Subsidieregeling Algemene Voorzieningen Wmo en Jeugd 2018

 

 

 

Beleidsmatig kader: Transformatieagenda Algemene Voorzieningen Wmo en Jeugd 2018-2020 vastgesteld in de raadsvergadering van 15 juni 2017.

Subsidieregeling Wmo en Jeugd 2018, basis voor bekostiging van de Algemene Voorzieningen Wmo en Jeugd

Deel I Subsidieregeling

Deel II Artikelsgewijze toelichting

Deel III Subsidieplafonds 2018 en planning 2018

 

Inhoudsopgave

 

Deel I Subsidieregeling

Artikel 1. Algemene bepalingen

Artikel 2. Doelstelling subsidieregeling

Artikel 3. Eisen aan de aanvrager

Artikel 4. Subsidiabele functies

Artikel 5a. Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Basis ontmoetingsplek - Ontmoeting en dagbesteding (niet arbeidsmatig)

Artikel 5b. Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Dagbesteding niet gekoppeld aan een basis ontmoetingsplek

Artikel 6. Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Arbeidsmatige dagbesteding

Artikel 7a. Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Inwonersondersteuning stadsdeelgericht

Artikel 7b. Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Inwonersondersteuning stedelijk

Artikel 8. Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Maatschappelijke opvang

Artikel 9 Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Vrijwilligersondersteuning

Artikel 10. Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Mantelzorgondersteuning

Artikel 11. De aanvraag

Artikel 12. Samenwerkingsverband

Artikel 13. Subsidieplafond en verdeelregels

Artikel 14. Aanvullende weigeringsgronden

Artikel 15. Subsidiabele kosten

Artikel 16. Voorwaarden

Artikel 17. Verplichtingen

Artikel 18. Voorschotten

Artikel 19. Vaststelling van de subsidie

Artikel 20. Afwijkingsbevoegdheid

Artikel 21. Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel

 

Deel II Artikelsgewijze- en beleidsmatige toelichting

 

Algemeen beleidsmatig toetsingskader Algemene Voorzieningen Wmo en Jeugd

Artikel 2. Doelstelling en doelgroep subsidieregeling

Artikel 3. Eisen aan de aanvrager

Artikel 5a. Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Basis ontmoetingsplek - Ontmoeting en dagbesteding (niet arbeidsmatig)

Artikel 5b. Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Dagbesteding niet gekoppeld aan een basis ontmoetingsplek

Artikel 6. Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Arbeidsmatige dagbesteding

Artikel 7a. Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Inwonersondersteuning stadsdeelgericht

Artikel 7b. Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Inwonersondersteuning stedelijk

Artikel 8. Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Maatschappelijke opvang

Artikel 9. Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Vrijwilligersondersteuning

Artikel 10. Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Mantelzorgondersteuning

Artikel 11. De aanvraag

Artikel 12. Samenwerkingsverband

Artikel 15. Subsidiabele kosten

Artikel 20. Afwijkingsbevoegdheid

 

Deel III Subsidieplafonds 2018 en planning 2018

 

Subsidieplafonds 2018

Planning 2018

 

 

Deel I Subsidieregeling

Subsidieregeling Algemene Voorzieningen

Wmo en Jeugd 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn,

Overwegende dat het noodzakelijk is nadere regels vast te stellen voor het subsidiëren van algemene en overige voorzieningen binnen de kaders van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet, de nota ‘De kracht van Apeldoorners’, de visie en uitvoeringsnota ‘Welzijn & Zorg, vrijwilligerswerk en mantelzorg 2014’ en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Apeldoorn 2015, de verordening Zorg voor Jeugd 2015-2016, de nota ‘Jeugd, onze zorg’ maart 2014, de uitvoeringsnota ‘Zorg voor jeugd 2015-2016’ en de notitie ‘Doorontwikkeling CJG’ en de ‘Transformatieagenda Algemene Voorzieningen Wmo en Jeugd 2018-2020’juni 2017 en het Visiedocument ‘Kwaliteit in tijden van transitie en transformatie’, juni 2016,

gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening gemeente Apeldoorn 2014;

 

BESLUIT:

De Subsidieregeling Algemene Voorzieningen Wmo en Jeugd 2018 vast te stellen.

 

Artikel 1. Algemene bepalingen

  • 1.

    Tenzij in deze regeling uitdrukkelijk anders wordt vermeld, gelden de voorwaarden en bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Apeldoorn 2014.

  • 2.

    Voor subsidieverstrekking geldt naast het bepaalde in deze subsidieregeling onverkort het bepaalde in de artikelsgewijze- en beleidsmatige toelichting op de subsidieregeling Algemene Voorzieningen Wmo en Jeugd 2018.

  • 3.

    Voor toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Algemene Voorzieningen: een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de inwoner, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning. Onder de begripsomschrijving ‘algemene voorzieningen’ wordt tevens verstaan de ‘Overige voorzieningen’ zoals bedoeld in de Jeugdwet;

    • b.

      Asv: de Algemene subsidieverordening gemeente Apeldoorn 2014;

    • c.

      Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

    • d.

      organisatie: een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie die werkzaam is op het gebied van zorg, ondersteuning en welzijn en zich ten doel stelt zonder winstoogmerk activiteiten te verrichten;

    • e.

      penvoerder: de door het samenwerkingsverband aangewezen penvoerende organisatie;

    • f.

      samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband dat is gevormd ten behoeve van uitvoering van activiteiten, bestaande uit tenminste twee niet in een groep verbonden organisaties;

    • g.

      subsidieregeling: subsidieregeling Algemene Voorzieningen Wmo en Jeugd 2018;

    • h.

      Transformatieagenda: Transformatieagenda Algemene Voorzieningen Wmo en Jeugd 2018-2020;

    • i.

      Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • j.

      jeugdigen: inwoners in de leeftijd van 0 tot 23 jaar;

    • k.

      volwassenen: inwoners in de leeftijd vanaf 18 jaar.

Artikel 2. Doelstelling en doelgroepsubsidieregeling

  • 1.

    Het college kan op aanvraag van een organisatie subsidie verstrekken voor activiteiten die voldoen aan de leidende kwaliteitsprincipes en tot doel hebben om:

  • Inwoners in staat te stellen zo lang mogelijk zelfstandig, op eigen kracht in hun eigen leefomgeving te wonen (zelfredzaamheid);

  • Inwoners deel te laten nemen aan de maatschappij (participatie/arbeid), hun netwerk te vergroten en hun draagkracht en vaardigheden te versterken;

  • De sociale samenhang, leefbaarheid en veiligheid in de stad(sdelen) te bevorderen (oa. door het voorkomen van overlast) en inwoners te verbinden;

  • Vrijwilligerswerk en mantelzorg te bevorderen en te ondersteunen;

  • Te voorkomen dat er een beroep wordt gedaan op maatwerk- en individuele voorzieningen (preventie) en/of te komen tot een optimale mix van maatwerk/individuele en algemene voorzieningen.

  • 2.

    De activiteiten dragen bij aan de doelstellingen als bedoeld in lid 1, indien sprake is van preventieve en/of ondersteunende activiteiten die zich kenmerken door:

  • een aanbod dat is afgestemd op de aantoonbare behoefte van inwoners;

  • het verbinden van zelfredzame en minder zelfredzame inwoners;

  • een evenwichtige spreiding over en in de stad(sdelen);

  • ondersteuning die zo dicht mogelijk bij de inwoners is georganiseerd;

  • een aanbod met, indien relevant, een mix van zorg en welzijn;

  • werken vanuit de inclusieve gedachte;

  • collectief werken waar mogelijk en individueel waar nodig;

  • een evenwichtige inzet van professionals en vrijwilligers/ervaringsdeskundigen;

  • een evenwichtige mix van accommodatie-gebonden en outreachend aanbod;

  • een herkenbaar en toegankelijk/laagdrempelig aanbod;

  • een kwalitatief hoogwaardig aanbod.

  • 3.

    Doelgroepen voor de Algemene Voorzieningen in het kader van dez subsidieregeling zijn inwoners van de gemeente Apeldoorn die (potentieel) omschreven worden als:

  • Inwoners die eenzaam zijn;

  • Oudere inwoners die langer thuis blijven wonen;

  • Jonge inwoners en/of hun ouders met een ondersteuningsvraag;

  • Inwoners met financiële problemen;

  • Inwoners met een (verstandelijke/lichamelijke) beperking, met niet aangeboren hersenletsel, met psychiatrische/psychosociale problematiek, voor wie een algemene voorziening (voldoende) passend is.

  • 4.

    Doelgroep voor de Algemene Voorzieningen in het kader van deze subsidieregeling zijn ook inwoners die behoren tot de cliëntgroep Maatschappelijke opvang en Beschermd wonen in de regiogemeenten (Apeldoorn, Epe, Heerde Brummen, Voorst).

Artikel 3. Eisen aan de aanvrager

  • 1.

    Voor subsidiëring op grond van deze regeling komen in aanmerking organisaties die:

    • a.

      beschikken over aantoonbare kennis en ervaring in het betreffende vakgebied/de betreffende werksoort;

    • b.

      zijn ingebed in de lokale sociale infrastructuur;

    • c.

      tarieven hanteren conform de van toepassing zijnde CAO;

    • d.

      waarborgen dat hun medewerkers continu bijgeschoold worden op basis van relevante ontwikkelingen met betrekking tot de dienstverlening;

    • e.

      waarborgen dat zorg- en ondersteuning wordt uitgevoerd door deskundige medewerkers;

    • f.

      beschikken over beroepskrachten die de Nederlandse taal in woord en geschrift op niveau B2 beheersen;

    • g.

      een regeling vastgesteld en bij cliënten bekend gemaakt hebben voor de afhandeling van klachten c.q. medezeggenschap van cliënten;

    • h.

      beschikken over een vrijwilligersbeleid (waarin o.a. aandacht is voor scholing, begeleiding en veiligheid);

    • i.

      geen eigen bijdrage heffen, met uitzondering van een (toegankelijke) bijdrage voor consumptieve en recreatieve goederen en een kostendekkende bijdrage voor de inzet van vakdocenten bij recreatieve activiteiten op ontmoetingsplekken;

    • j.

      medewerkers en vrijwilligers inzetten die in het bezit zijn van een verklaring omtrent gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet Justitiële en strafvorderlijke gegevens. Voor vrijwilligers en ervaringsdeskundigen kan hierop een uitzondering worden gemaakt;

    • k.

      conform de wet Meldcode voor huiselijk geweld beschikken over een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en handelen conform de regionale routekaart;

    • l.

      voor zover het de doelgroep jeugdigen betreft, aangesloten zijn bij de Verwijsindex risicojongeren Midden-IJssel/Oost-Veluwe en signaleert waar nodig in de verwijsindex;

  • 2.

    Voor vrijwilligersorganisaties waar geen beroepskrachten werkzaam zijn, zijn de eisen c, d, e, f, g uit lid 1 van dit artikel niet van toepassing.

Artikel 4. Subsidiabele functies

  • 1.

    Het college kan subsidie verstrekken voor activiteiten die behoren tot de navolgende functies:

  • a.

    Ontmoeting en dagbesteding (niet arbeidsmatig)- Basis ontmoetingsplek;

  • b.

    Arbeidsmatige dagbesteding;

  • c.

    Inwonersondersteuning;

  • d.

    Maatschappelijke opvang;

  • e.

    Vrijwilligersondersteuning;

  • f.

    Mantelzorgondersteuning.

  • 2.

    De subsidie voor de bovengenoemde functies wordt verstrekt voor het kalenderjaar 2018.

  • 3.

    Het college kan besluiten (een deel van) de subsidieverleningen op grond van de regeling met één of meerdere kalenderjaren te verlengen.

Artikel 5a. Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Basis ontmoetingsplek –Ontmoeting en dagbesteding (niet arbeidsmatig)

  • 1.

    Het college kan, via een penvoeder, subsidie verlenen aan een samenwerkingsverband van organisaties dat in een stadsdeel voorziet in een Basis ontmoetingsplek.

  • a.

    Een basis ontmoetingsplek voldoet aan de volgende eisen:

  • I.

    Er wordt een openstelling gerealiseerd van 49-52 weken per jaar, 40 uur per week, verspreid over 6-7 dagen. Voor de dorpen kan hierop een uitzondering worden gemaakt.

  • II.

    Het programma bestaat overwegend uit activiteiten gericht op ondersteuning en activiteiten gericht op gezondheid, weerbaarheid en het ontwikkelen van vaardigheden waarbij er

    • minimaal 3 maal per week gelegenheid is om samen te eten;

    • dagelijks gelegenheid is om informatie- en adviesvragen te stellen, waaronder minimaal 1 keer per week een formulieren/sociaal juridisch spreekuur, waarbij geborgd is dat er sociaal juridische kennis aanwezig is.

  • III.

    De activiteiten zijn verbonden met minimaal 16 uur aan activiteiten van dagbesteding. Voor deze dagbesteding geldt:

    • dat een inwoner in aanmerking komt wanneer hij niet of beperkt zelfredzaam is om dag invulling vorm te geven. Ook hulp van de eigen leefomgeving of vanuit een andere algemene voorziening kan hierin niet (volledig) voorzien;

    • het uitgangspunt gemiddeld 1 op 10 is, als het gaat om het aantal professionals in verhouding tot het aantal bezoekers.

  • IV.

    Het programma is aangevuld met activiteiten gericht op samenzijn. Hierbij wordt de norm gehanteerd dat 1 uur professionele inzet leidt tot 4 uur aan activiteiten.

  • V.

    Er sprake is van ervaring, deskundigheid en een programmering voor alle doelgroepen.

  • VI.

    Mogelijkheden tot participatie aan mensen met een uitkering, scholieren en studenten (stage) wordt geboden.

  • VII.

    Buurtbetrokkenheid en inwonersinitiatieven worden gestimuleerd en gefaciliteerd.

  • b.

    Een basis ontmoetingsplek, alleen bedoeld voor jeugdigen, gericht op het

    vergroten van de ontwikkelkansen van jeugdigen en het bevorderen van de

    leefbaarheid, voldoet aan de volgende eisen:

  • I.

    Er wordt een openstelling gerealiseerd van minimaal 40 weken per jaar waarvan minimaal 1 dagdeel per week in het weekend.

  • II.

    Het programma bestaat overwegend uit activiteiten gericht op:

  • ondersteuning;

  • gezondheid, weerbaarheid en het ontwikkelen van vaardigheden op het gebied van sociaal functioneren;

  • het stimuleren van initiatieven voor en door jeugdigen.

  • III.

    Het programma wordt eventueel aangevuld met activiteiten gericht op

    samenzijn. Hierbij wordt de norm gehanteerd dat 1 uur professionele

    inzet leidt tot 4 uur activiteiten.

  • IV.

    Mogelijkheden tot participatie aan mensen met een uitkering, scholieren en studenten (stage) wordt geboden.

  • V.

    Buurtbetrokkenheid en inwonersinitiatieven worden gestimuleerd en gefaciliteerd.

  • 2.

    Indien toewijzing van alle aanvragen die voldoen aan de eisen van deze regeling leidt tot een overschrijding van het subsidieplafond voor dat stadsdeel of tot een onvoldoende dekkende en evenwichtige spreiding van basis ontmoetingsplekken in het stadsdeel, rangschikt het college de aanvragen per stadsdeel aan de hand van de navolgende criteria en wegingsfactoren:

  • a.

    De mate waarin in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat het aanbod van activiteiten aansluit op de behoeften van diverse doelgroepen en op het reeds beschikbare aanbod (wegingsfactor 3);

  • b.

    De mate waarin sprake is van een aantoonbare ontwikkeling in de zelfredzaamheid en participatie van de inwoner (wegingsfactor 3);

  • c.

    De mate waarin sprake is van het, waar mogelijk, mengen van (doel)groepen vanuit de inclusie gedachte (wegingsfactor 2);

  • d.

    De mate waarin sprake is van samenwerking met andere sociale partners, met Centra voor Jeugd en Gezin, met Sociale Wijk Teams/Centra voor Maatschappelijk Ondersteuning en met vrijwilligers en mantelzorgondersteuners (wegingsfactor 2);

  • e.

    De mate waarin sprake is van een reële bezettingsgraad (aantal bezoekers per activiteit)(wegingsfactor 2);

  • f.

    De mate waarin sprake is van een herkenbare en toegankelijke voorziening (wegingsfactor 2);

  • g.

    De mate waarin sprake is van een goede prijs/kwaliteit verhouding (wegingsfactor 2);

  • h.

    De mate waarin stopzetting van de activiteiten zou leiden tot vernietiging van maatschappelijk kapitaal (wegingsfactor 1).

  • 1.

    Voor de basis ontmoetingsplekken, niet zijnde voor de doelgroep jeugdigen, gelden tevens de volgende beoordelingscriteria:

  • i.

    De mate waarin sprake is van het effectief in samenhang aanbieden van ontmoetings- en dagbestedingsactiviteiten (wegingsfactor 2);

  • j.

    De mate waarin wordt ingezet op vaste professionals, ervaringsdeskundigen en vrijwilligers (wegingsfactor 1).

  • 4.

    Per criterium kunnen 0-4 punten worden gehaald, waarbij geldt: 0:onvoldoende,

    1:matig, 2:voldoende, 3:goed, 4:uitstekend. De aanvragen worden gehonoreerd op basis van de rangschikking.

  • 5.

    Indien er een gelijke totaalscore ontstaat, wordt van deze subsidieaanvragen de subsidieaanvraag met de meest behaalde punten op het criterium met de zwaarste wegingsfactor aangemerkt als de hoogste in rangorde. Indien de totaalscore lager is dan 55 procent van de maximaal mogelijk te behalen totaalscore kan de aanvraag worden geweigerd. De aanvraag kan worden geweigerd wanneer er niet minstens een voldoende behaald wordt op een van de beoordelingscriteria met wegingsfactor 3.

  • 6.

    Indien de rangorde in relatie tot het subsidieplafond uitwijst dat door toekenning van de subsidieaanvragen geen dekkende en evenwichtige spreiding van de basis ontmoetingsplekken per stadsdeel gerealiseerd kan worden, kan worden besloten de subsidieaanvragen niet of deels te honoreren tot er sprake is van een dekkende en evenwichtige spreiding van de betreffende functie.

Artikel 5b. Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Dagbesteding niet gekoppeld aan een basis ontmoetingsplek

  • 1.

    Het college kan subsidie verlenen aan een organisatie (indien deze als enige dagbesteding biedt op de betreffende locatie) of aan een samenwerkingsverband van organisaties (via een penvoerder) voor activiteiten van dagbesteding die niet zijn gekoppeld aan een basis ontmoetingsplek indien:

    • a.

      aantoonbaar blijkt dat aard en omvang van het programma aansluit op de doelstellingen van de algemene voorzieningen en de behoefte van de doelgroep en

    • b.

      aantoonbaar blijkt dat de dagbesteding gekoppeld aan een basis ontmoetingsplek onvoldoende voorziet in de behoefte in een stadsdeel en

    • c.

      de aanvrager in vorige jaren ten aanzien van dagbesteding cliënten met een maatwerkindicatie heeft omgezet naar de algemene voorziening en subsidie heeft ontvangen vanuit de subsidieregeling Algemene Voorzieningen Wmo en Jeugd 2016 en

    • d.

      een inwoner niet of beperkt zelfredzaam is om daginvulling vorm te geven. Ook hulp van de eigen leefomgeving of vanuit een andere algemene voorziening kan hierin niet (volledig) voorzien en

    • e.

      er sprake is van een aantoonbaar voldoende bezettingsgraad van cliënten voor de betreffende dagbestedingsactiviteiten. Het uitgangspunt is een ratio van gemiddeld 1 op 10 als het gaat om het aantal professionals in verhouding tot het aantal bezoekers.

  • 2.

    Indien toewijzing van alle aanvragen die voldoen aan deze regeling leidt tot een

overschrijding van het subsidieplafond kan worden besloten de subsidieaanvragen

niet of deels te honoreren tot er sprake is van een dekkende en evenwichtige

spreiding van deze functie. Dit wordt beoordeeld in samenhang met de toewijzing op

artikel 5a.

3. De aanvraag wordt afgewezen indien sprake is van toekenning voor dezelfde activiteiten op basis van artikel 5a.

Artikel 6. Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Arbeidsmatige dagbesteding

  • 1.

    Het college kan, via een penvoeder, voor de ketens Catering, Techniek, Groen en Facilitair subsidie verlenen aan samenwerkende organisaties in de betreffende keten van Arbeidsmatige dagbesteding. De activiteiten van de arbeidsmatige dagbesteding dienen zich te richten op het aanleren van vaardigheden en het ontdekken van talenten die bijdragen aan het vergroten van mogelijkheden tot participatie/betaald werk.

  • 2.

    De subsidieaanvraag omvat:

    • Een gezamenlijke visie op de wijze waarin invulling wordt gegeven aan de arbeidsmatige dagbesteding;

    • Een beschrijving van de effecten en de concretisering hiervan in resultaten en indicatoren en de monitoring hiervan;

    • Een toelichting op de inhoudelijke bijdrage die iedere afzonderlijke samenwerkingspartner levert;

    • Een toelichting op het totaal aangevraagde subsidiebedrag en het bedrag per samenwerkingspartner (d.m.v. een activiteitenbegroting).

  • 3.

    Indien toewijzing van alle aanvragen die voldoen aan deze regeling leidt tot een overschrijding van het subsidieplafond, rangschikt het college de aanvragen aan de hand van de navolgende criteria en wegingsfactoren:

  • a.

    De mate waarin in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat het aanbod van activiteiten aansluit op de behoeften van diverse doelgroepen en op het reeds beschikbare aanbod (wegingsfactor 3);

  • b.

    De mate waarin sprake is van een aantoonbare ontwikkeling in de zelfredzaamheid en de participatie van de inwoner (wegingsfactor 3);

  • c.

    De mate waarin in de aanvraag sprake is van een effectieve ondersteuningsmethodiek (inclusief erkend systeem van monitoring INVRA) van instroom-doorstroom-uitstroom, zodat capaciteiten (vakvaardigheden en competenties) van de inwoners zo goed mogelijk ontwikkeld en benut worden (wegingsfactor 2);

  • d.

    De mate waarin sprake is van het, waar mogelijk, mengen van (doel)groepen vanuit de inclusiegedachte (wegingsfactor 2);

  • e.

    De mate waarin sprake is van het actief leggen van verbindingen met o.a. onderwijs en andere relevante partners om nieuwe instroom, doorontwikkelingsmogelijkheden en uitstroom te creëren (wegingsfactor 2;

  • f.

    De mate waarin sprake is van samenwerking met de andere ketens van arbeidsmatige dagbesteding (wegingsfactor 2);

  • g.

    De mate waarin sprake is van een goede prijs/kwaliteit verhouding (wegingsfactor 2);

  • h.

    De mate waarin sprake is van innovatie (o.a. inverdienen/ondernemerschap) van het bestaande aanbod (wegingsfactor 1);

  • i.

    De mate waarin stopzetting van de activiteiten zou leiden tot vernietiging van maatschappelijk kapitaal (wegingsfactor 1).

  • 4.

    Per criterium kunnen 0-4 punten worden gehaald, waarbij geldt: 0:onvoldoende,

    1:matig, 2:voldoende, 3:goed, 4:uitstekend. De aanvragen worden gehonoreerd op basis van de rangschikking.

  • 5.

    Indien er een gelijke totaalscore ontstaat, wordt van deze subsidieaanvragen de subsidieaanvraag met de meest behaalde punten op het criterium met de zwaarste wegingsfactor aangemerkt als de hoogste in rangorde. Indien de totaalscore lager is dan 55 procent van de maximaal mogelijk te behalen totaalscore kan de aanvraag worden geweigerd. De aanvraag kan worden geweigerd wanneer niet minstens een voldoende behaald wordt op een van de beoordelingscriteria met wegingsfactor 3.

  • 6.

    Indien de rangorde in relatie tot het subsidieplafond uitwijst dat door toekenning van de subsidieaanvragen geen dekkende en evenwichtige spreiding van de functie gerealiseerd kan worden, kan worden besloten de subsidieaanvragen niet of deels te honoreren tot er sprake is van een dekkende en evenwichtige spreiding van de betreffende functie.

Artikel 7a. Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Inwonersondersteuning stadsdeelgericht

  • 1.

    Het college kan, via een penvoeder, subsidie verlenen voor stadsdeelgerichte inwonersondersteuning aan één samenwerkingsverband van organisaties per stadsdeel (via de penvoeder) dat één plan per stadsdeel indient tot maximaal het subsidieplafond voor dat stadsdeel. Dit plan is gebaseerd op de behoefteanalyse in het stadsdeel, inclusief de aanpalende dorpen, en omschrijft:

  • De inzet op de vier aspecten van inwonersondersteuning:

  • 1.

    Geven van advies en informatie over voorzieningen in Apeldoorn;

  • 2.

    Ondersteunen (onafhankelijk) bij vraagverheldering en toeleiden naar

ondersteuning of wijzigingen in de ondersteuning;

  • 3.

    Bieden van kortdurende ondersteuning;

  • 4.

    Ondersteunen en stimuleren van sociale leefbaarheid in stadsdelen.

  • Een gezamenlijke visie op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan inwonersondersteuning, waarbij aangegeven wordt hoe de (wettelijke taak) onafhankelijke cliëntondersteuning gewaarborgd is;

  • Een beschrijving van de effecten en de concretisering hiervan in resultaten en indicatoren en de monitoring hiervan;

  • Een toelichting op de inhoudelijke bijdrage die iedere afzonderlijke samenwerkingspartner levert;

  • Een toelichting op het totaal aangevraagde subsidiebedrag en het bedrag per samenwerkingspartner (d.m.v. een activiteitenbegroting).

  • 2.

    Indien er meerdere plannen per stadsdeel worden ingediend rangschikt het college de aanvragen per stadsdeel aan de hand van de navolgende criteria en wegingsfactoren:

  • a.

    De mate waarin in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat het aanbod van activiteiten aansluit op de behoeften van diverse doelgroepen en op het reeds beschikbare aanbod (wegingsfactor 3);

  • b.

    De mate waarin sprake is van een aantoonbare ontwikkeling in de zelfredzaamheid en participatie van de inwoner (wegingsfactor 3);

  • c.

    De mate waarin sprake is van samenwerking met andere sociale partners, met Centra voor Jeugd en Gezin, met Sociale Wijk Teams/Centra voor Maatschappelijk Ondersteuning (wegingsfactor 3);

  • d.

    De wijze waarop wordt samengewerkt met overige partijen in het stadsdeel o.a. huisartsen, wijkverpleegkundigen, onderwijs, politie, 1e- en 2elijns ondersteuning, vrijwilligers en verenigingen (wegingsfactor 2);

  • e.

    De mate waarin sprake is van een goede prijs/kwaliteit verhouding (wegingsfactor 2);

  • f.

    De mate waarin inwonersondersteuning herkenbaar en toegankelijk is (wegingsfactor 2);

  • g.

    De mate waarin wordt ingezet op vaste professionals en vrijwilligers (wegingsfactor 1);

  • h.

    De mate waarin stopzetting van de activiteiten zou leiden tot vernietiging van maatschappelijk kapitaal (wegingsfactor 1).

  • 4.

    Per criterium kunnen 0-4 punten worden gehaald, waarbij geldt: 0:onvoldoende,

    1:matig, 2:voldoende, 3:goed, 4:uitstekend. De aanvragen worden gehonoreerd op basis van de rangschikking.

  • 5.

    Indien er een gelijke totaalscore ontstaat, wordt van deze subsidieaanvragen de subsidieaanvraag met de meest behaalde punten op het criterium met de zwaarste wegingsfactor aangemerkt als de hoogste in rangorde.

Artikel 7b. Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Inwonersondersteuning stedelijk

  • 1.

    Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten op het gebied van inwonersondersteuning die zijn ingericht op stedelijk niveau voor de aspecten:

  • 1.

    Geven van advies en informatie over voorzieningen in Apeldoorn en

  • 2.

    Bieden van kortdurende ondersteuning.

  • 2.

    De subsidieaanvraag omvat:

  • Een onderbouwing waarom het niet wenselijk is de genoemde aspecten/activiteiten op stadsdeelniveau vorm te geven en waarom de activiteiten als aanvullend worden beschouwd op het stadsdeelgerichte aanbod en op het aanbod in de basis ontmoetingsplekken;

  • Een beschrijving van de effecten en de concretisering hiervan in resultaten en indicatoren en de monitoring hiervan;

  • Een toelichting op de inhoudelijke bijdrage (indien van toepassing van iedere afzonderlijke samenwerkingspartner);

  • Een toelichting op het totaal aangevraagde subsidiebedrag, d.m.v. een activiteitenbegroting (indien van toepassing van iedere afzonderlijke samenwerkingspartner).

  • 3.

    Indien toewijzing van alle aanvragen met betrekking tot stedelijk ingerichte inwonersondersteuning die voldoen aan deze regeling leidt tot een overschrijding van het subsidieplafond, rangschikt het college de aanvragen aan de hand van de navolgende criteria en wegingsfactoren :

  • a.

    De mate waarin in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat het aanbod van activiteiten aansluit op de behoeften van diverse doelgroepen en op het reeds beschikbare aanbod (wegingsfactor 3);

  • b.

    De mate waarin sprake is van een aantoonbare ontwikkeling in de zelfredzaamheid en participatie van de inwoner (wegingsfactor 3);

  • c.

    De mate waarin sprake is van samenwerking met de basis ontmoetingsplekken in het stadsdeel, Centra voor Jeugd en Gezin, met Sociale Wijk Teams/Centra voor Maatschappelijk Ondersteuning (wegingsfactor 2);

  • d.

    De wijze waarop wordt samengewerkt met overige partijen in het stadsdeel o.a. huisartsen, wijkverpleegkundigen, onderwijs, politie, 1e- en 2elijns ondersteuning, vrijwilligers en verenigingen (wegingsfactor 2);

  • e.

    De mate waarin sprake is van een goede prijs/kwaliteit verhouding (wegingsfactor 2);

  • f.

    De mate waarin inwonersondersteuning toegankelijk is (wegingsfactor 1);

  • g.

    De mate waarin stopzetting van de activiteiten zou leiden tot vernietiging van maatschappelijk kapitaal (wegingsfactor 1).

  • 3.

    Per criterium kunnen 0-4 punten worden gehaald, waarbij geldt: 0:onvoldoende,

    1:matig, 2:voldoende, 3:goed, 4:uitstekend. De aanvragen worden gehonoreerd op basis van de rangschikking.

  • 4.

    Indien er een gelijke totaalscore ontstaat, wordt van deze subsidieaanvragen de subsidieaanvraag met de meest behaalde punten op het criterium met de zwaarste wegingsfactor aangemerkt als de hoogste in rangorde. Indien de totaalscore lager is dan 55 procent van de maximaal mogelijk te behalen totaalscore kan de aanvraag worden geweigerd. De aanvraag kan worden geweigerd wanneer er niet minstens een voldoende behaald wordt op een van de beoordelingscriteria met wegingsfactor 3.

  • 5.

    Indien de rangorde in relatie tot het subsidieplafond uitwijst dat door toekenning van de subsidieaanvragen geen dekkende en evenwichtige spreiding van de functie gerealiseerd kan worden, kan worden besloten de subsidieaanvragen niet of deels te honoreren tot er sprake is van een dekkende en evenwichtige spreiding van de betreffende functie.

Artikel 8. Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Maatschappelijke opvang

  • 1.

    Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten specifiek bestemd voor de doelgroep Maatschappelijke Opvang. De doelstelling is het voorkomen van verslaving en dak- en thuisloosheid en specifieke ondersteuning van de doelgroep Maatschappelijke Opvang (MO) zodat deze zo volwaardig en zelfredzaam mogelijk mee kunnen doen in de samenleving met een zo optimaal mogelijke kwaliteit van leven. De drie type activiteiten die hiertoe gesubsidieerd worden zijn:

    • Preventieactiviteiten voor verslavingsproblematiek;

    • Inloop ten behoeve van de doelgroep;

    • Tijdelijke opvang van dak- en thuisloze jongeren (TOJ).

  • 2.

    Indien toewijzing van alle aanvragen die voldoen aan deze regeling leidt tot een overschrijding van het subsidieplafond, rangschikt het college de aanvragen aan de hand van de navolgende criteria en wegingsfactoren. Voor alle drie type activiteiten gelden de volgende criteria en wegingsfactoren:

  • a.

    De mate waarin in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat het aanbod aansluit

    op de behoeften van de diverse doelgroepen en op het reeds beschikbare

    aanbod (wegingsfactor 3);

  • b.

    De mate waarin sprake is van een aantoonbare ontwikkeling in de

zelfredzaamheid en participatie van de inwoner (wegingsfactor 3);

  • c.

    De mate waarin de activiteit(en) zoveel mogelijk door of met behulp van vrijwilligers en ervaringsdeskundigen wordt vormgegeven (wegingsfactor 2);

  • d.

    De mate waarin sprake is van een goede prijs/kwaliteit verhouding (wegingsfactor 2);

  • e.

    De mate waarin wordt ingezet op vaste professionals en vrijwilligers (wegingsfactor 2);

  • f.

    De mate waarin sprake is van (het meten van de) tevredenheid bij

deelnemers (wegingsfactor 2).

Voor de inloop ten behoeve van de doelgroep MO gelden aanvullend als criteria en wegingsfactoren:

g. De mate waarin sprake is van samenwerking met de basis ontmoetingsplekken in

het stadsdeel, Centra voor Jeugd en Gezin, met Sociale Wijk Teams/Centra voor Maatschappelijk Ondersteuning en andere partners op het gebied van maatschappelijke opvang (wegingsfactor 2);

  • h.

    De mate waarin sprake is van een reële bezettingsgraad (het aantal bezoekers per activiteit) (wegingsfactor 1);

  • i.

    De waarin sprake is van een herkenbare en toegankelijke voorziening (wegingsfactor 1).

Voor de tijdelijke opvang van dak- en thuisloze jongeren gelden aanvullend als criteria en wegingsfactoren:

  • j.

    De mate waarin herstelgericht wordt gewerkt (wegingsfactor 3);

  • k.

    De mate waarin sprake is van samenwerking met de basis ontmoetingsplekken in het stadsdeel, met JIP en het outreachend team jongeren, met Centra voor Jeugd en Gezin, met Sociale Wijk Teams/Centra voor Maatschappelijk Ondersteuning en met vrijwilligers (wegingsfactor 2);

  • l.

    De mate waarin sprake is van een zinvolle daginvulling/dagstructuur (wegingsfactor 2);

  • m.

    De mate waarin sprake is van een reële doorstroom, uitstroom en doorlooptijd (wegingsfactor 1).

  • 3.

    Per criterium kunnen 0-4 punten worden gehaald, waarbij geldt: 0:onvoldoende,

    1:matig, 2:voldoende, 3:goed, 4:uitstekend. De aanvragen worden gehonoreerd op basis van de rangschikking.

  • 4.

    Indien er een gelijke totaalscore ontstaat, wordt van deze subsidieaanvragen de subsidieaanvraag met de meest behaalde punten op het criterium met de zwaarste wegingsfactor aangemerkt als de hoogste in rangorde. Indien de totaalscore lager is dan 55 procent van de maximaal mogelijk te behalen totaalscore kan de aanvraag worden geweigerd. De aanvraag kan worden geweigerd wanneer niet minstens een voldoende behaald wordt op een van de beoordelingscriteria met wegingsfactor 3.

  • 5.

    Indien de rangorde in relatie tot het subsidieplafond uitwijst dat door toekenning van de subsidieaanvragen geen dekkende en evenwichtige spreiding van de functie gerealiseerd kan worden, kan worden besloten de subsidieaanvragen niet of deels te honoreren tot er sprake is van een dekkende en evenwichtige spreiding van de betreffende functie.

Artikel 9. Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Vrijwilligersondersteuning

  • 1.

    Het college kan subsidie verlenen voor structurele activiteiten die erop gericht zijn om vrijwilligers te coördineren, begeleiden, opleiden en coachen bij de uitvoering van hun vrijwilligerswerk, zodat zij ondersteund en toegerust zijn.

  • 2.

    Indien toewijzing van alle aanvragen die voldoen aan deze regeling leidt tot een overschrijding van het subsidieplafond voor de functie Vrijwilligersondersteuning, rangschikt het college de aanvragen aan de hand van de navolgende criteria en wegingsfactoren:

  • a.

    De mate waarin in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat de ondersteuning die door vrijwilligers wordt geboden voorziet in de behoeften van (kwetsbare) inwoners (wegingsfactor 3);

  • b.

    De mate waarin in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat voorzien wordt in de behoefte van de vrijwilligers (wegingsfactor 3);

  • c.

    De mate waarin sprake is van een evenwichtige verhouding tussen de aard en omvang van de vrijwilligerscoördinatie in relatie tot de aard en omvang van de ondersteuning die de vrijwilligers aan inwoners bieden (wegingsfactor 2);

  • d.

    De mate waarin sprake is van een aantoonbare ontwikkeling in de zelfredzaamheid en de participatie van inwoners (wegingsfactor 3);

  • e.

    De mate waarin sprake is van samenwerking met andere vrijwilligersorganisaties, bijvoorbeeld ten aanzien van deskundigheidsbevordering (wegingsfactor 2);

  • f.

    De mate waarin sprake is van samenwerking met andere sociale partners (formeel en informeel), met het knooppunt vrijwilligers en verenigingen, met het platform Ertoe doen en/of met Centra voor Jeugd en Gezin, met Sociale Wijk Teams/Centra voor Maatschappelijk Ondersteuning (wegingsfactor 1).

  • 3.

    Per criterium kunnen 0-4 punten worden gehaald, waarbij geldt: 0:onvoldoende,

    1:matig, 2:voldoende, 3:goed, 4:uitstekend. De aanvragen worden gehonoreerd op basis van de rangschikking.

  • 4.

    Indien er een gelijke totaalscore ontstaat, wordt van deze subsidieaanvragen de subsidieaanvraag met de meest behaalde punten op het criterium met de zwaarste wegingsfactor aangemerkt als de hoogste in rangorde. Indien de totaalscore lager is dan 55 procent van de maximaal mogelijk te behalen totaalscore kan de aanvraag worden geweigerd. De aanvraag kan worden geweigerd wanneer niet minstens een voldoende behaald wordt op een van de beoordelingscriteria met wegingsfactor 3.

  • 5.

    Indien de rangorde in relatie tot het subsidieplafond uitwijst dat door toekenning van de subsidieaanvragen geen dekkende en evenwichtige spreiding van de functie gerealiseerd kan worden, kan worden besloten de subsidieaanvragen niet of deels te honoreren tot er sprake is van een dekkende en evenwichtige spreiding van de betreffende functie.

Artikel 10. Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Mantelzorgondersteuning

  • 1.

    Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten die erop gericht zijn om mantelzorgers te ondersteunen om te voorkomen dat zij overbelast raken. De volgende activiteiten worden hiertoe gesubsidieerd:

  • a.

    praktische hulp en ondersteuning van mantelzorgers;

  • b.

    respijtzorg (indirecte ondersteuning van mantelzorgers), exclusief overnachting

    zorgvrager.

  • 2.

    Indien toewijzing van alle aanvragen die voldoen aan deze regeling leidt tot een overschrijding van het subsidieplafond voor de functie Mantelzorgondersteuning, rangschikt het college de aanvragen aan de hand van de navolgende criteria en wegingsfactoren:

  • a.

    De mate waarin in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat de ondersteuning die (door vrijwilligers) wordt geboden voorziet in de behoeften van de mantelzorger( wegingsfactor 3);

  • b.

    De mate waarin sprake is van samenwerking met andere sociale partners (formeel en informeel), met het stedelijk knooppunt mantelzorg en/of met Centra voor Jeugd en Gezin, met Sociale Wijk Teams/Centra voor Maatschappelijk Ondersteuning (wegingsfactor 2);

  • c.

    De mate waarin sprake is van een goede prijs/kwaliteit verhouding (wegingsfactor 2)

  • 3.

    Per criterium kunnen 0-4 punten worden gehaald, waarbij geldt: 0:onvoldoende,

    1:matig, 2:voldoende, 3:goed, 4:uitstekend. De aanvragen worden gehonoreerd op basis van de rangschikking.

  • 4.

    Indien er een gelijke totaalscore ontstaat, wordt van deze subsidieaanvragen de subsidieaanvraag met de meest behaalde punten op het criterium met de zwaarste wegingsfactor aangemerkt als de hoogste in rangorde. Indien de totaalscore lager is dan 55 procent van de maximaal mogelijk te behalen totaalscore kan de aanvraag worden geweigerd. De aanvraag kan worden geweigerd wanneer niet minstens een voldoende behaald wordt op een van de beoordelingscriteria met wegingsfactor 3.

  • 5.

    Indien de rangorde in relatie tot het subsidieplafond uitwijst dat door toekenning van de subsidieaanvragen geen dekkende en evenwichtige spreiding van de functie gerealiseerd kan worden, kan worden besloten om de subsidieaanvragen niet of deels te honoreren tot er sprake is van een dekkende en evenwichtige spreiding van de betreffende functie.

Artikel 11. De aanvraag

  • 1.

    In afwijking van artikel 8 lid 1 van de Asv dient de aanvraag voor subsidie vóór 15 september 2017 ingediend te worden bij het college via het daarvoor ter beschikking gestelde digitale aanvraagformulier.

  • 2.

    De subsidieaanvragen mogen na de uiterste indieningsdatum niet worden veranderd of inhoudelijk worden gewijzigd c.q. aangevuld. 

  • 3.

    Indien voor een functie als vereiste is opgenomen dat de organisaties moeten samenwerken in een samenwerkingsverband dan dient een penvoeder namens de organisaties de subsidieaanvraag in. De penvoerder dient deelnemer te zijn in het samenwerkingsverband.

  • 4.

    Door ondertekening van de bij de aanvraag bijgevoegde samenwerkingsverklaring, verklaren de aan het samenwerkingsverband deelnemende organisaties dat de deelnemer aan het samenwerkingsverband die de aanvraag heeft ondertekend, optreedt als penvoerder en verklaren de deelnemers akkoord te zijn met de inhoud van de aanvraag en bijlagen.

Artikel 12. Samenwerkingsverband

  • 1.

    Indien de subsidie wordt verstrekt aan het samenwerkingsverband, verzendt het college de beschikkingen omtrent de subsidie, waaronder in ieder geval de beschikking tot subsidieverlening, -wijziging en -vaststelling aan de penvoerder.

  • 2.

    Indien de subsidie wordt verstrekt aan het samenwerkingsverband, verstrekt het college de voorschotten aan de penvoerder. Deze betalingen gelden als betalingen aan de subsidie ontvangende organisaties en dienen door de penvoerder per ommegaande doorbetaald te worden aan de subsidie ontvangende organisaties.

  • 3.

    De subsidieontvangers in het samenwerkingsverband dienen hun tussentijdse rapportages, overeenkomstig het bepaalde in de verleningsbeschikking, in via de penvoerder.

  • 4.

    De subsidieontvangers in het samenwerkingsverband stellen het college, via de penvoerder, onverwijld schriftelijk in kennis van al hetgeen, waaronder wijzigingen, dat van belang zijn voor de subsidieverstrekking, de uitvoering van de activiteiten en/of het nakomen van de verplichtingen.

  • 5.

    Het college voert correspondentie en overleg met de penvoeder over uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten en/of het nakomen van de verplichtingen, overeenkomstig het bepaalde in de verleningsbeschikking. De penvoerder informeert over al hetgeen voor de subsidieontvangers in het samenwerkingsverband van belang is om de gesubsidieerde activiteiten goed uit te kunnen voeren en subsidieverplichtingen na te kunnen komen.

  • 6.

    De aan de subsidieontvangers in het samenwerkingsverband onverschuldigd betaalde subsidiebedragen kunnen van de penvoerder worden teruggevorderd als de penvoerder de doorbetalingsverplichting als bedoeld in het tweede lid niet of niet geheel nakomt.

Artikel 13. Subsidieplafond en verdeelregels

  • 1.

    Het college stelt subsidieplafonds vast voor het subsidiëren van de in artikel 4 lid 1 van de regeling genoemde functies.

  • 2.

    Het college stelt de in het lid 1 van dit artikel genoemde plafonds vast onder voorbehoud van het als zodanig vaststellen van de Meerjaren Programmabegroting door de gemeenteraad in november 2017.

  • 3.

    Het college kan eerder vastgestelde subsidieplafonds verhogen.

Artikel 14. Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidieverlening kan, naast de in artikelen 4:25, 4:35 Awb en artikel 9 van de Asv genoemde gevallen, geweigerd worden indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet aansluiten op de door het college geconstateerde behoeften van de inwoners;

  • b.

    de activiteiten blijkens de ingediende begroting een onvoldoende betrouwbare financiële basis hebben;

  • c.

    de activiteiten geen aantoonbare bijdrage leveren aan het integrale aanbod;

  • d.

    de activiteiten onvoldoende bijdragen aan de doelstellingen van de Wmo en de Jeugdwet en de functies als bedoeld in artikel 4 lid 1;

  • e.

    de subsidieaanvrager niet voldoet aan de in deze regeling gestelde eisen;

  • f.

    de activiteiten gericht zijn op ondersteuning en/of belangenbehartiging van patiënt/cliëntspecifieke doelgroepen.

Artikel 15. Subsidiabele kosten

  • 1.

    Subsidie voor de redelijk te maken kosten van uitvoering van de activiteiten wordt verstrekt tot het maximum van de aantoonbare behoefte.

  • 2.

    Alleen kosten die niet op een andere wijze reeds gefinancierd zijn of kostendekkend te financieren zijn, komen in aanmerking voor subsidie.

  • 3.

    Voor subsidie komen drie kostensoorten in aanmerking:

  • a.

    de inzet van deskundige medewerkers, volgens van toepassing zijnde

    gemiddelde CAO conforme tarieven;

  • b.

    huisvestingslasten: de locatie gebonden kosten voor de benodigde ruimte, op

    basis van de normering in de toelichting;

  • c.

    materiaal- en activiteitenkosten voor zover deze een directe relatie hebben met

    de gesubsidieerde activiteit en de (primaire) doelstelling van de functie.

  • 4.

    De kostprijs van een aanbod in de Algemene Voorzieningen mag niet hoger zijn dan de kostprijs van een vergelijkbaar aanbod in de maatwerkvoorziening.

Artikel 16. Voorwaarden

  • 1.

    Subsidie kan worden verleend onder de opschortende voorwaarde dat terzake van de

    uitvoering van de verleningsbeschikking een overeenkomst als bedoeld in artikel

    4:36, lid 1 van de Awb tot stand komt.

  • 2.

    Een subsidie ten laste van de begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend

    onder de voorwaarde dat voldoende middelen in de begroting beschikbaar zullen

    worden gesteld.

Artikel 17. Verplichtingen

  • 1.

    Het college legt, in aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv, aan de

    subsidieontvanger de volgende verplichtingen op:

    • a.

      de subsidieontvanger verleent alle medewerking aan evaluatie en monitoring van gesubsidieerde activiteiten, o.a. op basis van de verantwoordingsrapportages conform de vastgestelde formats;

    • b.

      de subsidieontvanger informeert het college onverwijld indien de continuïteit van de gesubsidieerde activiteiten in het geding is;

    • c.

      de subsidieontvanger leeft de op hem rustende verplichtingen uit hoofde van de Wmo en de Jeugdwet en de daarop gebaseerde of daarmee verband houdende wet- en regelingeving na;

    • d.

      de subsidieontvanger blijft gedurende de looptijd van de subsidie voldoen aan de eisen en criteria zoals genoemd in deze subsidieregeling;

    • e.

      de subsidieontvanger is op de hoogte van en neemt, indien nodig, deel aan relevante netwerken voor informatie-uitwisseling en gebruikt stedelijke knooppunten/expertisecentra bij het uitvoeren van haar dienstverlening;

    • f.

      de subsidieontvanger is op de hoogte van en sluit aan bij stedelijke, stadsdeelgerichte en gebiedsgerichte ontwikkelingen op het gebied van welzijn, ondersteuning en zorg;

    • g.

      de subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de beroepskrachten continu worden opgeleid en bijgeschoold op basis van relevante ontwikkelingen;

    • h.

      de subsidieontvangers die samenwerken op een basis ontmoetingsplek dragen gezamenlijk zorg voor het voortdurend actueel houden van het activiteitenprogramma op de website www.ontmoetelkaarinapeldoorn.nl.

  • 2.

    Het college kan daarnaast bij subsidieverlening nog overige doelgebonden verplichtingen opleggen.

Artikel 18. Voorschotten

  • 1.

    Aan de subsidieontvanger c.q. de penvoerder wordt in maandelijkse termijnen een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag uitbetaald, tenzij in de toelichting of de verleningsbeschikking anders is bepaald.

  • 2.

    Het voorschot wordt binnen zes weken na de subsidieverlening in termijnen betaalbaar gesteld.

Artikel 19. Vaststelling van de subsidie

  • 1.

    De artikelen 17, 18 en 19 van de Asv zijn van toepassing op de vaststelling van de subsidie.

  • 2.

    De informatie als bedoeld in artikel 17, lid 2 van de Asv, alsmede het verslag als bedoeld in artikel 18, tweede lid en artikel 19 lid 2 bevat naast ‘tellen’ (kwantiteit) ook elementen van ‘vertellen’ (klanttevredenheid/beleving).

  • 3.

    Indien de subsidieontvangers samenwerken in een samenwerkingsverband, dienen zij hun aanvraag tot subsidievaststelling in via de penvoerder. Betaling van het vastgestelde subsidiebedrag, onder verrekening van reeds vastgestelde voorschotten, geschiedt aan de penvoerder. Deze betaling geldt als betaling aan de subsidieontvangers.

Artikel 20. Afwijkingsbevoegdheid

Het college kan in, bijzondere gevallen, afwijken van één of meerdere bepalingen van deze regeling.

Artikel 21. Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op de dag na die van bekendmaking onder gelijktijdige intrekking van de subsidieregeling Wmo en Jeugdhulp 2016.

  • 2.

    Op aanvragen tot het vaststellen van subsidies die reeds op basis van de subsidieregeling Wmo en Jeugdhulp 2016 zijn verleend, blijven de bepalingen van de voornoemde regelingen van toepassing.

  • 3.

    Op subsidies die zijn verleend op basis van de subsidieregeling Wmo en Jeugdhulp 2016, blijven de bepalingen van de voornoemde regelingen van toepassing.

  • 4.

    Op bezwaarschriften gericht tegen een verlenings- of vaststellingsbeschikking op grond van de subsidieregeling Wmo en Jeugdhulp 2016 wordt beslist met toepassing van deze voornoemde regeling.

  • 5.

    Deze regeling kan worden aangehaald als subsidieregeling Algemene Voorzieningen Wmo en Jeugd 2018.

     

Aldus vastgesteld door het college van b&w d.d 20 juni 2017

Inwerking getreden op de dag na de elektronische bekendmaking op www.officielebekendmaking.nl/gemeenteblad

Het college van burgemeester en wethouders,

de burgemeester, de secretaris,

 

DEEL II

Artikelsgewijze en beleidsmatige toelichting

Algemeen beleidsmatig toetsings kader Algemene Voorzieningen Wmo en Jeugd

In de Transformatieagenda wordt gesteld dat het tijd is om de losse onderdelen van de algemene voorzieningen meer aan de stadsdelen en aan elkaar te verbinden. Meer samenhang aan te brengen tussen welzijn, werken, onderwijs, cultuur en sport. Zo snel mogelijk meer flexibiliteit in het subsidiesysteem brengen om tijdig in te kunnen spelen op wat nodig is. Zo werken we verder aan het ontstaan van een fijnmazig netwerk over de stad waarin zoveel mogelijk inwoners met plezier en voldoening hun dagelijkse leven kunnen inrichten. Zelf én samen met anderen.

Dorpen

Er wordt vanuit het sociaal domein geen specifiek beleid gemaakt voor de dorpen. Ervaring leert echter dat vooral bij de inrichting van algemene voorzieningen grote verschillen bestaan in de behoeftes van de stadsdelen en die van de (grotere) dorpen. Dorpen kennen van oudsher een hecht sociaal netwerk waarin vrijwilligerswerk, mantelzorg en ontmoeting een logisch samenspel vormen. Uitgangspunt is dat per functie wordt bekeken hoe dit het beste vorm kan worden gegeven binnen de kaders zoals in de Transformatieagenda en subsidieregeling geschetst.

Focus

De focus van de activiteiten ligt op de kwetsbare inwoners van Apeldoorn. De te organiseren activiteiten zijn er zoveel mogelijk op gericht om hun zelfredzaamheid en vaardigheden te vergroten en het netwerk te versterken. Er wordt onderscheid gemaakt tussen voorzieningen die we op stadsdeelniveau organiseren en voorzieningen waarvoor het logischer is om ze stedelijk te organiseren. Daarnaast komt er ruimte voor innovatie en burgerinitiatief door hier een specifiek budget voor in te richten. Sturing en verantwoording vindt plaats op basis van resultaten en maatschappelijke effecten aanvullend op aantallen en uren.

Preventie

Er is in Apeldoorn een groot scala aan voorzieningen waar inwoners gebruik van kunnen maken. Een deel van deze voorzieningen wordt gesubsidieerd door de gemeente. Deze ‘algemene voorzieningen’ richten zich deels op alle inwoners, zoals bijvoorbeeld de publieke gezondheidszorg of sportvoorzieningen, en deels op inwoners die het (tijdelijk) niet redden op eigen kracht of die een hulpvraag hebben. De Transformatieagenda en deze Subsidieregeling Algemene Voorzieningen Wmo en Jeugd 2018 richten zich op dit laatste deel van algemene voorzieningen.

Deze subsidieregeling legt de focus op de meer kwetsbare inwoners van onze stad. Doel blijft het voorkomen dat er problemen voor inwoners ontstaan dan wel verergeren. In de subsidieregeling is daarom nadrukkelijk bepaald dat preventief beleid, gericht op het voorkomen van de problematiek van de kwetsbare inwoner, essentieel is.

Anders dan de Welzijnswet richt de Wmo zich op eigen kracht van de burger. Dit betekent dat voor preventief beleid dit uitgangspunt ook geldt. Daarom is preventie ook gekoppeld aan de kwetsbare inwoners.

Met deze subsidieregeling realiseren wij een aantal locaties waar inwoners elkaar kunnen ontmoeten. Primair voor mensen in kwetsbare positie, maar alle inwoners zijn welkom. Mocht er een burgerinitiatief zijn in een buurt waar een locatie voor nodig is, dan staat een ontmoetingsplek hier voor open. Op deze manier geven wij invulling aan de inclusieve samenleving.

Bij de doorontwikkeling van de Algemene Voorzieningen zijn drie ontwikkelthema’s van belang:

1.Stadsdeelgericht samenwerken: waarbij meer focus moet komen op

  • wat nodig is aan activiteiten in een stadsdeel;

  • afstemming op en organisatie in de nabijheid van inwoners;

  • een betere bekendheid van de algemene voorzieningen in een stadsdeel;

  • meer samenwerking en verbinding tussen de algemene voorzieningen in een

stadsdeel en meer betrokkenheid van inwoners;

  • ∘nog meer focus op de kwetsbare doelgroep.

  • 2.

    Flexibiliteit en ondernemerschap: waarbij toegewerkt wordt naar bekostiging van de basisinfrastructuur per stadsdeel en ontwikkeling van een flexibel budget voor burgerinitiatieven en om in te kunnen spelen op actuele ontwikkelingen. Waar nodig werken we met een stedelijke basisinfrastructuur voor die onderdelen die kleinschalig of specialistisch van aard zijn.

  • 3.

    Eenvoudig met meer sturing: waarbij er naar toegewerkt wordt om heldere resultaatafspraken te maken en een heldere, eenvoudige financieringsstructuur in te richten.

De Transformatieagenda is vastgesteld in de raad op 15 juni 2017 en beschrijft de doorontwikkeling van de Algemene Voorzieningen. De doorontwikkeling richt zich op 2020 met te zetten tussenstappen in 2018 en 2019. De eerste tussenstap is deze subsidieregeling 2018.

De inclusiegedachte is leidend voor de inrichting van het aanbod door aanbieders, waarbij als algemeen uitgangspunt geldt dat rekening gehouden wordt met inwoners met verschillende culturele achtergronden, specifieke beperkingen, levensovertuiging of religie.

Resultaten , monitoring en rapportages

Om te rapporteren over de gemaakte resultaatsafspraken dienen de organisaties vanaf 2016 twee maal per jaar een verantwoordingsrapportage in, conform een daarvoor (voor elke functie) opgesteld format.

In deze verantwoordingsrapportages worden op verschillende prestatievelden indicatoren gemeten. Daarbij wordt zowel kwantitatieve (tellen) als kwalitatieve (vertellen) informatie verzameld. Op basis van de informatie uit de verantwoordingsrapportages wordt (tussentijds) zowel tactisch als operationeel bijgestuurd.

De verantwoordingsrapportages worden gecontinueerd en (jaarlijks) bijgesteld naar aanleiding van ervaringen. Deze ontwikkeling leidt tot een meer resultaatgerichte sturing, waarbij de gemeente meer op afstand gaat staan.

Toelichting Artikel 2

Doelstelling en doelgroep subsidieregeling

In de gemeente Apeldoorn gelden zes leidende principes voor het garanderen van de 3D kwaliteit. In onderstaande figuur worden de principes en hun betekenis uitgewerkt.

 

Toelichting Artikel 3

Eisen aan de aanvrager

e. waarborgen dat zorg- en ondersteuning wordt uitgevoerd door deskundige medewerkers.

De benodigde deskundigheid is aangegeven per soort dienstverlening, waarbij gezocht wordt naar een optimale balans tussen de inzet van professionals, ervaringsdeskundigen en vrijwilligers.

i.geen eigen bijdrage heffen, met uitzondering van een (toegankelijke) bijdrage voor

consumptieve en recreatieve goederen en de inzet van vakdocenten bij recreatieve

activiteiten op ontmoetingsplekken.

Een aanbieder van Algemene Voorzieningen kan kosten in rekening brengen voor het nuttigen van koffie/thee, andersoortige consumpties en het gebruik van materiaal. Deze kosten mogen niet hoger zijn dan de redelijkerwijs vastgestelde kostprijs van het desbetreffende product. Daarnaast mag afname van deze producten niet verplicht worden gesteld aan de inwoner die van een desbetreffende Algemene Voorziening gebruik maakt (geen gedwongen winkelnering). Indien vakdocenten worden ingezet dient dit kostendekkend te zijn middels een bijdrage van de deelnemers.

j. in het bezit zijn van een verklaring omtrent gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet Justitiële en strafvorderlijke gegevens van beroepskrachten en andere personen die beroepsmatig of als vrijwilliger met de cliënten/inwoners in contact komen. Voor vrijwilligers kan hierop een uitzondering worden gemaakt.

Aan jonge vrijwilligers (tot en met 23 jaar) en volwassenen voor wie geen verklaring omtrent gedrag wordt afgegeven en die onder directe supervisie van een (pedagogisch) professional werken, vraagt de organisatie (aanbieder) inzage in de brief waarin de verklaring omtrent gedrag wordt geweigerd.

De professional van de organisatie kan dan een eigen afweging maken of betrokkene al dan niet op verantwoorde wijze als vrijwilliger aan de slag kan. Indien betrokkene de brief niet wenst te overhandigen aan de professional kan een zorgvuldige afweging niet worden gemaakt met als consequentie dat betrokkene geen vrijwilligerswerk mag doen.

Toelichting Artikel 5a

Subsidiabele activiteiten en verdeelregels

Basis ontmoetingsplekken

(Ontmoeting en Dagbesteding)

Algemeen

De afgelopen jaren is breed ingezet op ontmoetenvoor alle inwoners van Apeldoorn. Zowel voor volwassenen en jeugdigen zijn er locaties in de stadsdelen waar mensen elkaar kunnen treffen. Daarnaast is een deel van de dagbesteding voor de Wmo-doelgroep, die niet arbeidsmatig is, omgezet naar de algemene voorzieningen. Dit niet arbeidsmatige deel van de dagbesteding wordt in 2018 gesubsidieerd onder de functie ontmoeten en dagbesteding.

De ontmoetingsplekken voor jeugd hebben in de stadsdelen naast de functie ontmoeten eveneens een functie in het opbouwen van relaties tussen jongeren en professionals. Hiermee wordt beoogd de leefbaarheid van het stadsdeel te bevorderen en overlast te voorkomen, verminderen of op te lossen.

Uitgangspunt is dat ontmoeten door inwoners zelf vorm en inhoud wordt gegeven. Alleen daar waar inwoners dat (tijdelijk) niet zelf kunnen, komt de gemeente in beeld.

Het programma van ontmoetingsplekken wordt door een samenwerkingsverband van aanbieders invulling gegeven. In gezamenlijkheid wordt een programma opgesteld en worden uren en taken verdeeld. Aanbieders jeugd die werkzaam zijn op een ontmoetingsplek jeugd en niet werken in een samenwerkingsverband kunnen voor subsidie in aanmerking komen als zij aantoonbaar maken dat hier een goede grond voor is en dat er geen onnodige hogere kosten worden gemaakt.

Lid 1.

Concentratie van de ontmoetingsplekken is noodzakelijk, zodat de middelen efficiënt benut worden, versnippering wordt voorkomen, ontmoetingsplekken beter herkenbaar zijn voor bewoners en er een kwaliteitsslag kan worden doorgevoerd. In deze subsidieregeling geldt als beleidsmatig uitgangspunt voor de bekostiging dat er sprake is van een duidelijke afbakening en opdrachtdefinitie van de ontmoetingsplekken die behoren tot de basisinfrastructuur. De voorkeur gaat er naar uit de bestaande, goedlopende ontmoetingsplekken te behouden.

Er komen ca. 20 basis ontmoetingsplekken voor de gehele stad, waarbij sprake moet zijn van een evenwichtige verdeling tussen Wmo en Jeugd. Bij de verdeling van deze basis ontmoetingsplekken wordt rekening gehouden met de specifieke kenmerken van een stadsdeel en met de aard en omvang van de doelgroep(en) in elk stadsdeel. Het subsidiebudget per stadsdeel wordt gebaseerd op demografische gegevens en een inschatting van de ondersteuningsbehoefte.

De aanvragen onder a. en b. worden per stadsdeel gerangschikt. Onder de stadsdelen wordt hier verstaan:

  • Noordwest inclusief de Binnenstad (postcodegebied 7301 t/m 7317);

  • Noordoost (7321 t/m 7325);

  • Zuidoost (7326 t/m 7329);

  • Zuidwest (7331 t/m 7339);

  • Dorpen (overige postcodes binnen de gemeente Apeldoorn).

Om de kwaliteit van de basisinfrastructuur te garanderen worden basis ontmoetingsplekken ingericht die allen voorzien in een vastgesteld minimaal basisaanbod van activiteiten:

  • a)

    Activiteiten gericht op ondersteuning. Op basis ontmoetingsplekken kan een inwoner terecht voor een informatie- en (juridisch) adviesvraag, een luisterend oor of hulp bij het invullen van een formulier, taalles en gespreksgroepen. Op alle basis ontmoetingsplekken Wmo vinden minimaal 3 keer in de week gezamenlijke maaltijden plaats.

  • b)

    A ctiviteiten gericht op gezondheid, weerbaarheid en ontwikkelen van vaardigheden. Hierbij valt te denken aan cursussen vitaliteit, sporten, huiswerkbegeleiding en weerbaarheidstrainingen.

Indien er behoefte aan is, kan dit aanbod aangevuld worden met:

c) Activiteiten gericht op samenzijn, zoals kaartspelletjes, biljarten, brei- en naaigroepen, bingo, gamen en soos. Doorgaans worden deze activiteiten begeleid door vrijwilligers. Hierbij wordt in principe de norm gehanteerd dat 1 uur professionele inzet leidt tot 4 uur aan activiteiten. Ook kunnen er op de ontmoetingsplekken cursussen worden gegeven door docenten, zoals bloemschikken en schilderen. Deze cursussen worden kostendekkend aangeboden (middels een bijdrage van de deelnemers).

De hoogte van de subsidie is afhankelijk van de mate waarin -de aard en omvang van- de activiteiten de inzet van een professional rechtvaardigen.

Onder de functie ontmoeten valt voor de Wmo voortaan een deel van de dagbesteding, de dagbesteding die in de subsidieregeling 2016 was gedefinieerd als de ‘dagbesteding gekoppeld aan een ontmoetingsplek’. In deze subsidieregeling is uitgangspunt dat ontmoeting en niet-arbeidsmatige dagbesteding binnen één functie zijn samengebracht, zodat er op basis ontmoetingsplekken de mogelijkheid ontstaat om deze activiteiten aan elkaar te verbinden. Bijvoorbeeld een dagdeel creatieve activiteiten voor ouderen, waarbij de activiteit redelijk gestructureerd wordt aangeboden zodat zowel inwoners die komen voor ontmoeten als deelnemers aan de dagbesteding hieraan kunnen deelnemen.

De dagbesteding biedt een deelnemer een structurele, activerende daginvulling, door deel te nemen aan recreatieve of maatschappelijke activiteiten. Het programma als geheel biedt de deelnemer structuur, sociale contacten en zingeving. Bij de activiteiten wordt begeleiding geboden aan een groep van gemiddeld 10 deelnemers, waarbij specialistische kennis is vereist. Er wordt methodisch gewerkt aan ontwikkeldoelen van de deelnemer. Vrijwilligers en mantelzorgers kunnen een deel van de zorg en begeleiding ondersteunen, evenals de deelnemer zelf als hij/zij in staat is om het programma mede vorm te geven. Er is een intensieve samenwerking met andere algemene voorzieningen en bewonersactiviteiten in de buurt. De organisatie stelt zich ontvankelijk op voor een breder publiek.

Een inwoner komt in aanmerking wanneer hij/zij niet (geheel) in staat is om zelfstandig of met behulp van de eigen leefomgeving vorm te geven aan de daginvulling, hij/zij niet (meer) kan werken of gebruik kan maken van regulier onderwijs vanwege beperkingen. De deelnemer heeft deels andere, intensievere begeleiding nodig dan in de basis ontmoetingsplekken aan basisaanbod aan ontmoetingsactiviteiten wordt aangeboden. De deelnemer wordt intensiever gevolgd en bewaakt wordt of deze blijft deelnemen aan de dagbesteding.

Lid 2.

Indien het totaal aantal aanvragen/aangevraagde bedrag per stadsdeel leidt tot

een overschrijding van de beschikbare financiële middelen voor dat betreffende

stadsdeel worden de aanvragen beoordeeld op basis van een aantal criteria.

a. De mate waarin in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat het aanbod van

activiteiten aansluit op de behoeften van diverse doelgroepen en op het reeds

beschikbare aanbod.

Beoordeeld wordt de mate waarin het aanbod aansluit op de behoeften van de inwoners. Duidelijk moet zijn dat op een gedegen wijze een onderzoek naar behoeften heeft plaatsgevonden en dat de onderzoeksresultaten zijn vertaald in een passend aanbod voor de doelgroep(en). Daarbij moet tevens duidelijk aangegeven worden dat aangesloten wordt op het bestaande aanbod en er geen sprake is van overlappingen en/of lacunes.

b. In hoeverre sprake is van een aantoonbare ontwikkeling in de zelfredzaamheid en de participatie van de inwoner.

Aangegeven moet worden dat ondersteuning op de basis ontmoetingsplekken bijdraagt aan een verhoging van de zelfredzaamheid en participatie (gebruik hierbij ook de diepte interviews die zijn gehouden in het kader van het verantwoordingsformat).

Voor jeugdigen geldt dat de activiteiten die op de ontmoetingsplekken worden aangeboden een educatief karakter (bijvoorbeeld omgaan met groepsdruk) hebben of een hoger doel dienen zoals het betrekken van jongeren en buurtbewoners in de organisatie van activiteiten om de binding met de wijk te vergroten. Er worden collectieve activiteiten geboden die jongeren stimuleren en uitdagen om grenzen te verleggen en vaardigheden te ontwikkelen, die nodig zijn om actief te kunnen participeren in de samenleving. Op deze wijze worden risico’s gesignaleerd, wordt leefbaarheid bevorderd en overlast door jongeren voorkomen.

c. De mate waarin er sprake is van het, waar mogelijk, mengen van (doel)groepen vanuit de inclusie gedachte.

Ontmoetingsplekken leveren een bijdrage aan het verbinden van verschillende doelgroepen. Iedereen is welkom. De aangeboden activiteiten moeten voor verschillende inwoners aantrekkelijk zijn, ook voor inwoners met een lichte beperking moet ruimte zijn. Niet alle doelgroepen zijn te mengen.

Van belang is dat, naarmate de complexiteit van de doelgroep toeneemt, de inrichting van de dagbestedings- en ontmoetingsactiviteiten wellicht kleinschaliger en/of minder in gemengde doelgroepen plaatsvindt. Ook moet er aandacht zijn en blijven voor inwoners die een prikkelarme omgeving nodig hebben en voor het ontlasten van mantelzorgers.

d. De mate waarin er sprake is van samenwerking met andere sociale partners, met Centra voor Jeugd en Gezin en Sociale Wijk Teams/Centra voor Maatschappelijk Ondersteuning en met vrijwilligers en mantelzorgondersteuners.

Door samenwerking wordt een bredere kijk verkregen op de krachten en uitdagingen van het stadsdeel. In gezamenlijkheid kan op basis van de behoeften van het stadsdeel een passend activiteitenaanbod worden ontwikkeld.

Verder spelen basis ontmoetingsplekken een rol bij vroegsignalering en het effectief op- en afschalen van ondersteuning. Op basis ontmoetingsplekken wordt een vertrouwensband opgebouwd tussen inwoners onderling en professional. Dit levert soms signalen op die inzet van ondersteuning vragen die niet ter plekke geboden kan worden. De professionals op de basis ontmoetingsplekken kennen de sociale kaart van hun stadsdeel, motiveren inwoners om ondersteuning te zoeken en te accepteren of leggen zelf het contact om de benodigde ondersteuning te realiseren.

Daarnaast kunnen basis ontmoetingsplekken en de daar werkzame professionals een rol spelen bij het afschalen van zorg. Via de basis ontmoetingsplekken kan een inwoner zijn sociale netwerk vergroten, kan vinger aan de pols worden gehouden (maar niet in plaats van het waakvlam contact, tenzij hierover afspraken zijn gemaakt) of kan een inwoner worden geactiveerd om (weer) actief mee te doen.

Een goede samenwerking tussen de professionals op de ontmoetingsplekken en de outreachende professionals in het stadsdeel is van wezenlijk belang.

e. De mate waarin er sprake is van een reële bezettingsgraad (aantal bezoekers per activiteit).

Alle partners spannen zich in om het aanbod bekend te maken en inwoners te stimuleren daadwerkelijk deel te nemen. Deelnamecijfers uit voorgaande jaren worden in de beoordeling betrokken. Uit onder andere de verantwoordingsrapportages van de organisaties blijkt dat op vrijwel alle Wmo ontmoetingsplekken sprake is van overcapaciteit. Eerste prioriteit is dan ook het verhogen van de bezettingsgraad (o.a. door het verhogen van de herkenbaarheid) om daarmee de inzet van personele en financiële middelen te rechtvaardigen.

Wat betreft de dagbesteding geldt dat er sprake dient te zijn van een aantoonbaar voldoende bezettingsgraad van deelnemers voor de betreffende dagbestedingsactiviteiten. Het uitgangspunt is een ratio van gemiddeld 1 op 10 als het gaan om het aantal professionals in verhouding tot het aantal bezoekers. Voor de deelnemers geldt dat in 2016 of 2017 hun maatwerkindicatie dagbesteding is beëindigd, dan wel dat ze in de afgelopen jaren gebruik zijn gaan maken van de dagbesteding.

f. De mate waarin er sprake is van een herkenbare en toegankelijke voorziening.

Toegankelijkheid kan met verschillende aspecten te maken hebben, o.a. vindbaarheid, herkenbaarheid, prijsstelling, fysieke toegankelijkheid.

Lid 3.

Voor de basis ontmoetingsplekken bedoeld voor de Wmo doelgroepen wordt op grond van de resultaten van de evaluaties, onderzoeken (o.a. Spectrum) en op basis van de informatie uit de tussentijdse verantwoordingsrapportages bij het beoordelen en rangschikken ook aandacht besteed aan:

i. De mate waarin er sprake is van het effectief in samenhang aanbieden van ontmoetings- en dagbestedingsactiviteiten.

Wanneer ontmoetingsactiviteiten en dagbestedingsactiviteiten op dezelfde locatie worden aangeboden, zal dit doorgaans effectiever georganiseerd kunnen worden dan wanneer een van beide op een satellietlocatie aangeboden wordt. Bijvoorbeeld wanneer er vanwege de veiligheid altijd minimaal 2 professionals aanwezig dienen te zijn.

j. De mate waarin er wordt ingezet op vaste professionals en vrijwilligers op de ontmoetingsplekken.

Professionals en vrijwilligers zijn meerdere dagdelen per week beschikbaar op de basis ontmoetingsplek. Hierbij is het streven om te werken met maximaal 1 organisatie per specifieke expertise.

Toelichting Artikel 5b

Subsidiabele activiteiten en verdeelregels

Dagbesteding niet gekoppeld aan een basis ontmoetingsplek

Algemeen

De gemeente Apeldoorn wil de dagbesteding zo laagdrempelig en dichtbij mogelijk aanbieden aan haar inwoners die dit nodig hebben. In 2016 waren er twee vormen van dagbesteding die voor subsidie in aanmerking kwamen:

  • Dagbesteding gekoppeld aan een ontmoetingsplek;

  • Arbeidsmatige dagbesteding.

Omdat concentratie van ontmoetingsplekken noodzakelijk is, zullen er ontmoetingsplekken zijn die in 2016 en 2017 wel voor subsidie in aanmerking kwamen, maar vanaf 2018 niet meer voor subsidie als ontmoetingsplek in aanmerking komen. Indien op deze locaties dagbesteding wordt aangeboden, kunnen deze organisaties, indien ze in 2016 en 2017 subsidie voor deze activiteiten hebben ontvangen en aan de overige voorwaarden uit dit artikel voldoen voor subsidie in aanmerking komen.

De dagbesteding biedt een deelnemer een structurele, activerende daginvulling, door deel te nemen aan recreatieve of maatschappelijke activiteiten. Het programma als geheel biedt de deelnemer structuur, sociale contacten en zingeving. Bij de activiteiten wordt begeleiding geboden aan een groep van gemiddeld 10 deelnemers, waarbij specialistische kennis is vereist. Er wordt methodisch gewerkt aan ontwikkeldoelen van de deelnemer. Vrijwilligers en mantelzorgers kunnen een deel van de zorg en begeleiding ondersteunen, evenals de deelnemer zelf als hij/zij in staat is om het programma mede vorm te geven. Er is een intensieve samenwerking met andere algemene voorzieningen en bewonersactiviteiten in de buurt.

Zie aanvullend de toelichting bij artikel 5a, Algemeen.

Indien de toewijzing van alle tijdig en volledig ingediende aanvragen die voldoen aan de eisen in het eerste lid leidt tot overschrijding van het subsidieplafond kan worden besloten om de subsidiebedragen niet of deels te honoreren tot er sprake is van een dekkende en evenwichtige spreiding van de functie. Dit wordt beoordeeld in samenhang met de toekenning van dagbesteding op de basis ontmoetingsplekken. In tegenstelling tot de andere functies vindt er binnen deze functie, bij een overschrijding van het subsidieplafond, derhalve geen ranking plaats.

Toelichting Artikel 6

Subsidiabele activiteiten en verdeelregels

Arbeidsmatige dagbesteding

Algemeen

De afgelopen anderhalf jaar is vanuit de Wmo 2015 gewerkt aan de inrichting van arbeidsmatige dagbesteding in zogenoemde ‘ketens’. Een keten is een samenhangend geheel van activiteiten, waarbij een deelnemer vaardigheden kan opdoen gericht op een specifiek beroep (groen, techniek, facilitair, catering). De ketens zijn ingericht als een stedelijke voorziening, omdat het meer gaat om de inhoud van het werk en ontwikkeling van talenten, dan om het aanbrengen van verbinding met de leefomgeving van de deelnemer. In de ketens werken diverse aanbieders samen om een passend aanbod in te richten. Een groot deel van de betrokken aanbieders heeft hiertoe een deel van maatwerk dagbesteding omgevormd tot dagbesteding in de algemene voorzieningen.

In de Transformatieagenda is aangegeven dat het de ambitie is om uiterlijk 2020 een efficiënte, effectieve, aaneengesloten en samenhangende keten van dagbesteding-participatie-reïntegratie binnen de gemeente Apeldoorn te hebben ingericht, gezamenlijk vormgegeven vanuit de Jeugdwet, Wmo 2015 en Participatiewet. Het idee is om vanuit de huidige situatie het proces te vervolgen, waarbij we afstemming zoeken met het (speciaal) onderwijs.

Lid 1.

Uitgangspunt is dat de huidige situatie wordt voortgezet, dat wil zeggen dat

de activiteiten van de huidige organisaties in de bestaande ketens worden

gecontinueerd.

Doel van arbeidsmatige dagbesteding is dat inwoners zoveel mogelijk en naar vermogen aan het werk, dan wel maatschappelijk actief zijn, in een efficiënte, effectieve, aaneengesloten en samenhangende keten van dagbesteding-participatie-reïntegratie.

Arbeidsmatige dagbesteding is het leveren van -een geringe- arbeidsprestatie onder begeleiding. Deze activiteiten zijn gericht op productie of dienstverlening. De begeleiding is enerzijds gericht op ondersteuning en coaching (motivatie, werknemersvaardigheden) en anderzijds op het creëren van veiligheid en structuur.

Uitgangspunt is om de arbeidsmatige dagbesteding uitsluitend in een keten in te richten waarin organisaties samenwerken en elkaars kennis en faciliteiten optimaal worden benut.

Arbeidsmatige dagbesteding richt zich met name op het ontwikkelen van participatie- en arbeidsvaardigheden en het ontdekken van talenten die hierbij van pas kunnen komen. Deze vorm van arbeidsmatige dagbesteding vindt plaats in een setting die lijkt op een werkomgeving en in sommige gevallen worden ook werkopdrachten uitgevoerd voor opdrachtgevers.

Deelnemers kunnen certificaten halen, waarmee opleidingsniveau en werkervaring kan worden aangetoond. Daar waar mogelijk stromen deelnemers uit naar participatie- en re-integratie trajecten van de Participatiewet of soms zelfs rechtstreeks naar werk.

De mogelijke opbrengst van de productie wordt ingezet als bijdrage aan de kosten van de aanbieder. Voor de cliënt heeft deze vorm van arbeidsmatige dagbesteding veelal de functie van werk, zonder daarvoor loon te ontvangen. Deze vorm van arbeidsmatige dagbesteding draagt bij aan de mogelijkheid om uit te stromen naar beschut, begeleid of ondersteund werk, betaald werk, vrijwilligerswerk of deelname aan (basis)voorzieningen in de wijk/buurt.

Het resultaat is:

  • Een werkplek waarin de capaciteiten van de inwoner optimaal gebruikt en

    ontwikkeld worden en waarvan het veiligheidsrisico is bepaald;

  • Een takenpakket dat passend is bij de (ontwikkelings)mogelijkheden;

  • Het leren van praktische vaardigheden ten behoeve van het uitvoeren van de

    werkzaamheden;

  • Het ontwikkelen van de motivatie, zelfwerkzaamheid, zelfredzaamheid en participatie;

  • Het aanleren van algemene beroepsvaardigheden;

  • Het leren van sociale en communicatieve vaardigheden;

  • Het verbeteren van het niveau van maatschappelijke participatie;

  • Het vergroten van zelfvertrouwen, autonomie en zelfbepaling;

  • Trajecten die bijdragen aan de mogelijkheden om uit te stromen naar beschut, begeleid of ondersteund werk, betaald werk, vrijwilligerswerk of deelname aan (basis)voorzieningen in de buurt.

Trajectbegeleiding en scholing dienen ketenoverstijgend te worden ingezet. Voorwaarde voor toekenning van de subsidie voor trajectbegeleiding is dat aangetoond wordt dat de uitvoerder geen rol heeft als werkbegeleider in de ketens. Voor scholing dient te blijken dat de trajecten afgestemd zijn op de behoefte van de deelnemer en niet afhankelijk zijn van het aanbod van één bepaalde organisatie.

Lid 3.

Indien het totaal aantal aanvragen leidt tot een overschrijding van de beschikbare

financiële middelen worden de aanvragen beoordeeld op

basis van onderstaande criteria.

a. De mate waarin in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat het aanbod van

activiteiten aansluit op de behoeften van diverse doelgroepen en op het reeds

beschikbare aanbod.

Een inwoner die in aanmerking wil komen voor arbeidsmatige dagbesteding moet voldoen aan de volgende instroomcriteria:

1. hij/zij 18 jaar of ouder is en de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft

bereikt;

  • 2.

    hij/zij niet voldoende vaardig is om structuur aan te brengen of regie te voeren in het dagelijks leven;

  • 3.

    hij/zij veel, maar niet continue, begeleiding nodig heeft tijdens de dagbesteding;

  • 4.

    hij/zij geen of zeer geringe loonvormende arbeidsprestatie kan leveren door

het ontbreken van werkvaardigheden als gevolg van beperkingen;

  • 5.

    hij/zij geen gebruik kan maken van (regulier) onderwijs. De deelnemer heeft behoefte aan begeleiding en/of ondersteuning gedurende de activiteiten;

  • 6.

    hij/zij beperkt is in zelfredzaamheid door een lichamelijke, cognitieve, zintuigelijke, verstandelijke of psychiatrische beperking of een combinatie daarvan;

  • 7.

    hij/zij wil werken aan het aanleren van algemene beroepsvaardigheden, en

    het leren van sociale en communicatieve vaardigheden en stemt in met de

    registratie hiervan in een erkend systeem.

b. In hoeverre sprake is van een aantoonbare ontwikkeling in de zelfredzaamheid en de participatie van de inwoner.

De mogelijke resultaten, gemonitord via het systeem van INVRA, bestaan ondermeer uit:

  • deelnemers zijn tevreden over de passende ondersteuning met begeleiding ‘on the job’;

  • een werkplek en takenpakket waarin de capaciteiten van de deelnemer optimaal gebruikt en ontwikkeld worden;

  • aangeleerde praktische vakgerichte vaardigheden voor het uitvoeren van de werkzaamheden;

  • ontwikkeling bij de deelnemers van sociale en communicatieve vaardigheden voor de ontwikkeling van beroepsvaardigheden;

  • signaleren van een andere ondersteuningsvraag;

  • uitstroom uit de keten met een verbeterd niveau van maatschappelijke participatie.

g. De mate waarin sprake is van een goede prijs/kwaliteit verhouding.

Uitgangspunt is een ratio van gemiddeld 1 op 10, dat wil zeggen 1 begeleider is verantwoordelijk voor gemiddeld 10 deelnemers.

In de aanvraag dient aangegeven te worden hoe invulling wordt gegeven aan de volgende ambities:

  • de insteek is om de arbeidsmatige dagbesteding binnen de algemene voorzieningen in samenhang te organiseren. Daarmee is de dagbesteding in de ketens toegankelijk voor alle deelnemers op basis van persoonlijke talenten en mogelijkheden en wordt van de voordelen van inclusie optimaal gebruik gemaakt;

  • komen tot een doorgaande ontwikkellijn voor de inwoners gericht op maximale ontplooiing en participatie, waar mogelijk richting (betaald) werk;

  • de arbeidsmatige dagbesteding zoveel mogelijk in een keten in te richten waarin organisaties samenwerken en zij elkaars kennis en faciliteiten optimaal benutten.

Toelichting Artikel 7

Subsidiabele activiteiten en verdeelregels

Inwonersondersteuning stadsdeelgericht (7a) en stedelijk (7b)

Algemeen

Vooruitlopend op de doorontwikkeling van de Centra voor Maatschappelijk Ondersteuning wordt inwonersondersteuning al in 2018 zoveel mogelijk binnen de stadsdelen belegd. Onder een stadsdeel verstaan we een deel van het stedelijk gebied inclusief de aanpalende dorpen. De aanpalende dorpen worden in deze indeling aan de stadsdelen toebedeeld. Concreet betekent dit het volgende:

  • Noordwest en de Binnenstad: Wenum-Wiesel, Hoog Soeren en Uddel;

  • Noordoost: Beemte Broekland;

  • Zuidoost: Klarenbeek;

  • Zuidwest: Loenen, Hoenderloo, Beekbergen, Lieren, Radio Kootwijk en Oosterhuizen.

De inwonersondersteuners dragen zorg voor een afgestemd aanbod in relatie tot de behoeften van inwoners en in relatie tot de andere voorzieningen in het stadsdeel. De aanbieders van inwonersondersteuning in het betreffende stadsdeel vormen een samenwerkingsverband en maken samen een plan per stadsdeel. Als basis voor dit plan stellen zij een stadsdeel(/wijk)analyse op waarin onder andere de veronderstelde behoefte/vraag per stadsdeel inzichtelijk wordt gemaakt. In afstemming met de stadsdeelregisseur zorg, de bestuurder van het Centrum voor Jeugd en gezin en de stadsdeelmanager.

Met een budget per stadsdeel kan inwonersondersteuning in onderling overleg op een flexibele manier inspelen op de actualiteit en behoeften in een stadsdeel. Per stadsdeel is één van de aanbieders de penvoerder en daarmee ook aanspreekpunt voor de gemeente en andere partners.

Voor een aantal activiteiten binnen inwonersondersteuning is een stadsdeelgerichte aanpak niet passend. Dit kan zijn omdat activiteiten een breed bereik hebben (dat wil zeggen stadsdeeloverstijgend zijn), kleinschalig zijn, om een specifieke expertise vragen of zo complex en gespecialiseerd zijn dat versnippering van coördinatie-uren, financiering en expertise niet wenselijk is. De aanvrager moet in zijn aanvraag met argumenten onderbouwen waarom een activiteit niet stadsdeelgericht kan worden ingericht om voor de stedelijke subsidiëring in aanmerking te komen.

Ook inwonersondersteuning gericht op het voortgezet en middelbaar onderwijs (bijvoorbeeld schoolmaatschappelijk werk) wordt op stedelijk niveau georganiseerd, in aansluiting op de zorgstructuur van de scholen. Deze activiteiten maken geen onderdeel uit van het stadsdeelplan. Verbinding tussen inwonersondersteuning op stadsdeel- en stedelijk niveau is van wezenlijk belang. De beide vormen van inwonersondersteuning vullen elkaar aan. De inwonersondersteuners die in de stadsdelen werkzaam zijn, zijn ook de toeleiders naar de stedelijke voorzieningen. En de stedelijke voorzieningen hebben net die expertise of mogelijkheden die binnen de stadsdeelgerichte ondersteuning ontbreekt.

De inrichting van expertise op stedelijk niveau sluit niet uit dat er ook expertise in de stadsdelen aanwezig is. Bij alle vormen van inwonersondersteuning wordt uitgegaan van professionals met een T-profiel. Daarmee wordt bedoeld dat een professional generalistisch én specialistisch werkt. Dus een professional met generalistische competenties, zoals het versterken van eigen kracht en regie en verbinding tussen formele en informele ondersteuning én met de meer vakspecifieke competenties zoals bijvoorbeeld kennis van schuldsanering of een verstandelijke beperking.

Categoriale belangenbehartiging, zoals bijvoorbeeld door een patiëntenvereniging of voor een specifieke cliëntgroep, maakt geen onderdeel uit van inwonersondersteuning en komt dus niet in aanmerking voor subsidie.

1. Het geven van advies en informatie over voorzieningen in ApeldoornDe inwonersondersteuner geeft antwoord, algemene informatie, informatie met een advies erbij of wijst de weg. Het is noodzakelijk dat de inwonersondersteuner de informatie neutraal, objectief, feitelijk en volledig levert.

2. O ndersteunen (onafhankelijk) bij vraagverheldering en toeleiden naar ondersteuning of wijzigingen in de ondersteuning (de onafhankelijke inwoner s ondersteuner)De inwoner en/of zijn eventuele mantelzorger, moet de mogelijkheid hebben zich

tijdens het onderzoek naar de hulpvraag (‘het gesprek’) te laten bijstaan door een

inwonersondersteuner. De inwonersondersteuner biedt hulp bij vraagverheldering en

leidt de inwoner zo nodig toe naar passende vormen van ondersteuning. De

inwonersondersteuner staat naast de inwoner en/of zijn mantelzorger, geeft uitleg over

de procedures, wetten en regelgeving die van toepassing zijn, helpt zo nodig met het

formuleren van de hulpvraag en met het afwegen van mogelijke keuzes. Dit geldt zowel

voor een onderzoek vanuit de Wmo, maar bijvoorbeeld ook voor de Jeugdwet,

Participatiewet, Passend Onderwijs en voor de Wet langdurige zorg (tot het moment dat

de indicatie is afgegeven). Uitgangspunt is dat de hulpvraag integraal wordt

bekeken. Ook kan de inwonersondersteuner een (bemiddelende) rol vervullen als

de inwoner het niet eens is met besluit van de gemeente en zo nodig ondersteunen

tijdens een klachten- en/of bezwaarprocedure.

Omdat cliëntondersteuning primair vanuit het belang van de inwoner ingevuld dient te worden (Wmo 2015), geldt daarnaast voor deze subsidiefunctie de eis dat de onafhankelijkheid van cliëntondersteuning ten opzichte van maatwerkvoorzieningen gewaarborgd dient te zijn.

Indien een aanvrager tevens aanbieder is van maatwerkvoorzieningen geeft deze in de

subsidieaanvraag aan hoe deze onafhankelijkheid ten opzichte van de

maatwerkvoorzieningen wordt gewaarborgd, bijvoorbeeld door inwonersondersteuning in

een aparte unit onder te brengen of door het hanteren van een beroepscode.

3. Het bieden van kortdurende ondersteuningDe inwonersondersteuner helpt kwetsbare inwoners om hun leven op orde te krijgen en te houden of om mantelzorg te kunnen blijven bieden. De ondersteuning is in alle gevallen gericht op het versterken van de zelf- of samenredzaamheid van de inwoner en is in beginsel kortdurend en kort cyclisch van aard. Indien langdurigere ondersteuning noodzakelijk is wordt (waar nodig in samenwerking met andere partijen, zoals huisarts, wijkverpleging, Wmo loket, SWT, Activerium en CJG) gezocht naar de meest passende oplossing. Het is met nadruk niet de bedoeling dat de inwonersondersteuner zelf langdurige hulp of ondersteuning biedt. Wel is langdurige betrokkenheid mogelijk in de vorm van casusregie en/of monitoring en waakvlamcontact (in de gaten houden of alles goed loopt en plannen bijstellen waar nodig).

4. Ondersteunen en stimuleren van sociale leefbaarheid in stadsdelenInwoners geven in hun stadsdeel en dorp zelf vorm aan een vertrouwde, veilige, uitdagende en actieve sociale leefomgeving. De inwonersondersteuner draagt hieraan bij door initiatieven om buurten te versterken te faciliteren, samenredzaamheid te bevorderen en contacten tussen buurt- en lotgenoten te vergroten.

Artikel 7a

Lid 1.

Het college kan subsidie verlenen voor stadsdeelgerichte inwonersondersteuning

aan een samenwerkingsverband van aanbieders dat een plan per stadsdeel indient gebaseerd op de behoeften van inwoners in het stadsdeel (incl. de aanpalende dorpen).

a. Dit plan omvat een omschrijving van de inzet op de vier aspecten van inwoners ondersteuning.

Op basis van een aantal speerpunten van het stadsdeel worden de resultaten beschreven en de wijze waarop de voortgang wordt gevolgd. De tevredenheid van inwoners maakt hiervan onderdeel uit.

b. Een gezamenlijke visie op de wijze waarin invulling wordt gegeven aan

inwonersondersteuning, waarbij aangegeven wordt hoe de (wettelijke taak) onafhankelijk cliëntondersteuning gewaarborgd is;

Zichtbaarheid en vindbaarheid van de onafhankelijke cliëntondersteuning is voor de inwoners van groot belang. Om deze zichtbaarheid en vindbaarheid te vergroten worden in de subsidiebeschikking zo mogelijk voorwaarden opgenomen ten aanzien hiervan. In de aanvraag moet beschreven worden hoe de organisaties de onafhankelijkheid borgen, zodat het belang van de inwoner centraal staat en er kennis is van alle doelgroepen.

Lid 2.

Indien het totaal aantal aanvragen/aangevraagde bedrag per stadsdeel leidt tot

een overschrijding van de beschikbare financiële middelen voor dat betreffende

stadsdeel worden de aanvragen beoordeeld op basis van een aantal criteria.

a. De mate waarin in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat het aanbod van

activiteiten aansluit op de behoeften van diverse doelgroepen en op het reeds

beschikbare aanbod.

Beoordeeld wordt de mate waarin het aanbod aansluit op de behoeften van de inwoners. Duidelijk moet zijn dat op een gedegen wijze een onderzoek naar behoeften heeft plaatsgevonden en dat de onderzoeksresultaten zijn vertaald in een passend aanbod voor de doelgroep(en). Daarbij moet tevens duidelijk aangegeven worden dat aangesloten wordt op het bestaande aanbod en er geen sprake is van overlappingen en/of lacunes.

De behoefte kan worden aangetoond d.m.v. kenmerken van de inwoners van het stadsdeel (inclusief aanpalende dorpen), de krachten en de uitdagingen van het stadsdeel uitmondend in een aantal speerpunten als basis voor de uitwerking van de aanvraag. Deze informatie is o.a. verkregen en afgestemd met de basis ontmoetingsplekken, CJG en SWT/CMO in het stadsdeel. Uit de aanvraag moet blijken dat voor alle doelgroepen inwonersondersteuning beschikbaar is

b. In hoeverre sprake is van een aantoonbare ontwikkeling in de zelfredzaamheid en de participatie van de inwoner.

Geef aan hoe inwonersondersteuning bijdraagt aan een verhoging van de zelfredzaamheid en participatie.

c.De mate waarin sprake is van samenwerking met de basis ontmoetingsplekken in

het stadsdeel, Centra voor Jeugd en gezin en Sociale Wijk Teams/Centra voor

Maatschappelijke Ondersteuning.

Geef aan hoe samen met de partners wordt gezorgd voor een doorgaande lijn in het ondersteuningsaanbod.

d. De wijze waarop wordt samengewerkt met overige partijen in het stadsdeel

o.a. huisartsen, wijkverpleegkundigen, onderwijs, politie, 1e en 2e lijns ondersteuning en informele ondersteuning en verenigingen.

Beschrijf kort en bondig hoe integraal wordt samengewerkt en welke effecten deze samenwerking oplevert, gezien de behoeften van de inwoners van het stadsdeel.

Artikel 7b

Lid 1.

Om voor 7b in aanmerking te komen moet in de aanvraag aannemelijk worden gemaakt

waarom het niet wenselijk is dat dit onderdeel op stadsdeelniveau vorm wordt gegeven.

Uitgangspunt is dat een stedelijke inrichting alleen kan gelden voor twee van de vier

aspecten van inwonersondersteuning, te weten ‘Het geven van advies en informatie over

voorzieningen in Apeldoorn’ en het ‘Het bieden van kortdurende ondersteuning’,

voor zover die in samenhang worden aangeboden.

Voor de criteria wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 7a.

Toelichting Artikel 8

Subsidiabele activiteiten en verdeelregels

Maatschappelijke opvang

Lid 1.

De gemeente Apeldoorn heeft (tot 2020) als centrumgemeente de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de taken op het gebied van Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen, omdat zij voor de regio de financiële middelen vanuit het Rijk ontvangt. Subsidies die de gemeente Apeldoorn vanuit deze functie verstrekt worden dan ook binnen haar hoedanigheid als centrumgemeente verleend.

Activiteiten die plaatsvinden vanuit de functie Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen zijn bestemd voor inwoners van de gemeenten Apeldoorn, Epe, Heerde, Brummen en Voorst en kunnen binnen de gehele regio worden georganiseerd. Vanaf 2020 wordt niet meer gewerkt vanuit de centrumgemeente gedachte. Dit kan leiden tot een andere rolverdeling en financiële verdeling.

De doelgroep die vanuit deze functie bediend wordt, zijn inwoners die met psychische of psychosociale problemen te maken hebben. Het betreft zowel jeugdigen als volwassenen. In veel gevallen is er sprake van multiproblem situaties. Bij de Maatschappelijke Opvang is veelal sprake van dak- en thuisloosheid en is relatief vaker sprake van enige vorm van verslaving. Bij Beschermd Wonen is er sprake van onvoldoende eigen regie om zelfstandig te wonen.

Voor subsidie komen in aanmerking activiteiten die gericht zijn op:

1.Preventieactiviteiten voor verslavingsproblematiek

Preventie, voorlichting, informatie en advies aan jongeren, scholieren, hun ouders of verzorgers, gericht op het voorkomen van verslavingsproblematiek.

2.Inlooplocatie ten behoeve aan de doelgroep Maatschappelijke Opvang

De inlooplocatie Maatschappelijke Opvang is dagelijks (7 dagen per week) minimaal 3 uren geopend en biedt een inlooplocatie voor een doelgroep die zich laat kenmerken door dakloosheid, verslaving, zorgmijding en psychiatrie en voorziet hierdoor in een specifieke behoefte binnen het totaal van ontmoetingsvoorzieningen.

Vanwege de veelvuldige samenloop van de inlooplocatie met verslavings- en Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) problematiek is het van belang dat de partners van de inlooplocatie zoveel mogelijk afstemming zoeken met het veld. Dit geldt voor zowel de expertiseontwikkeling in brede zin als de kennisdeling op het niveau van de individuele cliënt.

3.Tijdelijke Opvang Jongeren

Er moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

  • de doelgroep bestaat uit jeugdige dak- en thuislozen tot en met 23 jaar (zwerfjongeren), veelal met verslavingsproblematiek;

  • de doelgroep heeft hulpvragen op diverse leefgebieden, heeft geen- of een gebrekkig steunsysteem en heeft dringend (tijdelijk) onderdak nodig;

  • de tijdelijke opvang wordt voor maximaal 8 weken verleend. Na 8 weken heeft toeleiding naar een vervolgtraject of zelfstandige woonruimte plaatsgevonden;

  • er worden minimaal 25 jongeren per jaar bediend binnen deze Tijdelijke Opvang voor Jongeren;

  • er worden minimaal 4 plekken geboden. Bij noodsituaties is het mogelijk dit binnen 2 uur uit te breiden naar 6 plekken;

  • de doelgroep ontvangt wekelijks naar behoefte individuele begeleiding om een spoedige uitstroom te bevorderen.

Lid 2.

a.De mate waarin in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat het aanbod aansluit

op de behoeften van de diverse doelgroepen en op het reeds beschikbare

aanbod.

Hierbij geldt dat het niet alleen gaat om doelgroepen die te maken hebben met ‘klassieke’ verslavingen, maar er wordt ook gekeken naar de mate waarin aandacht wordt besteed aan meer ‘nieuwe’ verslavingen, zoals seks- en internetverslaving.

Toelichting Artikel 9

Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Vrijwilligersondersteuning

Lid 1.

Onder vrijwilligerswerk verstaan we werk dat in enig georganiseerd verband onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen in de samenleving. De Wmo geeft gemeenten de taak om vrijwilligerswerk te bevorderen en te ondersteunen en oog te hebben voor de verschillende categorieën van vrijwilligers.

Van 2015 t/m 2017 is onder deze functie het stedelijk knooppunt vrijwilligers en verengingen gesubsidieerd. Vanaf 2018 wordt het stedelijke knooppunt niet langer op basis van deze subsidieregeling gesubsidieerd (zie de Transformatieagenda).

Het stedelijk knooppunt vrijwilligers en verenigingen is vormgegeven in ‘Apeldoorn pakt aan’ met als opdracht om bij te dragen aan het ondersteunen van vrijwilligersorganisaties, zodat deze vervolgens de bij hen aangesloten vrijwilligers kunnen faciliteren. Daarom hebben aanvragers onder deze functie de opdracht om samen te werken met het stedelijk knooppunt vrijwilligers en verenigingen (zie artikel 17 lid 1 onder e).

Onderdeel van ‘Apeldoorn pakt aan’ is het platform “Ertoe doen”. Dit platform is een samenwerkingsverband van organisaties en initiatieven dat vrijwillige ondersteuning biedt in de thuissituatie. Het platform vervult een netwerkfunctie voor organisaties en initiatieven, zodat deze verbonden worden met wat er in de samenleving nodig is. Daarom hebben aanvragers onder deze functie de opdracht om samen te werken met het platform (zie artikel 17 lid 1 onder e).

Ten aanzien van de functie Vrijwilligersondersteuning heeft een aanscherping plaatsgevonden van wat voor type activiteiten onder deze functie gesubsidieerd kunnen worden. Dit betekent dat bepaalde activiteiten die eerder onder Cliëntondersteuning/ Inwonersondersteuning of onder F7 Talentplekken (de maatjestrajecten) vielen, maar in hoofdzaak door vrijwilligers worden uitgevoerd nu (in deze subsidieregeling 2018), onder de functie Vrijwilligersondersteuning vallen. Het betreft onder andere activiteiten zoals:

  • -

    opvoedondersteuning in gezinnen;

  • -

    steungezinnen;

  • -

    coachen;

  • -

    klussendienst in/om het huis;

  • -

    maatjesprojecten.

Subsidie onder de functie Vrijwilligersondersteuning in deze subsidieregeling betreft alleen de begeleiding, coaching en coördinatie van vrijwilligers die met hun inzet bijdragen aan de doelstellingen van de Wmo en Jeugdwet. Alleen structurele activiteiten komen in aanmerking voor subsidie en geen incidentele, eenmalige activiteiten (zoals bijv. (sport)evenementen voor mensen met een beperking).

Subsidie onder deze functie wordt niet verleend voor de begeleiding, coaching en coördinatie van locatie gebonden vrijwilligers (valt onder Ontmoeting en dagbesteding) of stagiaires.

De inzet is dat vrijwilligers een bijdrage leveren aan de (aanvullende) ondersteuning van kwetsbare inwoners die onvoldoende zelfredzaam zijn om dit zelf op te (laten) lossen door te helpen bij bijv. de financiën, vervoer, klusjes in en om het huis, sociale contacten e.d.

Voor een zo objectief en transparant mogelijke beoordeling van de aanvragen wordt rekening gehouden met een evenwichtige verhouding tussen de aard en omvang van de vrijwilligerscoördinatie in relatie tot het aantal vrijwilligers en de aard van hun ondersteuning.

Wij onderscheiden daarbij drie categorieën in de ondersteuning van vrijwilligers aan inwoners:

1)Intensieve beroepsmatige matching, begeleiding, coaching en

coördinatie van vrijwilligers : de professional verricht de intake van de hulpvraag en matcht direct vrijwilliger en hulpvrager. De inzet van de vrijwilliger vraagt daarnaast om specifieke kennis waarin de vrijwilliger wordt geschoold. Verder vraagt de aard van de hulpvraag regelmatig om actie en betrokkenheid van de professional binnen het uitgezette traject (bijv. afstemming met derden, conflicten, incidenten e.d.). De vrijwilliger en professional vervullen een intensieve duo rol. De ondersteuning is gericht op leerdoelen zoals het vergroten van de zelfredzaamheid en participatie, en kent zoveel mogelijk een beperkte duur (gemiddeld 1 jaar). Het contact van de professional met de hulpvrager, zijn netwerk of andere professionals is intensief in vergelijking met categorie 2 en 3.

  • 2)

    Reguliere beroepsmatige matching, begeleiding, coaching en coördinatie

    van vrijwilligers : het verschil t.o.v. categorie 1 is dat de betrokkenheid

    van de professional minder intensief is (op de achtergrond aanwezig). De

    vrijwilliger werkt meer zelfstandig. Het contact van de professional met de

    hulpvrager, zijn netwerk of andere professionals is gering. Eventueel kan gewerkt

    worden met vrijwillige coördinatoren.

  • 3)

    Indirecte beroepsmatige begeleiding, coaching en coördinatie van

    v rijwilligers : de professional richt zich met name op de begeleiding, coaching

    en coördinatie van de vrijwillige coördinatoren, die op hun beurt de vrijwilligers in

    hun eigen stadsdeel begeleiden en ondersteunen. De vrijwilliger werkt vrijwel

    geheel zelfstandig en de professionele coördinatie is beperkt. Het contact van de professional met de hulpvrager is minimaal. Het doel van de vrijwilligersinzet is ondersteuning bieden aan de hulpvrager en niet direct gericht op leerdoelen.

Toelichting Artikel 10

Subsidiabele activiteiten en verdeelregels Mantelzorgondersteuning

Algemeen

Mantelzorgers zijn personen die langdurig en onbetaald zorgen voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende persoon uit hun omgeving. Dit kan een partner, ouder of kind zijn, maar ook een ander familielid, vriend of kennis.

Van 2015 t/m 2017 is onder deze functie ook het stedelijk knooppunt mantelzorg gesubsidieerd. Vanaf 2018 wordt het stedelijk knooppunt niet langer op basis van deze subsidieregeling gesubsidieerd (zie de Transformatieagenda).

Het stedelijk knooppunt mantelzorg vormt de stedelijke ondersteuningsinfrastructuur die toegankelijk en herkenbaar is en effectieve en efficiënte ondersteuning biedt aan organisaties die met mantelzorgers te maken hebben. Daarom hebben aanvragers onder deze functie de opdracht om samen te werken met het knooppunt (zie artikel 17 lid 1 onder e).

Deze subsidiefunctie is gericht op de directe of indirecte ondersteuning van mantelzorgers. Het doel is om alle doelgroepen van mantelzorgers optimaal te ondersteunen, zodat zij de zorg voor hun naaste zo lang en goed mogelijk vol kunnen houden. Subsidie onder deze functie is niet gericht op de individuelewaardering van mantelzorgers.

Ook respijtzorg als algemene voorziening is bedoeld om de mantelzorger tijdelijk te ontlasten. Wanneer respijtzorg een structureel karakter heeft en periodiek wordt ingezet, kan gebruik gemaakt worden van de maatwerkvoorziening kortdurend verblijf/logeeropvang.

Binnen de algemene voorzieningen zijn twee vormen van respijtzorg:

  • 1.

    Respijtzorg waarbij een vrijwilliger bij de zorgvrager thuis komt;

  • 2.

    Respijtzorg waarbij de zorgvrager/mantelzorger ergens naartoe gaat, exclusief

    overnachting zorgvrager.

Dagbesteding kan ook een vorm van respijtzorg zijn, maar kan worden aangevraagd onder de functie Ontmoeting en dagbesteding.

Lid 2.

a. De mate waarin in de aanvraag aannemelijk is gemaakt dat het aanbod van

activiteiten aansluit op de behoeften van diverse doelgroepen en op het reeds

beschikbare aanbod.

Beoordeeld wordt de mate waarin het aanbod aansluit op de behoeften van de inwoners. Duidelijk moet zijn dat op een gedegen wijze een onderzoek naar behoeften heeft plaatsgevonden en dat de onderzoeksresultaten zijn vertaald in een passend aanbod voor de doelgroep(en). Daarbij moet tevens duidelijk aangegeven worden dat aangesloten wordt op het bestaande aanbod en er geen sprake is van overlappingen en/of lacunes.

b. De mate waarin sprake is van samenwerking met de basis ontmoetingsplekken in

het stadsdeel, Centra voor Jeugd en gezin en Sociale Wijk Teams/Centra voor

Maatschappelijke Ondersteuning.

Aangegeven moet worden hoe samen met de partners wordt gezorgd voor een doorgaande lijn in het ondersteuningsaanbod.

Toelichting Artikel 11

De aanvraag

3. Indien voor een functie als vereiste is opgenomen dat de organisaties moeten

samenwerken in een samenwerkingsverband dan dient een penvoeder namens de organisaties de subsidieaanvraag in. De penvoerder dient deelnemer te zijn in het samenwerkingsverband.

4. Door ondertekening van de bij de aanvraag bijgevoegde samenwerkingsverklaring,

verklaren de aan het samenwerkingsverband deelnemende organisaties dat de deelnemer aan het samenwerkingsverband die de aanvraag heeft ondertekend, optreedt als penvoerder en verklaren de deelnemers akkoord te zijn met de inhoud van de aanvraag en bijlagen.

Om voor subsidie in aanmerking te komen is voor een drietal functies (basis ontmoetingsplekken, arbeidsmatige dagbesteding en stadsdeelgerichte inwonersondersteuning) als vereiste opgenomen dat organisaties moeten samenwerken in een samenwerkingsverband. In de Transformatieagendais een doorontwikkeling geschetst met betrekking tot het vereenvoudigen van het bekostigings- en verantwoordingsproces en meer focus op samenwerking en verbinding tussen de algemene voorzieningen in een stadsdeel.

In het kader van deze doorontwikkeling is in de subsidieregeling gekozen, bij het vereiste van samenwerking om te werken met een penvoerder, als tussenstap naar het hoofdaannemerschap.

De penvoerder treedt namens de organisaties op als contactpersoon voor de gemeente. Deze vertegenwoordigingsbevoegdheid ontstaat op grond van artikel 11, lid 4 op het moment van ondertekening van de samenwerkingsverklaring door de deelnemende organisaties. Deze verklaring dient als bijlage bij de subsidieaanvraag gevoegd te worden.

Toelichting Artikel 12

Samenwerkingsverband

In artikel 12 is de verhouding tussen de penvoerder en de overige organisaties die deelnemen in het samenwerkingsverband geregeld. In het zesde lid is een basis opgenomen om de onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terug te kunnen vorderen bij de penvoerder. Het college kan van deze mogelijkheid gebruik maken in die gevallen dat het niet of deels uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten door de subsidie ontvangende organisatie verwijtbaar is aan de penvoerder. Van deze verwijtbaarheid is sprake indien de penvoerder de subsidiebedragen niet of gedeeltelijk heeft doorbetaald aan de subsidie ontvangende organisaties. Het college zal van geval tot geval bezien of van die mogelijkheid gebruik wordt gemaakt.

Toelichting Artikel 15

Subsidiabele kosten

1. Deskundige medewerkers

Voor de basis ontmoetingsplekken geldt dat de volgende personele kosten voor subsidie in aanmerking komen:

- professionele inzet voor de begeleiding van activiteiten gericht op ondersteuning,

activiteiten gericht op gezondheid, weerbaarheid en ontwikkelen van

vaardigheden en activiteiten gericht op samenzijn. Het aantal uur is afhankelijk

van het weekprogramma. Voor de professionele inzet bij activiteiten gericht op

samenzijn geldt in principe de norm dat 1 uur professionele inzet leidt tot 4 uur

aan activiteiten;

- professionele inzet voor de begeleiding van dagbesteding;-coördinatie van vrijwilligers (max. 4 uur per week);

- coördinatie ontmoetingsplek (max. 2 uur per week). Deze uren zijn bestemd voor

het vervullen van het penvoerderschap;

-beheer.

Bij het bereiken van de subsidieplafonds kan een maximum worden gesteld aan de personele inzet per ontmoetingsplek Wmo van 140 uur per week.

Activiteiten op ontmoetingsplekken kunnen worden verzorgd door vakdocenten. Deze activiteiten dienen volledig kostendekkend georganiseerd te worden en vallen derhalve niet onder de bedoelde personele inzet.

2. Huisvestingskosten

Normering huisvestingskosten Basis ontmoetingsplekken

  • Voor basisontmoetingsplekken Wmo (eventueel inclusief een deel jeugd) geldt een basisvergoeding van maximaal € 24.000,- per jaar voor de exploitatie van een locatie bestaande uit minimaal twee activiteitenruimtes en twee gespreksruimten.

    • Totale netto ruimtebehoefte is minimaal 125 m2;

    • De basisvergoeding bestaat uit zowel eigenaarskosten of huur en gebruikerskosten.

  • Voor basisontmoetingsplekken alleen bedoeld voor jeugdigen geldt een basisvergoeding van maximaal € 24.000,- per jaar voor de exploitatie van een locatie bestaande uit minimaal één activiteitenruimte.

    • Totale netto ruimtebehoefte is minimaal 125 m2;

    • De basisvergoeding bestaat uit zowel eigenaarskosten of huur en gebruikerskosten.

  • Voor locaties in stadsdeel Centrum is een opslag van maximaal € 6.000,- per jaar per locatie beschikbaar in verband met substantieel hogere huurprijzen.

  • Indien aan de hand van het weekprogramma de noodzaak aangetoond wordt is een opslag van maximaal € 10.000,- per jaar voor een derde activiteitenruimte beschikbaar.

Normering Dagbesteding niet gekoppeld aan een ontmoetingsplek

•Voor dagbesteding niet gekoppeld aan een ontmoetingsplek geldt dat uitgegaan wordt van de normering van een extra activiteitenruimte ad € 10.000,-.

Normering huisvestingskosten Arbeidsmatige dagbesteding

•Voor arbeidsmatige dagbesteding in de keten facilitair geldt dat er geen separate huisvestingskosten in rekening kunnen worden gebracht. Voor de andere ketens geldt dat de huisvestingskosten een onderdeel zijn van de ingediende begroting.

Algemeen

Voor alle locaties gelden de volgende kwaliteitseisen:

  • De locatie dient aan standaardeisen te voldoen indien relevant (zoals keuken, ICT ed.).

  • De betrokken aanbieders zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het voldoen aan de wettelijke eisen op het gebied van

    • de Wabo (gebruikseisen waaronder brandveiligheid);

    • de APV (evenementen);

    • eventueel de drank- en horecawetgeving.

  • De locatie is toegankelijk (inclusief toilet) voor minder valide inwoners in b.v. een rolstoel.

Naast de objectieve normering kan de gemeente, bij uitzondering, rekening houden met bestaande situaties en lopende afspraken. In de subsidieaanvraag verschaft de organisatie inzicht in de kenmerken van de specifieke situatie en de inhoud/duur van de lopende afspraken en doet een voorstel op welke wijze naar normering wordt toegegroeid.

3. Materiaal- en activiteitenkosten

Materiaal- en activiteitenkosten kunnen worden aangevraagd voor zover deze een directe relatie hebben met de gesubsidieerde activiteit en de (primaire) doelstelling van de functie. Voor alle basis ontmoetingsplekken Wmo geldt een werkbudget van € 2.000,- bedoeld voor allerhande doelen. Hierbij kan gedacht worden aan printkosten, kookgerei, PR materiaal, materiaal voor activiteiten etc. Dit is inclusief de waardering voor en onkostenvergoeding voor vrijwilligers. Voor basis ontmoetingsplekken Jeugd geldt dit bedrag in principe ook, een eventueel hoger bedrag moet met een begroting worden onderbouwd.

Voor de functies vrijwilligersondersteuning en mantelzorgondersteuning geldt dat mogelijke onkosten en waarderingsvergoedingen voor vrijwilligers een onderdeel kunnen zijn van de activiteitenkosten (als onderdeel van de begroting).

4. Uurtarief

Op de relevante bijlage bij het aanvraagformulier verschaft de organisatie inzicht in het gehanteerde uurtarief, de geldende CAO en de gemiddelde (van toepassing zijnde) CAO conforme uurtarieven.

Per fte wordt uitgegaan van minimaal 1350 netto werkbare uren op jaarbasis.

5.Algemeen

Indien de aanvraag hoger is dan voorgaande jaren dient sprake te zijn van een onderbouwing onder meer aan de hand van de aantoonbare behoefte en de bezettingsgraad.

Toelichting Artikel 20

Afwijkingsbevoegdheid

Indien door strikte toepassing van objectieve normering sprake is van een onredelijke en/of onwenselijke situatie kan de gemeente, bij uitzondering, rekening houden met bestaande situaties en lopende afspraken. In de subsidieaanvraag verschaft een organisatie in dit geval inzicht in de kenmerken van de specifieke situatie en de omvang en aard van de lopende afspraken en doet een voorstel op welke wijze naar normering wordt toegegroeid. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld de situatie dat één locatie niet geschikt is om zowel ontmoeting en dagbesteding te huisvesten en er meerdere locaties in gebruik zijn.

DEEL III

Subsidieplafonds 2018

Verdeling over de functies:

 

 

 

Functies

 

Plafond totaal

1

Ontmoeting

 

4.9 68. 261

2

Arbeidsmatige dagbesteding

 

2.0 44 .1 87

3

Inwonersondersteuning

 

6. 152 . 170

 

-stadsdeelgericht

4.121.954

 

 

-stedelijk gericht

2.030.216

 

4

Maatschappelijke opvang

 

6 44.224

5

Vrijwilligersondersteuning

 

1.3 74 .1 87

6

Mantelzorgondersteuning

 

381.688

7

Toeleidingtraject/Talentplek

 

3 76 . 018

 

 

 

 

 

Frictie

9 85 . 444

 

Budget bezwaren

 

250.000

 

 

 

1 7 . 176 . 180

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deelplafonds Ontmoeting en dagbesteding, per stadsdeel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Stadsdeel Noordwest/ Binnenstad

26%

1. 310 . 489

 

 

 

Stadsdeel Noordoost

24%

1. 216 . 410

 

 

 

Stadsdeel Zuidoost

17%

8 21 . 908

 

 

 

Stadsdeel Zuidwest

23%

1.1 24 . 635

 

 

 

Dorpen

10%

4 9 4.8 18

 

 

 

 

 

4. 9 68. 261

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deelplafonds Inwonersondersteuning-stadsdeelgericht, per stadsdeel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Stadsdeel Noordwest/ Binnenstad

30%

1. 236 . 586

 

 

 

Stadsdeel Noordoost

25%

1.0 30 . 489

 

 

 

Stadsdeel Zuidoost

17%

700 . 732

 

 

 

Stadsdeel Zuidwest

28%

1.1 54 . 147

 

 

 

 

 

4. 121 . 954

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Planning 2018

Planning

Deadline

Opmerkingen

1.Publiceren Subsidieregeling Wmo en Jeugd 2018 met de bijbehorende toelichting en de subsidieplafonds.

Uiterlijk 1juli 2017

Officiële publicatie in het GVOP. (Gemeenschappelijke voorziening officiële publicaties).

1.Voorbereidend werk potentiële subsidieaanvragers om te komen tot gebundelde of afgestemde subsidieaanvraag

tot 15 september 2017

 

1.Gelegenheid tot het stellen van procedurele vragen aan de gemeente

Augustus – tot 15 september 2017

Afspraak maken via secretariaat Jeugd, Zorg en Welzijn.

1.Indienen subsidieaanvraag.

Vóór 15 september 2017

De aanvragen moeten digitaal (via de daartoe opengestelde digitale weg) worden ingediend op het daarvoor vastgestelde aanvraagformulier.

1.Eerste ronde beoordeling subsidieaanvragen door multidisciplinair team o.b.v. de subsidieregeling

September - Oktober 2017

 

1.Tweede ronde beoordeling subsidieaanvragen waarna het voorstel tot toekenning c.q. afwijzing van de aanvragen aan het college ter besluitvorming wordt voorgelegd.

November 2017

 

1.Verzenden subsidieverlenings- en afwijzingsbeschikkingen

Week 49/50

Bekendmaken van toekenning/afwijzing subsidieaanvragen (incl. toegekende hoogte subsidiebedrag)

1.Start uitvoering

1/1/2018

 

Naar boven