Nadere regels Jeugdhulp gemeente Dronten 2017

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten,

 

gelet op de Jeugdwet en de Verordening Jeugdhulp gemeente Dronten 2017;

 

overwegende dat het college bevoegd is nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze wet en verordening;

 

 

BESLUIT:

 

Vast te stellen de hierna volgende nadere regels Jeugdhulp.

 

Hoofdstuk 1. Jeugdhulpvoorzieningen

 

De actuele algemene, preventieve en individuele voorzieningen binnen de gemeente Dronten zijn te vinden op www.dronterwijzer.nl.

 

Een individuele voorziening wordt pas ingezet als algemene, preventieve en/of voorliggende voorzieningen ontoereikend zijn om het probleem op te lossen en het gezin evenmin in staat is om op eigen kracht (zie hoofdstuk 2) het probleem op te lossen.

 

Het toekennen van een individuele voorziening gebeurt na onderzoek door de gemeente naar de noodzakelijke hulp voor de jeugdige en/of zijn ouders en alleen als en voor zover naar het oordeel van de gemeente de betreffende voorziening noodzakelijk is voor de betreffende jeugdige en/of zijn ouders. Het toekennen van een individuele voorziening is daarmee altijd maatwerk.

 

De gemeente heeft inkoopovereenkomsten gesloten met een breed scala aan jeugdhulpaanbieders (te raadplegen op www.dronterwijzer.nl). Een groot deel van de individuele voorzieningen in Dronten wordt ingezet door middel van Zorg in natura. Er zijn geen nadere regels opgenomen over de inzet van Zorg in natura, omdat het kader voor deze vorm van zorg is beschreven in de raamovereenkomsten Jeugdhulp. Voor zorg die wordt ingezet door middel van een persoonsgebonden budget zijn wel nadere regels gesteld. Deze staan in hoofdstuk 4.

 

Hoofdstuk 2. Eigen kracht

 

De gemeente treft, gelet op artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet, geen individuele voorziening als het gezin in staat is om het probleem op eigen kracht op te lossen.

 

Eigen kracht is het vermogen van de jeugdige en/of zijn ouders (hierna ook: het gezin) om zelf de problemen op te lossen, eventueel met hulp van personen uit het sociale netwerk.

 

De gemeente onderzoekt de aanvraag van het gezin tot een individuele voorziening. Bij dat onderzoek komt in ieder geval aan de orde de eigen kracht van de jeugdige en/of zijn ouders, waaronder hun vermogen om samen met personen uit hun sociale netwerk de problemen op te lossen.

 

Het gezin verstrekt aan de gemeente die informatie die nodig is om de eigen kracht te kunnen beoordelen. Als het gezin nalaat deze informatie aan de gemeente te verstrekken, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat de voor de beoordeling van die aanvraag benodigde gegevens dan niet voorhanden zijn.

 

De gemeente acht eigen kracht in elk geval afdoende aanwezig als:

  • a.

    Het gezin voor de noodzakelijk geachte voorziening aanspraak kan maken op een (gedeeltelijke) vergoeding vanuit een door hen afgesloten aanvullende zorgverzekering. In die gevallen beschikt de gemeente slechts dat deel van de individuele voorziening, dat niet door de zorgverzekeraar vergoedt wordt.

  • b.

    De hulp waarvoor een individuele voorziening wordt gevraagd te beschouwen is als gebruikelijke hulp die gezinsleden elkaar bieden. Daarbij neemt de gemeente het protocol gebruikelijke zorg van het CIZ als uitgangspunt. Aan de hand van deze objectieve criteria, aangevuld met de persoonlijke omstandigheden van de jeugdige, zijn gezinsleden en eventueel zijn sociaal netwerk, beoordeelt de gemeente, samen met het gezin, of in ieder individueel geval de eigen kracht van het gezin toereikend is om het probleem op te lossen.

  • c.

    Het gezin de problemen heeft opgelost door de inzet van een hulpverlener en na afloop van die hulp alsnog een individuele voorziening aanvraagt voor de inzet van die (inmiddels afgeronde) hulp.

     

Het afwegingskader voor het bepalen van de eigen kracht staat hieronder beschreven.

Indien nadrukkelijk is gesteld en onderbouwd dat de begeleiding en/of persoonlijke verzorging van de jeugdige zodanig omvangrijk is dat het voor ouders niet zonder hulp mogelijk is deze te verlenen, onderzoekt het college of de problematiek van de jeugdige die extra begeleiding en/of persoonlijke verzorging noodzakelijk maakt, op welke wijze ouders hierin redelijkerwijs een aandeel kunnen leveren en wat de beste modaliteit is van de in te zetten hulp (in natura of via een pgb, al dan niet te leveren door ouders).

Bij het antwoord op de vraag naar het aandeel van de ouders weegt het college alle belangen af, waaronder in ieder geval het belang van ouders te voorzien in een inkomen, de belastbaarheid van ouders en de draagkracht van ouders, de behoefte en mogelijkheden van de jeugdige en die van de sociale omgeving van de jeugdige en zijn ouders.

Voor zover begeleiding en/of persoonlijke verzorging redelijkerwijs niet van de ouders kan worden gevergd, verstrekt het college een voorziening op het gebied van jeugdhulp, in natura dan wel in de vorm van een pgb. Indien het onderzoek tot de conclusie leidt dat de jeugdhulp door ouders tot een aantoonbaar betere of effectievere ondersteuning leidt dan wel aantoonbaar doelmatiger is en overigens aan de voorwaarden is voldaan, kan het pgb worden aangewend voor de begeleiding en/of persoonlijke verzorging door ouders.

 

Van het hiervoor bepaalde kan door de gemeente gemotiveerd worden afgeweken als sprake is van een evident onveilige situatie die onmiddellijke inzet van professionele hulp naar het oordeel van de gemeente noodzakelijk maakt.

 

Hoofdstuk 3. Instemming

 

Voor de inzet van jeugdhulp is instemming vereist van de wilsbekwame jeugdige van 12 jaar of ouder.

 

Voor de inzet van jeugdhulp die (mede) de uithuisplaatsing van de jeugdige (in vrijwillig kader) omvat, is instemming vereist van de gezagdrager(s) van de jeugdige, totdat de jeugdige 18 jaar of ouder is.

 

Voor de inzet van overige vormen van jeugdhulp is instemming vereist van de gezagdrager(s) van de jeugdige, totdat de jeugdige 16 jaar of ouder is.

 

De gemeente zet zelf geen jeugdhulp in, maar leidt toe naar, adviseert over, bepaalt en zorgt voor inzet van jeugdhulp. De gemeente zal zich tijdens het onderzoek en voorafgaand aan het beschikken van een individuele voorziening ervan vergewissen dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) of (andere) gezagsdrager(s) instemmen met de jeugdhulp die beschikt wordt.

 

Hoofdstuk 4. Persoonsgebonden budget

 

In de Jeugdwet en de Verordening Jeugdhulp 2017 hebben de wetgever en de gemeenteraad van Dronten wetten en regels gesteld rondom het persoonsgebonden budget (hierna ook: pgb). In de nadere regels hieronder wordt aan deze wet- en regelgeving verder invulling gegeven.

 

Processtappen voor de toekenning van een pgb

 

  • a.

    De inwoner meldt zich met een verzoek tot ondersteuning of jeugdhulp;

  • b.

    De gids doet onderzoek naar de hulpvraag;

  • c.

    De gids stelt vast of een individuele voorziening noodzakelijk is;

  • d.

    De gids informeert de inwoner over de mogelijkheid om de benodigde hulp door middel van een pgb te betrekken;

  • e.

    Als voor de inwoner een individuele voorziening noodzakelijk is en de inwoner wil deze graag in de vorm van een pgb betrekken, controleert de gids of de inwoner aan de voorwaarden voor een pgb voldoet;

  • f.

    Als de inwoner aan die voorwaarden voldoet, laat de gids de inwoner een pgb-uitvoeringsplan opstellen;

  • g.

    Na ontvangst van een volledig en juist ingevuld pgb-uitvoeringsplan geeft het college een beschikking af, waarin het college de gevraagde voorziening geheel of gedeeltelijk toe- of afwijst;

  • h.

    De gemeente meldt de inwoner tot slot aan bij de sociale verzekeringsbank (SVB), maakt het afgesproken budget over naar de SVB en volgt de afspraken die de inwoner maakt met de SVB.

     

De voorwaarden voor een persoonsgebonden budget

 

Voorwaarde 1. Er is een pgb -uitvoeringsplan en de aanvrager, de budgethouder en de ondersteuner/hulpverlener conformeren zich aan dat plan

 

Aan het recht op een pgb is de verplichting verbonden dat de aanvrager (al dan niet met hulp) een pgb-uitvoeringsplan opstelt. In dit plan wordt in ieder geval aangegeven:

  • 1.

    de zorgvraag,

  • 2.

    de doelen en te behalen resultaten van de inzet van de hulpverlener(s) die worden ingekocht,

  • 3.

    de wijze waarop deze doelen behaald zullen worden,

  • 4.

    aan wie het persoonsgebonden budget wordt besteed,

  • 5.

    de wijze waarop de kwaliteit van de zorg gewaarborgd wordt (op basis van de kwaliteitseisen),

  • 6.

    het soort ondersteuning/hulp,

  • 7.

    de ingangsdatum (binnen 6 maanden na beschikking) en duur van de ondersteuning/hulp.

 

De gemeente zal het pgb alleen verstrekken als de aanvrager, de budgethouder en de ondersteuner/hulpverlener zich conformeren aan dat plan.

 

Voorwaarde 2. Er is een budgethouder

In het pgb-uitvoeringsplan wordt een budgethouder aangewezen. Dit kan zijn de aanvrager zelf (mits 18 jaar of ouder), maar ook een gemachtigde. De aanvrager kan daarnaast een persoon uit zijn sociale netwerk, een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde vragen hem te helpen bij het uitvoeren van de aan het pgb verbonden taken.

 

Als de aanvrager niet zelf de budgethouder is, is naast de aanvrager ook de budgethouder aanwezig bij de gesprekken die de gids voert met de aanvrager over het persoonsgebonden budget.

 

Voorwaarde 3. De budgethouder is in staat de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.

 

De budgethouder moet naar het oordeel van het college in staat zijn de aan een budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Bij deze taken kan gedacht worden aan:

  • -

    het kiezen van een zorgverlener die in de zorgvraag voldoet,

  • -

    sollicitatiegesprekken voeren,

  • -

    het aangaan van een contract,

  • -

    het in de praktijk aansturen van de zorgverlener,

  • -

    het bewaken van de kwaliteit van de geleverde zorg en

  • -

    het bijhouden van een juiste administratie.

     

De aanvrager dient in het pgb-uitvoeringsplan aan te tonen dat de budgethouder in staat is om deze taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Daarbij toont de aanvrager in elk geval aan dat de budgethouder:

  • a.

    op de hoogte is van zijn rechten en de plichten die horen bij het beheer van een pgb,

  • b.

    in voldoende mate de Nederlandse taal beheerst,

  • c.

    in staat is om een overeenkomst op te stellen of aan te gaan met degene aan wie het pgb wordt besteed,

  • d.

    in staat is om de degene aan wie het pgb wordt besteed aan te sturen bij de te bieden ondersteuning/hulp,

  • e.

    de werkgeversplichten kan uitvoeren wanneer er sprake is van ondersteuning of hulp van 4 dagen of meer. Denk hierbij onder meer aan het overeenkomen van een redelijk uurloon, het doorbetalen van loon bij ziekte en het hanteren van een redelijke opzegtermijn.

     

Voorwaarde 4. de aanvrager stelt zich gemotiveerd op het standpunt dat het door de gemeente gecontracteerde aanbod van maatwerk- of individuele voorzieningen niet passend is in zijn specifieke situatie .

 

Voorwaarde 5. De ondersteuning /hulp komt voor vergoeding vanuit een pgb in aanmerking

 

De volgende kosten zijn uitgesloten van vergoeding vanuit een pgb:

  • 1.

    Administratie

  • 2.

    Coördinatie

  • 3.

    Crisishulp/opvang

  • 4.

    (Voortgezette) diagnostiek en behandeling in het kader van de Jeugd-GGZ door een niet-professional

  • 5.

    Pleegzorg en (andere) zwaardere ondersteuningsvormen

  • 6.

    Kortdurend verblijf bij een persoon uit het sociaal netwerk

  • 7.

    Jeugdbescherming/Jeugdreclassering

  • 8.

    Bemiddelingskosten

  • 9.

    Feestdagenuitkering

  • 10.

    Eenmalige uitkering

  • 11.

    Verantwoordingsvrije bestedingen

     

Ad 1) Administratie

De doorlopende administratiekosten die de budgethouder bij derden heeft belegd komen niet voor vergoeding uit het pgb in aanmerking. De pgb-administratie doet een budgethouder zelf of een vertegenwoordiger doet dit zonder hiervoor geld uit het pgb te ontvangen. Sinds de invoering van het trekkingsrecht zijn de administratieve lasten beperkt.

 

Ad 2) Coördinatie:

Een budgethouder komt in principe alleen in aanmerking voor een pgb als hij zelf (of een vertegenwoordiger) op verantwoorde wijze regie kan voeren. Bij een budgethouder zal daarom coördinatie niet aan de orde zijn; deze rol vervult de budgethouder immers zelf of is belegd bij de vertegenwoordiger.

 

Ad 3) Crisishulp/crisisopvang:

Wanneer in geval van crisis direct hulp moet worden ingezet is er geen tijd om een plan op te stellen, de hoogte van het pgb te bepalen en een (arbeids- of zorg)overeenkomst te sluiten met een hulpverlener/organisatie. Bovendien moet deze hulp voldoen aan kwaliteitseisen. Voor crisishulp is het om deze redenen niet mogelijk een pgb te ontvangen.

 

Ad 4) (Voortgezette) diagnostiek en behandeling in het kader van de Jeugd-GGZ door een niet-professional:

Aan de hand van diagnostiek wordt een ondersteuningsplan opgesteld en bepaald welke voorzieningen moeten worden ingezet. Diagnostiek moet voldoen aan specifieke kwaliteitseisen. Deze zorgvorm kan daarom alleen worden verkregen bij gecontracteerde aanbieders.

 

Voor behandeling in het kader van de jeugd-GGZ geldt dat deze gezien de aard van de hulp is voorbehouden aan daartoe gekwalificeerde professionals. Voor de inzet van personen die niet voldoen aan de eisen die gesteld worden aan een professionele hulpverlener wordt dan ook geen pgb verstrekt.

 

Ad 5) Pleegzorg en (andere) zwaardere ondersteuningsvormen:

De opvang van een kind door een pleegouder, is uitgesloten van het pgb. Voor deze zorg kan namelijk een pleegzorgvergoeding worden ontvangen. Dit is een onkostenvergoeding die niet als inkomen wordt gezien en verschilt daarmee van het pgb. Via de organisatie pleegzorg is kwaliteit en begeleiding van het pleeggezin geborgd. Voor de zorg die een kind extra nodig heeft kan een (pleegzorg)ouder wel een pgb ontvangen.

 

Bij zwaardere ondersteuningsvormen, zoals (dag)behandeling en ambulante specialistische jeugdhulp zal goed gekeken worden of een cliënt regiemogelijkheden heeft en of de beoogde ondersteuning aansluit op de benodigde kwaliteit en de te behalen resultaten. Bij twijfels zal geen pgb voor deze zorgvormen worden toegekend.

 

Ad 6) Kortdurend verblijf bij een persoon die tot het sociaal netwerk van de jeugdige behoort:

Voor kortdurend verblijf bij personen uit het sociaal netwerk van de jeugdige en/of zijn ouders verstrekt de gemeente geen pgb. Kortdurend verblijf is bedoeld om respijt te bieden aan het sociaal netwerk en vindt daarmee naar zijn aard dus altijd plaats buiten het sociaal netwerk. De gemeente geeft er de voorkeur aan dat het kortdurend verblijf door een professional wordt uitgevoerd, omdat aan het verblijf altijd een begeleidingscomponent is gekoppeld voor de jeugdige die het verblijf geniet. In uitzonderlijke gevallen kan een pgb worden verstrekt voor kortdurend verblijf bij een niet-professional die geen deel uitmaakt van het sociaal netwerk van het gezin, mits deze niet-professional voldoet aan de (kwaliteits)eisen die in deze nadere regels staan geformuleerd.

 

Ad 7) Jeugdbescherming/Jeugdreclassering:

Jeugdbescherming en Jeugdreclassering is per wet uitgezonderd van een persoonsgebonden budget.

 

Ad 8) Bemiddelingskosten:

Wanneer de aanvrager een bemiddelaar wenst in te zetten, dan wel heeft ingezet, om de juiste zorgverlener(s) te vinden, komen de bemiddelingskosten niet in aanmerking voor vergoeding vanuit het pgb.

 

Ad 9) Feestdagenuitkering

Het is niet toegestaan om een extra bedrag aan de zorgverlener(s) uit te betalen in het kader van de vakantie en/of de feestdagen. De budgethouder wordt geacht dit op te nemen in het uurloon/maandloon dat met de zorgverlener(s) word afgesproken.

 

Ad 10) Eenmalige uitkering

De eenmalige uitkering is bedoeld om zorgverlener(s) tegemoet te komen wanneer de zorgovereenkomst onvoorzien per direct wordt beëindigd. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de inwoner/budgethouder is komen te overlijden. Met de eenmalige uitkering krijgt de zorgverlener maximaal één maandsalaris doorbetaald. Aangezien dit een betaling betreft voor zorg die niet is geleverd, is dit niet toegestaan.

 

Ad 11) Verantwoordingsvrije bestedingen

Het pgb heeft geen verantwoordingsvrij budget. De uitgaven vanuit het pgb zullen volledig verantwoord moeten kunnen worden.

 

Voorwaarde 6. De toets op de zorgovereenkomst

 

De budgethouder sluit met elke zorgverlener een zorgovereenkomst.

 

De SVB heeft (digitaal) modelovereenkomsten opgesteld. Op grond van de nieuwe Regeling Jeugdwet en Uitvoeringsregeling Wmo, die op 1 april 2017 zijn ingegaan, zijn de budgethouder en degene die de ondersteuning/hulp gaat leveren verplicht deze modelovereenkomsten als basis te gebruiken. De budgethouder blijft verantwoordelijk voor het pgb en het nakomen van de voorwaarden die daarvoor gelden.

 

In de overeenkomst moeten ten minste de volgende gegevens te worden opgenomen voordat het zorgkantoor of het college die overeenkomst kan goedkeuren:

 

  • a.

    de wijze waarop de persoon (natuurlijk persoon of rechtspersoon) met wie de budgethouder de overeenkomst sluit zal voorzien in de behoefte aan ondersteuning/jeugdhulp van de budgethouder;

  • b.

    de gegevens die nodig zijn om bij de SVB de ondersteuning/hulp te kunnen declareren;

  • c.

    een derdenbeding.

     

Een wijziging van een goedgekeurde overeenkomst moet door de budgethouder onmiddellijk met een formulier aan de SVB kenbaar worden gemaakt. De SVB stelt daarvoor het vereiste modelformulier beschikbaar. De wijziging moet in overeenstemming blijven met de toekenningsbeschikking.

 

Op de zorgovereenkomst vindt een zorginhoudelijke toets plaats door de gemeente en een arbeidsrechtelijke toets door de Sociale Verzekeringsbank.

 

Het pgb-uitvoeringsplan dient als toets voor de zorgovereenkomst(en). Zorgovereenkomst(en) die inhoudelijk afwijken van hetgeen in het pgb-uitvoeringsplan is opgenomen, zullen door de gemeente worden afgewezen.

 

De looptijd van de zorgovereenkomst(en) mag niet langer zijn dan de looptijd van de door het college afgegeven beschikking.

 

Voorwaarde 7. De kwaliteit van de ondersteuning/hulp op basis van een pgb

 

Het college kan een pgb weigeren als als naar oordeel van het college niet is gewaarborgd dat de ondersteuning van goede kwaliteit is. Onder goede kwaliteit wordt in ieder geval verstaan ondersteuning die veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht word geleverd.

 

Het college toetst aan de hand van het pgb-uitvoeringsplan en het onderzoek door de gids vooraf of de kwaliteit van de voorzieningen die de aanvrager van het budget wil betrekken voldoende is gegarandeerd.

 

De eisen aan de kwaliteit van de inzet van professionele hulpverleners op basis van een pgb

 

Voor aanbieders van professionele jeugdhulp hanteert het college de kwaliteitseisen 1 zoals deze in de Jeugdwet worden genoemd, ook als de zorg via een pgb geleverd wordt door professionals.

 

De volgende kwaliteitseisen gelden voor alle professionele jeugdhulpaanbieders:

  • a.

    de norm van verantwoorde hulp, inclusief de verplichting om geregistreerde professionals in te zetten;

  • b.

    gebruik van een hulpverleningsplan of plan van aanpak als onderdeel van verantwoorde hulp;

  • c.

    systematische kwaliteitsbewaking door de jeugdhulpaanbieder;

  • d.

    verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor alle medewerkers van een jeugdhulpaanbieder, uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering;

  • e.

    de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • f.

    de meldplicht calamiteiten en geweld;

  • g.

    de verplichting om de vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.

     

De gemeente overweegt daarbij nog dat

  • voor Jeugd de professionele standaard is dat de beroepskracht staat (voor)ingeschreven in het SKJ (relevante opleiding op minimaal HBO-niveau) dan wel een relevante opleiding op MBO-niveau heeft afgerond en de werkzaamheden uitvoert onder toezicht van een (voor)geregistreerde beroepskracht;

  • voor jeugdhulp in de vorm van behandeling specialistisch de professionele standaard is dat de beroepskracht als GZ-psycholoog is geregistreerd in het BIG-register of werkt onder de verantwoordelijkheid van een BIG-geregistreerde beroepskracht. Hierbij is volgens de wet een Orthopedagoog Generalist gelijkgesteld aan een GZ-psycholoog.

     

De eisen aan de kwaliteit van de inzet van niet-professionele hulpverleners op basis van een pgb

 

Voor de inzet van niet-professionals zijn de volgende kwaliteitseisen van toepassing:

  • 1.

    Uit het pgb-uitvoeringsplan moet blijken dat de hulp die deze niet-professional verleent van goed niveau is en dat de hulp in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en is afgestemd op de reële behoefte van de inwoner.

  • 2.

    De persoon die de ondersteuning/hulp verleent is in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag (VOG) als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Een verklaring is niet eerder afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop betrokkene is gaan werken voor de aanvrager. Deze eis geldt niet voor leden van het gezin van de aanvrager.

  • 3.

    De kwaliteit van de ondersteuning/hulp is zodanig dat met die ondersteuning de gestelde doelen kunnen worden gerealiseerd. De geleverde ondersteuning/hulp wordt afgestemd op de persoonlijke situatie van de aanvrager en eventuele andere vormen van ondersteuning/hulp/zorg in het gezin.

  • 4.

    De persoon die de ondersteuning/hulp verleent doet melding van iedere calamiteit of geweld die bij de verlening van ondersteuning/hulp of bij de uitvoering ervan plaatsvindt.

  • 5.

    De persoon die de ondersteuning/hulp verleent stelt een vertrouwenspersoon in de gelegenheid zijn taak uit te oefenen.

     

Voorwaarde 8. Weigeringsgronden pgb

 

Het college kan een pgb-aanvraag weigeren wanneer de aanvrager niet voldoet aan de hiervoor onder 2.1 tot en met 2.7 genoemde voorwaarden. Daarnaast kan het college een pgb-aanvraag weigeren wanneer:

  • 1.

    Blijkt dat de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft versterkt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • 2.

    De aanvrager het pgb eerder niet of voor een ander doel heeft gebruikt dan waarvoor het was verstrekt;

  • 3.

    De aanvrager het pgb wenst te besteden aan een duurdere individuele voorziening dan waarvoor het college een pgb verstrekt, met dien verstande dat het college dan het pgb kan weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan een vergelijkbare individuele voorziening in natura.

     

Hoofdstuk 5. Het niet behandelen van een aanvraag

 

Als lopende het onderzoek als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Verordening Jeugdhulp 2017 blijkt dat de hulpvraag niet behandeld kan worden op een van de gronden, genoemd in artikel 4:5, lid 1, Awb, draagt het college er zorg voor dat de hulpvraag wordt vastgelegd in een schriftelijke, door de jeugdige en/of zijn ouders ondertekende aanvraag.

 

De gronden voor het niet behandelen van een aanvraag zijn:

  • 1.

    De aanvrager heeft niet voldaan aan een wettelijk voorschrift;

  • 2.

    De verstrekte gegevens zijn onvoldoende voor het behandelen van de aanvraag;

  • 3.

    De aanvraag is per e-mail gedaan.

 

Het voornemen tot niet behandelen wordt besproken met de aanvrager(s) en de aanvrager(s) worden in de gelegenheid gesteld gedurende een termijn van vier weken de aanvraag aan te vullen, dan wel de per e-mail gedane melding schriftelijk in te dienen.

 

Van het besluit om de aanvraag niet in behandeling te nemen wordt de aanvrager binnen de wettelijke termijn als bedoeld in artikel 5:4, lid 4, Awb, op de hoogte gesteld.

 

De aanvraag wordt buiten behandeling gesteld binnen vier weken nadat de aanvultermijn is verstreken. Als verzuimd wordt om de aanvraag binnen die vier weken buiten behandeling te stellen, zal de gemeente alsnog een besluit nemen op de aanvraag, uitgaande van de stukken die er op dat moment zijn.

Hoofdstuk 6. Afwijzing van een aanvraag

 

Als lopende of na het onderzoek als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Verordening Jeugdhulp 2017 blijkt dat niet (geheel) kan worden voldaan aan de gespecificeerde hulpvraag van de jeugdige en/of zijn ouders, draagt het college er zorg voor dat de hulpvraag wordt vastgelegd in een schriftelijke, door de aanvrager(s) ondertekende aanvraag.

 

Het voornemen tot (gedeeltelijke) afwijzing wordt besproken met de aanvrager(s) en de aanvrager(s) worden in de gelegenheid zijn/hun zienswijze naar voren te brengen. Deze zienswijze wordt vastgelegd in het dossier.

 

De aanvraag wordt (gedeeltelijk) afgewezen als

  • -

    deze in strijd is met de wet;

  • -

    deze in strijd is met het gemeentelijk beleid;

  • -

    er sprake is van een afwijzingsgrond die is benoemd in de verordening;

  • -

    het gevraagde naar het oordeel van het college niet bijdraagt aan de doelstellingen die zijn benoemd in de wet;

  • -

    naar het oordeel van het college geen individuele voorziening noodzakelijk is;

  • -

    naar het oordeel van het college een andere voorziening noodzakelijk is dan de voorziening die is gevraagd door aanvrager;

  • -

    naar het oordeel van het college niet alle gevraagde individuele voorzieningen noodzakelijk zijn, of

  • -

    naar het oordeel van het college de door de jeugdige en/of zijn ouders gevraagde leveringsvorm (zorg in natura of persoonsgebonden budget) niet moet worden gehonoreerd.

     

De (gedeeltelijke) afwijzing wordt in een beschikking aan de aanvrager(s) medegedeeld.

 

Hoofdstuk 7 Inwerkingtreding en overgangsregels

  •  

  • 1.

    Deze nadere regels treden in werking op 1 augustus 2017 en treden in de plaats van de beleidsregels Jeugdhulp gemeente Dronten 2015.

  • 2.

    Deze nadere regels worden aangehaald als nadere regels Jeugdhulp gemeente Dronten 2017.

  • 3.

    Met de invoering van deze nadere regels komen ten aanzien van jeugdhulp in Dronten de volgende artikelen uit het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Dronten 2017 te vervallen:

  • -

    Artikel 1 sub h (professional)

  • -

    Artikel 1 sub i (niet-professional)

  • -

    Artikel 2 sub 4

  • -

    Artikel 2 sub 5

  • -

    De tabel onder artikel 2 sub 5, voor zover het betreft de tarieven voor niet-professionals onder de categorieën ‘laag’, ‘middel’ en ‘zwaar’.

Naar boven