Regeling beleidslijnen schuldhulpverlening gemeente Gooise Meren 2017

De regeling beleidslijnen heeft als grondslag de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, de Algemene Wet Bestuursrecht en de s ubnota Grip op het Bestaan behorende bij het Beleidsplan Sociaal domein 2015-2018.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren;

  • b.

    inwoner: ingezetene die op grond van de Wet Basisregistratie Personen bij de gemeente Gooise Meren is ingeschreven;

  • c.

    verzoeker: persoon die zich tot het college heeft gewend voor schuldhulpverlening;

  • d.

    schuldhulpverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg;

  • e.

    basisbankrekening: een betaalrekening, met inbegrip van bijbehorend betaalinstrument, waarbij debetstand niet mogelijk is;

  • f.

    Wsnp Wet schuldsanering natuurlijke personen.

Artikel 2 Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Inwoners van de gemeente Gooise Meren van 18 jaar en ouder kunnen zich tot het college wenden voor schuldhulpverlening.

Artikel 3 Toegang tot schuldhulpverlening

  • 1.

    Het college neemt een beslissing omtrent toegang tot schuldhulpverlening op schriftelijk verzoek van de verzoeker;

  • 2.

    Voor het verzoek dient verzoeker gebruik te maken van een daartoe door het college vastgesteld formulier;

  • 3.

    Bij de aanvraag overlegt de verzoeker aan het college een document als bedoeld in artikel 1 eerste lid onder 1˚ tot en met 3˚ van de Wet op de identificatieplicht;

  • 4.

    Om een beslissing te kunnen nemen omtrent het wel of niet verlenen van toegang tot schuldhulpverlening, nodigt het college de verzoeker uit voor een intakegesprek. Het college ziet af van het intakegesprek indien op voorhand duidelijk is dat de toegang wordt afgewezen.

Artikel 4 Aanbod schuldhulpverlening

  • 1.

    De vorm waarin de gemeente schuldhulpverlening aanbiedt, is van meerdere factoren afhankelijk. Factoren die een rol kunnen spelen zijn:

    • a.

      Aard, zwaarte en omvang van de schulden;

    • b.

      Psychosociale situatie van de verzoeker;

    • c.

      Houding en gedrag van de verzoeker (motivatie);

    • d.

      Een eventueel eerder gebruik van schuldhulpverlening.

  • 2.

    Het college kan voorwaarden stellen bij het doen van een aanbod aan verzoeker. Voorwaarden die gesteld kunnen worden zijn:

    • a.

      Het aanvaarden van flankerende hulpverlening die door het college noodzakelijk wordt geacht voor een duurzaam resultaat van de schuldhulpverlening;

    • b.

      Het openen van een basisbankrekening indien het college dit noodzakelijk acht in het kader van effectieve schuldhulpverlening.

Artikel 5 Verplichtingen verzoeker

  • 1.

    Verzoeker doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de schuldhulpverlening, zowel bij de aanvraag als gedurende de looptijd van het schuldhulpverleningstraject.

  • 2.

    Verzoeker is verplicht om alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is gedurende de aanvraagperiode en tijdens het hulpverleningstraject. De medewerking bestaat onder andere uit het zich houden aan de bepalingen van de overeenkomsten die verzoeker in het kader van de schuldhulpverlening sluit.

Artikel 6 Afwijzen

Het college kan besluiten schuldhulpverlening af te wijzen. Het college kan in elk geval besluiten de schuldhulpverlening af te wijzen indien:

  • a.

    verzoeker niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt als genoemd in artikel 6 en 7 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

  • b.

    er geen sprake is van een stabiel inkomen op minimaal de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

  • c.

    verzoeker niet bereid is de beschikbare aflossingscapaciteit in middelen en vermogen te gebruiken voor delging van zijn schulden;

  • d.

    verzoeker niet heeft aangetoond gemotiveerd te zijn om de onderliggende oorzaak van de schulden te willen oplossen, bijvoorbeeld door de naar het oordeel van het college benodigde hulpverlening te zoeken en te aanvaarden;

  • e.

    verzoeker geen stabiele woon- en leefsituatie heeft en er geen zicht is op een verbetering van de situatie binnen drie maanden;

  • f.

    verzoeker fraude heeft gepleegd die financiële benadeling van een bestuursorgaan tot gevolg heeft en verzoeker in verband daarmee strafrechtelijk is veroordeeld of een bestuurlijke sanctie is opgelegd;

  • g.

    verzoeker zich misdraagt ten opzichte van de medewerkers, belast met werkzaamheden die voortkomen uit het schuldhulpverleningstraject;

  • h.

    verzoeker in staat is zijn schulden zelf te regelen.

Artikel 7 Beëindigingsgronden

Onverminderd de overige bepalingen in deze regeling, kan het college besluiten schuldhulpverlening te beëindigen. Het college kan in elk geval besluiten de schuldhulpverlening te beëindigen indien:

  • a.

    het schuldhulpverleningstraject succesvol is afgerond;

  • b.

    verzoeker niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt als genoemd in artikel 6 en 7 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

  • c.

    verzoeker niet langer inwoner is van de gemeente Gooise Meren;

  • d.

    op grond van –zo later is gebleken– onjuiste gegevens schuldhulpverlening aan verzoeker is toegekend, terwijl indien dit ten tijde van de besluitvorming bekend was geweest bij het college, een andere beslissing zou zijn genomen;

  • e.

    verzoeker zich misdraagt ten opzichte van de medewerkers, die zijn belast met de uitvoering van schuldhulpverlening;

  • f.

    verzoeker gedurende het traject in staat is geraakt zijn schulden zelf te regelen;

  • g.

    het minnelijke traject tot schuldregelen niet is geslaagd omdat één of meerdere schuldeisers geen medewerking verlenen en de Wsnp geen mogelijkheid is;

  • h.

    er een Wsnp-verklaring is afgegeven;

  • i.

    de geboden hulp, gelet op persoonlijke omstandigheden van de verzoeker, niet (langer) passend is.

Artikel 8 Recidive

  • 1.

    Een aanvraag schuldhulpverlening kan worden geweigerd indien minder dan vijf jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoek is ingediend, voor verzoeker al een minnelijk of een wettelijk traject is opgestart. De weigering geldt niet voor het geven van informatie, advies of doorverwijzing.

  • 2.

    Indien een verzoeker in een ondersteuningstraject bij herhaling zijn afspraken niet nakomt, voordat een minnelijk of wettelijk traject is gestart, kan verzoeker voor een periode van één jaar worden uitgesloten van een schuldregelingstraject.

  • 3.

    Een aanvraag schuldhulpverlening kan worden geweigerd indien minder dan tien jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoek is ingediend, voor verzoeker een Wsnp traject is beëindigd en een minnelijk traject op het moment van de aanvraag geen mogelijkheid is.

Artikel 9 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien toepassing daarvan zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2.

    In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 10 Inwerkingtreding

  • 1.

    De regeling treedt in werking met ingang van 01-07-2017.

  • 2.

    De ‘Regeling beleidslijnen schuldhulpverlening gemeente Naarden 2013’ wordt ingetrokken per 01-07-2017.

  • 3.

    De ‘beleidsregels schuldhulpverlening 2013, gemeente Muiden’ worden ingetrokken per 01-07-2017.

  • 4.

    De ‘Regeling beleidslijnen schuldhulpverlening 2013’ wordt ingetrokken per 01-07-2017.

Artikel 11 Citeertitel

De regeling kan worden aangehaald als: ‘Regeling beleidslijnen schuldhulpverlening gemeente Gooise Meren 2017’.

Burgemeester en wethouders van Gooise Meren d.d.

de secretaris

D.J. van Huizen

de burgemeester

drs. H.M.W. ter Heegde

Toelichting op de ‘Regeling beleidslijnen schuldhulpverlening gemeente Gooise Meren 2017’

Artikel 1 Begripsbepalingen

De in dit artikel opgenomen definities zijn grotendeels gebaseerd op artikel 1 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

Artikel 2 Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 3 Toegang tot schuldhulpverlening

Indien een inwoner van de gemeente Gooise Meren hulp wil bij zijn schulden, dan kan hij zich melden bij de Uitvoeringsdienst Sociaal domein. Als de verzoeker zich meldt –in persoon, telefonisch, per e-mail of schriftelijk– wordt er een Mesis© screening op het gemeentehuis gepland. De Mesis© screening geeft inzicht in het (financieel) gedrag, de motivatie, de overtuiging en de vaardigheden van de verzoeker. Binnen vier weken na de Mesis© screening vindt er een intakegesprek plaats. Er wordt geen intakegesprek gepland indien op voorhand duidelijk is dat de toegang geweigerd zal worden, bijvoorbeeld omdat verzoeker geen inwoner is van de gemeente Gooise Meren of geen geldige verblijfstitel heeft. Ook indien het college van mening is dat een inwoner zelf in staat is om de (dreigende) schuldenproblematiek aan te pakken en te regelen, kan schuldhulpverlening achterwege blijven. In het intakegesprek wordt de hulpvraag vastgesteld en of de gemeente de verzoeker verder kan helpen. Indien noodzakelijk wordt de verzoeker doorgeleid naar de Kredietbank voor een vervolgtraject.

Artikel 4 Aanbod schuldhulpverlening

Lid 1 geeft aan dat als het college besluit een aanbod schuldhulpverlening te doen en dat het aanbod zoveel mogelijk afgestemd wordt op de situatie van de verzoeker. Lid 1 geeft de belangrijkste factoren aan die een rol spelen in het bepalen van het aanbod. Lid 2 geeft aan dat het doen van het aanbod gepaard gaat met voorwaarden.

Artikel 5 Verplichtingen verzoeker

Met dit artikel wordt de eigen verantwoordelijkheid van de verzoeker voorop gesteld. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de verzoeker zelf om tijdig de benodigde informatie te geven (lid 1) en medewerking te verlenen (lid 2). Dit geldt zowel in de fase van melding en aanvraag als gedurende de looptijd van een traject. Dit artikel is gebaseerd op artikel 6 en 7 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, waarin de inlichtingenplicht (artikel 6) en de medewerkingsplicht (artikel 7) zijn beschreven.

Artikel 6 Afwijzen

In dit artikel is aangegeven in welke situatie of op welke gronden het college het verzoek tot schuldhulpverlening kan afwijzen. Het college heeft de bevoegdheid tot afwijzen, maar niet de verplichting. Dit geeft het college vooral de ruimte om van een afwijzing af te zien indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

In het geval er niet of in onvoldoende mate aan de verplichtingen is voldaan, zal het college het verzoek tot schuldhulpverlening afwijzen. Indien er een termijn is gesteld, dan dient deze gelet op bijvoorbeeld de gevraagde informatie redelijk te zijn. Over het algemeen zal twee weken voldoende zijn. De gestelde termijn (en de redelijkheid ervan) hangt echter samen met het type verplichting. Na verzuim wordt altijd één hersteltermijn geboden.

Naast de eigen verantwoordelijkheid is een goede motivatie cruciaal voor het slagen van de schuldhulpverlening. Daarom kan het college het verzoek afwijzen indien verzoeker de naar het oordeel van het college benodigde hulpverlening niet wil zoeken en/of aanvaarden. Zonder die hulpverlening is het immers niet mogelijk om de onderliggende oorzaak van de schulden op te lossen of aan te pakken. De kans dat het traject schuldhulpverlening dan mislukt is groot en dus is de maatschappelijke investering in een traject ongewenst.

Indien er geen stabiele woon- of leefsituatie is en er geen uitzicht is dat dit binnen drie maanden verandert, heeft een langdurig traject zoals de minnelijke schuldregeling geen zin. Het risico op nieuwe schulden, uitval in het traject en inkomensachteruitgang is dan te groot. De verzoeker is eerst zelf aan zet bij het stabiel krijgen van zijn woon- en leefsituatie voordat schuldhulpverlening mogelijk is. In een financieel adviesgesprek kan de verzoeker worden geïnformeerd over welke stappen hij kan nemen ter stabilisatie van zijn woon- en leefsituatie.

Het college kan ook schuldhulpverlening afwijzen bij fraude. Onder fraude wordt verstaan een opzettelijk handelen of nalaten waarbij misleiding wordt gebruikt om een wederrechtelijk voordeel te behalen ten koste van een bestuursorgaan. Als de schuld die samenhangt met de fraude onderdeel uitmaakt van het schuldenpakket waarvoor de verzoeker schuldhulpverlening aanvraagt, kan het college het verzoek afwijzen. Als de schuld die samenhangt met de fraude en boete is afgelost, is de fraude geen reden meer om het verzoek af te wijzen.

Artikel 7 Beëindigingsgronden

In dit artikel is aangegeven in welke situatie of op welke gronden het college de schuldhulpverlening kan beëindigen. In de allereerste plaats kan dit zijn omdat het schuldhulpverleningstraject succesvol is afgerond. Formeel rondt het college dan de hulpverlening af door een beschikking af te geven. Het kan ook zijn omdat de verzoeker niet of in onvoldoende mate aan de verplichtingen als genoemd in de artikelen 6 en 7 heeft voldaan. In die gevallen zal het college de schuldhulpverlening stoppen.

Hieronder volgt een korte toelichting op de andere genoemde beëindigingsgronden:

Ad c: als de verzoeker niet langer inwoner is van de gemeente Gooise Meren wordt de schuldhulpverlening beëindigd, tenzij met de gemeente waar belanghebbende naar vertrekt, afspraken worden gemaakt over de continuering, inclusief een vergoeding van de kosten die de gemeente Gooise Meren maakt. Bij beëindiging kunnen gegevens alleen met schriftelijke toestemming van de verzoeker worden overgedragen aan de partij die de schuldhulpverlening overneemt. Indien de verzoeker is overleden, wordt de schuldhulpverlening ook beëindigd.

Ad d: als de verzoeker is toegelaten tot de schuldhulpverlening op basis van onjuiste of onvolledige gegevens, kan het college besluiten het schuldhulpverleningstraject te beëindigen.

Ad e: als verzoeker zich agressief (fysiek of verbaal) misdraagt tegen medewerkers die zijn belast met de uitvoering van schuldhulpverlening, kan de schuldhulpverlening worden beëindigd. Belangrijk criterium voor het al dan niet beëindigen van schuldhulpverlening is de vraag of de gedraging dermate ernstig is dat er aangifte dient te worden gedaan conform bestaande protocollen binnen de gemeente. Als wordt voldaan aan het genoemde criterium, wordt het schuldhulpverleningstraject beëindigd.

Ad f: nadat het aanbod is gedaan, kan alsnog blijken dat belanghebbende in staat is zelf of met hulp van zijn omgeving zijn schulden te kunnen regelen. Dit kan aanleiding zijn om de schuldhulpverlening te beëindigen.

Ad g: het kan voorkomen dat niet alle schuldeisers akkoord gaan met de voorgestelde schuldregeling. De schuldregeling is dan niet tot stand gekomen. Resterende mogelijkheid is dan de Wsnp. De mogelijkheid is er echter niet altijd, bijvoorbeeld als belanghebbende al eerder gebruik heeft gemaakt van de Wsnp. In dat geval zal het college de schuldhulpverlening beëindigen.

Ad h: na het afgeven van de Wsnp-verklaring is het traject bij de gemeente afgerond en volgt er een beëindiging.

Ad i: gedurende het traject schuldhulpverlening kan blijken dat de hulp niet langer passend is. De geboden hulp wordt dan beëindigd. Het college gaat dan na of andere hulp mogelijk en/of noodzakelijk is.

Artikel 8 Recidive

In verband met de eigen verantwoordelijkheid en de beperkte middelen voor schuldhulpverlening is in dit artikel opgenomen dat het college in geval van recidive termijnen kan stellen voordat een nieuw aanbod schuldhulpverlening gedaan wordt.

Bij lid 2 wordt gesproken over schuldenaren die tussentijds bij herhaling afspraken niet nakomen waardoor een traject niet afgemaakt kan worden. Met ‘bij herhaling’ bedoelen wij schuldenaren die in een periode van twaalf maanden tenminste twee keer tussentijds afhaken.

Indien het gebruik van de bepalingen in dit artikel tot een onevenredige situatie leidt voor een inwoner, kan het college ervan afwijken door een beroep te doen op de hardheidsclausule. Uitgangspunt blijft echter het bepaalde in artikel 7.

Artikel 9 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

In bijzondere en/of onvoorziene gevallen kan het college ten gunste van verzoeker afwijken van de bepalingen uit deze regeling, maar niet van de in de wet genoemde bepalingen. Met nadruk is gemeld ‘in bijzondere gevallen’. Het gebruik van de hardheidsclausule moet beschouwd worden als een uitzondering en niet als een regel.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 11 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Naar boven