Gemeenteblad van Hellevoetsluis
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hellevoetsluis | Gemeenteblad 2017, 136739 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hellevoetsluis | Gemeenteblad 2017, 136739 | Beleidsregels |
Beleidsregels bijzondere bijstand, toeslagen en minimaregelingen Hellevoetsluis 2017
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellevoetsluis;
de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet artikel 108 en artikel 147;
aan de ene kant de bevoegdheid van het college om regels op te stellen bij de verlening van bijzondere bijstand aan inwoners die daar recht op hebben, en aan de andere kant de behoefte van de inwoner om na te kunnen gaan op grond van welke beleidsregels de gemeente de aanvragen beoordeelt;
‘Beleidsregels bijzondere bijstand, toeslagen en minimaregelingen Hellevoetsluis 2017’,
onder gelijktijdige intrekking van de beleidsregels Bijzondere Bijstand 2012, de beleidsregels Bijzondere bijstand: reiskosten 2014, en het addendum ‘Beleidsregels bijzondere bijstand 2012: de remigratieregeling en de verordening ‘Sport- en Cultuurfonds’ en de verordening Individuele Inkomenstoeslag gemeente Hellevoetsluis 2015, de verordening Individuele Studietoeslag gemeente Hellevoetsluis 2015.
PARAGRAAF 2.1 ALGEMENE REGELS AANVRAAG EN BESLUIT
Artikel 3 (Financiële) gegevens aanvraag
Artikel 4 Inlichtingen-, medewerkings-, identificatieverplichting, verantwoording en privacy
PARAGRAAF 2.2 ALGEMENE REGELS BIJZONDERE BIJSTAND
Artikel 6 Categoriale bijzondere bijstand: premie cv hellevoetsluis
Artikel 7 Toetsingscriteria categoriale bijzondere bijstand
Artikel 8 Individuele bijzondere bijstand
Artikel 9 Toetsingscriteria individuele bijzondere bijstand
PARAGRAAF 2.3 REGELS DRAAGKRACHTBEREKENING
Artikel 10 Algemene regels draagkrachtberekening
Artikel 11 Draagkracht uit vermogen
Artikel 12 Draagkracht uit inkomen
Artikel 13 Draagkracht en problematische schulden
HOOFDSTUK 3 VERSTREKKINGEN EN HOOGTE
PARAGRAAF 3.1 VERSTREKKING CATEGORIALE BIJZONDERE BIJSTAND
Artikel 14 Categoriale bijzondere bijstand: premie cv hellevoetsluis
Artikel 15 Hoogte bijdrage premie cv hellevoetsluis
PARAGRAAF 3.2 VERSTREKKING INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND
Artikel 16 Algemene regels hoogte individuele bijzondere bijstand
Artikel 17 Individuele bijzondere bijstand om niet
Artikel 18 Individuele : bijstandlening
Artikel 19 Bijstandlening bij eigenwoningbezit
Artikel 20 Individuele bijzondere bijstand voor geringe kosten
PARAGRAAF 3.3 VERSTREKKINGEN BIJZONDERE BIJSTAND TOESLAGEN
Artikel 21 Individuele inkomenstoeslag
Artikel 22 Hoogte individuele inkomenstoeslag
Artikel 23 Individuele studietoeslag
Artikel 24 Hoogte individuele studietoeslag
Artikel 26 Hoogte jongerentoeslag
Artikel 28 Hoogte woonkostentoeslag
PARAGRAAF 3.4 VERSTREKKING MINIMAREGELINGEN
Artikel 30 Hoogte minimaregelingen
Artikel 31 Minimaregeling voor volwassenen: participatiefonds
Artikel 32 Minimaregeling voor kinderen en jeugdigen: kindpakket
Artikel 33 In natura regeling peuteropvang
Artikel 34 Hoogte in natura regeling peuteropvang
HOOFDSTUK 4 KOSTENSOORTEN INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND
PARAGRAAF 4.1 NIET NOODZAKELIJK, NIET IN AANMERKING KOMEND
Artikel 35 Niet in aanmerking komende kosten
PARAGRAAF 4.2 ZORGVRAAG, CHRONISCHE ZIEKTE, HANDICAP, UITVAART
Artikel 36 (Para)medische kosten
Artikel 37 (Meer)kosten boven algemeen gebruikelijk
Artikel 38 Langer zelfstandig thuis wonen
Artikel 39 Reiskosten bij behandeling of ziekenbezoek
Artikel 40 (Reis)kosten bij een uitvaart
PARAGRAAF 4.3 SOCIALE OMSTANDIGHEDEN
Artikel 42 Eigen bijdrage kinderopvangtoeslag
Artikel 43 Reiskosten voor woon-schoolverkeer
Artikel 44 Reiskosten omgangsregeling
SUBPARAGRAAF 4.3.2 VERBLIJF ELDERS EN VERHUIS- EN INRICHTINGSKOSTEN
Artikel 45 Woonkosten bij tijdelijk verblijf elders
Artikel 46 Reiskosten bij detentie
Artikel 47 Verhuis- en inrichtingskosten
Artikel 48 Duurzame gebruiksgoederen en inventaris
Artikel 49 Garderobe bij schrijnende omstandigheden
SUBPARAGRAAF 4.3.3 VERWERVINGSKOSTEN
Artikel 50 Representatiekosten bij sollicitatie
Artikel 51 Reiskosten woon-werkverkeer
PARAGRAAF 4.4 LEGES, JURIDISCHE – EN VRIJSTELLINGSKOSTEN
Artikel 52 Leges identiteitbewijs
Artikel 53 Juridische (reis)kosten
Artikel 54 Vrijstellingskosten bij scholingsplicht
PARAGRAAF 4.5 BELASTINGSCHULD EN KOSTEN GEMISTE TOESLAGEN EN (SCHULD)HULPVERLENING
Artikel 55 Onder minimuminkomen door (voorlopige) aanslag
Artikel 56 Niet ontvangen toeslagen
Artikel 57 Bewindvoering, mentorschap en curatele
Artikel 58 Afwijkingsbevoegdheid
Hoofdstuk 1 geeft uitleg over de begrippen die in deze beleidsregels voorkomen.
Hoofdstuk 2 beschrijft hoe een aanvraag kan worden ingediend door een belanghebbende, en welke procedures de gemeente moet volgen om de aanvraag te beoordelen, zodra deze in behandeling is genomen.
In het bijzonder: Paragraaf 2.1 omschrijft de regels waaraan de belanghebbende zich moet houden bij een aanvraag en de regels waaraan het besluit moet voldoen.
Paragraaf 2.2 bevat de algemene regels die de gemeente gebruikt bij de beoordeling van de aanvraag voor bijzondere bijstand: de categoriale bijzondere bijstand en de individuele bijzondere bijstand.
De draagkrachtberekening wordt omschreven binnen paragraaf 2.3.
Hoofdstuk 3 beschrijft de vormen van verstrekken van bijzondere bijstand en de manier waarop de hoogte van de verstrekkingen wordt bepaald.
Paragraaf 3.1 gaat uitsluitend over de categoriale bijdrage in de collectieve ziektekostenverzekering: CV Hellevoetsluis.
Paragraaf 3.2 beschrijft de vormen voor individuele bijzondere bijstand om niet of als bijstandlening, bijvoorbeeld bij eigen woningbezit. Daarnaast is er uitleg over de declaratieregeling voor geringe kosten.
In paragraaf 3.3 staan de regels en de hoogte van de gemeentelijke toeslagen vermeld.
Paragraaf 3.4 beschrijft de minimaregelingen: het Participatiefonds voor volwassenen en voor kinderen tot 18 jaar het Kindpakket. Met de leeftijdsgebonden bedragen.
Hoofdstuk 4 betreft een niet gelimiteerde opsomming van verschillende kostensoorten binnen de bijzondere bijstand die voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.
Paragraaf 4.1 begint met de kosten die niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Paragraaf 4.2 zijn de kostensoorten die samen hangen met zorg of een beperking, of een uitvaart.
Paragraaf 4.3 beschrijft kostensoorten bij sociale situaties.
Daarbinnen is een onderverdeling gemaakt in kindgebonden kosten: subparagraaf 4.2.1, verblijf elders, verhuiskosten en inrichting: subparagraaf 4.2.2, en de verwervingskosten bij arbeid: subparagraaf 4.2.3.
Paragraaf 4.4 betreft juridische kosten en leges.
Paragraaf 4.5 tenslotte beschrijft de kosten samenhangend met belastingschuld door gemiste toeslagen of heffingen, en (schuld)hulpverlening.
Hoofdstuk 5 betreft de afsluiting van deze beleidsregels.
Dit hoofdstuk behandelt de afwijkingsbevoegdheid van het college, de titel die gebruikt wordt als naar deze beleidsregels wordt verwezen en de ingangsdatum van deze beleidsregels.
PARAGRAAF 2.1 ALGEMENE REGELS AANVRAAG EN BESLUIT
De minimaregeling voor volwassenen: het Participatiefonds, staat open voor iedere belanghebbende met een laag inkomen tot of onder 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. De minimaregeling voor kinderen tot 18 jaar: het Kindpakket staat open voor ieder kind van de belanghebbende met een inkomen tot of onder 120% van de toepasselijke bijstandsnorm.
De gemeente wijst de belanghebbende die een beroep wil doen voor bijzondere bijstand of de minimaregelingen op de mogelijkheid om gebruik te maken van gratis onafhankelijke cliëntondersteuning tijdens de aanvraagperiode op grond van artikel 2.3.2 lid 3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
De belanghebbende die een aanvraag doet dient meerderjarig te zijn. De bijzondere bijstand of een vergoeding uit het Kindpakket voor een minderjarig kind wordt aangevraagd door de ouders of anderszins wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige belanghebbende. Alleen in bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken en kan individuele bijzondere bijstand - bij voorkeur in natura - aangevraagd worden voor een (minderjarige) belanghebbende door derden.
De belanghebbende gebruikt voor de aanvraag een door de gemeente beschikbaar gesteld aanvraagformulier. Het aanvraagformulier is zowel digitaal als in papieren vorm beschikbaar. Als de belanghebbende voor verschillende kosten en/of voor verschillende gezinsleden een aanvraag wil doen kunnen deze aanvragen als één verzamelde aanvraag worden ingediend.
ARTIKEL 3 (FINANCIËLE) GEGEVENS AANVRAAG
De situatie van de belanghebbende die bij de Kamer van Koophandel ingeschreven staat als (ex)zelfstandige ondernemer, wordt aanvullend op lid 1 en lid 2 beoordeeld aan de hand van de jaarwinst voor inkomensbelasting van het voorafgaande boekjaar, tenzij aanleiding wordt gevonden om hiervan af te wijken.
ARTIKEL 4 INLICHTINGEN- , MEDEWERKINGS-, IDENTIFICATIEVERPLICHTING, VERANTWOORDING EN PRIVACY
Als voor het beoordelen van een aanvraag bepaalde privacygevoelige informatie moet worden opgevraagd bij anderen dan de belanghebbende, wordt volgens de geldende privacyregels eerst toestemming gevraagd van de belanghebbende. De belanghebbende kan op zijn verzoek inzage krijgen in de opgevraagde gegevens.
PARAGRAAF 2.2 ALGEMENE REGELS BIJZONDERE BIJSTAND
ARTIKEL 6 CATEGORIALE BIJZONDERE BIJSTAND: PREMIE CV HELLEVOETSLUIS
Categoriale Bijzondere bijstand wordt op grond van artikel 35 lid 3 van de Wet verstrekt voor een bijdrage in de premie voor de collectieve ziektekostenverzekering; CV Hellevoetsluis.
ARTIKEL 7 TOETSINGSCRITERIA CATEGORIALE BIJZONDERE BIJSTAND
Voor de beoordeling van de aanvraag categoriale bijzondere bijstand voor de CV Hellevoetsluis onderzoekt de gemeente op grond van artikel 35 lid 3 alleen of de belanghebbende:
ARTIKEL 9 TOETSINGSCRITERIA INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND
In het geval de (meer)kosten te maken hebben met medische of psychosociale aspecten, kan advies en indicering worden gevraagd bij een door de gemeente aan te wijzen deskundige, zodat de noodzaak van de gevraagde individuele bijzondere bijstand kan worden vastgesteld. Bij verstrekkingen op (para-) medische voorschrift is de medische noodzakelijkheid al vastgesteld.
Als de belanghebbende noodzakelijke algemene (para)medische kosten heeft, zonder hiervoor de verplichte ziektekostenverzekering, dan wel de vrijwillige aanvullende zorgverzekering en/of tandartsverzekering te hebben afgesloten, wordt uitgegaan van de bedragen op de vergoedingenlijst van de CV-Hellevoetsluis.
PARAGRAAF 2.3 REGELS DRAAGKRACHTBEREKENING
ARTIKEL 10 ALGEMENE REGELS DRAAGKRACHTBEREKENING
Bij de belanghebbende die het voorafgaande draagkrachtjaar een inkomen uit uitkering ontvangen heeft op grond van de Participatiewet, wordt het draagkrachtjaar jaarlijks verlengd tot het moment waarop de belanghebbende geen beroep meer doet op de uitkering, behalve als er sprake is van substantiële wijziging in de (financiële) situatie.
ARTIKEL 11 DRAAGKRACHT UIT VERMOGEN
Met het draagkrachtvermogen wordt bedoeld het vermogen als beschreven in artikel 34 lid 1a van de Wet. Bezittingen zoals bedoeld in artikel 31 lid 2 en artikel 34 lid 2 van de Wet worden niet tot het draagkrachtvermogen gerekend. Onder schulden wordt verstaan de aantoonbaar aanwezige schulden, waarop aantoonbaar aflossing plaatsvindt.
Het positieve draagkrachtvermogen is dat gedeelte van het vermogen van de belanghebbende of het gezin dat aangewend moet worden voor de betaling van zich voordoende bijzondere kosten en bedraagt 100% van het in aanmerking te nemen vermogen, met uitzondering van de specifieke vermogensvrijlatingen gesteld in lid 4, 5 en lid 6 van dit artikel.
Voor een gepensioneerde belanghebbende is sprake van een extra vermogensvrijlating als er sprake is van een uitvaartreservering op een geblokkeerde spaarrekening, waarvan is vastgesteld dat dit voor de uitvaart bestemd is. Indien de belanghebbende evenwel een uitvaartverzekering (al dan niet in natura) heeft afgesloten, waaruit de kosten van de uitvaart grotendeels of geheel bekostigd kunnen worden, is deze extra vrijlating van vermogen niet van toepassing.
ARTIKEL 12 DRAAGKRACHT UIT INKOMEN
Naast inkomsten op grond van artikel 31 lid 2 en artikel 33 lid 5 van de Wet, wordt ook de individuele inkomenstoeslag en de individuele studietoeslag als bedoeld in artikel 36 en artikel 36b van de Wet niet tot het draagkrachtinkomen gerekend, behalve als de aanvraag betrekking heeft op deze kosten, zoals de individuele inkomenstoeslag bij kosten voor duurzame gebruiksgoederen en woninginrichting.
Het inkomen van de belanghebbende waarop een executoriaal beslag rust, moet buiten beschouwing worden gelaten voor de duur van het beslag, tenzij de oorzaak van het executoriaal beslag op het inkomen van de belanghebbende ligt in een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
Een belanghebbende die beschikt over een inkomen hoger dan de in dit artikel genoemde toepasselijke bijstandsnormen, heeft draagkracht uit inkomen. Dit draagkracht uit inkomen bestaat uit het inkomensdeel dat hoger is, verminderd met - voor zover hiervan sprake is -buitengewone uitgaven en het vrijstellingspercentage.
Van kosten op grond van wettelijke verplichtingen die in mindering worden gebracht op het inkomen, voorafgaande op de toepassing van het vrijstellingspercentage, kan alleen sprake zijn als voor deze uitgaven geen (andere) tegemoetkoming wordt verleend. Hiervoor worden de volgende kosten voor buitengewone uitgaven aangemerkt:
ARTIKEL 13 DRAAGKRACHT EN PROBLEMATISCHE SCHULDEN
Bij een belanghebbende met problematische schulden die een schuldenregeling doorloopt zijnde:
(nog) geen wettelijk of minnelijk schuldregeling of schuldsaneringstraject doorloopt bij een NVVK-lid, maar wel op grond van artikel 48 lid 1:c en 1:d van de Wet op het consumentenkrediet (Wck) minimaal drie maanden aantoonbaar aflost op grond van een schriftelijke aflossingsovereenkomst met schuldeisers - al dan niet tegen finale kwijting – waarbij:
Aflossing van schulden kan op grond van artikel 13 van de Wet, eerste lid aanhef en onder g verder alleen als de belanghebbende een belastingschuld heeft die is ontstaan in de periode waarop recht op (bijzondere) bijstand was, en er vanaf die periode sprake is van een te lage (bijstand)uitkering en/of inkomen uit werk om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. In dat geval wordt de schuld als buitengewone uitgave aangemerkt die in mindering op het inkomen wordt gebracht.
HOOFDSTUK 3 VERSTREKKINGEN EN HOOGTE
PARAGRAAF 3.2 VERSTREKKING INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND
ARTIKEL 16 ALGEMENE REGELS HOOGTE INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND
In het geval vervoer per OV of andere voorliggende vervoersvoorziening (zoals vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning) aantoonbaar geen passende oplossing is, kan vervoer per eigen auto of taxivervoer noodzakelijk worden gesteld. Bij het vaststellen van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de CV-Hellevoetsluis kilometervergoeding voor eigen autovervoer of taxivervoer.
ARTIKEL 17 INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND OM NIET
Bij individuele bijzondere bijstand wordt uitgegaan van een uitkering ‘om niet’, dus zonder terugbetaalverplichting, met uitzondering van bijzondere bijstand als bijstandlening op grond van artikel 48, 50 of 51 van de Wet. Tenzij maatwerk wordt toegepast.
ARTIKEL 18 INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND ALS LENING: BIJSTANDLENING
Individuele bijzondere bijstand in de vorm van een bijstandlening is altijd een renteloze lening, waarover geen wettelijke rente verschuldigd is. De maximale aflossingscapaciteit wordt vastgesteld op 10% van de toepasselijke bijstandsnorm, inclusief vakantietoeslag. De bijstandlening is direct opeisbaar als de middelen beschikbaar komen.
Bij de terugbetaling van een bijstandlening in gevallen die worden genoemd in artikel 48, tweede lid van de Wet, en voor duurzame gebruiksgoederen en woninginrichting op grond van artikel 51 van de Wet, wordt een terugbetalingsperiode van maximaal 3 jaar of 36 maanden gehanteerd, te beginnen bij de eerste maand na verstrekking. De maximale aflossingscapaciteit wordt vastgesteld op 10% van de toepasselijke bijstandsnorm, inclusief vakantietoeslag.
ARTIKEL 19 BIJSTANDLENING BIJ EIGENWONINGBEZIT
In het geval van een bijstandlening tot het bedrag van zes maanden netto wettelijk minimumloon, wordt een terugbetalingsperiode van maximaal 3 jaar of 36 maanden gehanteerd, te beginnen bij de eerste maand na verstrekking. Nadat maximaal 36 maandelijkse aflossingstermijnen zijn betaald wordt een resterende schuld kwijtgescholden, mits de belanghebbende zich aan de terugbetalingsafspraken heeft gehouden.
Bij situaties waarbij sprake is van een situatie omschreven onder lid 1b, waarbij de individuele bijzondere bijstand binnen een periode van een jaar naar verwachting het bedrag van zes maanden netto wettelijk minimumloon overstijgt, wordt het overstijgende deel als bijstandlening verstrekt:
ARTIKEL 20 INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND VOOR GERINGE KOSTEN
Op basis van een al afgegeven en geldende beschikking kunnen periodiek terugkerende geringe kosten die in aanmerking komen voor individuele bijzondere bijstand, worden vergoed. Binnen deze beschikking wordt specifiek beschreven voor welke terugkerende en geringe uitgaven binnen het betreffende draagkrachtjaar een gecumuleerde vergoeding kan worden verstrekt.
PARAGRAAF 3.3 VERSTREKKINGEN BIJZONDERE BIJSTAND TOESLAGEN
ARTIKEL 21 INDIVIDUELE INKOMENSTOESLAG
De gemeente toets de omstandigheden van de belanghebbende als bedoeld onder artikel 36 lid 2 als volgt: een belanghebbende waaraan in de twaalf kalendermaanden voorafgaand aan de datum van aanvraag een maatregel is opgelegd wegens een schending van een arbeidsverplichting of een re-integratieverplichting, komt niet in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag.
Als één van de partners is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag op grond van de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet, komt de rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
Op grond van artikel 12 van de Wet bestaat recht op een toeslag tot het niveau van de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor een 21-jarige, als de noodzakelijke kosten van het zelfstandig wonen hoger zijn dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm. De zelfstandig wonende of (pseudo) dak- of thuisloze belanghebbende is jonger dan 21 jaar en:
Het niet te gelde maken van het onderhoudsrecht, zoals bedoeld in artikel 12 van de Wet, wordt aangenomen wanneer:
sprake is van een crisissituatie, waarin door de jongere zelf geen verandering kan worden gebracht. Hiervoor moet een indicatie afgegeven worden van een hulpverlenende instantie, waarbij vanuit maatwerk in het kader van de Jeugdwet ook de minderjarige jongere als belanghebbende kan worden aangemerkt.
De woonkostentoeslag is niet bedoeld om de levensstijl of het behoud van de leefomgeving van een belanghebbende en zijn gezin voor langere termijn te faciliteren. De woonkostentoeslag wordt alleen toegekend als:
sprake is van een bijzondere situatie waarbij wel recht is op huurtoeslag, maar deze nog niet is toegekend door omstandigheden buiten de belanghebbende om, als overbrugging naar huurtoeslag onder voorwaarde dat de belanghebbende deze periode gebruikt om naar vermogen te kunnen voldoen aan de voorwaarden voor huurtoeslag.
De woonkostentoeslag kan slechts eenmalig en voor maximaal 12 maanden worden verlengd op aanvraag van de belanghebbende als - en alleen voor zover - bijzondere individuele omstandigheden daartoe noodzaken. Bij deze verlenging wordt de woontoeslag als een bijstandlening verstrekt, tenzij bijzondere individuele bijzonderheden maatwerk vereist.
De gemeente zal de inspanningen bij een verhuisverplichting door middel van een halfjaarlijks (her)onderzoek controleren, waaronder de inspanning om:
ARTIKEL 28 HOOGTE WOONKOSTENTOESLAG
De woonkostentoeslag voor een koopwoning wordt voorlopig toegekend als de hoogte van de teruggave inkomstenbelasting en de hoogte van de hypotheekrente nog niet definitief vaststaan. Teveel verstrekte woonkostentoeslag wordt teruggevorderd als de woonkostentoeslag definitief is vastgesteld. Bij een hogere definitieve vaststelling vindt een nabetaling plaats.
PARAGRAAF 3.4 VERSTREKKING MINIMAREGELINGEN
Een minimaregeling wordt in principe vooraf verstrekt als een voorschotregeling, mits de gemeente het risico op onrechtmatige besteding laag inschat. De verstrekking op grond van een toegekende minimaregeling wordt in dat geval vooraf aan de daadwerkelijke betaling van de kosten verstrekt. De besteding aan de daarvoor toegekende kosten moet vervolgens binnen een periode van maximaal 12 maanden plaatsvinden.
De juistheid van de besteding van een verstrekte minimaregeling kan achteraf getoetst worden op basis van steekproef. De steekproef kan worden uitgevoerd tot maximaal 13 maanden na toekenning van de minimaregeling. Daarom moet de belanghebbende op verzoek van de gemeente bewijzen van de besteding kunnen overleggen tot 13 maanden na besteding.
De gemeente toets de omstandigheden van een belanghebbende met risico op onrechtmatige besteding bij het vooraf verstrekken van een minimaregeling als volgt: bij een belanghebbende die in de twaalf kalendermaanden voorafgaand aan de datum van aanvraag bekend is met problematische schulden en/of een fraudeterugvordering van bijstand en/of ernstige verslavingsproblematiek wordt het risico hoog ingeschat en komt de belanghebbende niet in aanmerking voor een minimaregeling in de vorm van een voorschotregeling.
In het geval de gemeente het risico op onrechtmatige besteding hoog inschat, wordt de minimaregeling in natura of als declaratieregeling toegekend. In dat geval vindt verstrekking rechtstreeks aan de leverancier of aanbieder plaats of – als dat niet mogelijk is - achteraf op basis van een door de gemeente beschikbaar gesteld declaratieformulier en de bewijsstukken van gemaakte kosten. De belanghebbende kan declareren gedurende de looptijd van de beschikking.
HOOFDSTUK 4 KOSTENSOORTEN INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND
PARAGRAAF 4.1 NIET NOODZAKELIJK, NIET IN AANMERKING KOMEND
ARTIKEL 35 NIET IN AANMERKING KOMENDE KOSTEN
PARAGRAAF 4.2 ZORGVRAAG, CHRONISCHE ZIEKTE, HANDICAP, UITVAART
ARTIKEL 37 (MEER)KOSTEN BOVEN ALGEMEEN GEBRUIKELIJK
verwarming vanwege een chronische medische aandoening, waarbij voor de berekening 1 van het algemeen gebruikelijke deel het gemiddelde gebruik van een vergelijkbaar huishouden in een vergelijkbaar woningtype als algemeen gebruikelijk wordt beschouwd,
Als de zorgkosten (waarschijnlijk) aftrekbaar zijn van de belastingdienst, wordt de verstrekking als voorschot verstrekt onder voorwaarde van een bewijs van de aanvraag voor belastingteruggave. Terugvordering volgt zodra de belastingdienst de aanvraag voor belastingteruggave positief heeft beoordeeld.
ARTIKEL 39 REISKOSTEN BIJ BEHANDELING OF ZIEKENBEZOEK
De reiskosten bij periodieke behandeling of opnamedag van de belanghebbende zelf in een zorg- of behandelinstelling, dan wel ter ondersteuning van de partner of een familielid tot en met de tweede graad. Slecht als de voorliggende Zorgverzekeringswet of de Wmo-vervoersvoorziening niet (geheel) voldoet.
ARTIKEL 40 (REIS)KOSTEN BIJ EEN UITVAART
Tot de algemeen noodzakelijke kosten wordt gerekend de kosten van de begrafenis of crematie, personeelskosten van de uitvaartondernemer, het kisten van de overledene, de laatste verzorging, de uitvaartdienst, de grafrechten (voor zover het een algemeen graf betreft), de rouwauto en één volgauto, maximaal 50 rouwkaarten, de akte van overlijden, koffie en cake voor maximaal 100 personen.
ARTIKEL 42 EIGEN BIJDRAGE KINDEROPVANGTOESLAG
Eigen bijdrage kinderopvangtoeslag per kind, zoals bij gebruik van een peuterspeelzaal, de formele dagopvang voor 0-4 jarigen en de buitenschoolse opvang voor schoolgaande kind(eren) van 4 tot 13 jaar, wanneer deze kosten noodzakelijk zijn voor werk of scholing van de belanghebbende. Voor deze kosten komt in aanmerking de (alleenstaande) belanghebbende die kinderopvang nodig heeft en:
In het geval belanghebbende vanwege bovenstaande situaties per direct kinderopvang nodig heeft bij een particuliere kinderopvang binnen Hellevoetsluis, omdat de Wkkp-geregistreerde kinderopvangorganisaties aantoonbaar geen plaats hebben, geldt de Wkkp-eis niet. Hierbij geldt de voorwaarde dat belanghebbende ingeschreven moet zijn bij de Wkkp-geregistreerde kinderopvangorganisaties en bij de eerstvolgende gelegenheid alsnog gebruik maakt van de Wkkp-geregistreerde kinderopvangorganisatie.
ARTIKEL 43 REISKOSTEN VOOR WOON-SCHOOLVERKEER
De minderjarige belanghebbende scholier zonder recht op studiefinanciering met kosten voor woon-schoolverkeer van naar de meest dichtstbijzijnde beschikbare en geschikte onderwijslocatie, waarbij de enkele reisafstand meer bedraagt dan 15 kilometer, gerekend van centrum woonplaats naar bestemminsplaats, heeft recht op individuele bijzondere bijstand.
ARTIKEL 44 REISKOSTEN OMGANGSREGELING
Reiskosten volgens de bezoekfrequentie op grond van een door de rechter vastgestelde omgangsregeling tussen (pleeg-, of stief)kinderen en de niet-verzorgende ouder, waarbij sprake is van de verzorgende ouder die weigert de reiskosten voor kind(eren) te betalen. Hiervan wordt de noodzaak vastgesteld aan de hand van een aanvullende verklaring van een advocaat.
SUBPARAGRAAF 4.3.2 VERBLIJF ELDERS EN VERHUIS- EN INRICHTINGSKOSTEN
ARTIKEL 45 WOONKOSTEN BIJ TIJDELIJK VERBLIJF ELDERS
De betaling van de strikt noodzakelijke kosten, zoals de werkelijke huur en/of overige vaste lasten voor de hoofdwoning bij belanghebbende, als de belanghebbende als enige verantwoordelijk is voor de huurbetaling en:
maximaal twaalf maanden in een inrichting verblijft voor behandeling en/of zorg, onder voorwaarde dat het aanhouden van de woning noodzakelijk is. Als blijkt dat de belanghebbende langer dan twaalf maanden in een inrichting verblijft, wordt de doorbetaling stopgezet. In dat geval kan individuele bijzondere bijstand worden verstrekt voor de opslag van de inboedel,
ARTIKEL 46 REISKOSTEN BIJ DETENTIE
De reiskosten bij bezoek aan de gedetineerde partner of het gezinslid of residentiële inrichting (voor jeugdigen), mits de gedetineerde geen recht op verlof heeft. Bij bezoek aan het gedetineerde gezinslid wordt uitgegaan van maximaal eens per twee weken.
ARTIKEL 47 VERHUIS- EN INRICHTINGSKOSTEN
De verhuiskosten en herinrichtingskosten bij een verhuizing voor zaken die noodzakelijkerwijs moeten worden aangeschaft, omdat ze door de verhuizing niet meer te gebruiken zijn in het nieuwe huis binnen de gemeente Hellevoetsluis, bij:
naar een woning waarvoor de woonkosten niet meer bedragen dan de kwaliteitskortingsgrens. In 2017 is de kwaliteitskortingsgrens € 414,02.
Als de dringende verhuizing plaatsvindt naar de gemeente Hellevoetsluis, wordt aangesloten bij de draagkrachtberekening van het afgelopen jaar zoals deze door de vorige gemeente is vastgesteld en kan individuele bijzondere bijstand verstrekt worden voor de ten gevolge van de verhuizing eenmalig ontstane dubbele woonkosten.
Als een verhuizing plaatsvindt naar een woning beneden de huurtoeslaggrens, bij de belanghebbende aan wie een verhuisvoorwaarde is opgelegd vanwege de woonkostentoeslag en die korter dan drie jaar in de oude woning heeft gewoond, wordt de individuele bijzondere bijstand voor herinrichtingskosten om niet verstrekt.
ARTIKEL 48 DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN EN INVENTARIS
De belanghebbende wordt voor de aanschaf van duurzame goederen altijd eerst verwezen naar tweedehandswinkels of weggeef-initiatieven. Slechts in uitzonderlijke situaties, als de belanghebbende niet zelf de kosten kan betalen en geen beroep kan doen op het eigen netwerk, de sociale omgeving en/of voorliggende voorzieningen, kan individuele bijzondere bijstand worden verleend, zo mogelijk met aftrek van de reserveringscapaciteit van 6% van de toepasselijke bijstandsnorm, inclusief vakantiegeld.
Als het noodzakelijk verstrekken van een volledige inventaris voortvloeit uit een verhuizing naar een eigen kamer waarbij sprake is van kamerbewoning door verschillende personen die geen gezamenlijke huishouding voeren, wordt volstaan met de inrichtingskosten voor de eigen kamer en een evenredig deel van de inrichtingskosten voor de gemeenschappelijke ruimten.
ARTIKEL 49 GARDEROBE BIJ SCHRIJNENDE OMSTANDIGHEDEN
Bij de eenmalige plotselinge vervanging van een garderobe bij schrijnende persoonlijke omstandigheden waarbij aantoonbaar geen aanspraak meer kan worden gedaan op de eigen kleding, wordt uitgegaan van een verstrekking voor twee sets kleding en twee paar schoenen per persoon.
De toegekende eenmalige individuele bijzondere bijstand bij een vervangende garderobe bij schrijnende persoonlijke omstandigheden wordt om niet verstrekt, als er geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende verzekering of andere voorziening.
De volledige NIBUD-norm voor kleding en schoeisel wordt hierbij aangehouden.
SUBPARAGRAAF 4.3.3 VERWERVINGSKOSTEN
Artikel 51 REISKOSTEN WOON-WERKVERKEER
De reiskosten bij onvermijdelijke verwervingskosten van belanghebbende bij reisafstanden woon-werkverkeer van 15 kilometer enkele reis of meer tussen het centrum van Hellevoetsluis en de werkplek, voor dat deel hoger dan de maandelijkse kosten voor een 2 sterren OV regio-abonnement bij de werkende belanghebbende in loondienst en met aftrek van de reiskosten die de werkgever verstrekt.
Bij een woon-werk afstand van 90 kilometer of meer enkele reis mag verwacht worden dat de belanghebbende zich inspant om binnen 12 maanden te verhuizen naar een woning die zich in de buurt van de werkplek bevindt. Als de belanghebbende ondanks aantoonbare inspanning hierin niet is geslaagd binnen 12 maanden, kan de individuele bijzondere bijstand opnieuw worden verstrekt.
PARAGRAAF 4.4 LEGES, JURIDISCHE – EN VRIJSTELLINGSKOSTEN
ARTIKEL 52 LEGES IDENTITEITBEWIJS
Eenmalig de (leges)kosten voor een noodzakelijke ID-kaart voor de belanghebbende zonder vaste woon- of verblijfplaats die niet over een geldig legitimatiebewijs beschikt, op indicatie en in samenhang met een acute noodzaak voor hulp of ondersteuning.
ARTIKEL 53 JURIDISCHE (REIS)KOSTEN
Kosten voor rechtsbijstand en/of griffierechten tot 2018 2 , inclusief de kosten van een dagvaarding als de Raad voor de rechtsbijstand een toevoeging heeft verleend, met overleggen van een diagnosedocument via het Juridisch Loket. De belanghebbende met kosten voor rechtsbijstand op grond van artikel 2 lid 7 van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand, hoeft zich niet eerst tot het Juridisch Loket te wenden.
SUBPARAGRAAF 4.5 BELASTINGSCHULD EN KOSTEN GEMISTE TOESLAGEN EN (SCHULD)HULPVERLENING
ARTIKEL 55 ONDER MINIMUMINKOMEN DOOR (VOORLOPIGE) AANSLAG
De voorlopige aanslag IB/PVV (inkomstenbelasting/ premie inkomensafhankelijke volksverzekering) op grond van artikel 35 lid 1 en artikel 58 lid 1 van de Wet, als de belanghebbende door betaling van een (voorlopige) belastingaanslag over een inmiddels afgesloten kalenderjaar onder het wettelijk minimum inkomen komt, omdat de belanghebbende naast een uitkering (parttime) betaalde arbeid heeft verricht en er te weinig loonheffing is afgedragen.
ARTIKEL 57 BEWINDVOERING, MENTORSCHAP EN CURATELE
In aansluiting op bovenstaande worden de eigen bijdrage van beschermingsbewindvoering en/of mentorschap of curatele ook vergoed voor de belanghebbende met een inkomen dat hoger is dan de toepasselijke norm, voor zover het netto besteedbaar inkomen daalt onder de toepasselijke draagkracht door de periodieke kosten van bewindvoering en/of mentorschap of curatele.
ARTIKEL 58 AFWIJKINGSBEVOEGDHEID
Het college kan op basis van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, gelet op alle omstandigheden, afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels ten gunste van de belanghebbende, als de toepassing hiervan leidt tot bijzonder onredelijke gevolgen of als zeer dringende redenen daartoe noodzaken.
Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen Hellevoetsluis 2016’.
De beleidsregels Bijzondere Bijstand 2012 en Bijzondere bijstand reiskosten 2014 en Remigratieregeling en de verordening Sport- en Cultuur, de verordening Individuele Inkomenstoeslag gemeente Hellevoetsluis 2015, de verordening Individuele Studietoeslag gemeente Hellevoetsluis 2015 worden gelijktijdig ingetrokken.
Aldus vastgesteld op 8 mei 2017
Wetsbegrippen hebben dezelfde betekenis als in de Wet. Als begripsomschrijvingen in de beleidsregels worden herhaald gebeurt dat omdat de Participatiewet niet altijd van toepassing is op de minimaregelingen.
Bij de omschrijving van ‘vermogen’ is aangegeven dat het door de belanghebbende zelf bewoonde eigen huis niet wordt meegerekend. Voor de bijzondere bijstand geldt dat al op grond van artikel 50, tweede lid van de Wet.
Onder het begrip ‘bijstandsnorm’ wordt verstaan de bijstandsnorm als bedoeld in de artikelen 20 tot en met 24 van de Wet inclusief de eventuele verlaging op grond van artikel 27 of 28 van de Wet en inclusief de vakantietoeslag. De kostendelersnorm wordt voor de berekening van het inkomen in het kader van deze beleidsregels buiten beschouwing gelaten.
Daarnaast zijn begrippen opgenomen die niet in de Wet omschreven staan, maar (lokale) betekenis hebben in deze beleidsregels en enkele algemeen gebruikelijke afkortingen.
Bijzondere bijstand of een minimaregeling is daarmee niet alleen toegankelijk voor inwoners met een bijstandsuitkering voor levensonderhoud. Ook inwoners met een laag besteedbaar inkomen uit bijvoorbeeld (deeltijd) werk, alimentatie of een UWV-uitkering kunnen een beroep doen op bijzondere bijstand voor zichzelf, hun partner en/of de minderjarige kinderen binnen het gezin.
De Wet geeft expliciet recht op een Individuele Studietoeslag als sprake is van de belanghebbende die aanspraak maakt op studiefinanciering en een arbeidsbeperking heeft, waardoor deze minder dan 100% van het minimumloon kan verdienen.
Iedere inwoner die in contact komt met de gemeente bij de aanvraag van een voorziening binnen het Sociaal Domein, waaronder een aanvraag voor bijzondere bijstand of een minimaregeling, heeft recht op gratis onafhankelijke cliëntondersteuning op grond van artikel 2.3.2 lid 3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
De meerderjarige belanghebbende geeft op het aanvraagformulier aan voor welk gezinslid en voor welke (toekomstige) kosten de aanvraag wordt gedaan, samen met de overige gevraagde (financiële) gezinsgegevens. De noodzakelijke gegevens zijn afhankelijk van de individuele situatie. Zie artikel 3.
Derden die in bijzondere gevallen individuele bijzondere bijstand - bij voorkeur in natura – aan kunnen vragen voor een (minderjarige) belanghebbende kunnen zijn:
Een aanvraag voor ontstane kosten wordt niet in behandeling genomen als de aanvraagdatum één jaar plus één dag of meer later is dan de datum op de originele factuur.
In beginsel komen kosten die al betaald zijn, niet meer voor bijzondere bijstand in aanmerking. Als het onvermijdelijk was voor de aanvrager om deze kosten te betalen, voordat de aanvraag is ingediend, kan hier gemotiveerd van afgeweken worden en kunnen de kosten alsnog via bijzondere bijstand vergoed worden.
In het geval de aanvraag wordt ingediend door samenwonende partners geldt het uitgangspunt dat de aanvraag door beiden wordt ondertekend, zoals ook de beschikking aan beiden wordt gericht.
Een aanvraag is onvolledig als de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beslissing.
Als de gemeente de belanghebbende uitnodigt om de aanvraag aan te vullen, dan heeft dat effect op de wettelijke beslistermijn. De beslistermijn wordt opgeschort tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld volgens de Algemene wet bestuursrecht.
ARTIKEL 3 (FINANCIËLE) GEGEVENS AANVRAAG
De gemeente toetst op grond van de door de aanvrager aangeleverde (financiële) gegevens of de belanghebbende aan de eisen voldoet om een voorziening te ontvangen.
Een opgave van in bezit zijnde luxe (ont)roerende goederen houdt in waardepapieren, aandelen en effecten en (woning)bezittingen in Nederland en het buitenland. Niet bedoeld wordt het bezit van huisraad of andere duurzame goederen voor dagelijks gebruik.
Formele schulden zijn in dit verband hypotheekschulden en/of persoonlijke leningen bij een financiële instelling waarop periodieke aflossingen moeten worden gedaan op basis van een formele overeenkomst en waarbij formeel geen ruimte is om de afgeloste bedragen opnieuw op te nemen.
Geen formele schulden zijn in dit verband ‘informele’ schulden binnen het eigen netwerk van de belanghebbende; rood staan op de betaalrekening; doorlopende kredieten of credit card kredieten, omdat hierbij geldopnames (opnieuw) mogelijk zijn zodra het saldo dit toelaat; vormen van koop op afbetaling bij (winkel)bedrijven.
Aanvullende gegevens mogen betrekking hebben op de periode tot maximaal twaalf maanden voor de aanvraagdatum. Aanleiding om aanvullende financiële gegevens op te vragen kan gevonden worden als de kosten waarvoor de aanvraag wordt gedaan eerder zijn ontstaan dan de standaard beoordelingsperiode, of als er sprake is van boekingen, dan wel stortingen die nader onderzoek vragen. Het spreekt vanzelf dat hier alleen gemotiveerd gebruik van kan worden gemaakt door de gemeente.
ARTIKEL 4 INLICHTINGEN- , MEDEWERKINGS-, EN IDENTIFICATIEVERPLICHTING, VERANTWOORDING EN PRIVACY
Onder de inlichtingenplicht wordt in elk geval verstaan het geven van concrete informatie en bewijsstukken of het geven van schriftelijke toestemming om voor de aanvraag belangrijke informatie op te vragen bij anderen.
Onder de medewerkingsplicht wordt in ieder geval verstaan het door de alleenstaande of het gezin meewerken aan een huisbezoek of een onderzoek dat gedaan wordt bij een sociaal-medisch advies.
Het gevraagd medewerking geven aan een onderzoek via een steekproef naar de besteding van bijzondere bijstand, op grond van toegankelijke en van toepassing zijnde (financiële) gegevens, valt ook onder de medewerkingsplicht.
De standaard controle op de besteding van een vooraf verstrekte bijzondere bijstand of minimaregeling valt samen met de reguliere heronderzoeken door de klantmanager.
De gemeente kan bij het verstrekken in de vorm van een declaratieregeling of een verstrekking van de minimaregeling vooraf kiezen voor willekeurige schriftelijke steekproeven gedurende het draagkrachtjaar of tot drie maanden daarna, waarbij schriftelijk een opgave wordt gevraagd van de bestedingen en de bewijsstukken door het minimateam of de betrokken klantmanager.
Voor een gerichte steekproef binnen risicoprofielen op basis van de individuele gezinssituatie, wordt binnen twee maanden na verstrekking contact opgenomen met de belanghebbende over de geplande en daadwerkelijke besteding door het minimateam of de betreffende klantmanager.
Het is belangrijk voor de belanghebbende om te begrijpen wat de beschikking of het besluit inhoudt en op welke voorwaarden de beschikking wordt afgegeven. Naast contact met het minimateam of de betrokken klantmanager kan ook ondersteuning worden aangeboden vanuit de gratis onafhankelijke cliëntondersteuning.
Als er op grond van de beschikking specifieke acties vanuit de belanghebbende of de gemeente worden vereist, dienen deze in het dossier geborgd te worden.
Als sprake is van een (deels) negatieve beschikking, neemt de gemeente contact op met de belanghebbende om deze in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze naar voren te brengen. Het is mogelijk dat uit dit contact nieuwe gegevens komen die aanleiding kunnen zijn om het voornemende besluit te herzien. Pas daarna volgt een gemotiveerde schriftelijke (gedeeltelijke) afwijzing.
ARTIKEL 6 CATEGORIALE BIJZONDERE BIJSTAND: PREMIE CV HELLEVOETSLUIS
Als de belanghebbende een andere zorgverzekering heeft afgesloten dan de CV Hellevoetsluis, kan voor de premie daarvan geen categoriale bijzondere bijstand worden verstrekt.
Mensen die als wanbetaler bij Zorginstituut Nederland (ZiN) geregistreerd staan vanwege achterstanden in de betaling van de verplichte basisverzekering, zijn uitgesloten van de aanvullende zorgverzekering. Ze blijven wel binnen de basisverzekering verzekerd. Deze mensen kunnen niet zomaar naar een andere zorgverzekeraar overstappen. Om na te gaan of deze belanghebbende gebruik kan (gaan) maken van de CV Hellevoetsluis dient overleg plaats te vinden met het team Schuldhulpverlening.
ARTIKEL 7 TOETSINGSCRITERIA CATEGORIALE BIJZONDERE BIJSTAND
Voor de beoordeling van de categoriale bijzondere bijstand wordt geen draagkrachtberekening gemaakt.
ARTIKEL 8 INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND
Er wordt geen gebruik gemaakt van een drempelbedrag, omdat de gemeente zich hierbij op het standpunt stelt dat een minimuminkomen geen ruimte geeft om zelf een deel van de bijzondere kosten te betalen.
ARTIKEL 9 TOETSINGSCRITERIA INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND
Volgens de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep moeten bij de beoordeling of recht bestaat op bijzondere bijstand de volgende vragen in volgorde worden doorlopen:
Waarbij rekening wordt gehouden met volgende:
Individuele bijzondere bijstand is het sluitstuk van het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel. Al betaalde kosten komen in principe niet voor vergoeding achteraf in aanmerking, tenzij hierover met de belanghebbende (schriftelijke) afspraken zijn gemaakt. Denk bijvoorbeeld aan een declaratieregeling achteraf voor kleine kosten.
Als de belanghebbende redelijkerwijs een beroep kan doen op voorliggende voorzieningen voor de totale kosten wordt de aanvraag afgewezen op grond van artikel 15 van de Wet.
Voorliggende voorzieningen zijn landelijke en/of gemeentelijke toeslagen, vergoedingen, tegemoetkomingen, heffingskortingen en de zorgverzekering inclusief de aanvullende zorgverzekering.
Sinds 17 juli 2017 maakt de gemeente gebruik van het CAK-minimabeleid voor de eigen bijdrage voor Wmo-voorzieningen voor belanghebbende met een inkomen tot 110% van de toepasselijke norm.
In aansluiting: het CAK-peiljaar is altijd twee kalenderjaar terug. In het geval dat de belanghebbende in het CAK-peiljaar een (te) hoog inkomen en/of vermogen had, maar dit inmiddels is gedaald tot of lager dan de toepasselijke norm, kan de belanghebbende bij het CAK een verzoek doen voor verlegging van het CAK-peiljaar.
Via de belastingdienst kan een belanghebbende in aanmerking komen voor belastingteruggave via het restant persoonsgebonden aftrek en de specifieke zorgkosten. De belastingteruggave kan ook gebuikt worden voor partneralimentatie. Zie o.a. www.belastingdienst.nl: Overzicht kosten, waarbinnen per jaar staat aangegeven of de kosten aftrekbaar, deels aftrekbaar of niet aftrekbaar zijn.
Ook particuliere fondsen, leningen bij een reguliere kredietverstrekking, of voor dit doel ontvangen ondersteuning vanuit het sociale netwerk kunnen als aanvullende voorliggende voorziening worden beschouwd.
Niet noodzakelijk aangemerkt zijn bijvoorbeeld bepaalde (medicijn)vergoedingen vanuit de Zorgverzekeringswet. Deze (para)medische kosten worden buiten de basiszorgverzekering gelaten, omdat zij uit het oogpunt van de volksgezondheid niet noodzakelijk geacht worden, maar kunnen dat wel zijn voor de individuele belanghebbende.
Als geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening, of als deze voorziening niet (geheel) de kosten dekt wordt de aanvraag verder in behandeling genomen.
Niet gehele dekking van de kosten komt bijvoorbeeld voor als de maximale vergoeding op grond van de voorliggende voorziening(en) bereikt is of de bijzondere noodzakelijke kosten buiten de fiscale aftrek voor bepaalde kosten vallen.
Een belanghebbende met een volledige gebitsprothese is niet verplicht een (aanvullende) tandartsverzekering af te sluiten.
In het geval een belanghebbende met minderjarige gezinsleden zich niet (aanvullend) verzekerd heeft voor ziektekosten, of anderszins tekortschietend of onverantwoordelijk gedrag toont, dient op basis van maatwerk voorkomen te worden dat het kind hierdoor onredelijk benadeeld wordt.
Er is geen sprake van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan in de zin van artikel 35 lid 1 Participatiewet, als de kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd het gevolg zijn van verwijtbaar nalatig gedrag. Zie CRvB d.d. 08-01-2008, nr. 07/146.
Als blijkt dat de belanghebbende niet goed de weg weet binnen de overheid, of op een andere manier hulp nodig heeft om gebruik te kunnen maken van de voorliggende voorzieningen, is toeleiding naar de onafhankelijke cliëntondersteuning vanuit de gemeente passend.
ARTIKEL 10 ALGEMENE REGELS DRAAGKRACHTBEREKENING
Aanleiding om het draagkrachtjaar te verleggen kan ontstaan als uit onderzoek blijkt dat de (financiële) situatie van belanghebbende of het gezin op het moment dat de kosten zijn ontstaan substantieel afwijkt van de situatie op het moment van de aanvraag. In dat geval loopt het draagkrachtjaar vanaf het moment dat de kosten zijn ontstaan.
Een tussentijdse nieuwe draagkrachtberekening wordt bijvoorbeeld gemaakt als een belanghebbende uitstroomt van uitkering naar werk of van werk naar uitkering instroomt of als de gezinssamenstelling gewijzigd is.
De toets op de substantiële wijziging in de vermogens- of inkomenssituatie van een belanghebbende met een uitkering op grond van de Participatiewet vindt plaats als onderdeel van het reguliere rechtmatigheidonderzoek door de klantmanager van de afdeling Werk, Inkomen en Zorg.
ARTIKEL 11 DRAAGKRACHT UIT VERMOGEN
Toelichting formule draagkracht uit vermogen, zie werkinstructie.
Vrijstelling van het vermogen op grond van de CRvB d.d. 28-3-2006, nr. 04/5465 en CRvB d.d. 15-7-2008, nr. 07/449 WWB, omdat belanghebbende feitelijk niet over dit vermogen kan beschikken.
ARTIKEL 12 DRAAGKRACHT UIT INKOMEN
Toelichting formule draagkracht uit inkomen, zie werkinstructie.
De vaststelling van het draagkrachtinkomen vindt op dezelfde wijze plaats als bij de algemene bijstand, tenzij anders staat vermeld.
Artikel 33 lid 5 ziet op de vrijstelling van bijzonder inkomen; de aanvullende particuliere oudedagsvoorziening, voor de belanghebbende die de AOW-gerechtigde heeft bereikt. Deze geldt eveneens voor de bijzondere bijstand en minimaregelingen. Hiervoor wordt voor de berekening van de draagkracht het bedrag dat de belanghebbende maandelijks ontvangt als particuliere oudedagsvoorziening verminderd met de toepasselijke vrij te laten bedragen. In 2017 is dit vrij te laten bedrag per maand € 19,50 voor alleenstaanden en € 39,00 voor anderen dan alleenstaanden.
Als de belanghebbende een wettelijk - executoriaal - beslag op het inkomen en daardoor minder ontvangt dan de toepasselijke bijstandsnorm voor de duur van het beslag, en de duur van het beslag wordt bij de vaststelling van de draagkrachtruimte uitgegaan van geen draagkracht op grond van de CRvB d.d. 28-3-2006, nr. 04/5465.
Een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan wordt uitgelegd op grond vanCRvB 24-02-2009, nr. 07/6515 WWB als het bewust negeren van rechtelijke schikkingen en vonnissen.
Voor het vaststellen van de noodzaak om buitengewone kosten in mindering te brengen van het inkomen, zal eerst onderzocht worden of de belanghebbende deze kosten moet maken, om vervolgens na te gaan of de belanghebbende al (geheel) gebruik maakt van een (voorliggende) voorziening voor deze kosten. Bijvoorbeeld de huurtoeslag, de vrijstelling van gemeentelijke belastingen of de teruggave van belastingen bij alimentatieverplichtingen. Dit lid is ervoor om bij de vaststelling van het draagkrachtinkomen het verschil tussen het feitelijk gebruik van de voorliggende voorziening voor deze kosten en het volledige wettelijke grondrecht op te heffen.
Een vrijstellingspercentage wordt toegepast om eventuele inkomensschommelingen op te vangen, onder andere op grond van CRvB 27-05-2008, nr. 07/444 WWB.
ARTIKEL 13 DRAAGKRACHT EN PROBLEMATISCHE SCHULDEN
Voor een belanghebbende met recht op bijstand is een schuldenlast problematisch als er geen voldoende vrij besteedbaar inkomen beschikbaar is om de schuld binnen drie jaar geheel af te lossen. In het peiljaar 2017 is dit voor iemand met een inkomen op de 100% bijstandsnorm al het geval bij een schuld van € 1.800 of hoger.
Voor een belanghebbende met problematische schulden dient altijd doorverwijzing plaats te vinden naar het team Schuldhulpverlening om de schuldensituatie nader te kunnen beoordelen en schuldhulpverlening te kunnen bieden.
Als er in het gezin van de belanghebbende met problematische schulden minderjarige kinderen aanwezig zijn, dient ook de toegang tot Jeugdhulp betrokken te worden. Zo kan tijdig inkomensondersteuning worden geboden voor de kinderen in de vorm van het Kindpakket of Sociale Jeugdhulp.
Feitelijk aflossen van de schuld onder 1c houdt in dat de aflossing direct toekomt aan de schuldeiser. Hier wordt niet mee bedoeld het sparen op een (beheer)rekening die op termijn bestemd is voor de aflossing van schulden.
Schulden die de eerste levensbehoefte bedreigen zijn schulden met een dreiging van verlies van de woning en/of afsluiting van nutsvoorzieningen en/of achterstanden bij de zorgverzekeraar.
Beoordeel de aanvraag bijzondere bijstand in afstemming met het team schuldhulpverlening, zodat integraal kan worden beoordeeld of aan de voorwaarden wordt voldaan.
HOOFDSTUK 3 VERSTREKKINGEN, HOOGTE EN BESLUIT
ARTIKEL 15 HOOGTE BIJDRAGE PREMIE CV HELLEVOETSLUIS
De gemeente controleert niet of belanghebbende de kosten ook daadwerkelijk heeft gemaakt.
Het niet afsluiten van de (aanvullende) zorgverzekering wordt echter als onverantwoordelijk gedrag gezien en kan reden zijn om een aanvraag voor bijzondere bijstand voor (para)medische kosten als leenbijstand te verstrekken of bij herhaaldelijk blijk van onverantwoord gedrag de aanvraag voor (para)medische kosten af te wijzen.
ARTIKEL 16 ALGEMENE REGELS HOOGTE INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND
Gebruikelijke bewijsstukken zijn onder anderen: een (pro forma) nota, offerte of een schriftelijke verklaring.
ARTIKEL 17 INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND OM NIET
De Wet stelt dat bijzondere bijstand in principe als gift wordt verstrekt. Alleen in individuele bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgewezen.
ARTIKEL 18 INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND ALS LENING: BIJSTANDLENING
De maximale aflossingscapaciteit van 10% van de toepasselijke bijstandsnorm is de uiterste capaciteit. Hierbij dient sprake te zijn van maatwerk, omdat individuele omstandigheden kunnen plaatsvinden waardoor 10% teveel is. Rekening moet worden gehouden met bijvoorbeeld de aantoonbare stapeling van eigen bijdragen en/of niet vergoedbare noodzakelijke (zorg)kosten bij de belanghebbende of het gezin met een grote zorgbehoefte.
Zo wordt voorkomen dat de belanghebbende vervolgens problematische schulden krijgt vanwege noodzakelijke kosten of vanwege het ontbreken van reserveringsruimte opnieuw een beroep zal doen op bijzondere bijstand voor noodzakelijke kosten.
ARTIKEL 20 INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND VOOR GERINGE KOSTEN
Dit kan toegepast worden bij geringe periodiek terugkerende kosten zoals reiskosten of medicijnkosten. Hiermee wordt regeldruk voorkomen.
ARTIKEL 23 INDIVIDUELE STUDIETOESLAG
Zie artikel 36b van de Participatiewet voor de criteria die wettelijk gesteld worden. Er hoeft geen draagkrachtmeting op het inkomen plaats te vinden. Er is alleen sprake van een vermogenstoets.
De doelgroep voor de individuele studietoeslag is dezelfde als de mensen binnen het doelgroepregister van het UWV. De gemeente heeft inzage in het register. In het doelgroepregister staan mensen die onder de Participatiewet vallen en van wie vaststaat dat zij niet 100% van het wettelijk minimumloon kunnen verdienen. Het omvat onder andere naast Wajong’ers en mensen met een WSW-indicatie ook de mensen die zonder een voorziening niet het wettelijke minimumloon kunnen verdienen
Als de belanghebbende nog niet in het doelgroepregister van het UVW opgenomen staat dient een aanvraag Beoordeling Arbeidsvermogen gedaan te worden, hetzij door de belanghebbende zelf of zijn sociale omgeving, hetzij door de gemeente.
Als het waarschijnlijk is dat de belanghebbende recht heeft op de individuele studietoeslag, maar de aanvraag Beoordeling Arbeidsvermogen is nog niet klaar, kan de verstrekking voorlopig plaatsvinden, op voorwaarde dat de belanghebbende (desnoods achteraf) het bewijs kan overleggen dat hij/zij inderdaad de school of opleiding volgt. Hiermee wordt voorkomen dat de belanghebbende niet op tijd kan starten met de opleiding.
Het DUO levert bewijsstuk voor het recht op studiefinanciering, of recht op tegemoetkoming via Wtos, Daarnaast kan de belanghebbende gevraagd worden om een recente verklaring van de onderwijsinstelling dat belanghebbende is toegelaten.
Bij een vervolgaanvraag is het recht op een studietoeslag al eerder vastgesteld en is daarbij komen vast te staan dat er sprake is van onvoldoende arbeidsmogelijkheden. Als uit onderzoek blijkt dat de belanghebbende op het moment van vervolgaanvraag niet (langer) deelneemt aan een opleiding, wordt de vervolgaanvraag afgewezen.
Het betreft jongeren en jongvolwassenen tot 21 jaar die in Hellevoetsluis wonen of een postadres in Hellevoetsluis hebben. Als uitzondering op de regel kan op (Jeugdhulp)indicatie ook een belanghebbende jonger dan 18 jaar gebruik maken van Jongerentoeslag.
De jongerentoeslag moet jongeren in staat stellen om zelfstandig te kunnen wonen, of in het geval van samenwonen de bijdrage in de bestaanskosten op te kunnen brengen.
Bij de beoordeling voor deze jongerentoeslag is het belangrijk om naast de vaststelling van de noodzaak ook te onderzoeken of de ouder(s) de wettelijke onderhoudsplicht of voortgezette onderhoudsplicht niet kunnen opbrengen of dat het ongewenst is dat de ouder(s) hiertoe worden verplicht. Bijvoorbeeld vanwege een indicatie op grond van de Jeugdwet of bij alleenstaande statushouders tot sprake is van gezinshereniging.
Als een door de rechter afgegeven kinderalimentatiebeschikking niet wordt nagekomen door een ouder, dient de jongvolwassen belanghebbende verwezen te worden naar het LBIO (Landelijk Bureau Onderhoudsbijdrage).
Als de kinderalimentatiebeschikking (nog) niet afgegeven is, zal de gemeente het kind niet verplichten hiervoor naar de rechter te stappen.
De gemeente zal een terecht verstrekte jongerentoeslag niet verhalen op de ouder(s).
Periodieke woonkosten zijn algemeen noodzakelijke kosten voor bestaan die uit het inkomen betaald moeten kunnen worden. De belanghebbende is aangewezen op eigen kracht en voorliggende voorzieningen als huurtoeslag op grond van de Wet op de huurtoeslag (Wht).
Als deze woonkosten te hoog zijn voor de van toepassing zijnde inkomensnorm en de voorliggende voorzieningen samen, wordt van de belanghebbende verwacht dat deze verhuist naar een goedkopere woonruimte. Tenzij sprake is van maatwerk omdat eigen kracht op korte termijn geen oplossing biedt.
Zie ook de berekening van periodieke woonlasten voor koopwoningen op Grip op Participatiewet van Kluwer Schulinck .
Inspanningen om het netto gezinsinkomen te verhogen via (belasting)regelingen blijken door het optimaal gebruik maken van de maandelijkse voorlopige belastingaanslag, (wettelijke) toeslagen en vrijstellingen.
Inspanningen voor een (bij)baan door meerderjarige (mede)bewoners blijken door uit de inschrijving bij uitzendbureaus en het solliciteren naar (bij)banen.
Het (onder)verhuren van woningen van derden, of een woning met hypotheekschuld is vaak niet toegestaan, of alleen onder strenge voorwaarden mogelijk. Inspanningen hiervoor blijken uit het schriftelijke verzoek aan de verhuurder of hypotheekverstrekker om een kamer te verhuren.
Mogelijkheden om een aanwezige overwaarde van een koopwoning te benutten blijkt uit de jaaropgave van de hypotheekverstrekker. Inspanning blijkt uit het schriftelijke verzoek van belanghebbende hiertoe aan de hypotheekverstrekker.
ARTIKEL 28 HOOGTE WOONKOSTENTOESLAG
De maximale rekenhuur genoemd in artikel 13 van de Wht is op peildatum 2017: € 710,68.
Zie voor de maximale huurtoeslag de rekenhulp van de belastingdienst op:
De wet schrijft niet voor hoe de gemeente in het geval van minimaregelingen moet vaststellen of bestedingen daadwerkelijk zijn gedaan. De gemeente is vrij hier op eigen wijze invulling aan te geven.
ARTIKEL 31 MINIMAREGELING VOOR VOLWASSENEN: PARTICIPATIEFONDS
Dit werd voorheen het Sport- en Cultuurfonds genoemd.
Met het Participatiefonds zijn volwassen belanghebbenden (weer) in staat sociale activiteiten te ondernemen.
ARTIKEL 32 MINIMAREGELING VOOR KINDEREN EN JEUGDIGEN: KINDPAKKET
Dit werd voorheen het Sport- en Cultuurfonds voor kinderen genoemd.
Kinderen en jeugdigen worden met het Kindpakket (weer) in staat gesteld de normale sociale en (buiten)schoolse activiteiten te ondernemen die horen bij het gezond opgroeien. Ook kinderen van ouders in schuldhulpverleningstrajecten.
Schoolactiviteiten-gerelateerde kosten zijn onder andere kosten voor een schoolreisje, ouderbijdrage, kosten voor schoolspullen.
HOOFDSTUK 4 KOSTENSOORTEN INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND
ARTIKEL 35 NIET IN AANMERKING KOMENDE KOSTENSOORTEN
Bij reiskosten is een voorbeeld van de ‘volgens de meest gebruikelijke weg met het meest gebruikelijke voertuig, die door het merendeel van de mensen in een gelijksoortige situatie zou worden gevolgd’ bij de aanvraag voor een busabonnement bij schoolgaande kinderen: de route die een autobus volgt en niet een mogelijke fietsroute.
Het busstation aan De Sprong, postcode 3224 AK Hellevoetsluis wordt als het centrum van Hellevoetsluis gezien.
ARTIKEL 36 (PARA)MEDISCHE KOSTEN
(Medicijn-)kosten niet in het basispakket van de Zorgverzekering zitten, komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Zie naast de vergoedingenlijst van de CV Hellevoetsluis van CZ ook het reglement hulpmiddelen van CZ:
https://www.cz.nl/~/media/actueel/voorwaarden/reglement-hulpmiddelen.pdf
ARTIKEL 37 (MEER)KOSTEN BOVEN ALGEMEEN GEBRUIKELIJK
Zie voor de berekening van gemiddelden voor meerkosten bij verwarming:
https://www.nibud.nl/consumenten/energie-en-water/
Zie voor dieetkosten de Belastingdienst over specifieke zorgkosten de actuele bedragen per jaar:
https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/prive/relatie_familie_en_gezondheid/gezondheid/aftrek_zorgkosten/overzicht_zorgkosten/dieetkosten/dieetlijsten/dieetlijst_2017
Met een voorschot op de belastingteruggave wordt de belanghebbende in staat gesteld de noodzakelijke kosten voor te schieten.
ARTIKEL 38 LANGER ZELFSTANDIG THUIS WONEN
Op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning maakt de gemeente gebruik van het CAK minimabeleid, waardoor bij belanghebbende met een inkomen tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm geen eigen bijdrage voor een Wmo-voorziening(en) in rekening wordt gebracht. Hierdoor is voor deze belanghebbende geen noodzaak tot individuele bijzondere bijstand bij eigen bijdragen en/of kosten voor maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo, zoals huishoudelijke hulp, dagbesteding, begeleiding, hulpmiddelen, woningaanpassing of dringende verhuizing vanwege een beperking.
ARTIKEL 42 EIGEN BIJDRAGE KINDEROPVANGTOESLAG
De aanvraag voor deze bijzondere bijstand dient beoordeeld te worden in overleg met de betrokken klantmanager.
ARTIKEL 43 REISKOSTEN VOOR WOON-SCHOOLVERKEER
Het busstation aan De Sprong, postcode 3224 AK Hellevoetsluis wordt als het centrum van Hellevoetsluis gezien.
Om schoolkinderen zoveel mogelijk de gelegenheid te geven om samen te kunnen reizen, wordt uitgegaan van een centraal startpunt en niet van het woonadres.
In het algemeen zouden kinderen in de bovenbouw van op de basisschool zelfstandig kunnen reizen. Van kinderen in het middelbaar onderwijs kan verwacht worden dat ze zelfstandig kunnen reizen. Maar dit is sterk afhankelijk van het individuele kind en vraagt daarom maatwerk.
ARTIKEL 47 VERHUIS- EN INRICHTINGSKOSTEN
Als de dringende verhuizing plaatsvindt van buiten de gemeente naar de gemeente Hellevoetsluis, wordt contact opgenomen met de vorige gemeente. Als blijkt dat bij die gemeente geen draagkrachtmeting bekend is voor de belanghebbende, zal de draagkrachtmeting door Hellevoetsluis gemaakt worden.
ARTIKEL 48 DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN EN INVENTARIS
Bij de verwijzing naar tweedehands alternatieven dient rekening gehouden te worden met de staat van de tweedehands goederen en de intensiviteit waarmee de goederen gebruikt gaan worden.
De individuele Inkomenstoeslag of een persoonlijke lening bij de eigen bank gelden als een passende voorliggende voorziening. Niet voor iedere belanghebbende zal dit passend zijn, zoals de belanghebbende die helemaal opnieuw moet beginnen, waaronder een voormalige dak- en thuisloze vanuit een tijdelijke (maatschappelijke) opvang, of een statushouder vanuit een asielzoekerscentrum.
Een krediet in de vorm van een credit card of afbetaling, met bijbehorende hoge rentetarieven wordt niet vanuit de gemeente vereist, i.v.m. de samenhang met ons schuldhulpverleningsbeleid.
Als de belanghebbende de Individuele Inkomenstoeslag nog niet heeft aangevraagd en het aannemelijk is dat het recht bestaat, dient onderzoek plaats te vinden of dit recht bestaat op het moment van aanvraag en kan deze vervolgens verstrekt worden.
Bij de noodzaak tot verstrekking van individuele bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen dient de al verleende Individuele Inkomenstoeslag als voorliggende voorziening beschouwd te worden als deze korter dan 12 maanden voor aanvraagdatum duurzame gebruiksgoederen is verstrekt. In dat geval dient de hoogte van de verstrekking voor duurzame gebruiksgoederen hierop aangepast te worden. Een individuele inkomenstoeslag is echter geen doeluitkering en kan niet verplicht worden gebruikt voor duurzame goederen.
ARTIKEL 49 GARDEROBE BIJ SCHRIJNENDE OMSTANDIGHEDEN
Deze voorziening is bedoeld om de eerste nood op te heffen in uitzonderlijke gevallen.
Hierbij zal bij een persoonlijk incident vaak een verzekering als voorliggende voorziening gelden. In geval van een grote calamiteit heeft de gemeente ook vanuit andere middelen mogelijkheden om de eerste opvang te regelen.
ARTIKEL 50 REPRESENTATIEKOSTEN BIJ SOLLICITATIE
Deze bijzondere bijstand dient in overleg met de betrokken klantmanager te worden beoordeeld.
ARTIKEL 51 REISKOSTEN WOON-WERKVERKEER
Het busstation aan De Sprong, postcode 3224 AK Hellevoetsluis wordt als het centrum van Hellevoetsluis gezien.
Deze bijzondere bijstand dient in overleg met de betrokken klantmanager te worden beoordeeld.
Als de werkende als zelfstandig ondernemer inkomen verwerft, zijn deze verwervingskosten uit arbeid onderdeel van de beroepskosten en komen zij niet voor individuele bijzondere bijstand in aanmerking.
ARTIKEL 52 LEGES IDENTITEITBEWIJS
Onder acute noodzaak worden bedreigende situaties voor de (volks-)gezondheid gezien, zoals een medische behandeling en/of opname in een instelling, crisisopvang of crisishulp binnen schuldhulpverlening.
ARTIKEL 53 JURIDISCHE (REIS)KOSTEN
Op 2 februari 2017 is het wetsvoorstel duurzaam stelsel rechtsbijstand in consultatie gegeven, waaronder een voorstel tot uitbreiding van het Juridisch Loket voor kleinere juridische kwesties. Dit in reactie op het rapport van de commissie-Wolfsen uit 2016. Het is te verwachten dat de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) hierdoor in de loop van 2018 zal wijzigen.
ARTIKEL 55 ONDER MINIMUMINKOMEN DOOR (VOORLOPIGE) AANSLAG
Door individuele bijzondere bijstand te verlenen wordt in deze situatie voorkomen dat een belanghebbende bij formele extra verstrekking van (belaste) algemene bijstand binnen het actuele kalenderjaar geconfronteerd wordt met het terugbetalen van huur- en/of zorgtoeslag.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-136739.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.