ambtenaren.

Voorkomen (van schijn) van belangenverstrengeling bij zakelijke aangelegenheden

2.6 De politieke ambtsdrager die op private en/of commerciële basis als adviseur ten behoeve

van burgers of lokale organisaties optreedt, dient daarbij belangenverstrengeling en zelfs de schijn daarvan te vermijden, wanneer de gemeente op enigerlei wijze in die relatie betrokken is.

  • 2.

    7 Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomt de politieke ambtsdrager (de schijn

    van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

  • 2.

    8 Een ex-politieke ambtsdrager verricht in het eerste jaar na de beëindiging van zijn

ambtstermijn geen betaalde werkzaamheden voor de gemeente.

Voorkomen (van schijn) van belangenverstrengeling bij nevenfuncties:

  • 2.

    9 De politieke ambtsdrager levert tijdig de griffier cq de gemeentesecretaris de informatie

    aan over de (neven)functies die openbaar gemaakt moeten worden en geeft haar/hem

    tijdig de wijzigingen daarin door.

  • 2.

    10 De informatie betreft in ieder geval de omschrijving van de (neven)functie, de

    organisatie voor wie de (neven)functie wordt verricht, of het al dan niet een

    (neven)functie betreft uit hoofde van het raadslidmaatschap en of de (neven)functie

    bezoldigd of onbezoldigd is.

  • 2.

    11 De griffier legt voor de raad- en commissieleden hiervoor een register aan en beheert dit

register. De gemeentesecretaris legt voor de burgemeester en de wethouders hiervoor

een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via de gemeentelijke

website beschikbaar.

2.12 De politieke ambtsdrager vervult geen nevenfuncties die een structureel risico

vormen voor een integere invulling van de politieke functie.

  • 2.

    13 De politieke ambtsdrager behoudt geen inkomsten uit een q.q.-nevenfunctie (functie

    voortvloeiend uit het ambt) tenzij dat op grond van de wet geheel of gedeeltelijk is

    toegestaan. De inkomsten komen ten goede aan de kas van gemeente.

  • 2.

    14 De politieke ambtsdrager doet er opgaaf van dat hij substantiële belangen heeft –

bijvoorbeeld aandelen, opties en derivaten – in ondernemingen waarmee de gemeente

zaken doet of waarin de gemeente een belang heeft. Deze financiële belangen zijn

openbaar en worden ter inzage gelegd. Ook een tussentijds ontstaan substantieel

financieel belang dient op gegeven te worden.

2.15 De politieke ambtsdrager meldt haar / zijn nevenfunctie of betrokkenheid bij haar/zijn

fractie dan wel het college; betreft het de burgemeester dan raadpleegt zij/hij de griffier

of de gemeentesecretaris. Bij wet is geregeld dat de Commissaris van de koning als

adviseur voor de burgemeester op treedt.

3.Omgaan met informatie

De Wettelijke grondslag is artikel 169 van de Gemeentewet en art 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur. Hierin wordt bepaald dat het college de raad alle informatie moet geven die hij nodig heeft om zijn taak goed te kunnen doen. (zie ook bijlage 4)

  • 3.

    1 De burgemeester of het college geven de raad alle informatie die hij vraagt, tenzij

    geheimhouding vereist is overeenkomstig de Wet Openbaarheid van Bestuur .

  • 3.

    2 De politieke ambtsdrager zorgt ervoor dat stukken met vertrouwelijke en geheime

gegevens veilig (digitaal) worden bewaard.

3.3 De politieke ambtsdrager maakt niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik van in

de uitoefening van het ambt verkregen (nog) niet openbare informatie.

3.4 De politieke ambtsdrager maakt brieven niet openbaar en stuurt e-mails niet door zonder

instemming van de afzender. Bij twijfel over de bedoeling van de afzender informeert hij

hier eerst naar.

4 Omgaan met geschenken, faciliteiten, diensten, excursies en evenementen.

Afspraken rondom de schijn van corruptie.

Geschenken zijn een sluiproute naar corruptie. Ze kunnen gebruik worden om de besluitvorming te beïnvloeden. Uitgegaan wordt van een NEE, TENZIJ. Indien er goede redenen zijn om hiervan af te wijken wordt dit gemeld bij de griffier (raadsleden) cq secretaris (burgemeester en wethouders).

4.1 De politieke ambtsdrager accepteert geen geschenken, faciliteiten en diensten die

haar/hem uit hoofde van of vanwege zijn functie worden aangeboden, tenzij:

a.het weigeren, teruggeven of terugsturen de gever ernstig zou kwetsen of bijzonder

in verlegenheid zou brengen, bijvoorbeeld omdat het wordt aangeboden ter

gelegenheid van een openingshandeling;

  • b.

    het weigeren, teruggeven of terugsturen om praktische redenen onwerkbaar is;

  • c.

    het gaat om een incidentele, kleine attentie (zoals een bloemetje of fles wijn) waarbij de schijn van corruptie minimaal is.

    • 4.

      2 De politieke ambtsdrager meldt de ontvangst van geschenken die niet zijn geweigerd of

      teruggegeven, behoudens wat onder 4.1. c. staat vermeld. Raadsleden en

commissieleden melden dit bij de griffier. Burgemeester en wethouders melden dit bij de

secretaris. De geschenken worden alsnog teruggestuurd of worden eigendom van de

gemeente. De griffier en de secretaris leggen een register met vermelding van de

gemeentelijke bestemming aan. Het register is openbaar en via de gemeentelijke website

beschikbaar.

4.3 Als de politieke ambtsdrager deelneemt aan excursies en evenementen die voor rekening

4. van anderen dan de gemeente (of gemeenschappelijke regeling) komen, dan wordt hier

4. melding van gemeld aan de griffier die deze plaatst op de lijst ingekomen stukken van de

4. raad cq via een melding aan de gemeentesecretaris op de lijst van uitnodigingen van het

4. college. Kosten van deelname politieke partij bijeenkomsten komen ten laste van de

4. politieke ambtsdrager.

Toelichting: vraag je altijd af waarom een derde aan jou bijvoorbeeld een etentje aanbiedt

5 Omgaan met gebruik van voorzieningen van de gemeente

5.1. Het stelsel van voorzieningen voor de politieke ambtsdragers moet transparant zijn en

een heldere verantwoording van het gebruik van de voorzieningen mogelijk maken. De financiële en administratieve organisatie is zodanig ingericht dat er een getrouw beeld is van de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven, met heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of worden gedeclareerd. De politieke ambtsdrager houdt zich aan de regels en procedures die met het oog hierop ter zake gelden.

5.2 De politieke ambtsdrager maakt de buitenlandse dienstreizen die zij/hij aflegt openbaar.

Zij/hij maakt in ieder geval openbaar wat het doel, de bestemming en de duur van de buitenlandse dienstreis is geweest en wat daarvan de kosten waren voor de gemeente. De informatie is openbaar en via internet beschikbaar. Onder buitenlandse dienstreis wordt niet verstaan een dienstreis naar een Europese instelling of een dienstreis naar een buurgemeente in het buitenland.

5.3. De politieke ambtsdrager declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden

vergoed.

  • 5.

    4 Naast hetgeen wettelijk is geregeld, is gebruik van voorzieningen en eigendommen van

    de gemeente te eigen bate of ten bate van derden niet toegestaan.

     

    6 Omgangsvormen

  • 6.

    1 Een politieke ambtsdrager voert een integer debat waarbij als algemeen uitgangspunt

wordt gehanteerd dat collega politieke ambtsdragers respectvol worden benaderd in woord, gebaar en in geschrift, inclusief elektronische berichten en sociale media.

6.2 De voorzitter van de vergaderingen van zowel de raad als de commissies als het college

ziet er op toe dat men zich houdt aan het reglement van orde / verordening op de commissies.

  • 6.

    3 Politieke ambtsdragers gaan respectvol om met ambtenaren in woord, gebaar en

    geschrift, inclusief elektronische berichten en sociale media.

  • 6.

    4 Politieke ambtsdragers spreken elkaar zonodig daarop aan. Waar nodig legt men een

    voorval voor in het presidium dan wel in het college.

7 Uitvoering gedragscode

  • 7.

    1 De gemeenteraad bevordert de eenduidige interpretatie van de gedragscode. Ingeval van

    leemtes en onduidelijkheden in de gedragscode past de gemeenteraad dit aan.

  • 7.

    2 De raad, commissieleden, burgemeester en wethouders zien er op toe dat de gedragscode

in hun gremium wordt nageleefd. De griffier cq de secretaris ondersteunen daar de raad cq het college bij. Bij twijfel over de schijn van belangenverstrengeling of het aannemen van geschenken legt de politieke ambtsdrager de casus voor in het presidium dan wel het college.

  • 7.

    3 Op voorstel van de burgemeester maakt de gemeenteraad in ieder geval afspraken over

    de navolgende onderwerpen:

    • a.

      de periodieke bespreking van het onderwerp integriteit in zijn algemeenheid en van de gedragscode in het bijzonder;

    • b.

      de aanwijzing van contactpersonen of vertrouwenspersonen integriteit;

    • c.

      de processtappen die worden gevolgd ingeval van een vermoeden van een integriteitschending door een politieke ambtsdrager van de gemeente.

7.4.De afspraken als bedoeld onder 7.3c worden vastgelegd in een bijlage die onderdeel

uitmaakt van de gedragscode.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oisterwijk op 7 juli 2016

De griffier, de voorzitter,

Nelleke van Wijk Hans Janssen

 

 

Bijlage 1 bij de gedragscoderegeling politieke ambtsdrager Gemeente Oisterwijk

Bijbehorende artikelen Gemeentewet

Artikel 13

13.1

Een lid van de raad is niet tevens:

a minister;

b staatssecretaris;

c lid van de Raad van State;

d lid van de Algemene Rekenkamer;

e Nationale ombudsman;

f substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

g commissaris van de Koning;

h gedeputeerde;

i secretaris van de provincie;

j griffier van de provincie;

k burgemeester;

l wethouder;

m lid van de rekenkamer;

n ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p, eerste lid;

o lid van een deelraad;

p lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente;

q ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.

13.2

In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een lid van de raad tevens wethouder zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is gedurende het tijdvak dat:

a aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden, of

b aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

13.3

In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder q, kan een lid van de raad tevens zijn:

a ambtenaar van de burgerlijke stand;

b vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;

c ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.

Artikel 15

15.1

Een lid van de raad mag niet:

a als advocaat of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

b als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

c als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de gemeente aangaan van:

1e overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

2e overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente;

d rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

1e het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente;

2e het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente;

3e het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente;

4e het verhuren van roerende zaken aan de gemeente;

5e het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente;

6e het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

7e het onderhands huren of pachten van de gemeente.

15.2

Van het eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen.

15.3

De raad stelt voor zijn leden een gedragscode vast.

Artikel 28

Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over:

28.1a

Een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

28.1b

De vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

Artikel 36a

36a.1

Voor het wethouderschap gelden de vereisten voor het lidmaatschap van de raad, bedoeld in artikel 10, met dien verstande dat in artikel 10, tweede lid, onder b, voor “de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad” gelezen wordt: de dag waarop zij tot wethouder worden benoemd.

36a.2

De raad kan voor de duur van een jaar ontheffing verlenen van het vereiste van ingezetenschap. De ontheffing kan in bijzondere gevallen, telkens met een periode van maximaal een jaar, worden verlengd.

36a.3

Dezelfde persoon kan niet in meer dan één gemeente wethouder zijn.

Artikel 36b

36b.1 Een wethouder is niet tevens:

a minister;

b staatssecretaris;

c lid van de Raad van State;

d lid van de Algemene Rekenkamer;

e Nationale ombudsman;

f substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

g commissaris van de Koning;

h gedeputeerde;

i secretaris van de provincie;

j griffier van de provincie;

k lid van de rekenkamer van de provincie waarin de gemeente waar hij wethouder is, is gelegen;

l lid van de raad van een gemeente;

m burgemeester;

n lid van de rekenkamer;

o ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p, eerste lid;

p lid van een deelraad;

q lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente;

r ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt;

s ambtenaar, door of vanwege het Rijk of de provincie aangesteld, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de gemeente;

t functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van bestuur het gemeentebestuur van advies dient.

36b.2

In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een wethouder tevens lid zijn van de raad van de gemeente waar hij wethouder is gedurende het tijdvak dat:

a aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden, of

b aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

36b.3

In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder r, kan een wethouder tevens zijn:

a ambtenaar van de burgerlijke stand;

b vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;

c ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.

Artikel 10 Gemeentewet

10.1

Voor het lidmaatschap van de raad is vereist dat men ingezetene van de gemeente is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

10.2

Zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, dienen tevens te voldoen aan de vereisten dat:

a zij rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder a, b, d, e of l, van de Vreemdelingenwet 2000 of op grond van een overeenkomst tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland, en

b zij onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren ingezetene van Nederland waren en beschikten over een verblijfsrecht als bedoeld onder a, dan wel rechtmatig in Nederland verbleven op grond van artikel 8, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000.

10.3

Geen lid van de raad kunnen zijn zij die geen Nederlander zijn, en als door andere staten uitgezonden leden van diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen, in Nederland werkzaam zijn, alsmede hun niet-Nederlandse echtgenoten, geregistreerde partners of levensgezellen en kinderen, voor zover dezen met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren.

Voor de burgemeester zijn de soortgelijke artikelen 67, 68 en 69 van de Gemeentewet van toepassing.

Artikel 169 Gemeentewet

169.1

Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur.

169.2

Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

169.3

Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

169.4

Zij geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e, f, g en h, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

169.5

Indien de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder f, geen uitstel kan lijden, geven zij in afwijking van het vierde lid de raad zo spoedig mogelijk inlichtingen over de uitoefening van deze bevoegdheid en het terzake genomen besluit.

Bijlage 2 bij de gedragscoderegeling politieke ambtsdrager Gemeente Oisterwijk

Bijbehorende artikelen V en X van de Kieswet

Artikel V4 Geloofsbrieven onderzoek

  • 1.

    Het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing is geschied, onderzoekt de geloofsbrief onverwijld en beslist of de benoemde als lid van dat orgaan wordt toegelaten. Daarbij gaat het na, of de benoemde aan de vereisten voor het lidmaatschap voldoet en geen met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, en beslist het de geschillen welke met betrekking tot de geloofsbrief of de verkiezing zelf rijzen. Indien de benoemde voor de eerste samenkomst van het nieuw gekozen orgaan de voor het lidmaatschap vereiste leeftijd zal hebben bereikt, wordt daarmee bij het nemen van de beslissing rekening gehouden. De wijze waarop het onderzoek van de geloofsbrieven van de leden van de Tweede, onderscheidenlijk van de Eerste Kamer geschiedt, wordt geregeld in het reglement van orde van de desbetreffende kamer.

  • 2.

    Het onderzoek van de geloofsbrief strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen.

  • 3.

    Betreft het de toelating van degene die is benoemd in een tussentijds opengevallen plaats, dan strekt het onderzoek zich niet uit tot punten die het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag betreffen.

Bepalingen inzake beëindiging lidmaatschap

Artikel X1

  • 1.

    Zodra onherroepelijk is komen vast te staan dat een lid van een vertegenwoordigend orgaan een van de vereisten voor het lidmaatschap niet bezit of dat hij een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, houdt hij op lid te zijn.

  • 2.

    De voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan geeft hiervan onverwijld kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau.

  • 3.

    Een overeenkomstige kennisgeving vindt plaats, indien door het overlijden van een lid een plaats in het vertegenwoordigend orgaan is opengevallen.

Artikel X2

  • 1.

    Een lid van een vertegenwoordigend orgaan, tot wiens toelating is besloten, kan te allen tijde zijn ontslag nemen. Ontslagneming met terugwerkende kracht is niet mogelijk.

  • 2.

    Hij bericht dit schriftelijk aan de voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan. Deze geeft hiervan onverwijld kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau.

  • 3.

    Op een ingediend ontslag kan niet worden teruggekomen.

Artikel X8

1.Het lid van de gemeenteraad dat in strijd met artikel 15, eerste lid van de

Gemeentewet handelt, kan in zijn betrekking worden geschorst door de voorzitter van de gemeenteraad. De voorzitter onderwerpt de zaak aan het oordeel van de raad in zijn eerstvolgende vergadering.

2.De raad kan, na de geschorste in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te

verdedigen, hem van zijn lidmaatschap vervallen verklaren. Indien hij daartoe geen aanleiding vindt, heft hij de schorsing op.

3.De raad kan ook ambtshalve het lid dat in strijd met artikel 15, eerste lid van de

Gemeentewet handelt, na hem in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te verdedigen, van zijn lidmaatschap vervallen verklaren.

4.Van de beslissing van de raad, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt terstond aan

de belanghebbende mededeling gedaan.

  • 5.

    De werking van een besluit, inhoudende de vervallenverklaring, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. Ingeval de vervallenverklaring ambtshalve heeft plaatsgevonden, is het lid van de raad gedurende deze periode in zijn betrekking geschorst.

  • 6.

    Indien een lid van de raad op grond van dit artikel onherroepelijk van zijn lidmaatschap vervallen is verklaard, doet de burgemeester daarvan mededeling aan de voorzitter van het centraal stembureau.

Bijlage 3 bij de gedragscoderegeling politieke ambtsdrager Gemeente Oisterwijk

Bijbehorende artikelen Gemeentewet

Voorbeelden

Hoofdstuk 2. Voorkomen van (schijn van) belangenverstrengeling

Oefening 1: Een raadslid is voorzitter van een voetbalvereniging.

Mag het raadslid zijn raadslidmaatschap combineren met dit voorzitterschap?

Antwoord: De Gemeentewet artikel 13 verbiedt de combinatie van deze functies niet.

De functie moet wel worden gemeld (zie artikel 2.14 code) en de griffier moet

zorg dragen voor bekendmaking van deze nevenactiviteit (artikel 2.15 code).

Let op: een raadslid moet al zijn functies melden.

Variant 1: De Sportnota wordt behandeld in de raad. Mag dit raadslid meestemmen?

Antwoord: Ja. In de Sportnota worden beslissingen voorgelegd die alle sport

betreffen. Er treedt dus a priori geen verstrengeling van belangen op als dit raadslid

mee doet aan de besluitvorming in de raad. Kennis bij raadsleden over sport is van

groot belang om kwalitatief goede besluiten over sport te nemen voor de stad. Het is

dus van belang dat hij meedoet in de besluitvorming.

Let op: De redenatie ‘bij twijfel niet meestemmen’ gaat niet altijd op. Het ligt in de kern

van de taak van een politicus om te stemmen. Hij mag dus slechts in een beperkt

aantal – in de wet genoemde gevallen - niet meestemmen. Meestemmen mag niet als

het belang van een raadslid ('of een individu of organisatie waarbij hij een persoonlijke

betrokkenheid bij heeft') wordt verstrengeld met het algemeen belang. In alle andere

gevallen, is het devies om te stemmen. Er kan een schijn van belangenverstrengeling

ontstaan in een situatie waardoor een raadslid overweegt niet mee te stemmen.

Natuurlijk dient het raadslid de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen. Maar

vaak zijn er in specifieke situaties nog andere mogelijkheden om actief de schijn van

belangenverstrengeling te voorkomen anders dan niet meestemmen.

Variant 2: De raad moet besluiten over uitbreiding van voetbalvelden. Ook de club

waar het raadslid voorzitter van is wordt genoemd. Mag hij meestemmen?

Antwoord: Nee, artikel 2.2. van de gedragscode verbiedt het raadslid mee te

stemmen. De club is een van de (duidelijke) belanghebbenden in dit besluit dus een

verstrengeling van belangen is aan de orde: het belang van de club dat hij geacht

wordt te dienen als voorzitter enerzijds en het belang van de stad voor de uitbreiding

van voetbalvelden.

Variant 3: Mag dit raadslid een ander lid van de fractie het woord laten voeren op dit

dossier?

Antwoord: Dat mag. Maar het gaat bij de mogelijkheid om de besluitvorming te

beïnvloeden verder dan alleen het overdragen van het woordvoerderschap op dit

dossier. Het raadslid/de voorzitter van de voetbalclub mag op grond van artikel 2.3

van de gedragscode ook intern het standpunt van de fractie niet beïnvloeden over de

uitbreiding van de voetbalvelden. Omdat de burger niet kan controleren of hij dat ook

daadwerkelijk niet heeft gedaan, is het zaak dat alle fractieleden er op toezien dat ook

in de interne oordeels- en besluitvorming de activiteiten van dit raadslid gescheiden

blijven; dus de collega geen oordeel vragen / de andere fractieleden en oordeel geven over deze kwestie.

Variant 4: Als het raadslid/de voorzitter tegen de uitbreiding van velden van zijn eigen club zou stemmen, dan is toch voor de burger te zien dat hij zijn raadswerk en zijn voetbalwerk scheidt? Dan kan hij toch meestemmen?

Antwoord: Nee, ook dan mag hij op grond van artikel 2.2. niet meestemmen. Wellicht

komt het de voetbalclub om redenen die niet bekend zijn, veel beter uit als de

uitbreiding bij een andere club geschiedt. Dan zou het weliswaar lijken alsof hij in het

belang van de stad (en niet van de club) zou stemmen, maar hij doet dat feitelijk niet.

Stemgedrag is dus niet relevant in deze situatie.

Variant 5: De raad moet besluiten over uitbreiding van voetbalvelden. Voetbalclub X

wordt genoemd als kandidaat. Het kind van een raadslid (niet zijnde de voorzitter van

de voetbalclub) zit op voetclub X. Mag het raadslid meestemmen?

Antwoord: Ja, het raadslid moet gewoon meestemmen. De relatie tussen het raadslid

en de voetbalclub is niet van dien aard dat er sprake of dreiging is van een

onwenselijke verstrengeling van persoonlijk belang met het algemeen belang. Zie ook

de opmerking onder variant 1 van bovenstaand voorbeeld.

Oefening 2: Een raadslid is tevens zzp-er. Hij verzorgt als trainer onder meer

trainingen 'De klant is koning'. De afdeling Burgerzaken van de gemeente Oisterwijk

vraagt hem deze training te verzorgen voor medewerkersdienstverlening. Mag hij de

opdracht aannemen?

Antwoord: Nee, hij mag deze opdracht niet aannemen. De Gemeentewet verbiedt

raadsleden in artikel 15 bepaalde overeenkomsten aan te gaan en bepaalde

handelingen te verrichten. In bovenstaande situatie is artikel 15, lid d/1e van

toepassing. Dat betekent dat het aannemen van de klus een overtreding van de

gemeentewet en daarmee van artikel 1.4 van de gedragscode zou zijn.

Variant 1: En als hij nu niet zelf voor de groep staat, maar iemand inhuurt die dat

namens zijn eenmansbedrijf doet?

Antwoord: Ook dan mag hij de klus niet aannemen, op grond van gemeenteartikel 15,

lid 1, d/1e. Het feit dat zijn bedrijf de overeenkomst rechtstreeks aangaat, maakt dat

dit artikel van toepassing is. Het aannemen van de klus is een overtreding van de

gemeentewet en daarmee van artikel 1.4 van de gedragscode.

Variant 2: En als hij de opdracht nu vrijwillig doet, dus zonder daarvoor een betaling te

krijgen?

Antwoord: Ook dan geldt dat hij de opdracht niet mag aannemen. Het gaat in dit

artikel om het aangaan van een overeenkomst. Of daar wel of niet voor betaald wordt

doet niet ter zake. Dat het raadslid niet wordt betaald is voor derden (waaronder ‘de

burger op straat’) niet zichtbaar en kan om die reden toch de schijn van

belangenverstrengeling opleveren. Het aannemen van de opdracht is een overtreding

van de gemeentewet en daarmee van artikel 1.4 van de gedragscode.

Variant 3: Een trainingsbureau heeft de opdracht van de gemeente gekregen om de

training 'De klant is koning' te verzorgen voor de medewerkers van Dienstverlening. Dit

bureau vraagt het raadslid/tevens zzp-er de training te verzorgen. Mag dit raadslid de

klus aannemen?

Antwoord: Nee. De overeenkomst met de gemeente wordt weliswaar niet rechtstreeks

aangegaan, maar via het trainingsbureau. 'Middellijk' verricht het raadslid dus wel

betaald) werk voor de gemeente. Het aannemen van de klus is een overtreding van

de gemeentewet.

Oefening 3: Een raadslid is naast zijn raadslidmaatschap leerlingbegeleider en weet

om die reden veel over jeugdzorg. Mag hij woordvoerder in de raad zijn op dit

onderwerp?

Antwoord: Ja, dat mag. Het is van belang dat raadsleden kennis hebben over wat zich

afspeelt in het maatschappelijk middenveld. Mede daarom wordt een combinatie van

functies slechts zelden uitgesloten bij wet. Het raadslid mag alleen niet het standpunt

van de fractie (en de raad) dusdanig beïnvloeden dat het onterecht positief uitpakt

voor zijn eigen werkgever.

Hoofdstuk 3 Omgaan met informatie

Oefening 4: De raad heeft het voornemen om de bestemming van een gebied te

wijzigen zodat het mogelijk wordt om in dat gebied huizen te bouwen. Verschillende

commerciële partijen en andere belanghebbenden hebben hier een stevige lobby voor

gevoerd en zijn verheugd dat de raad het serieus in overweging neemt. Het college

heeft besloten het dossier geheim te verklaren en de raad heeft dit bekrachtigd. Er

wordt in de pers echter regelmatig over het dossier geschreven. Vaak zit men er maar

weinig naast, wat er op duidt dat er wellicht door een of meerdere raadsleden gepraat

wordt met journalisten. Een raadslid is van mening dat het geheim behandelen van

deze kwestie niet langer opportuun is. 'Alles ligt toch al op straat'. Mag hij ingaan op

het verzoek van een journalist om met hem over het dossier te spreken?

Antwoord: Nee, het spreken met anderen over deze kwestie is een overtreding van

artikel 272 van het wetboek van strafrecht (lekken van geheime informatie) en van

artikel 3.2 van de gedragscode. Alleen het bestuursorgaan dat de geheimhouding

heeft opgelegd (in dit geval het college) ), of het orgaan dat de geheimhouding heeft

bekrachtigd (de raad) kan het geheime karakter van de stukken opheffen. Zolang dat

niet is gebeurd, ook al is de meeste informatie in de krant verschenen, is het spreken

over de kwestie een schending van de geheimhoudingsplicht wat zelfs strafbaar kan

zijn.

Oefening 5: (twitterbericht) ‘@toneelgroepdeblauwemaandag Ik zit hier in een

besloten vergadering over de toekenning subsidies. Het is spannend.

#bezuinigenaltijdmoeilijk’

Antwoord: Niet doen. In een besloten vergadering worden zaken vertrouwelijk

besproken. Een twitterbericht als dit is dus een overtreding van artikel 3.2 van de

gedragscode.

Oefening 6: Het is nog niet bekend gemaakt wanneer de inschrijving voor de nieuwe

huizen in een net ontwikkeld gebied van start zal gaan. Een raadslid schat in dat met

een beetje goede wil van politiek en ambtenarij dit waarschijnlijk midden in de zomer

zal plaatsvinden. Zijn zus wil graag wonen in dat gebied. Mag hij zijn zus

waarschuwen niet in die periode op zomervakantie te gaan, zodat zij als eerste kan

inschrijven?

Antwoord: Nee, het waarschuwen van zijn zus is in overtreding met artikel 3.3. Deze

inschatting kan alleen gemaakt worden door een persoon die veel voorkennis heeft.

Dit raadslid heeft beschikking over informatie die andere burgers niet hebben wat hem

een informatievoorsprong geeft. Dit aanwenden ten bate van zijn zus is dus in

overtreding met artikel 3.3 van de gedragscode en mogelijk een verstrengeling van

belangen.

Oefening 7: Een raadslid stelt in de commissie keer op keer vragen over het

opheffen van parkeerplaatsen in de gemeente. Hij vraagt meermaals onderliggende

dossierstukken, iedere keer van andere aard. De stukken zijn verstuurd en de andere

raadsleden menen dat zij voldoende geïnformeerd zijn. Maar daar neemt deze

politicus geen genoegen mee. ‘Je maakt je er van af!’, zegt hij geërgerd tegen de

wethouder. Waarna hij opnieuw aanvullende verzoeken doet voor het verkrijgen van

achterliggende informatie omtrent de opheffing van de parkeerplaatsen. Is deze

politicus in overtreding met artikel 3?

Antwoord: Het uitgangspunt is dat raadsleden informatie mogen vragen en dat het

college deze dient te verstrekken. Daar zit een grens aan. De wet stelt als grens dat

het gaat om inlichtingen die de raad voor zijn taak nodig heeft. Daarbij komt dat de

ambtelijke organisatie beperkt capaciteit heeft en dat van raadsleden niet wordt

verwacht dat zij het werk van ambtenaren en college opnieuw doen. Wanneer het

college aan zijn informatieplicht heeft voldaan en het raadslid is niet tevreden, dan kan

hij het verschil van mening voorleggen aan een commissie uit de raad.

Hoofdstuk 4 Omgaan met geschenken, faciliteiten, diensten, excursies en

evenementen. Voorkom corruptie.

Oefening 8: Een raadslid heeft een lezing gegeven op een bewonersbijeenkomst. Na

afloop krijgt hij een bos bloemen. Mag hij die aannemen?

Antwoord: Ja, de bos bloemen kan gezien worden als een geschenk dat uit

hartelijkheid wordt gegeven en waarvan het niet accepteren de gever op dat moment

ernstig in verlegenheid zou brengen. Het is bovendien niet het type geschenk dat de

schijn van corruptie opwekt.

Let op: Oefening 4 komt regelmatig voor. Politici staan veel op podia en krijgen vaak

als dank bloemen, boekenbonnen, flessen wijn, pennen, koffiemokken en andere typen geschenken uit de categorie 'bagatelgiften'. In veel van dergelijke situaties is het weigeren (hoewel het devies) praktisch onmogelijk zonder de gever in verlegenheid te brengen.

Oefening 9: De gemeenteraad krijgt van het 'goede doelen programma' van Siemens,

met veel korting een videoconferencing-systeem aangeboden. Met dit systeem

kunnen raadsleden vanaf een andere locatie toch deelnemen aan een beraadslaging.

Zo laat het bedrijf zien goede besluitvorming zeer van belang te vinden en te willen

ondersteunen. Mag deze faciliteit worden aangenomen?

Antwoord: Nee, het aannemen van het systeem, is een overtreding van artikel 4.1 van

de gedragscode.

Oefening 10: Raadsleden en Collegeleden krijgen van de organisatie van Intents festival

een dagkaart voor het festival aangeboden. Mag deze kaart geaccepteerd worden?

Antwoord: Nee, het aannemen van de kaart, is een overtreding van artikel 4.1 van de

gedragscode. Een dergelijke kaart is een gericht geschenk voor de politici van

Oisterwijk. Een uitzondering kan zijn als het college als geheel één kaart krijgt aangeboden om de relatie met de organisatie te onderhouden.

Hoofdstuk 6. Omgangsvormen

Oefening 11: Op een bewonersavond legt een directeur uit wat de plannen zijn ten

aanzien van het herinrichten van een winkelstraat. De veranderingen zijn fors, de

straat zal een half jaar open liggen, en de winkeliers zijn boos. ‘Wat u zegt klopt

helemaal niet. U zegt ons dat het een half jaar zal duren, maar wij hebben van

ambtenaren gehoord dat dit wel een zéér optimistische inschatting is en dat de straat

wel eens veel langer open kan blijven liggen. Dat kost ons onze klanten. We pikken

het niet!’. In de zaal zitten ook twee raadsleden.

Tijdens de eerstvolgende raadsvergadering neemt een van hen het woord en zegt

verontwaardigd dat de directeur gewoon zat te liegen tegen bewoners. Dat we dit

soort ambtenaren toch zeker niet willen in de gemeente en of de Wethouder P&O met

spoed een beoordelingsgesprekje met deze man wil voeren.

Is dit aanvaardbaar gedrag?

Antwoord: Nee, dit is geen aanvaardbaar gedrag. Het is niet de bedoeling dat in het

openbaar ambtenaren persoonlijk worden aangevallen. Dit gedrag is dus in

overtreding met artikel 6.3. In besloten vorm moet een raadslid dat sterke twijfels heeft

ten aanzien van individuele ambtenaren dit natuurlijk kunnen bespreken. Daartoe kan

hij zich het beste wenden tot de griffier of de wethouder.

In de raad kan hij overigens wel melden dat hij zorgen heeft geuit bij de wethouder

over het functioneren van sommige betrokken ambtenaren.

Hoofdstuk 7 Uitvoering gedragscode

Oefening 12: Een raadslid houdt een blog bij op internet. Hij is bekend in de stad en

zijn blog wordt veel gelezen. Het raadslid geeft zijn ongezouten mening over allerlei

onderwerpen. Ook over onderwerpen die in de raad besproken worden en ook over

collega raadsleden uit andere fracties. Op zijn laatste blog suggereert hij dat een

collega raadslid mogelijk via de raad geld regelt voor een stichting waar hij zelf bij

betrokken is. Is dit in overeenstemming met artikel 7.2?

Antwoord: Nee, dit is niet de manier waarop je een vermoeden van een schending

van de gedragscode meldt en daarmee niet in overeenstemming met artikel 7.2. Ten

eerste is deze manier van communiceren in tegenspraak met artikel 6.3 van de

code. Daarnaast geldt dat een raadslid dat vermoedt dat een ander raadslid zich

mogelijk schuldig maakt of zal maken aan overtreding van de code, hierover advies

vraagt aan bijvoorbeeld de griffier. Als ook de griffier meent dat er mogelijk sprake is

van een schending dan kan de burgemeester worden ingelicht. De Raad kan in een

gentle agreement afspraken maken over welke procedure er in dat geval gevolgd zal

moeten worden.

In het algemeen: partijbelang speelt geen rol bij het toezien op de naleving van de

code. Gebeurt dat toch, dan is de kans bijzonder groot dat er onrecht geschiedt.

Politici van alle partijen moeten dus de discipline opbrengen om bij vermoedens van

integriteitkwesties boven de partijen te gaan staan.

Verder moeten alle betrokkenen bij een vermoeden van een schending van de

gedragscode de grootst mogelijke terughoudendheid betrachten en de kwestie niet in

een te vroeg stadium in de publiciteit brengen. Dit om te voorkomen dat er door

media-aandacht al een veroordeling plaatsvindt van een politicus nog voor er

onderzoek naar het vermoeden van de schending heeft plaatsgevonden; een wellicht

onschuldige politicus heeft dan ten onrechte schade opgelopen en daarnaast kan de

geloofwaardigheid van de politiek hiermee onterecht worden aangetast.

Tot slot geldt dat als het rechtvaardig is om te sanctioneren, de maatregel passend

moet zijn en in verhouding met de schending.

Naar boven