NADERE REGELS BEHORENDE BIJ DE VERORDENING WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE HILVERSUM 2015

 

Burgemeester en wethouders van Hilversum;

gelet op artikel 4 en artikel 5 van de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilversum 2015

besluiten:

De Nadere regels behorende bij de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilversum 2015 vaststellen.

NADERE REGELS BEHORENDE BIJ DE VERORDENING WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE HILVERSUM 2015

Hoofdstuk 1: Algemeen

Artikel 1. Definities

  • 1.

    Alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilversum 2015 en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    In deze nadere regels wordt verstaan onder CAK-periode: Een periode van vier weken op basis waarvan het Centraal Administratie Kantoor (CAK) de bijdrage in de kosten, zoals bedoeld in artikel 5 van de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilversum 2015, vaststelt.

Hoofdstuk 2: Het Persoonsgebonden budget

Artikel 2. Maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget

  • 1.

    Verstrekking van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (hierna: pgb) vindt, op grond van artikel 4 van de verordening, plaats op verzoek van cliënt.

  • 2.

    Wanneer cliënt ondersteund wordt via een pgb gelden in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      Het pgb wordt uitsluitend gebruikt voor het betrekken van ondersteuning ten behoeve van het in de beschikking vastgelegd resultaat.

    • b.

      Cliënt sluit een particuliere aansprakelijkheidsverzekering af voor schade die door het gebruik van de voorziening niet zijnde een dienst, aan derden kan ontstaan.

Artikel 3. Hoogte pgb

  • 1.

    De hoogte van het pgb wordt op maat vastgesteld.

  • 2.

    De maximale tegenwaarde van het pgb wordt bepaald aan de hand van de kostprijs van de voorziening in natura en met aftrek van de uitvoeringskosten voor het beheer door de SVB.

  • 3.

    Binnen het in lid 2 genoemde maximum wordt voor de vaststelling van de definitieve hoogte van het pgb uitgegaan van de kostprijs van de voorziening die met het pgb wordt ingekocht indien de kostprijs lager is dan het in artikel 2 vastgestelde maximale tegenwaarde.

  • 4.

    Wanneer cliënt niet professionele ondersteuning verwerft/via het informele circuit ondersteuning verwerft, wordt de hoogte van het pgb bepaald aan de hand van het geldend minimum uurloon.

  • 5.

    Een pgb ten behoeve van verhuizing en inrichting bedraagt de werkelijke kosten tot maximaal € 2.500

  • 6.

    Een pgb voor het gebruik van een (rolstoel)taxi/individueel taxivervoer bedraagt maximaal € 2.855 per jaar.

  • 7.

    Een pgb ten behoeve van het gebruik/aanpassing van een eigen auto bedraagt maximaal € 750 per jaar.

  • 8.

    Aan het verkrijgen van een pgb voor een autoaanpassing, zijn de volgende voorwaarden verbonden:

    • a.

      de cliënt vraagt minimaal twee offertes aan;

    • b.

      het college accepteert de gunstigste offerte.

  • 9.

    Een pgb ten behoeve van tijdelijke huisvesting of dubbele woonlasten bedraagt maximaal de werkelijk gemaakte kosten, met als maximum de maximale huurgrens als genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag.

  • 10.

    Een pgb ten behoeve van het bezoekbaar maken van een woonruimte bedraagt maximaal € 5.000.

  • 11.

    Een pgb voor de aanschaf van een sportvoorziening bedraagt maximaal € 2.500.

  • 12.

    Indien cliënt op basis van lid 2 tot en met lid 11 van dit artikel aantoonbaar niet in staat wordt gesteld de nodige ondersteuning te verwerven, wordt de hoogte van het pgb aangepast aan het geldbedrag dat nodig is om de ondersteuning te verwerven.

  • 13.

    Indien een pgb wordt verstrekt voor de aanschaf van goederen wordt indien van toepassing een (jaarlijks) bedrag verstrekt ter dekking van een deel van of de totale onderhouds- en reparatiekosten. De maximale vergoeding staat gelijk aan het bedrag voor onderhouds- en reparatiekosten voor de goedkoopst compenserende maatwerkvoorziening in natura.

  • 14.

    Het tarief voor maatwerkvoorzieningen in natura wordt jaarlijks geïndexeerd conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau van de Statistiek en de NEA-index. Hier wordt bij de toekenning van het pgb rekening mee gehouden.

Artikel 4. Hoogte pgb overgangsrecht AWBZ naar Wmo

Voor cliënten die naar aanleiding van de overgang van de AWBZ naar de Wmo 2015 een overgangsrecht zoals bepaald in de Wmo 2015 hebben, wordt de maximale hoogte van het pgb bepaald aan de hand van het in 2014 voor de functie toegekend budget, met aftrek van de uitvoeringskosten voor het beheer door de SVB.

Hoofdstuk 3: Bijdrage in de kosten

Artikel 5. Bijdrage in de kosten voor maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Met uitzondering van de rolstoel en maatwerkvoorzieningen voor jeugdigen tot 18 jaar, is cliënt voor het gebruik van een maatwerkvoorziening een bijdrage in de kosten verschuldigd.

  • 2.

    Conform artikel 2.1.4. van de wet wordt de bijdrage voor een maatwerkvoorziening met inbegrip van een pgb, met uitzondering van die voor opvang, vastgesteld en voor de gemeente geïnd door het CAK.

  • 3.

    De bedragen die gelden voor een bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening zoals bedoeld in artikel 3 lid 3 onder a tot en met c van de verordening, zijn gelijk aan de maximale bedragen zoals opgenomen in artikel 3.1 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Deze bedragen worden, onverminderd artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, jaarlijks gewijzigd bij ministeriële regeling aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie.

  • 4.

    De bedragen die gelden voor een bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening zoals bedoeld in artikel 3 lid 3 onder d en e van de verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilversum 2015, vallen binnen de kaders zoals gesteld in artikel 3.10 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en bedragen nooit meer dan de werkelijke kostprijs van het verblijf.

  • 5.

    Wanneer cliënt via het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer gecompenseerd wordt (Wmo-taxi) dan is er geen sprake van een bijdrage in de kosten zoals bedoeld in lid 1 tot en met 4 van dit artikel. Er is dan sprake van een reizigersbijdrage (per zone) die overeenkomt met de geldende tarieven van het reguliere openbaar vervoer.

Artikel 6: hoogte en vaststelling bijdrage in de kosten voor opvang

  • 1.

    Onverkort artikel 3.10 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, is cliënt een bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening zoals bedoeld in artikel 3 lid 3 onder d van de verordening verschuldigd. Deze verplichting geldt voor iedere kalenderdag waarop de cliënt in de opvang verblijft en voor de looptijd dat de cliënt gebruik maakt van opvang;

  • 2.

    Ingevolge artikel 5 lid 5 van de verordening mandateert het college de Stichting RIBW Gooi & Vechtstreek te Huizen en de Stichting Blijfgroep te Amsterdam tot het opleggen en innen van de bijdragen voor opvang zoals bedoeld in artikel 3 lid 3 onder e van de verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilversum 2015;

  • 3.

    De in lid 2 van dit artikel genoemde instellingen, belast met het opleggen en innen van bijdrage voor opvang zijn verplicht aan het CAK een mededeling te doen van de bijdragen die zijn vastgesteld, voor zover niet betrekking hebbende op personen die voor de thuissituatie hebben verlaten in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld (artikel 2.1.4, zevende lid, van de Wmo 2015);

  • 4.

    De kostprijs per 4 weken voor opvang wordt per instelling als volgt berekend:

    Som der jaarlijkse lasten volgens de begroting : aantal opvangplaatsen: 52 weken x 4 weken;

  • 5.

    De bijdrage per kalenderdag zoals genoemd in lid 1wordt als volgt berekend: eigen bijdrage per 4 weken, maal 13 perioden, gedeeld door 365,25;

  • 6.

    De bijdrage is maximaal het verschil tussen het netto inkomen inclusief vakantiegeld en de norm voor zak- en kleedgeld conform artikel 23 van de Participatiewet, gecorrigeerd met de zorgtoeslag zoals dat geldt voor het lopende kalenderjaar;

  • 7.

    Voor cliënten, met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm, en gebruik maken van opvang gelden vaste bijdragen, conform bijlage 1 bij deze nadere regels;

  • 8.

    Voor cliënten met een inkomen boven 110% van de bijstandsnorm, en gebruik maken van opvang wordt de in het zevende lid bedoelde vaste eigen bijdrage verhoogd met 10% van de vaste eigen bijdrage;

  • 9.

    Gedurende het kalenderjaar kan de bijdrage voor opvang slechts worden bijgesteld indien de inkomsten op grond waarvan de bijdrage is vastgesteld, zijn vervallen of verminderd.

  • 10.

    Indien de instelling die opvang biedt geen voeding verstrekt aan de cliënt, kan het bedrag voor de bijdrage in de kosten verminderd worden met een bedrag voor voeding. Hierbij wordt uitgegaan van het bedrag dat het Nibud in het betreffende jaar hiervoor hanteert. Indien dit bedrag (nog) niet bekend is, wordt aangesloten bij de normen van het voorgaande jaar.

  • 11.

    Voor elk kalenderjaar worden de bijdragen voor opvang aangepast op basis van de voor het kalenderjaar geldende bijstandsnormen. De geldende bijdragen voor 2014 zijn uitgewerkt in bijlage 1 bij deze nadere regels en worden voor het eerst per januari 2015 aangepast.

Hoofdstuk 4: Slotbepalingen

Artikel 7. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze nadere regels treden in werking gelijktijdig met de inwerkintreding van de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilversum 2015.

  • 2.

    Het Besluit behorende bij de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning 2013 wordt ingetrokken gelijktijdig met de inwerkintreding van de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilversum 2015.

Artikel 8. Citeertitel

Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: “Nadere regels behorende bij de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilversum 2015”.

Bijlage 1 – Maandelijkse bijdragen in de kosten voor Opvang 2014

Deze bedragen worden jaarlijks aangepast naar de dan geldende bijstandsniveaus

Tabel 1:

bijstandsnorm/-hoogte Leeftijdscategorie Inkomsten bijstandsniveau Norm persoonlijke uitgaven Ruimte in inkomen bij inkomenssituatie op bijstandsniveau Bijdrage in de kosten bij inkomenssituatie tot 110% bijstandsniveau

Extra bijdrage in de kosten bij inkomenssituatie boven 110% bijstandsniveau

Alleenstaande 18-65 jaar € 851,73 € 402,32 € 449,41 € 440 € 44

Alleenstaande vanaf 65 jaar € 1.079,16 € 402,32 € 676,84 € 670 € 67

(exclusief voeding) (€ 510) (€ 0)

Alleenstaande ouder 18-65 jaar € 1.122,64 € 402,32 € 720,32 € 720 € 72

(exclusief voeding) (€ 510) (€ 0)

Gehuwden 18-65 jaar € 1.303,09 € 671,19 € 631,90 € 630 € 63

(exclusief voeding) (€ 510) (€ 0)

Tabel 2:

Dagelijkse kosten voeding (bron: Nibud) Per gezin per maand

1 persoon (1 volwassene) € 194,50

2 personen (1 volwassene + 1 kind) € 304,38

3 personen (1 volwassene + 2 kinderen)

€ 350,03

4 personen (1 volwassene + 3 kinderen) € 398,73

5 personen (1 volwassene + 4 kinderen) € 485,48

6 personen (1 volwassene + 5 kinderen) € 572,23

7 personen (1 volwassene + 6 kinderen) € 658,97

Hilversum,

burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris, de burgemeester,

 

I.C. de Vries P.I. Broertjes

 

 

Mandaat- en Machtigingsbesluit Stichting Blijfgroep te Amsterdam

Burgemeester en wethouders van gemeente Hilversum, en de burgemeester van gemeente Hilversum, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft;

gelet op het bepaalde in afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 171 Gemeentewet;

overwegende dat het wenselijk is om de oplegging en inning van de bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4 lid 7 Wmo 2015 en artikel 5 lid 4 van de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente HNilversum 2015 door de Stichting Blijfgroep te doen geschieden, besluiten:

Ten aanzien van de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in artikel 2.1.4 lid 7 Wmo 2015, uitsluitend voor zover het betreft het binnen de wettelijke kaders opleggen en innen van een bijdrage bij de in dat artikel bedoelde opvang, mandaat respectievelijk machtiging te verlenen om namens hun college besluiten te nemen, respectievelijk handelingen te verrichten, aan:

De raad van bestuur van Stichting Blijfgroep te Amsterdam onder de voorwaarden dat:

• De uitoefening van de bevoegdheden uitsluitend binnen de bij of krachtens de wet gestelde regels plaatsvindt;

• De gemandateerde aan het Centraal Administratie Kantoor (CAK) een mededeling doet van de bijdragen die zijn vastgesteld, voor zover niet betrekking hebbende op personen die voor de thuissituatie hebben verlaten in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld (artikel 2.1.4, zevende lid, van de Wmo 2015);

• De gemandateerde burgemeester en wethouders van gemeente Hilversum jaarlijks informeert over de opgelegde eb geïnde bijdragen in de kosten voor opvang;

• Het verlenen van ondermandaat door de gemandateerde niet is toegestaan;

• Het bevoegde orgaan kan besluiten om met onmiddellijke ingang de uitoefening van de

gemandateerde bevoegdheid weer aan zich te trekken;

• Uitgaande stukken in mandaat en bij machtiging als volgt worden ondertekend:

Burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum

namens dezen,

De raad van bestuur van Stichting Blijfgroep te Amsterdam,

Hilversum 2 september 2014

Burgemeester en wethouders van Hilversum

de secretaris de burgemeester

 

I.C. de Vries P.I. Broertjes

 

Mandaat- en Machtigingsbesluit Stichting RIBW te Huizen

Mandaat- en Machtigingsbesluit Stichting RIBW te Huizen

Burgemeester en wethouders van gemeente Hilversum, en de burgemeester van gemeente Hilversum, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft;

gelet op het bepaalde in afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 171 Gemeentewet;

overwegende dat het wenselijk is om de oplegging en inning van de bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4 lid 7 Wmo 2015 en artikel 5 lid 4 van de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilversum 2015 door de Stichting RIBW te doen geschieden, besluiten:

Ten aanzien van de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in artikel 2.1.4 lid 7 Wmo 2015, uitsluitend voor zover het betreft het binnen de wettelijke kaders opleggen en innen van een bijdrage bij de in dat artikel bedoelde opvang, mandaat respectievelijk machtiging te verlenen om namens hun college besluiten te nemen, respectievelijk handelingen te verrichten, aan:

De raad van bestuur van Stichting RIBW te Huizen onder de voorwaarden dat:

• De uitoefening van de bevoegdheden uitsluitend binnen de bij of krachtens de wet gestelde regels plaatsvindt;

• De gemandateerde aan het Centraal Administratie Kantoor (CAK) een mededeling doet van de bijdragen die zijn vastgesteld, voor zover niet betrekking hebbende op personen die voor de thuissituatie hebben verlaten in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld (artikel 2.1.4, zevende lid, van de Wmo 2015);

• De gemandateerde burgemeester en wethouders van gemeente Hilversum jaarlijks informeert over de opgelegde eb geïnde bijdragen in de kosten voor opvang;

• Het verlenen van ondermandaat door de gemandateerde niet is toegestaan;

• Het bevoegde orgaan kan besluiten om met onmiddellijke ingang de uitoefening van de

gemandateerde bevoegdheid weer aan zich te trekken;

• Uitgaande stukken in mandaat en bij machtiging als volgt worden ondertekend:

Burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum

namens dezen,

De raad van bestuur van Stichting RIBW te Huizen,

Hilversum 2 september 2014

Burgemeester en wethouders van Hilversum

de secretaris de burgemeester

 

I.C. de Vries P.I. Broertjes

Naar boven