MANDAAT- EN MACHTIGINGSBESLUIT OMGEVINGSDIENST FLEVOLAND & GOOI EN VECHTSTREEK

 

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum

gelet op:

afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht;

de Algemene wet bestuursrecht, Wet openbaarheid van bestuur, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder, de Waterwet, de Gemeentewet, de Provinciewet, de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen, de Ontgrondingenwet, de Wet Luchtvaart, het Bouwbesluit, de Algemene Plaatselijke Verordening Hilversum 2010;

de bij bovengenoemde wetten behorende Amvb’s, circulaires en regelingen;

artikel 4, vierde lid van de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek;

de instemming van de directeur van de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek, op grond van artikel 10:4, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht,

BESLUITEN:

Vast te stellen het Mandaat- en machtigingsbesluit Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek 2013 gemeente Hilversum

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. mandaat: de bevoegdheid om in naam van het college van Burgemeester en Wethouders

besluiten te nemen;

b. het college: het college van burgemeester en wethouders van Hilversum;

  • c.

    de raad: de gemeenteraad van Hilversum;

  • d.

    OFGV: Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek;

  • e.

    directeur: de directeur van de OFGV bedoeld in artikel 20, derde lid van de Gemeenschappelijke Regeling OFGV;

  • f.

    machtiging: de bevoegdheid om namens het college handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;

  • g.

    portefeuillehouder: het lid van het college dat zich bezighoudt met vergunningverlening, toezicht en handhaving;

  • h.

    BRZO: Besluit risico’s zware ongevallen;

    Artikel 2. Mandaatverlening

    1. Het college verleent aan de directeur mandaat om namens hem de in het tweede lid genoemde

bevoegdheden uit te oefenen voor zover het taken betreft welke aan de OFGV zijn overgedragen.

  • 2.

    De bevoegdheden waarop het mandaat betrekking heeft, zijn - ingedeeld naar categorie en

    voorzien van een mandaatnummer - vermeld in de bij dit besluit behorende bijlage, waarin

    ook de in acht te nemen randvoorwaarden zijn opgenomen.

    3. Het in het eerste lid verleende mandaat omvat zowel de bevoegdheid om besluiten te nemen,

    als de bevoegdheid om deze besluiten voor te bereiden en uit te voeren en de met de

    voorbereiding en uitvoering samenhangende correspondentie te ondertekenen.

  • 4.

    De directeur neemt bij de aan hem in mandaat verleende bevoegdheden de algemene

    instructies en de instructies per geval van het college in acht, als bedoeld in artikel 10.6 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3. Vertegenwoordiging in rechte

Het college machtigt de directeur om in voorkomende gevallen, voor zover het de in artikel 2, eerste lid genoemde bevoegdheden betreft, medewerkers van de OFGV die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, aan te wijzen om het college in rechte te vertegenwoordigen.

Artikel 4. Machtiging

1. Het college machtigt de directeur om namens en onder verantwoordelijkheid van hem feitelijke

handelingen te verrichten, zijnde handelingen die geen rechtshandelingen zijn.

2. Tot de handelingen als bedoeld in het eerste lid behoren in ieder geval het doorzenden van

correspondentie, het versturen van ontvangstbevestigingen, het verstrekken van inlichtingen

anders dan op basis van de Wet openbaarheid van bestuur, het aanvragen van informatie bij

bedrijven en andere overheden anders dan uit hoofde van de uitoefening van een wettelijke

taak of bevoegdheid; het versturen van uitnodigingen voor bijeenkomsten en het opschorten

van beslistermijnen.

3.De directeur kan medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen machtigen om

3.de in de vorige leden genoemde handelingen te verrichten. Wanneer de directeur hiertoe

3.besluit, stuurt hij een afschrift van zijn besluit aan het college. Dit besluit wordt op de gebruikelijke wijze bekend gemaakt.

Artikel 5. Voorwaarden mandaat en machtiging

1. De directeur houdt zich bij de uitoefening van de aan hem opgedragen bevoegdheden aan de

relevante wet- en regelgeving, de door de raad vastgestelde kaders alsmede het door het

college vastgestelde beleid.

2. Het college zorgt ervoor dat de directeur over alle benodigde informatie noodzakelijk voor de

uitvoering van het bepaalde in het eerste lid, kan beschikken.

3. Het college treedt bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de

directeur over uitvoeringsaspecten.

Artikel 6. Informatieplicht

1. De directeur informeert het college indien de uitoefening van een gemandateerde bevoegdheid

naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen kan hebben of indien een besluit tot

consequentie kan hebben dat de gemeente en/of het college aansprakelijk worden gesteld of anderszins aangesproken worden.

In de gevallen bedoeld in de vorige volzin verschaft de directeur tijdig alle benodigde

informatie aan het college en voert hij overleg met het college. De directeur gaat pas over tot uitoefening van de bewuste bevoegdheid, mits het college daarvoor toestemming heeft gegeven.

  • 2.

    De directeur en de portefeuillehouder overleggen regelmatig over de planning, de aantallen,

    de kwaliteit en de tijdigheid van de te nemen en reeds genomen besluiten door de directeur.

  • 3.

    Het bepaalde in de leden 1 en 2 is van overeenkomstige toepassing op de aan de directeur verleende machtiging.

  • 4.

    Het college laat zich bij het in het eerste lid bedoelde overleg vertegenwoordigen door de portefeuillehouder.

Artikel 7. Ondermandaat

1. De directeur kan de bevoegdheden, genoemd in artikel 2, in ondermandaat opdragen

aan medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, tenzij dat met zoveel woorden

ten aanzien van een concreet mandaat in de bijlage die behoort bij dit mandaatbesluit,

uitdrukkelijk is uitgesloten. Verder ondermandaat is niet geoorloofd.

2. De directeur is verplicht om het in het eerste lid genoemde ondermandaatbesluit toe te

sturen aan het college. Het ondermandaatbesluit wordt op de gebruikelijke wijze bekend

gemaakt.

3.De artikelen 2, 5, 6 en 7 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van

3. bevoegdheden in ondermandaat.

3.Artikel 8. Ondertekening

Uit de ondertekening van de in mandaat dan wel ondermandaat genomen besluiten moet blijken dat het namens het college is genomen.

Artikel 9. Vervanging

In geval van afwezigheid van de directeur, kan het mandaat c.q. de machtiging worden uitgeoefend door diens formele plaatsvervanger. De vervanging is van overeenkomstige toepassing op het ondermandaat en het in artikel 4, derde lid genoemde besluit.

Artikel 10. Verantwoording aan het college

De directeur brengt ieder half jaar schriftelijk verslag uit aan het college over het door hem uitgeoefende mandaat c.q. machtiging en het door hem verleende ondermandaat, waarbij aandacht wordt besteed aan aantallen, (financiële) risico’s en rechtmatigheid. Ten aanzien van opgelegde sanctiebeschikkingen wordt kort omschreven de soort overtreding en de hoogte van de opgelegde dwangsom(men).

Artikel 11. Evaluatie

Dit besluit wordt een jaar na inwerkingtreding geëvalueerd.Artikel 12. InwerkingtredingDit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 13. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als Mandaat- en machtigingsbesluit Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek 2013 gemeente Hilversum.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van

de gemeente Hilversum op 18 december 2012,

Secretaris, burgemeester,

K.van Elk, l.s. P.I. Broertjes

Aldus – gelet op het bepaalde in artikel 10:4, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht mee ingestemd door:

de directeur van de OFGV,

BIJLAGE BEHORENDE BIJ HET MANDAAT- EN MACHTIGINGSBESLUIT OMGEVINGSDIENST FLEVOLAND & GOOI EN VECHTSTREEK 2013

De in de bijlage genoemde bevoegdheden hebben betrekking op de in de aanhef bij het mandaat- en machtigingsbesluit genoemde wetten en daarbij behorende regelingen, Amvb’s encirculaires, te weten:

- de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid bestuur, de Wet algemene bepalingen

omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder, de Waterwet, de gemeentewet, de Provinciewet, de Ontgrondingenwet, de Wet Luchtvaart, het Bouwbesluit, de Algemene Plaatselijke Verordening Hilversum 2010;

-de bij bovengenoemde wetten behorende circulaires en regelingen;

CATEGORIE A. ALGEMEEN

Nummer bevoegdheid

Bevoegdheden

voorwaarden

A 1

Vaststellen van verweerschriften en het voeren van correspondentie in het kader van bezwaarprocedures bij de gemeente en beroepsprocedures bij rechtbank of Raad van State

 

A 2

Instellen van bezwaar en beroep door de gemeente en voeren rechtsgedingen waarbij de gemeente optreedt als eisende partij

Na overleg met het college

A 3

Nemen van besluiten op bezwaar inhoudende ongegrondverklaring of niet-ontvankelijkheidverklaring

Conform advies van de Commissie bezwaarschriften van de gemeente Hilversum

A 4

Digitaal aanleveren aan het kadaster van besluiten waaruit publiekrechtelijke beperkingen in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen voortvloeien

 

A 5

Aanwijzen ambtenaren belast met het onttrekken van persoonsgegevens uit de basisregistratie personen zoals die zijn opgenomen in de Gemeentelijke basisadministratie

 

A 6

Het beslissen op verzoeken om informatie als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur aangaande het werkterrein van het samenwerkingsverband

Algemeen mandaat

Grondslag: Wet openbaarheid van bestuur

A 7

Het raadplegen van registers (algemene registers en justitieel documentatieregisters)

 

A 8

Het geven van wettelijke en vrijwillige adviezen, inspraakreacties en/of commentaar op beleidsplannen, regelgeving van en vergunningverlening door andere overheden of externe partijen

Grondslag: diverse wetten

CATEGORIE B. VERGUNNINGEN/ONTHEFFINGEN

Nummer bevoegdheid

Bevoegdheden

Voorwaarden

B 1

Procedurele correspondentie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het sturen van een ontvangstbevestiging van een aanvraag, besluit om aanvraag niet in behandeling te nemen omdat aanvraag onvolledig is, verzoek om aanvulling van de aanvraag, opschorten/verlengen van de beslistermijn op de aanvraag,vaststellen ontwerpbesluit en inwinnen en beoordelen van advies over de aanvraag (ziet ook op bibob-advies) en inwinnen van zienswijzen n.a.v.ontwerpbesluit

 

B 2

Beslissen op aanvragen om (het wijzigen van een) ontheffing.

 

B 3

Beslissen op aanvragen om (het wijzigen van) een vergunning (diverse aspecten, inclusief asbest)

 

B 4

Het afdoen van aanvragen om een enkelvoudige omgevingsvergunning o.g.v. art 2.1 lid 1, sub d en e

Grondslag: WABO en Bouwbesluit

B 5

Besluit tot het ambtshalve wijzigen van een vergunning/ontheffing.

 

B 6

Het nemen van verlengingsbesluiten voor de enkelvoudige aanvragen om een omgevingsvergunning o.g.v. artikel 2.1 lid 1, sub d en e WABO

Grondslag: artikelen 3.9, lid 2 en 3.12, lid 8 WABO

B 7

Het afdoen van meldingen op grond van artikel 8:40 Wm incl. Besluit afdwingen akoestisch onderzoek

Grondslag: Artikel 8.40 Wm

B 8

Het afdoen van aanvragen om ontheffing op grond van artikel 3 van het Lozingenbesluit bodembescherming

Grondslag:WABO

Milieuregelgeving

Bouwbesluit

B 9

Intrekken ontheffing/vergunning op verzoek houder ontheffing/vergunning

-Met uitzondering van het intrekken van een

- vergunning op grond van de wet Bibob

B 10

Milieuneutrale wijziging Wabo

Grondslag: artikel 3.10 lid 3 WABO

B 11

Het beslissen omtrent het opleggen van een maatwerkvoorschrift als bedoeld in artikel 8.42 lid 3 van de Wet milieubeheer

Grondslag: artikel 8.42 Wm

B 12

Ambtshalve intrekken van een ontheffing/vergunning

-Met uitzondering van het intrekken van een

- vergunning op grond van de wet Bibob

B 13

Omgevingsvergunning beperkte milieutoets

Grondslag: Activiteitenbesluit

B 14

Het afdoen van meldingen brandveilig gebruik op grond van het Bouwbesluit

Grondslag:Bouwbesluit

B 15

Het beslissen op een verzoek tot toepassing van het gelijkwaardigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 8.40a Wet milieubeheer en artikel 1.8 van het Activiteitenbesluit

 

B 16

het beoordelen van veiligheidsrapporten en het verrichten van alle daarmee verband houdende handelingen en het nemen van besluiten op grond van artikel 16 Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO), inclusief bijwerken Risicoregister

 

B 17

Beleid, ondersteuning en handhaving Grondstromen inclusief afhandeling meldingen Bodem+

 

CATEGORIE C TOEZICHT/HANDHAVING

Nummer bevoegdheid

Bevoegdheden

Voorwaarden

C 1

Procedurele correspondentie

 

C 2

Besluit tot het uitoefenen van bestuursdwang in de situaties als genoemd in de “Instructie uitoefening mandaat bij vuurwerkevenementen’’

 

C 3

Besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom/ bestuursdwang

 

C 4

Besluit tot beëindiging van een dwangsomprocedure/bestuurs-dwang

 

C 5

Het nemen van een besluit op een aanvraag om handhaving (positief dan wel negatief)

Grondslag: artikelen 5:22 en 5:23 Algemene wet bestuursrecht, WABO, Bouwbesluit en milieuregelgeving

C 6

Het invorderen van verbeurde dwangsommen

Grondslag: Algemene Wet bestuursrecht

C 7

Het tekenen van legitimatiebewijzen voor toezichthouders voor de gemeente Hilversum

Grondslag: artikel 5:12 Algemene wet bestuursrecht

C 8

BRZO-inspectie

 

CATEGORIE D OVERIG

Nummer bevoegdheid

Bevoegdheden

Voorwaarden

D 1

Procedurele correspondentie

 

D 2

Vaststellen hogere grenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder.

 

D 3

Het laten uitvoeren van geluidsmetingen o.g.v. de Wm en de Algemene plaatselijke verordening

Grondslag: Wet milieubeheer

Algemene plaatselijke

Verordening Hilversum 2010

D 4

Het afdoen van klachten, niet zijnde klachten als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene Wet bestuursrecht, die het werkveld van het samenwerkingsverband betreffen

Grondslag:diverse wetten, o.a. WABO, bouwbesluit en milieuregelgeving

TOELICHTING BIJMANDAAT- EN MACHTIGINGSBESLUIT OMGEVINGSDIENST FLEVOLAND & GOOI EN VECHTSTREEK 2013

ALGEMEEN

Inleiding

De Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek (hierna: OFGV) is door onder meer de gemeente Hilversum opgericht met als doel een robuuste uitvoeringsorganisatie te vormen ten behoeve van een adequate uitvoering van omgevingstaken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving.

Het is de bedoeling dat de OFGV in opdracht van onder meer de gemeente deze taken op een effectieve en slagvaardige manier gaat uitvoeren. De effectiviteit en slagvaardigheid wordt vergroot wanneer het college aan de directeur van de OFGV de bevoegdheid toekent om namens hem de benodigde besluiten te nemen en handelingen te verrichten.

Door vaststelling van het onderhavige mandaat- en machtigingsbesluit Flevoland Gooi & Vechtstreek 2013 (hierna: mandaat- en machtigingsbesluit) wordt aan de directeur deze bevoegdheid toegekend.

Wat is mandaat

In de Algemene wet bestuursrecht is een algemene regeling opgenomen over mandaat, en wel in afdeling 10.1.1. In artikel 10.1 van deze Algemene wet bestuursrecht wordt onder mandaat verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan (lees in casu: het college) besluiten te nemen. Met andere woorden: degene aan wie mandaat wordt verleend (= de gemandateerde) krijgt de bevoegdheid om een besluit te nemen dat geldt als een besluit van het bestuursorgaan dat het mandaat heeft verleend. Het door de gemandateerde genomen besluit geldt dan ook als een besluit van het bestuursorgaan en heeft dezelfde juridische gevolgen als een door het bestuursorgaan zelf genomen besluit.

Mandaat heeft alleen betrekking op het nemen van besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In deze wet wordt onder besluit verstaan “een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling”. Het gaat hier om typische overheidsbeslissingen, zoals het verlenen van een vergunning/ontheffing.

Het bestuursorgaan dat mandaat heeft verleend (= de mandaatgever) blijft volledig verantwoordelijk voor het besluit dat in mandaat is genomen. Daarom is in de Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheid opgenomen dat de mandaatgever de gemandateerde instructies kan geven waarmee de gemandateerde bij het uitoefenen van het mandaat rekening moet houden.

In de praktijk hangt een effectieve toepassing van het mandaatbesluit direct samen met :

1. het vertrouwen dat het bestuursorgaan heeft in de gemandateerde;

2. de competentie van de gemandateerde om in te schatten wanneer een besluit – dat in principe

in mandaat mag worden genomen – in verband met politieke gevoeligheid ter besluitvorming

aan het college moet worden voorgelegd.

Bij het schrijven van onderhavige mandaatregeling is ervan uitgegaan dat dit vertrouwen en de benodigde competentie aanwezig zijn.

Wat is machtiging

In onderhavig mandaat- en machtigingsbesluit wordt niet alleen over mandaat gesproken maar ook over machtiging. De begrippen mandaat en machtiging hebben gemeen dat namens het college wordt gehandeld. Bij mandaat gaat het om het nemen van besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Het gaat daarbij om het verrichten van publiekrechtelijke rechtshandelingen. Dit zijn typische overheidshandelingen zoals bijvoorbeeld het nemen van een besluit op een aanvraag om een vergunning en het verlenen van een ontheffing. Het gaat hierbij om rechtshandelingen die een burger niet kan verrichten. Daarnaast is het ook mogelijk om andere handelingen te verrichten, zoals feitelijke handelingen, waarbij het beogen van een rechtsgevolg geen rol speelt. Bijvoorbeeld het verstrekken van informatie. Wanneer een ander namens het college deze handelingen verricht, is geen sprake van mandaat maar van machtiging.

Gehanteerde uitgangspunten bij het opstellen van onderhavig mandaat- en machtigingsbesluit

Bij het opstellen van een mandaatregeling moet een goede balans worden gevonden tussen rechtszekerheid en doelmatigheid. Uit een oogpunt van rechtszekerheid is het van belang dat zo scherp mogelijk omschreven wordt welke bevoegdheden in mandaat mogen worden uitgeoefend en welke handelingen op grond van een verleende machtiging mogen worden verricht. Doelmatigheid is echter juist meer gediend met ruimere en algemeen geformuleerde mandaten en machtigingen, zodat niet bij voortduring afgevraagd moet worden of een bepaald besluit of handelen nu juist wel of juist niet onder het mandaat of de machtiging valt. In onderhavig mandaat- en machtigingsbesluit is getracht deze balans te vinden door hierin een algemeen kader aan te geven waarbinnen kan worden beoordeeld of een besluit in mandaat kan worden genomen of een handeling op grond van een verleende machtiging kan worden verricht. In de bij dit mandaat- en machtigingsbesluit behorende bijlage wordt concreet aangegeven op welk soort besluiten het mandaat betrekking heeft en op welk soort handelingen de machtiging.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel worden veel gebruikte begrippen uitgelegd.

Artikel 2. Mandaatverlening

Dit artikel regelt de mandaatverlening aan de directeur van de OFGV.

De bevoegdheden die door de directeur in mandaat mogen worden uitgeoefend zijn vermeld in de bijlage die bij dit mandaat- en machtigingsbesluit behoort.

Het verleende mandaat ziet zowel op het namens het college nemen van besluiten als op het namens het college ondertekenen van besluiten.

De bijlage is ingedeeld in een aantal categorieën:

categorie A: algemeen

categorie B: vergunningverlening/ontheffingverlening

categorie C: toezicht/handhaving

categorie D: overig.

Zowel in de aanhef van het mandaat- en machtigingsbesluit als in de bijlage zelf is aangeven dat de bevoegdheden waarvoor mandaat c.q. machtiging is verleend, betrekking hebben op:

- de Algemene wet bestuursrecht, Wet openbaarheid bestuur, de Wet algemene bepalingen

omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder, de Waterwet, de gemeentewet, de Provinciewet, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Ontgrondingenwet, de Wet Luchtvaart, de Wet hygiëne en veiligheid bad- en zwemgelegenheden, het Bouwbesluit, de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012, de Algemene Plaatselijke Verordening Hilversum 2010;

-de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet voor zover het gaat om toezicht en

- handhaving en

-- de bij bovengenoemde wetten behorende circulaires en regelingen;

Artikel 3. Vertegenwoordiging in rechte

In dit artikel is aangegeven dat de directeur medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, kan aanwijzen om het college in rechte te vertegenwoordigen. Dit artikel is algemeen geformuleerd. Het wordt aan de verantwoordelijkheid van de directeur overgelaten om er voor te zorgen dat de aan te wijzen medewerkers over de vereiste kennis en vaardigheden beschikken.

Artikel 4. Machtiging

In dit artikel wordt de directeur door het college gemachtigd om namens hen feitelijke handelingen te verrichten. In het tweede lid worden een aantal voorbeelden genoemd.

Artikel 5.Voorwaarden mandaat en machtiging

In dit artikel worden de voorwaarden genoemd waaraan de directeur zich bij het uitoefenen van het mandaat dan wel de machtiging dient te houden.

Artikel 6. Informatieplicht

In dit artikel is geregeld dat de directeur het college op de hoogte stelt van politiekgevoelige besluitvorming. De directeur voert hierover overleg met het college. Het college kan zich bij dit overleg laten vertegenwoordigen door de portefeuillehouder (indien van toepassing).

Wanneer sprake is van politieke gevoeligheid worden de uitkomsten van dit overleg vastgelegd.

Artikel 7. Ondermandaat

Omdat een efficiënte besluitvorming bij de OFGV te bevorderen, is het de directeur toegestaan om eenmaal ondermandaat te verlenen aan medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen.

Het wordt aan de verantwoordelijkheid van de directeur overgelaten om er voor te zorgen dat de aan te wijzen medewerkers over de vereiste kennis en vaardigheden beschikken.

Artikel 8. Ondertekening

In dit artikel is de wijze van ondertekening van de in mandaat genomen besluiten geregeld.

Artikel 9. Vervanging

Dit artikel regelt dat in geval van verhindering van de directeur zijn formele plaatsvervanger het mandaat dan wel de machtiging krijgt.

Artikel 10. Verantwoording aan het college

In dit artikel is geregeld dat de directeur verantwoording moet afleggen aan het college over de wijze waarop hij met het verleende mandaat c.q. de verleende machtiging is omgegaan. Door het opnemen van de verantwoordingsplicht kan het college nagaan of de directeur wel op een juiste wijze met het verleende mandaat c.q. de verleende machtiging omgaat.

Artikel 11. Evaluatie

Omdat de OFGV een nieuwe organisatie is en moet groeien in haar rol, hecht het college eraan om de werking van deze mandaatregeling na een jaar te evalueren. In het kader van deze evaluatie kan worden nagegaan of aanleiding bestaat het verleende mandaat uit te breiden.

TOELICHTING OP DE BIJLAGE

Bij het opstellen van de bijlage is getracht een goede balans te vinden tussen rechtszekerheid en doelmatigheid. Uit een oogpunt van rechtszekerheid is het van belang dat zo scherp mogelijk omschreven wordt welke bevoegdheden in mandaat mogen worden uitgeoefend en welke handelingen op grond van een verleende machtiging mogen worden verricht. Doelmatigheid is echter juist meer gediend met ruimere en algemeen geformuleerde mandaten en machtigingen, zodat niet bij voortduring afgevraagd moet worden of een bepaald besluit of handelen nu juist wel of juist niet onder het mandaat of de machtiging valt. In onderhavige bijlage is getracht deze balans te vinden door te werken met categorieën van besluiten.

In de aanhef van de bijlage is voor de volledigheid aangegeven op welke wetten de in de bijlage genoemde bevoegdheden betrekking hebben.

Naar boven