Integraal Omgevingsbeleidsplan VTH Vergunningverlening, Toezicht & Handhaving Wabo 2017-2021 gemeente Eijsden-Margraten

 

Managementsamenvatting

Het gewijzigde Besluit omgevingsrecht (BOR) dat op 1 juli 2017 in werking treedt, schrijft voor dat de kwaliteit van de activiteiten op het gebied van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) dient te worden vastgelegd in beleidsplan. Hierbij zijn de Kwaliteitscriteria 2.1 het uitgangspunt. Met het voorliggende Integraal Omgevingsbeleidsplan, waarbij het principe van “comply or explain (pas toe of leg uit) “ is toegepast, voldoet de gemeente aan deze wetgeving.

 

De basis van het voorliggende Integraal Omgevingsbeleidsplan is het op 31 maart 2015 vastgestelde Omgevingsbeleidsplan vergunningverlening 2015-2019.

 

In deel 1 “Het kader” wordt de positionering en structuur van het omgevingsbeleidsplan toegelicht. Uitgangspunt is dat omgevingsbeleidsplan transparantie geeft aan de taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Hierbij opereert de gemeente als beheersgemeente waarbij de beschikbare formatie het vertrekpunt is voor de keuzen.

 

In deel 2 wordt achtereenvolgens het beleid voor de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving vastgelegd. Hierbij vormen de risicoanalyses opgenomen in bijlage 1 en 2 de basis.

 

Ten aanzien van het beleid op het gebied van de vergunningverlening zijn de onderdelen zoals vastgelegd in het huidige beleidsplan overgenomen en geactualiseerd. Toegevoegd zijn de activiteiten “het slopen op basis van het planologisch kader”, “het realiseren van uitwegen” “het kappen van bomen”. Voor deze onderdelen zijn de bestemmingsplannen en reeds vastgestelde beleidsplannen (bomenverordening en beleidsnota uitwegenvergunningen) leidend.

 

Op het gebied van toezicht is het beleid vastgelegd per activiteit van de Wabo analoog aan het beleid van de vergunningverlening. De toezichtsniveaus zijn gebaseerd op de risicoanalyses (bijlage 2) en sluiten aan op de vergunningverlening. Er zijn aparte risicoanalyses voor de realisatie- en de gebruiksfase. De nadruk van het toezicht in de realisatiefase ligt bij de monumenten, publiekstoegankelijke gebouwen en constructies bij evenementen. In de gebruiksfase ligt dit bij metaalbewerkings- en autobedrijven (milieu) en logies, campings en peuterspeelzalen (brandveiligheid). Naar aanleiding van meldingen vind altijd toezicht plaats. Gelet op de aanwezige capaciteit vindt geen actief toezicht plaats bij de activiteiten met een klein dan wel zeer klein risico, zoals het verwijderen van kleine hoeveelheden asbestplaten (<30 m2), kleine verbouwingen, niet meldingsplichtig bedrijven.

 

Verder is opgenomen dat het toezicht zoveel mogelijk integraal wordt uitgevoerd, dat een goed naleefgedrag wordt beloond en dat gewerkt gaat worden met flexteams bij thema- en inventariserende controles.

 

Worden tekortkomingen geconstateerd treedt het beleid op het gebied van de handhaving in werking. Hierbij is aangesloten bij de landelijk handhavingsstrategie (bijlage 5) waarbij de (mogelijke) gevolgen en het gedrag van de overtreder bepalend zijn bij de strategie van het optreden door het bevoegd gezag. Er zijn verschillende sanctiestrategieën vastgesteld afhankelijk van het soort toezicht dat plaatsvond, voor meldingen,

handhavingsverzoeken en ongewone voorvallen (bijlage 6). Hierbij wordt niet alleen de overtreder maar vooral ook de belanghebbende niet uit het oog verloren, in analogie van de opmerkingen van de Ombudsman inzake de handhaving door gemeenten.

Daarnaast is de gedoogstrategie opgenomen, het optreden tegen de eigen organisatie of andere overheden en het toepassen van bestuurs- en strafrechtelijke maatregelen. De gemeente maakt momenteel geen gebruik van het instrument bestuurlijke boete. De gemeente kan namelijk zelf boetes opleggen bij overtredingen, een taak die voorheen werd uitgevoerd door het OM. Hiervoor beschikt de gemeente op dit moment niet over de vereiste capaciteit zowel kwantitatief (extra werk) als kwalitatief (opleiding toezichthouders). Hierdoor verliest de handhaving aan kracht en effectiviteit.

In deel 3 is de beschikbare capaciteit naast het uit te voeren beleid geplaatst. Uitgangspunt van het beleidsplan is de aanwezige capaciteit. Er moet echter worden geconstateerd dat door het aantrekken van de economie er meer aanvragen binnenkomen waardoor de capaciteit bij de vergunningverlening sterk onder druk staat.

Daarnaast is in het kader van de het principe “comply or explain” een toets uitgevoerd van de huidige bezetting op het gebied van VTH aan de kwantitatieve en kwalitatieve eisen op de 26 deskundigheidsgebieden, zoals opgenomen in de kwaliteitscriteria 2.1 (bijlage 3). Geconcludeerd kan worden dat het noodzakelijk is dat bijscholing op het gebied van handhaving wordt aangepakt. Daarnaast is de gemeente kwetsbaar op gebieden waar maar één persoon de activiteiten uitvoert (o.a. bouwplantoets, cultuurhistorie, groen en ecologie, bouwfysica). Op 10 deskundigheidsgebieden voldoet de gemeente aan de gestelde eisen of is van mening dat de werkdruk een hoger bezetting niet toelaat (o.a. casemanagen, toezicht bodem, externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit).

 

In deel 4 is het organisatorisch kader weergegeven. Dit omvat een omschrijving van de strategische en operatieve cyclus (BIG-8). Verder is hier beschreven dat het voorliggende Omgevingsbeleidsplan voor een groot deel invulling geeft aan de gestelde procescriteria uit de Kwaliteitscriteria 2.1., waarbij nog enkele criteria nader worden beschreven, zoals verantwoording en monitoring, kwaliteitsborging, vergelijking en auditing en organisatorische condities.

 

Tot slot is aangegeven dat in navolging van dit Integraal Omgevingsbeleidsplan een uitwerking dient plaats te vinden in protocollen en werkinstructies.

Daarnaast dient het gehele proces van verlening, toezicht en handhaving te worden gedigitaliseerd en zal een reorganisatie van functies en taken moeten worden uitgevoerd om de werkdruk als gevolg van de economische opleving te reduceren.

Achtergrond  

Op 14 april 2016 is de Wet verbetering Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH) in werking getreden. Deze Wet omvat een wijziging van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

 

De Wet verbetering VTH stelt eisen aan de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van het omgevingsrecht.

Volgens artikel 5.5 van deze Wet dient de gemeente zorg te dragen voor een goede kwaliteit van de uitvoering en handhaving voor de Wabo taken die zij zelf uitvoeren, de zogenaamde niet-basistaken of wel genoemd de thuistaken. Dit kan door het vaststellen van de kwaliteitscriteria in een verordening of door het vaststellen van deze kwaliteit in een beleidsplan. Eén en ander conform het Besluit van 21 april 2017 tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht (BOR) dat op 1 april 2017 in werking is getreden.

Op grond van artikel 7.2 van het Besluit omgevingsrecht (BOR) dient de gemeente een uitvoerings- en handhavingsbeleid vast waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen zij zichzelf stellen bij de uitvoering en handhaving en welke activiteiten zij daartoe zullen uitvoeren.

Onderhavig Integraal Omgevingsbeleidsplan geeft invulling aan deze wettelijke verplichting.

 

Op 7 juni 2016 heeft het college besloten de kwaliteit van de uitvoering van de thuistaken vast te leggen in een beleidsplan. Uitgangspunt blijft het voldoen aan de (dynamische) kwaliteitscriteria 2.1. In dit beleidsplan wordt de taakuitvoering gespiegeld aan de kwaliteitscriteria, waarbij gewerkt wordt volgens de mogelijkheden van "comply or explain" (pas toe of leg uit).

 

Momenteel zijn twee aparte beleidsdocumenten voor VTH van toepassing:

het “Integraal Handhavingsbeleid 2012-2016 Eijsden-Margraten” vastgesteld 14 februari 2012 en

het “Omgevingsbeleidsplan vergunningverlening 2015-2019”.

Het Handhavingsbeleidsplan is gedateerd en is niet afgestemd op de Kwaliteitscriteria. Het Omgevingsbeleidsplan vergunningverlening is niet geheel compleet (artikel 2.2. Wabo ontbreekt) en voldoet aan de Kwaliteitscriteria.

Beide taakvelden, de uitvoering en handhaving, zijn nauw met elkaar verbonden en het is daarom aan te bevelen een duidelijk beleidslijn te kiezen die als een rode draad door de activiteiten loopt. Gelet hierop is er voor gekozen een geheel nieuw integraal omgevingsbeleidsplan voor de Vergunningverlening , Toezicht en Handhaving op te stellen. Hierbij vormt het Omgevingsbeleidsplan vergunningverlening de basis.

 

Het doel van het Omgevingsbeleidsplan is dat de klanten van de gemeente Eijsden-Margraten verzekerd zijn van kwaliteit en continuïteit op het gebied van VTH. Daarnaast dient het Omgevingsbeleidsplan een helder en transparant beeld weer te geven waardoor meer uniformiteit in werken tussen de medewerkers, een heldere prioriteitsstelling en duidelijke afspraken over de toetsniveaus ontstaat.

 

Het beleidsplan wordt vastgesteld voor een periode van 4 jaar, te weten 2017-2021.

 

Voor de basistaken (o.a. milieu, bodem, asbest) die door de Regionale Uitvoeringsdeienst Zuid Limburg worden uitgevoerd, geldt het volgende:

Volgens het nieuwe artikel 5.4 van de gewijzigde Wabo is de gemeenteraad verplicht bij verordening regels te stellen over de uitvoering en handhaving van de zogenoemde basistaken die in opdracht van burgemeester en wethouders door de Regionale Uitvoeringsdienst Zuid-Limburg (RUDZL) worden uitgevoerd. Dit om de kwaliteit van de uitvoering en handhaving te waarborgen. Deze verordening is door de raad vastgesteld op 12 juli 2016.

Vastgesteld door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten d.d. 18-07-2017

Integraal Omgevingsbeleidsplan VTH Vergunningverlening, Toezicht & Handhaving Wabo 2017-2021  

[Het Integraal Omgevingsbeleidsplan VTH Vergunningverlening, Toezicht & Handhaving Wabo 2017-2021 is aan de linkerkant te downoaden.]

Naar boven