Beleidsregel hard- en softdrugs

Samenvatting

 

De wetgever heeft aan de burgemeester bevoegdheden toegekend om op te treden tegen verstoringen van de openbare orde, de veiligheid en de gezondheid. In deze beleidsregel wordt ingegaan op de wijze waarop de burgemeester van deze bevoegdheden gebruik kan maken indien het gaat om drugsgerelateerde handelingen.

Eén van die bevoegdheden is het sluiten van het betreffende pand. Vanwege de verstrekkende gevolgen van een sluiting worden aan de toepassing van deze bevoegdheid strenge eisen gesteld. De huidige openbare ordebevoegdheden (art. 174 en174a gemeentewet) voldoen niet altijd aan die strenge eisen, omdat naast de overtreding steeds dient te worden aangetoond dat er nadelige effecten voor de openbare orde optreden. Bij drugsovertredingen die zich veelal buiten de openbaarheid voordoen, is dit niet altijd het geval (of zichtbaar). De wetgever heeft hiervoor artikel 13b van de Opiumwet vastgesteld. Indien er sprake is van overtredingen van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot sluiting over te gaan, ook zonder dat er (al) sprake is van een concrete verstoring van de openbare orde.

De ernst en duur van de overtreding, alsmede recidive, bepalen de inzet van handhavingsmiddelen. Voor beperkte of lichte overtredingen kan soms worden volstaan met een waarschuwing. Bij ernstiger overtredingen, is veelal direct fysiek ingrijpen in de zin van sluiting/afgrendeling van het bij de overtreding betrokkenpand/perceel het geëigende middel. Dit, om de nadelige gevolgen van de overtreding voor de openbare orde onmiddellijk te beperken en daadwerkelijk een einde aan de overtreding te maken. Om te kunnen nagaan of sprake is van een ernstige situatie is een indicatorenlijst samengesteld. Op basis van enkele indicatoren kan een ernstige situatie aan de orde zijn. Wat betreft de sluitingstermijn wordt er geen onderscheid gemaakt tussen middelen van lijst I ("harddrugs") of lijst II ("softdrugs") van de Opiumwet. In artikel 13b van de Opiumwet wordt hier immers geen onderscheid in gemaakt (ECLI: NL: RVS:2014:2859).

Bij het vaststellen van een handelshoeveelheid wordt aangesloten bij de justitiële gedoogregels. De toegestane (gedoogde) gebruikershoeveelheden zijn voor harddrugs 0,5 gram en voor softdrugs 5 gram. Indien er sprake is van grote hoeveelheden aangetroffen drugs kan er gekozen worden voor een langere sluitingstermijn. Om onderscheid te maken in de sluitingstermijnen wordt gekeken naar de richtlijnen die het Openbaar Ministerie hanteert voor de straftoemeting (Zie de Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, softdrugs, reg. Nr. 2000R004).

De in deze beleidsregel opgenomen handhavingsmatrix is een richtlijn. Mochten de omstandigheden daartoe aanleiding geven, dan kan de burgemeester in voorkomende gevallen gemotiveerd afwijken van het stappenplan en de daarin genoemde (zwaarte van de) maatregel. Uitgangspunt is dat tegen overtreders van de beleidsregel repressieve maatregelen worden getroffen onder het motto “ja tenzij”. Als er aanwijzingen zijn dat sprake is van een schrijnend geval, kan de burgemeester ervoor kiezen om de toepasselijke maatregel voorwaardelijk te nemen met een proeftijd.

Inleiding

 

De illegale teelt van hennep is omvangrijk en krijgt steeds meer een bedrijfsmatig karakter. De productie van cannabis is steeds vaker in handen van criminele organisaties, die niet alleen de lokale markt bedienen maar een groot deel van de hennep exporteren naar andere Europese landen. Daarnaast blijft het telen van wiet in woningen, al dan niet onder de vlag van criminele organisaties, nog steeds actueel. Sinds de jaren negentig is met de opkomst van de growshops de illegale hennepteelt binnenshuis sterk toegenomen. De illegale hennepteelt zorgt voor veel overlast, verloedering en gevaarszetting in woonwijken en gaat veelal gepaard met uitkeringsfraude, belastingontduiking en energiediefstal. Al met al vormt de illegale teelt van hennep een steeds grotere bedreiging voor de openbare orde en veiligheid in Nederland. Hierdoor worden partijen als woningcorporaties en verzekeraars gedupeerd.

Tegen deze achtergrond heeft het Kabinet gepleit voor een krachtige, integrale aanpak van de hennepteelt, waarbij bestuurlijke en strafrechtelijke maatregelen gecombineerd en in samenhang worden ingezet. De bestuurlijke maatregelen richten zich in de eerste plaats op het tegengaan van de directe overlast van de teelt, zoals deze door burgers en bedrijven wordt ervaren.

Tweesporenbeleid: strafrechtelijk én bestuursrechtelijk

Bij de aanpak van handel, in het bezit zijn van en het gebruik van drugs worden naast strafrechtelijke maatregelen ook bestuursrechtelijke maatregelen ingezet (tweesporenbeleid). Strafrechtelijke sancties richten zich op de bij de verkoop betrokken personen. Het beëindigen of het opheffen van de illegale teelt en verkoop wordt daarmee niet per definitie bereikt. Bestuursrechtelijke maatregelen richten zich op bij overtreding van de Opiumwet betrokken woningen of lokalen, waardoor beëindigen of het opheffen van de illegale situatie kan worden bereikt.

Het moment van inbeslagname van drugs en het effectueren van de bestuursrechtelijke maatregelen kan enige tijd uit elkaar liggen. Dit is met name het gevolg van de zorgvuldigheid die wordt verondersteld bij het toepassen van last onder bestuursdwang. Dit betekent niet dat er na inbeslagname geen reden meer is bestuursrechtelijke maatregelen, zoals een last onder bestuursdwang, op te leggen.

 

Artikel 13b Opiumwet:

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de dierengeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

 

Art. 13b Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid om met een last onder bestuursdwang op te treden tegen overtredingen van de Opiumwet. Het toepassen van bestuursdwang in de vorm van sluiting van een lokaal of woning of terrein is een beleidskeuze van de burgemeester. Deze notitie dient als toelichting op de wijze waarop de burgemeester van deze bevoegdheid gebruik maakt. Dit beleid is vastgelegd in beleidsregels.

 

Het toepassen van bestuursdwang is erop gericht teelt en handel in of vanuit een lokaal of woning te beëindigen en beëindigd te houden. Deze maatregel is, zoals hierboven reeds aangegeven, niet gericht tegen de belanghebbende (exploitant, bewoner of huiseigenaar) maar tegen het lokaal, de woning of het terrein. Bij de Opiumwet is het aantreffen van een handelsvoorraad drugs al voldoende voor het aanwenden van de sluitingsbevoegdheid. Gelet op de verruimde toepassingsmogelijkheid van artikel 13b Opiumwet zal de burgemeester bijna altijd optreden op grond van artikel 13b Opiumwet.

 

Hoofdstuk 1 Noodzaak beleidsregel

 

De aanpak van de georganiseerde hennepteelt is prioriteit voor dit kabinet. Hierbij wordt ingezet op een geïntegreerde aanpak, waarbij politie, belastingdienst, gemeentebestuur, woningcorporaties en energiemaatschappijen samenwerken. De gemeente voert sinds jaar en dag een 0-beleid met betrekking tot coffeeshops. Dit houdt in dat zich geen coffeeshops, van waaruit gedoogde verkoop van softdrugs kan plaatshebben, in Noordenveld kunnen vestigen. Noordenveld kent echter naast dit 0-beleid geen specifiek handhavingsbeleid ten aanzien van verkoop en productie van soft- en harddrugs. Gezien de maatschappelijke en juridische ontwikkelingen die hebben plaats gevonden de laatste jaren, is het wenselijk om een beleidsregel met betrekking tot soft- en harddrugs te formuleren. De beleidsregel is een voortzetting van het sinds 2010 bestaande Hennepconvenant van Noordenveld.

1.1 Maatschappelijke ontwikkelingen

1.1.1 De toegenomen professionalisering en criminalisering binnen de drugswereld

Net als de harddrugsproductie vindt ook de hennepteelt tegenwoordig vaak in georganiseerd verband plaats. De productiemethoden worden steeds verfijnder en de hoeveelheid werkzame stof tetrahydrocannabinol (THC) in wiet is sterk toegenomen. De geproduceerde hoeveelheden zijn zo omvangrijk dat vanuit Nederland steeds meer softdrugs worden geëxporteerd. In 2010 is een recordaantal nieuwe middelen op de markt verschenen. De populariteit van, en het aantal gezondheidsincidenten met GHB zijn gestegen. De wietteelt in koopwoningen en industrieterreinen/buitengebieden is de laatste jaren in opkomst. Dit, omdat dit moeilijker is aan te pakken dan huurwoningen, en vanwege meer ruimte voor grotere kwekerijen.

1.1.2 Geïntensiveerde samenwerking in het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC)

Gemeente Noordenveld is sinds 2009 partner in het RIEC Noord. Het RIEC Noord ondersteunt de gemeenten bij het inzetten van het bestuurlijk instrumentarium om de georganiseerde misdaad te bestrijden en faciliteert het samenwerkingsverband van de gemeenten, de noordelijke eenheid Politie Nederland, het Openbaar Ministerie, de Belastingdienst, de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst-Economische Controledienst (FIOD-ECD), de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Douane en de Koninklijke Marechaussee. Doelen zijn het verbeteren van de Informatie-uitwisseling en het bevorderen van zinvolle afwegingen voor een bestuurlijke, strafrechtelijke of fiscale aanpak (of een combinatie van interventies). Een en ander moet leiden tot een adequate en geïntegreerde aanpak op lokaal niveau.

1.2 Juridische ontwikkelingen

1.2.1 Rechtelijke uitspraken

De Raad van State is van opvatting dat enkel de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs in het pand voldoende is om op grond van artikel 13b eerste lid van de Opiumwet over te gaan tot sluiting. Een eventuele schuldvraag of verwijtbaarheid bij de verhuurder doet er niet toe, althans de Raad van State.

Op 26 februari 2014 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland in een zaak van gemeente Coevorden uitgesproken dat de verweerder deugdelijk gemotiveerd heeft waarom hij is overgegaan tot het gelasten van de sluiting van het perceel voor de duur van drie maanden. Hierbij acht de voorzieningenrechter tevens van belang dat is vastgesteld dat sprake is van diefstal van stroom (ECLI:NL:RBNNE:2014:1130).

In de rechtspraak is inmiddels een omslag te bespeuren. Meerdere rechtbanken zijn van opvatting dat de Raad van State in deze te streng is (derhalve de burgemeester ook), en dat het op basis van de toelichting op de wet veel genuanceerder ligt. De rechtbank Noord-Nederland heeft in haar uitspraak van 12 juni 2014 bepaald dat enkel de aanwezigheid van een handelshoeveelheid softdrugs in een woning of bijbehorend erf, niet zonder meer mag leiden tot sluiting, zonder dat er sprake is van bijzondere bijkomende omstandigheden. Daarmee volgt de rechtbank Noord-Nederland een lijn die is ingezet door de rechtbank Haarlem in haar uitspraak van 4 december 2012, AB2013/91. De samenvatting van die uitspraak komt op het volgende neer:

‘Uit de wetsgeschiedenis blijkt ondubbelzinnig dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest om reeds bij het enkele aantreffen van een handelshoeveelheid drugs in een pand, zonder dat er sprake is van enige indicatie dat er in of vanuit het desbetreffende pand drugs verkocht, afgeleverd of verstrekt geworden, over te kunnen gaan tot sluiting van de woning op grond van artikel 13b lid 1 Opiumwet nadat er ook sprake moet zijn van verkoop vanuit het pand zelf. Naar het oordeel van de rechtbank kan het bewaren van een voorraad drugs in de woonwagen (in dat geval) met de kennelijke bedoeling deze elders te verhandelen niet op een lijn worden gesteld met de verkoop van drugs vanuit een woning aan de gebruiker. Nu er geen sprake was van een illegaal verkooppunt kan de conclusie geen andere zijn dan dat verweerder in het onderhavig geval niet bevoegd was op grond van artikel 13b lid1 Opiumwet handhavend op te treden’.

Daarnaast wordt in de rechtspraak enigszins rekening gehouden met persoonlijke omstandigheden van de bewoners. De rechtbank in Rotterdam vond het niet kunnen om een woning waar een 17-jarige schoolgaande zoon woonde te sluiten. De rechter overwoog dat het aannemelijk is dat de sluiting van de woning de stabiliteit van het gezin van verzoekster met haar minderjarige zoon zal verstoren en daarmee een ontwrichtende werking heeft, waardoor de burgemeester in redelijkheid niet tot woningsluiting heeft mogen overgaan. De burgemeester had moeten volstaan met het geven van een waarschuwing (ECLI:NL:RBROT:2014:1089).

Voor het eerst heeft een rechter in Groningen op 16 oktober 2014 twee henneptelers geen straf opgelegd. De rechtbank oordeelde wel dat de twee wietkwekers uit Bierum de Opiumwet hebben overtreden. Ze hebben echter “gehandeld binnen de belangrijkste doelstellingen van het door de overheid ontwikkelde softdrugsbeleid, te weten het belang van de volksgezondheid en het handhaven van de openbare orde”. Dit gedoogbeleid is ook verwoord (en werd ook in het vonnis geciteerd) in een aanwijzing van het College van Procureurs-Generaal. Het zou in het belang van de volksgezondheid zijn dat mensen - om te voorkomen dat ze hun toevlucht nemen tot de ‘gevaarlijke harddrugs’ - zich beter zouden kunnen bedienen van softdrugs.

Burgemeester Bijl van de gemeente Emmen ging in beroep tegen de bovengenoemde uitspraak van 12 juni 2014. Eind mei 2013 sloot burgemeester Bijl het huis van een vrouw in zijn gemeente Emmen, nadat 242 hennepplanten waren aangetroffen in een stacaravan in haar tuin. De zieke vrouw mocht niet terug in haar eigen woning. Bovendien tapte de vrouw illegaal stroom af, met alle veiligheidsrisico’s van dien. De Rechtbank Noord-Nederland oordeelde op 12 juni 2014 dat het handhavingsbeleid hard- en softdrugs van de burgemeester van Emmen onrechtmatig is. Hiermee werd het besluit van de burgemeester om de woning voor drie maanden te sluiten, vernietigd.

De Raad van State stelde de gemeente Emmen echter op 21 januari 2015 in het gelijk. Het beroep dat burgemeester Bijl had ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank is hiermee gegrond verklaard. Het hoogste bestuursrechtelijke college oordeelde dat de aanpak niet onredelijk streng is en er bovendien uitzonderingen kunnen worden gemaakt bij een schrijnend geval.

1.2.2 De uitbreiding van de reikwijdte van artikel 13b Opiumwet door wetgever en rechter.

Tot 1 november 2007 was de bevoegdheid in artikel 13b Opiumwet slechts toepasbaar op voor het publiek toegankelijke lokalen. Sinds die datum kan de burgemeester deze last onder bestuursdwang inzetten in geval van overtreding van de Opiumwet in woningen of lokalen, of daarbij behorende erven. Uit de tekst van artikel 13b Opiumwet werd aanvankelijk afgeleid dat alleen de verkoop, het afleveren en/of de verstrekking van drugs dan wel het hiertoe voorhanden hebben met deze bevoegdheid zouden kunnen worden aangepakt en niet de hennepteelt. Recent is binnen de jurisprudentie echter aangenomen dat de aanwezigheid van een handelsvoorraad nog niet geoogste planten ook met deze bevoegdheid kan worden aangepakt (Rb. Roermond 27 juli 2011, UN: BR3945; Rb. Utrecht dec. 2011, U N : BV0187). In de Kamerstukken bij de Opiumwet (Kamerstukken II 2005/06, 30515, nr. 3, p. 8 en Kamerstukken II 2006/07, 30515, nr. 6, p. 1 en 2) is in algemene zin vermeld dat bij een eerste overtreding van de Opiumwet niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan, maar moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet worden beschouwd als uitgangspunt, waarvan in ernstige gevallen kan worden afgeweken.

Hoofdstuk 2 Landelijk drugs- en gedoogbeleid

2.1 Tweesporenbeleid

Het Nederlandse drugsbeleid steunt op twee pijlers. Die van de bescherming van de volksgezondheid enerzijds en van de bestrijding van overlast en criminaliteit anderzijds. Het beleid richt zich op het voorkomen van drugsgebruik en het beperken van de risico’s van drugsgebruik, voor de gebruiker zelf, de directe omgeving en voor de samenleving. Drie doelstellingen staan hierbij centraal:

  • De vraag naar drugs wordt ontmoedigd door voor goede preventie, hulpverlening en ‘harm reduction’ te zorgen;

  • Bestrijding van drugscriminaliteit is gericht op de aanpak van productie van drugs en de handel hierin;

  • Waar drugsgebruik leidt tot verstoring van de openbare orde of zorgt voor andere overlast wordt dit aangepakt.

Het beleid richt zich op het voorkomen en verminderen van de maatschappelijke schade die aan het gebruik van, de productie van, en de handel in drugs is verbonden. Vanuit deze benadering is een onderscheid gemaakt tussen drugs met onaanvaardbare risico's voor de gezondheid en drugs waarvan de risico's minder groot worden geacht, kortweg het onderscheid in harddrugs en softdrugs. Softdrugs zijn cannabisproducten als marihuana en hasj. Harddrugs zijn middelen met een veel te groot gezondheidsrisico, zoals XTC, cocaïne en heroïne.

De landelijke politiek heeft in de voorgaande jaren naar aanleiding van adviezen van de ‘Adviescommissie drugsbeleid’ aangegeven dat de onderstaande vier zaken moeten worden nagestreefd:

  • Aandacht voor gebruik van alcohol en drugs door jongeren

  • Schade aan persoonlijke groei (fysieke en geestelijke problemen op langere termijn)

  • Schade in brede zin (meervoudig probleem gedrag)

  • Beeldvorming (drugsgebruik is niet normaal en niet goed)

Om op te treden tegen illegale hennepkwekerijen kunnen diverse bestuursrechtelijke, civielrechtelijke en strafrechtelijke maatregelen worden aangewend. Daar waar mogelijk moeten, naast de strafrechtelijke aanpak, meer bestuursrechtelijke en privaatrechtelijke instrumenten worden ingezet. Landelijk wordt nu een tweesporenbeleid van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving voorgestaan. De bestuursrechtelijke aanpak is in de eerste plaats gericht op het tegengaan van de directe overlast, het strafrechtelijk optreden op de aanpak van de achterliggende criminele organisaties.

2.2 Overlast

Hennepteelt, drugshandel en overlast door rondhangende gebruikers, drugshandel is een breed begrip. Bij overlast gaat het vooral om subjectieve overlast, waarbij gevoelens van onveiligheid een belangrijke rol spelen.

Drugsoverlast wordt ingedeeld in:

  • Criminele overlast: drugsproductie en –handel.

  • Openbare orde overlast: overtredingen van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

  • Audiovisuele overlast: irritant, hinderlijk en onaangepast gedrag, zonder dat er sprake is van criminaliteit of orde verstorende gedragingen zoals omschreven in de APV.

De ervaring leert dat de illegale hennepteelt veel onveiligheid (o.a. brandgevaar) in de buurt oplevert en dat er aanwijsbare relaties zijn met de wereld van de georganiseerde misdaad. Bovendien lopen mensen die bezwijken voor de verleiding van het snelle geld dat verdiend lijkt te worden met de hennepteelt, veel risico stevig in de criminaliteit verstrikt te raken of in grote(re) financiële moeilijkheden te komen.

De maatregel sluiting is een herstelsanctie en is niet bedoeld als straf. Belangrijke motieven om op te treden tegen drugsgerelateerde handelingen vanuit een woning/lokaal zijn:

  • De bekendheid van de woning/lokaal als drugspand te doorbreken;

  • De bekendheid van de woning/lokaal in het drugscircuit te doorbreken;

  • Verhinderen dat de woning/lokaal (weer) wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit en de georganiseerde drugshandel;

  • Het belang van het terugkeren van de rust in de directe omgeving; het voorkomen van herhaling en verstoring van de openbare orde;

  • Het voorkomen van verdere aantasting van het woon- en leefklimaat en anderzijds;

  • Het voorkomen van verloedering en overlast als een pand gedurende enige tijd leeg staat.

De rechter stelt strenge eisen aan het bewijs waarmee de overlast wordt aangetoond. De rechter eist in lijn met de wetgeschiedenis dat de verstoring van de openbare orde rondom het pand aangetoond wordt met behulp van concrete, objectieve en verifieerbare gedragingen. Als bewijsstukken kunnen onder meer dienen politierapporten, processen-verbaal en meldingen van omwonenden.

Hoofdstuk 3 Beleidsregel hard- en softdrugs Noordenveld

 

De burgemeester gaat bij het nemen van besluiten uit van de uitgangspunten zoals ze zijn verwoord in deze beleidsregel. Hij streeft hierbij naar een optimale afstemming met de ketenpartners, die elk vanuit hun eigen bevoegdheid actie ondernemen om de georganiseerde criminaliteit te bestrijden. Bij de vaststelling van de beleidsregel zet Noordenveld eveneens het 0-beleid ten aanzien van coffeeshops voort.

De burgemeester heeft de bevoegdheid om een pand te sluiten op basis van artikel 13b Opiumwet. Zoals eerder is aangegeven wordt het sluiten van een woning gedaan in hoogst uitzonderlijke gevallen. Het zal in overeenstemming moeten zijn met het proportionaliteitsbeginsel. Om over te gaan tot het sluiten van een woning is er een motiveringsplicht. De beleidsregel heeft zowel betrekking op woningen als lokalen. Het begrip woningen omvat ook andere vormen van wonen, zoals woonwagens, woonschepen, recreatiewoningen en woonketen.

De beleidsregel is eveneens wenselijk omdat er in 2014 in vergelijking met 2013 meer softdrugs zijn vervaardigd. In de afgelopen drie jaren is in gemeente Noordenveld geen situatie aangetroffen waarin harddrugs werden vervaardigd. Dit geldt dus wel voor het vervaardigen van softdrugs. In totaal hebben er in 2012, 2013 en 2014 65 incidenten met betrekking tot het vervaardigen van softdrugs plaatsgevonden (tabel 1) (Bron: politiegegevens).

 

Tabel : Incidenten vervaardigen hard- en softdrugs

 

2012

2013

2014

Vervaardigen harddrugs (lijst 1)

0

0

0

Vervaardigen softdrugs (lijst 2)

19

14

23

Totaal

19

14

23

3.1 Toepassing artikel 13b Opiumwet

De burgemeester is bevoegd een last onder bestuursdwang op te leggen indien er sprake is van een overtreding van de Opiumwet. Last onder bestuursdwang is een zogenaamde herstelsanctie. Een herstelsanctie is géén boete, maar is een maatregel die gericht is op het beëindigen van een overtreding en het herstellen van een rechtmatige situatie. Er is sprake van een overtreding van de Opiumwet als in woningen of lokalen of op daarbij behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II behorend bij de Opiumwet is verkocht, afgeleverd, verstrekt of daartoe aanwezig is (geweest). Binnen de jurisprudentie is aangenomen dat de aanwezigheid van een handelsvoorraad nog niet geoogste planten ook met deze bevoegdheid kan worden aangepakt (Rb. Roermond 17 juli 2011, UN: BR3945; Rb. Utrecht dec. 2011, UN: BV0187).

3.2 Handhavingsmatrix

De getrapte sanctionering wordt in onderstaande matrixen weergegeven. In beginsel sluit de zwaarte van de sanctie aan op de ernst van de overtreding. Het gaat om de proportionaliteit van de sancties ten opzichte van de overtreding. Er zijn situaties die dermate ernstig of spoedeisend zijn dat van de stappen in onderstaande matrixen moet worden afgeweken.

Bij de handhaving wordt gekozen voor het opleggen van een last onder bestuursdwang. Van een dwangsom wordt vanwege het grote financiële gewin bij drugshandel weinig effect verwacht. Bij toepassing van bestuursdwang wordt in principe gekozen voor een schriftelijke waarschuwing, gevolgd door sluiting van het lokaal of de woning.

 

Tabel 2: Handhavingsmatrix (beleidsregel)

Handhavingsmatrix

Gemeente

Politie

OM

1e constatering

Schriftelijke waarschuwing met mededeling bij volgende overtreding oplegging last onder bestuursdwang. (Indien er sprake is van één of meerdere indicatoren uit de indicatorenlijst, dan kan er overgegaan worden op directe sluiting)

constatering overtredingopmaken proces-verbaalmelding aan burgemeester + toesturen politierapportage

Na schriftelijk verzoek van burgemeester toesturen van proces-verbaal.

2e constateringBinnen vijf jaren na 1e constatering

 

constatering overtredingopmaken proces-verbaalMelding aan burgemeester +toesturen politierapportage

Na schriftelijk verzoek van burgemeester toesturen van proces-verbaal

Softdrugs:30-500 gram (of 6 tot 100 planten)500 gram of 100 planten of meerHarddrugs:1-60 pillen (of 0,5 tot 30 gram)60 pillen of 30 gram of meer

Sluitingstermijn:3 maanden6 maanden3 maanden6 maanden

 

 

3e constateringBinnen vijf jaren na 2e constatering

 

constatering overtredingopmaken proces-verbaalMelding aan burgemeester +toesturen politierapportage

Na schriftelijk verzoek van burgemeester toesturen van proces-verbaal.

Softdrugs:30-500 gram (of 6 tot 100 planten)500 gram of 100 planten of meerHarddrugs:1-60 pillen (of 0,5 tot 30 gram)60 pillen of 30 gram of meer

Sluitingstermijn:6 maanden12 maanden6 maanden12 maanden

 

 

4e constatering Binnen vijf jaren na 3e constatering

 

constatering overtredingopmaken proces-verbaalmelding aan burgemeester +toesturen politierapportage

Na schriftelijk verzoek van burgemeester toesturen van proces-verbaal.

Softdrugs:30-500 gram (of 6 tot 100 planten)500 gram of 100 planten of meerHarddrugs:1-60 pillen (of 0,5 tot 30 gram)60 pillen of 30 gram of meer

Sluitingstermijn:12 maandenSluiting voor een periode van onbepaalde tijd12 maandenSluiting voor een periode van onbepaalde

 

 

3.2.1 Verwijtbaarheid

Het is niet van belang of een persoon zelf betrokken is bij de drugshandel in diens inrichting (lokaal of woning). Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State speelt de persoonlijke verwijtbaarheid van de exploitant geen rol bij de vraag of zich een situatie voordoet die tot sluiting van de inrichting noopt. Op grond van artikel 13b Opiumwet is namelijk doorslaggevend waar de drugs zijn verkocht en niet door wie (LJN: BG9789, RvS, 200802857/1). Daarbij is de eigenaar van de inrichting altijd verantwoordelijk voor wat zich binnen de inrichting afspeelt en voor datgene wat in de inrichting aanwezig is en dient afdoende maatregelen te nemen om drugshandel te voorkomen (LJN: AP0405, RvS, 200306552/1). Dit geldt eveneens voor de verhuurder van een pand. De gevolgen van drugshandel vanuit een huurpand komen voor risico van de verhuurder. De verhuurder schiet in dat geval te kort in zijn verantwoordelijkheid als verhuurder om preventief tegen drugshandel op te treden (LJN:BV8602). Het is ook niet noodzakelijk dat er na een waarschuwing de volgende overtreding door dezelfde persoon wordt begaan. Het bestuursrechtelijk optreden is dus niet persoonsgebonden maar pandgebonden.

3.2.2 Geen onderscheid hard- en softdrugs

Bij toepassing van last onder bestuursdwang wordt er voor wat betreft de sluitingstermijn geen onderscheid gemaakt tussen middelen van lijst I ("harddrugs") of lijst II ("softdrugs") van de Opiumwet. In artikel 13b van de Opiumwet wordt hier immers geen onderscheid in gemaakt (ECLI: NL: RVS:2014:2859). Reden hiervoor is dat een last onder bestuursdwang als doel heeft om de overtreding ongedaan te maken en herhaling te voorkomen. In dat opzicht is de kans op herhaling niet groter wanneer er harddrugs wordt aangetroffen dan wanneer er softdrugs wordt aangetroffen. Het is derhalve geen leed toevoegende sanctie (LJN: BZ8430). Een verdergaande uitoefening van deze bevoegdheid zou tot gevolg hebben dat de sanctie niet enkel meer het karakter van herstelmaatregel heeft maar een leed toevoegend karakter krijgt. De sluiting is primair gericht op het herstellen van de oude situatie en het herstellen van een veilige woon en leefomgeving en een goed woon- en leefklimaat.

De tijd is voorbij dat de wereld van de harddrugs een "hardere" wereld is dan die van de softdrugs. Het is namelijk vaak inmiddels dezelfde. Deze constatering wordt onderschreven door de politie en het OM. Wetenschappelijk onderzoekt toont aan dat de hennepteelt steeds meer te maken krijgt met de georganiseerde misdaad. Daarbij wordt het geweld binnen de hennepteelt frequenter en groter in omvang (Spapens, Van de Bunt & Rastovac, 2007). Het geweld binnen de hennepteelt kan worden onderverdeeld in drie typen, namelijk geweld dat direct in verband staat met het proces, geweld ten gevolge van ripdeals (diefstal uit de kwekerij) en overval gerelateerd geweld. Het eerste type geweld bestaat uit horizontaal en verticaal geweld. Horizontaal geweld is geweld dat ontstaat tussen daders met dezelfde rol en die zich dus op hetzelfde niveau bevinden. Vaak wordt dit geweld gebruikt als middel om de concurrentie te verkleinen en partners aan te pakken die zich niet aan de afspraken hebben gehouden of niet voldaan hebben de betalingsverplichtingen. Verticaal geweld daarentegen ontstaat tussen daders met verschillende rollen, waardoor er sprake is van een hiërarchisch conflict (Spapens, Van de Bunt & Rastovac, 2007).

3.2.3 Hoeveelheid aangetroffen drugs

Bij het vaststellen van een handelshoeveelheid wordt aangesloten bij de justitiële gedoogregels. De toegestane (gedoogde) gebruikershoeveelheden daarbij zijn voor harddrugs 0,5 gram en voor softdrugs 5 gram. Aldus wordt in deze beleidsregel bij harddrugs van een handelshoeveelheid gesproken indien dit meer dan 0,5 gram is en bij softdrugs indien dit meer dan 5 gram is. Daarmee zijn het bestuurlijk en strafrechtelijk beleid met elkaar in overeenstemming. Deze normen voor het bepalen wanneer sprake is van een handelshoeveelheid sluit ook aan bij wat in de vaste jurisprudentie wordt geaccepteerd. Andere omstandigheden van het geval kunnen daarbij de constatering dat sprake is van handel ondersteunen. Het is belangrijk dat goed wordt bekeken of de hoeveelheid hennep die in beslag is genomen nat of droog was. Natte hennep is immers een stuk zwaarder dan droge hennep, maar levert minder op. Als uitgangspunt kan worden genomen dat de natte hennep met 4/5 moet worden verminderd om tot de hoeveelheid droge hennep te komen.

Indien er sprake is van grote hoeveelheden aangetroffen drugs kan er gekozen worden voor een langere sluitingstermijn. Dit is aannemelijk wanneer er gesproken kan worden van dermate grote hoeveelheden dat er naar alle waarschijnlijkheid sprake is van georganiseerde criminaliteit. Om onderscheid te maken in de sluitingstermijnen wordt gekeken naar de richtlijnen die het Openbaar Ministerie hanteert voor de straftoemeting (Zie de Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, softdrugs (reg. Nr. 2000R004). Op basis van deze richtlijnen wordt doorgaans bepaald welke (financiële) straf de overtreder krijgt opgelegd. In deze beleidsregel worden de schijven gebruikt met betrekking tot de lengte van de sluitingstermijn. Aangezien de gedoogregel wordt gehanteerd en er dus al speling is, is er gekozen om alleen de eerste schijf te beschouwen als een kleine hoeveelheid drugs. De overige vier/vijf schijven worden beschouwd als grote hoeveelheden drugs. Het Openbaar Ministerie gaat uit van de volgende schijven:

Softdrugs

Schijf 1: het gedeelte tussen 30 en 500 gram

Schijf 2: het gedeelte tussen 500 en 1000 gram

schijf 3: het gedeelte tussen 1000 gram en 5 kg

Schijf 4: het gedeelte tussen 5 en 25 kg

Schijf 5: het gedeelte boven 25 kg

Harddrugs

Schijf 1: 1-60 pillen (of 0,5 tot 30 gram)

Schijf 2: 60 tot 2000 pillen (of 30 tot 1000 gram)

Schijf 3: 2000 tot 10.000 pillen (of 1000 tot 5000 gram)

Schijf 4: boven de 10.000 pillen (of meer dan 5000 gram)

3.2.4 Herhaling overtreding

Bij herhaling van een overtreding zal de bekendheid van het verkooppunt groter zijn en is een langere sluitingstermijn nodig om de “loop” eruit te halen. Wetenschappelijke onderzoeken van Bovenkerk en Hogewind (2003) en Van der Torre, Schaap, Cachet en Dijk (2006) gaan uit van een relatief hoog recidivisme binnen de hennepteelt. Het onderzoek van Bovenkerk en Hogewind (2003) laat bijvoorbeeld zien dat veelal op dezelfde locaties een hennepkwekerij wordt aangetroffen, en dat er dus vanuit gegaan kan worden dat veel henneptelers recidiveren. De onderzoeken tonen eveneens aan dat recidiverende telers op jonge leeftijd zijn begonnen met het plegen van delicten, hoge inkomens hebben, maar daarentegen wel kampen met hoge schulden. Met oog op deze informatie is er gekozen voor een langere recidivetermijn van 5 jaar in plaats van 2 of 3 jaar waar veelal de voorkeur aan wordt geven.

Indien er een herhaalde constatering/overtreding heeft plaatsgevonden in het hetzelfde pand dan wel onderneming, dan gaat de handhavingsmatrix uit van herhaling en wordt de sluitingstermijn langer. Met dit beleid wordt voorkomen dat zich steeds een nieuwe ondernemer (stroman) in het betreffende bedrijf vestigt en daarmee de beleidsuitgangspunten van deze beleidsregel worden omzeild. Sluitingen op basis van artikel 13b Opiumwet worden ingeschreven in de openbare registers en mogen dan ook als bekend worden beschouwd.

3.2.5 Voorbereidingshandelingen

Per 1 maart 2015 is de nieuwe Opiumwet Artikel 11a van kracht, die voorbereidingshandelingen van illegale hennepteelt strafbaar stelt. Deze nieuwe wet biedt het OM en de politie de mogelijkheid strafrechtelijk in te grijpen, nog voordat er daadwerkelijk hennep wordt geteeld en gevaarlijke kwekerijen in werking zijn. Met deze weten zijn personen en bedrijven die geld verdienen met de levering van goederen of diensten en de financiering van illegale hennepteelt strafbaar. Het gaat bijvoorbeeld om growshops, transport- en distributiebedrijven, verhuurders van loodsen en schuren, elektriciens die illegale elektrische installaties aanleggen of de handel in kant-en-klaar ingerichte kasten voor de illegale hennepteelt.

3.2.6 Onderscheid woning en lokaal

Sluiting van het lokaal of de woning is gericht op het herstel van de gewenste situatie en gericht op het weren en terugdringen van drugshandel gerelateerd aan het betreffende pand. Drugshandel in of bij woningen vormen een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Daarbij legt een illegaal verkooppunt een zware druk op de omgeving. Zeker in woongebieden wordt de aanwezigheid daarvan als zeer belastend ervaren. Illegale verkooppunten (de drugshandel zoals dat hierboven is gedefinieerd) vormen een bedreiging voor de sociale veiligheid in de buurt en leiden vaak tot verloedering van het straatbeeld

Indien er sprake is van sluiting wordt er een onderscheid gemaakt in motivering tussen lokalen en woningen. Bij woningen grijpt een sluiting namelijk erger in op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene(n). De beginselen als ‘recht op ongestoord woongenot’ (artikel 8 van het EVRM) en ‘huisvredebreuk’ vereisen een zorgvuldige afweging ten aanzien van woningen.

3.3 Indicatorenlijst

Gelet op de ernst van de feiten en omstandigheden in sommige gevallen ligt een waarschuwing niet in de rede. Om te kunnen nagaan of sprake is van een dergelijke situatie is onderstaande indicatorenlijst samengesteld. De indicatorenlijst heeft een alternatief en geen cumulatief karakter. Ook op basis van enkele indicatoren kan een dergelijke situatie aan de orde zijn. De indicatorenlijst is nadrukkelijk een hulpmiddel. Voor toepassing van de maatregel moet uiteraard altijd eerst gekeken worden of voldaan wordt aan de criteria van artikel 13b Opiumwet en de voorwaarden zoals gesteld in dit beleid.

  • Er moet minimaal sprake zijn van een hoeveelheid die duidt op beroeps- of bedrijfsmatige handel. Indien sprake is van een dergelijke hoeveelheid kan op grond van de jurisprudentie aangenomen worden dat het gaat om handel en hoeft er geen sprake te zijn van daadwerkelijke verkoop, aflevering of verstrekking. Daarnaast kan er sprake zijn van andere signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, grote som(men) (handels) geld, weegschaal, assimilatielampen e.d.);

  • De mate waarin de woning betrokken is bij de drugshandel in georganiseerd verband;

  • Er is sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten;

  • Er is sprake van één of meer (vuur)wapen(s)/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

  • Er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet met name gedacht worden aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen);

  • Er is sprake van recidive;

  • De mate van gevaar voor de omgeving, mate van risico voor omwonenden;

  • De mate van overlast;

  • Aannemelijkheid dat de woning niet overeenkomstig de woonfunctie wordt gebruikt;

  • Aannemelijkheid dat behalve de woning of het daarbij behorende erf nog één of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel in georganiseerd verband of als aanwezigheid van drugs hierop duidt;

  • Overige feiten of omstandigheden die duiden op drugshandel in georganiseerd verband;

  • Er is een vermoeden van mensenhandel/arbeidsuitbuiting.

3.4 Huur- en koopwoning

De duur van de sluiting kan in de eerste plaats afhankelijk zijn van de bestemming van het pand: gaat het om een woning of een lokaal? In het geval van een woning kan een onderverdeling worden gemaakt in een huur- en koopwoning. Gaat het om een gehuurde woning dan zal civielrechtelijk de huurovereenkomst door de woningcorporatie of de particulier verhuurder kunnen worden ontbonden en is een verdere sluiting van de woning niet nodig, maar wel mogelijk. Woningcorporaties kunnen in de huurovereenkomst hierover een passage opnemen, zoals in veel gevallen ook een verbod op hennepteelt is opgenomen.

Gaat het om een koopwoning, dan kan het van belang zijn of deze daadwerkelijk wordt bewoond of in schijn wordt bewoond. In het geval van een bewoond pand worden de bewoners uit de woning geplaatst. Dit is bij schijnbewoning niet het geval. Er zijn immers geen bewoners. In dit laatste geval is de eigenaar van het pand de belanghebbende.

3.5 WKPB-register

De tijdelijke sluitingen van woningen en lokalen worden geregistreerd in het WKPB-register zoals dat is voorgeschreven in de op 1 juli 2007 inwerking getreden Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen (WKPB). Deze wet houdt in dat iedere overheidsinstantie die publiekrechtelijke beperkingen mag opleggen hier een administratie van moet bijhouden. Daarnaast is het verplicht de gegevens over kadastrale objecten, waarop een beperking rust, te melden aan de zogenaamde Landelijke Voorziening. Dit betekent dat elk besluit tot sluiting, dat op basis van de artikelen 13b Opiumwet of 174a Gemeentewet wordt genomen, centraal binnen de gemeente Noordenveld moet worden geregistreerd, waarna de melding aan de Landelijke Voorziening wordt verzorgd.

3.6 Sluiting en intrekking vergunning

De herstelsanctie van de burgemeester en eventueel van het college laten onverlet de toepassing van andere bestuursrechtelijke bevoegdheden, zoals het intrekken van een vergunning. Als een lokaal dat gesloten wordt, beschikt over een vergunning / ontheffing op grond van de Drank- en Horecawet of APV, dan kunnen de vergunningen worden ingetrokken. Als de eigenaar vergunningen heeft aangevraagd, dan kunnen deze worden geweigerd. Intrekking of weigering is voor de betrokken eigenaar een ingrijpender maatregel dan sluiting, omdat dit een tijdelijke situatie is. Intrekking is een definitieve maatregel. Betrokkene kan na intrekking weliswaar een nieuwe vergunning aanvragen, maar de kans dat deze wordt verleend is klein, gelet op de omstandigheden die tot sluiting en intrekking hebben geleid. Een vergunning wordt in beginsel alleen ingetrokken als de eigenaar mede schuldig is aan de drugshandel.

3.7 Effectuering

Bij effectuering van de maatregel zal in beginsel aan betrokkenen enige tijd gegund worden voordat de woning daadwerkelijk gesloten wordt. Zo worden zij in de gelegenheid gesteld om bijv. persoonlijke spullen, huisraad, bederfelijk waar e.d. uit de woning te verwijderen. Gelet op de ernst van de situatie ligt het in de rede dat dit hooguit twee dagen duurt. Het is zeer wenselijk om het feitelijk sluiten en verzegelen van lokalen en/of een woning niet te laten verrichten door eigen medewerker, maar – mede uit bescherming voor die medewerkers – door derden zoals een aannemer of een technisch bureau, in overleg in het bijzijn van politie.

3.8 Samenwerking met ketenpartners

De beleidsregel is geen aangelegenheid van uitsluitend de gemeente. Belangrijke ketenpartners binnen deze beleidsregel zijn de politie en het OM. De politie voorziet de gemeente van de informatie en is verantwoordelijk voor de opsporing. Het OM houdt zich bezig met de strafrechtelijke vervolging en de voorwaarden waaronder. Het RIEC is eveneens een ketenpartner binnen de beleidsregel. Het RIEC ondersteunt en adviseert de gemeenten in de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Daarbij fungeert het zowel als informatieknooppunt als expertisecentrum.

Hoofdstuk 4 Afwijking beleid

 

Bij wijze van uitzondering kan in concrete gevallen, waar het middel van sluiting niet adequaat of evenredig is, bekeken worden welke andere vorm van bestuursdwang dient te worden toegepast.

De in deze beleidsregel opgenomen handhavingsmatrix is een richtlijn. Mochten de omstandigheden daartoe aanleiding geven, dan kan de burgemeester in voorkomende gevallen gemotiveerd afwijken van het stappenplan en de daarin genoemde (zwaarte van de) maatregel. Het stappenplan geeft een richting aan voor de diversiteit van de gevallen waarin de beleidslijn niet heeft voorzien. Verzwarende omstandigheden waarbij een verlenging van het sluitingstermijn noodzakelijk wordt geacht, kunnen o.a. zijn de aanwezigheid van een zeer grote handelsvoorraad (> kilo), de komst van drugstoeristen, dan wel het bijzonder gericht zijn op drugstoeristen, de locatie van een inrichting in een gebied waar sprake is van aanhoudende ernstige drugsoverlast en daarmee samenhangend openbare orde verstoringen.

4.1 Schrijnende gevallen

Uitgangspunt is dat tegen overtreders van de beleidsregel repressieve maatregelen worden getroffen onder het motto “ja tenzij”. Als er aanwijzingen zijn dat sprake is van een schrijnend geval, waardoor bepaalde maatregelen in de gegeven omstandigheden niet geschikt zijn, kan de burgemeester ervoor kiezen om de toepasselijke maatregel voorwaardelijk te nemen met een proeftijd. Toepassing van de maatregel moet met name zorgvuldig gebeuren, indien er sprake is van (mogelijk) verblijf van minderjarige(n) in de woning. Anderzijds dienen minderjarige(n) ook beschermd te worden tegen blootstelling aan dergelijke situaties. Er worden in dit kader met opzet geen bindende criteria genoemd. In de praktijk zal per casus worden bepaald of sprake is van een schrijnend geval die tot afwijking van de beleidsregel noopt.

4.1.1 Nieuwe huurder, zelfde pand

In het geval dat de burgemeester besluit om een huurpand of huurwoning voor een bepaalde tijd te sluiten en de verhuurder daarop besluit het huurcontract te ontbinden en er daarna vervolgens sprake is van een nieuwe huurder (van onbesproken gedrag), dan kan de last tot sluiting worden opgeheven. Dit kan alleen indien de verhuurder geen enkele schuld treft, geen kennis had kunnen hebben van de overtreding van de Opiumwet, niet in relatie staat tot de huurder en het bevoegd gezag er vanuit gaat dat met het vertrekken van de betreffende huurder de loop naar de woning zal beëindigen.

4.1.2 Overige bewoners

Als er sprake is van een woning waarin kamerverhuur plaatsvindt en de handel in drugs in één van de verhuurde kamers is geconstateerd dan kan, bij een tweede of latere overtreding, een gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen. Het kan voorkomen dat bewoners die niet met de drugshandel in en rond het pand te maken hebben, getroffen worden door een sluitingsbevel op grond van artikel 13b. Uit jurisprudentie met betrekking tot artikel 8 ERVM blijkt dat aan de 'onschuldige' bewoner passende vervangende woonruimte moet worden aangeboden. Onder een onschuldige bewoner wordt in beginsel verstaan een bewoner, die niet met de drugshandel in en rond het pand te maken heeft. Gelet op het Verdrag van de rechten van het kind behoeft dit extra aandacht indien er kinderen bij de situatie betrokken zijn.

4.1.3 Medicinaal gebruik

In Nederland is medicinaal gebruik en telen van wiet toegestaan. De stoffen die vrijkomen bij het verdampen of eten van cannabis zorgen voor de verlichting van pijn, stimuleren van de eetlust, het bevorderen van de slaap en de eetlust.

Mogelijke toepassingen van medicinale cannabis producten (o.a.):

  • Aanhoudende pijn

  • Gilles de la Tourette

  • Klachten-verlichting (=palliatieve therapie) bij kanker en aids

  • Misselijkheid en braken bij chemo-, radio- en HIV-therapie

  • Multipele sclerose (MS)

  • Ruggenmerg-beschadiging

 

Artikel 8

Een ontheffing kan slechts worden verleend of verlengd indien de aanvrager ten genoegen van Onze Minister heeft aangetoond:

  • a.

    dat daarmee het belang van de volksgezondheid of dat van de gezondheid van dieren wordt gediend;

  • b.

    deze nodig te hebben voor het verrichten van wetenschappelijk of analytisch-chemisch onderzoek dan wel voor instructieve doeleinden, voor zover het belang van de volksgezondheid zich hier niet tegen verzet, of

  • c.

    deze nodig te hebben voor het verrichten van een handeling als bedoeld in artikel 2 of 3 krachtens een overeenkomst met:

    • 1.

      een ander aan wie krachtens artikel 6, eerste lid, een ontheffing is verleend;

    • 2.

      een apotheker of apotheekhoudende arts;

    • 3.

      een dierenarts;

    • 4.

      een instelling of persoon, aangewezen krachtens artikel 5, tweede of derde lid;

    • 5.

      een houder van een in een ander land verleende vergunning of ontheffing om de desbetreffende middelen in dat land in te voeren, voor zover het belang van de volksgezondheid zich hier niet tegen verzet.

Artikel 8a

  • 1.

    Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden om naleving van de bepalingen van het Enkelvoudig Verdrag en het Psychotrope Stoffen Verdrag en de bij of krachtens deze wet gestelde voorschriften te verzekeren, of om misbruik van een middel als bedoeld in lijst I of II te voorkomen.

  • 2.

    In de ontheffing wordt ten minste vermeld:

    • a.

      voor welke van de verboden, bedoeld in artikel 2 of 3 zij wordt verleend;

    • b.

      voor welke doeleinden zij wordt verleend;

    • c.

      op welk perceel of in welke lokaliteit de desbetreffende handelingen mogen plaatsvinden;

    • d.

      de wijze van opslag;

    • e.

      de wijze van beveiliging;

    • f.

      de manier waarop de voorraadadministratie is ingericht.

 

Bijlage 1: Definities

Harddrugs

Middelen vermeld op lijst I of lijst II behorend bij de Opiumwet, met uitzondering van softdrugs.

Softdrugs

Hasjiesj en hennep (ook stekjes), zoals omschreven in lijst II behorend bij de Opiumwet.

Handel is drugs

Het verkopen, afleveren of verstrekken van harddrugs of softdrugs, dan wel het daartoe aanwezig zijn daarvan.

Lokalen

Lokalen zijn alle niet voor woning bestemde gebouwen en ruimten, een voor bewoning bestemde ruimte die niet gebruikt wordt als woning, zowel voor publiek toegankelijke lokalen en niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven. Onder de in deze rubriek bedoelde panden vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, zoals winkels en horecabedrijven en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten.

Woningen

De burgemeester verstaat in het kader van onderhavige beleidsregels onder woning een voor bewoning gebruikte ruimte (blijkend uit de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA)). Hieronder worden bijvoorbeeld ook stacaravans, woonschepen, woonwagens, etc. verstaan. Een persoon die incidenteel overnacht in een woning en niet op dit adres in de GBA staat ingeschreven, wordt niet aangemerkt als bewoner.

Bijlage 2: Het juridisch instrumentarium

De Gemeentewet. De ‘Wet Victoria’.

Gemeentewet, artikel 174a

  • 1.

    De burgemeester kan besluiten een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te sluiten, indien door gedragingen in de woning of het lokaal of op het erf de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt verstoord.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde bevoegdheid komt de burgemeester eveneens toe in geval van ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde op de grond dat de rechthebbende op de woning, het lokaal of het erf eerder een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf op een zodanige wijze heeft gebruikt of doen gebruiken dat die woning, dat lokaal of dat erf op grond van het eerste lid is gesloten, en er aanwijzingen zijn dat betrokkene de woning, het lokaal of het erf ten aanzien waarvan hij rechthebbende is eveneens op een zodanige wijze zal gebruiken of doen gebruiken.

  • 3.

    De burgemeester bepaalt in het besluit de duur van de sluiting. In geval van ernstige vrees voor herhaling van de verstoring van de openbare orde kan hij besluiten de duur van de sluiting tot een door hem te bepalen tijdstip te verlengen.

  • 4.

    Bij de bekendmaking van het besluit worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld binnen een te stellen termijn maatregelen te treffen waardoor de verstoring van de openbare orde wordt beëindigd. De eerste volzin is niet van toepassing, indien voorafgaande bekendmaking in spoedeisende gevallen niet mogelijk is.

  • 5.

    De artikelen 5:25 tot en met 5:28 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing. De burgemeester kan van de overtreder de ingevolge artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht verschuldigde kosten invorderen bij dwangbevel.

Toepassing Gemeentewet

Op grond van de gemeentewet kan de burgemeester een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf sluiten, als door gedragingen de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt verstoord of er ernstige vrees bestaat voor verstoring van de openbare orde. Er moet sprake zijn van gedragingen in de te sluiten woning en tevens van een verstoring van de openbare orde rond die woning. Het begrip openbare orde strekt zich in artikel 174a verder uit dan alleen de woning; de burgemeester kan ook de verstoring van de openbare orde op bijvoorbeeld het erf meewegen in zijn beslissing, en zelfs verstoring van de openbare orde die wordt ervaren in naburige woningen. Er kan echter niet worden opgetreden wanneer er bijvoorbeeld wel in drugs wordt gehandeld maar er geen sprake is van ernstige overlast. Tevens worden er aan het bewijs voor verstoring van de openbare orde door de rechter zeer strenge en concrete eisen gesteld.. Zo dient het dossier talrijke overlastmeldingen van omwonenden, sfeerrapportages en processenverbaal van afgevangen klanten te bevatten. In de meeste gevallen waarbij sprake is van drugshandel in of bij woningen zal derhalve eerder op grond van artikel 13b van de Opiumwet (kunnen) worden opgetreden. Hieronder wordt een opsomming gemaakt van de eisen die gesteld worden.

  • Voor verstoring van de openbare orde in de zin van artikel 174a is vereist dat sprake is van een ernstige bedreiging van zowel de veiligheid, als de gezondheid van mensen in de directe omgeving van de woning. Hier geldt dus een strenge cumulatieve eis;

  • De sluiting moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit (de duur van de sluiting moet primair bepaald worden door de ernst van de overlast en –in samenhang daarmee- de verwachting over de tijd die nodig zal zijn om een situatie te bereiken waarin de sluiting opgeheven kan worden zonder een te groot risico voor terugkeer van verstoring van de openbare orde.

  • Het besluit moet voldoen aan de eisen van subsidiariteit, dat wil zeggen er mogen geen andere minder ingrijpende middelen zijn om de verstoring van de openbare orde in voldoende mate te kunnen bestrijden;

  • In het kader van de zorgvuldigheidseis moet de burgemeester kunnen aantonen dat hij onderzocht heeft of het noodzakelijk is aan de bewoners vervangende woonruimte aan te bieden (schrijnende gevallen);

  • Zonder het geven van een waarschuwing door middel waarvan de bewoners expliciet op de hoogte worden gebracht van de hen te verwijten gedragingen, is het niet goed denkbaar dat de toepassing van de bevoegdheid van artikel 174, 1e lid in overeenstemming is met het in artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer (door middel van de waarschuwing wordt de in te algemene bewoording gestelde bepaling geconcretiseerd zodat voldaan wordt aan de eis van ‘voorzienbaarheid’);

  • Artikel 174a, 4e lid verplicht tot het bieden van een termijn waarbinnen de bewoner zelf de gelegenheid krijgt een eind te maken aan de verstoring van de openbare orde;

  • een besluit tot sluiting moet deugdelijk worden gemotiveerd; de rechter eist dat de verstoring van de openbare orde rond de woning aangetoond wordt met behulp van concrete, objectieve en verifieerbare gedragingen (bv. opgemaakte processen verbaal).

Artikel 13b van de Opiumwet is niet in de plaats getreden van de bevoegdheid op grond van artikel 174a van de Gemeentewet. De reden hiervoor is dat artikel 174a van de Gemeentewet de burgemeester de bevoegdheid toekent om woningen en dergelijke te sluiten wegens verstoring van de openbare orde of ernstige vrees daarvoor zonder dat dit gekoppeld wordt aan bepaalde strafbare feiten. Dit criterium is indertijd bewust in de wet opgenomen om een rechtsbasis te creëren om op te treden tegen woningen waarbij ook om andere redenen dan overtreding van de Opiumwet sprake is van verstoring van de openbare orde zoals bijvoorbeeld wapenhandel of prostitutie. Artikel 174a van de Gemeentewet heeft dus een ruimere werkingssfeer en wordt ook als zodanig gebruikt..

Wijzigingen Gemeentewet

Met betrekking tot 174a Gemeentewet heeft er een jurisprudentiele ontwikkeling plaatsgevonden. Hierdoor is het sluiten van een woning met behulp van deze bevoegdheid aan strenge voorwaarden onderhevig. Gevolg hiervan is dat de toepassing ervan slechts in hoogst uitzonderlijke gevallen voorkomt. Gelet op de verruimde toepassingsmogelijkheid van artikel 13b Opiumwet zal de burgemeester veelal optreden op grond van artikel 13b. Opiumwet. Uitzonderingen betreffen drugsverslaafdenpanden, waarin drugs worden gebruikt maar niet verhandeld worden. In dat geval veroorzaken de gebruiken een aantasting van de veiligheid en gezondheid in de directe omgeving van die woning.

De Woningwet. ‘De ‘Wet Victor’

Woningwet, artikel 1a

  • 1.

    De eigenaar van een bouwwerk, open erf of terrein of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen draagt er zorg voor dat als gevolg van de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.

  • 2.

    Een ieder die een bouwwerk bouwt, gebruikt, laat gebruiken of sloopt, dan wel een open erf of terrein gebruikt of laat gebruiken, draagt er, voor zover dat in diens vermogen ligt, zorg voor dat als gevolg van dat bouwen, gebruik of slopen geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.

Woningwet, artikel 1b

  • 1.

    Tenzij een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk het uitdrukkelijk toestaat, is het verboden een bouwwerk te bouwen, voor zover daarbij niet wordt voldaan aan de op dat bouwen van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, tweede lid, aanhef en onderdeel d, derde en vierde lid.

  • 2.

    Het is verboden een bestaand bouwwerk, open erf of terrein in een staat te brengen, te laten komen of te houden die niet voldoet aan de op de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, tweede lid, aanhef en onderdeel a, en vierde lid.

  • 3.

    Het is verboden een bouwwerk, open erf of terrein in gebruik te nemen, te gebruiken of te laten gebruiken, anders dan in overeenstemming met de op die ingebruikneming of dat gebruik van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel c, tweede lid, aanhef en onderdeel b, derde en vierde lid.

  • 4.

    Tenzij een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk het uitdrukkelijk toestaat, is het verboden een bouwwerk, dan wel deel daarvan, in stand te laten voor zover bij het bouwen daarvan niet is voldaan aan de op dat bouwen van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in het eerste lid.

  • 5.

    Het is verboden te slopen voor zover daarbij niet wordt voldaan aan de op dat slopen van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdelen c en d, en derde lid.

Woningwet, artikel 14

  • 1.

    Indien een gebouw, een open erf of een terrein op grond van artikel 17, dan wel een gebouw op grond van artikel 174a van de Gemeentewet, een verordening als bedoeld in artikel 174 van die wet of artikel 13b van de Opiumwet is gesloten, kan bij besluit van het bevoegd gezag degene die als eigenaar of uit anderen hoofde bevoegd is tot het in gebruik geven van dat gebouw, open erf of terrein, worden verplicht om naar keuze van het bevoegd gezag het gebouw, open erf of terrein binnen een daarbij te bepalen termijn:

    • a.

      in gebruik te geven aan een andere persoon dan degene die als gevolg van de sluiting het gebruik van het gebouw, open erf of terrein heeft moeten staken, of b. in beheer te geven aan een persoon, die uit hoofde van beroep of bedrijf op het terrein van de huisvesting werkzaam is, of aan een op dat terrein werkzame instelling.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan in zijn besluit:

    • a.

      personen of instellingen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, noemen uit welke degene tot wie het besluit is gericht een keuze moet maken, of, indien dit naar het oordeel van het bevoegd gezag niet mogelijk is, een persoon of instelling als hier bedoeld noemen aan wie het gebouw, open erf of terrein binnen een daarbij aangegeven termijn en op een daarbij aangegeven wijze in gebruik dan wel in beheer moet worden gegeven,

    • b.

      indien het gebouw, open erf of terrein noodzakelijke voorzieningen behoeft om weer op redelijke wijze tot bewoning of gebruik te kunnen dienen, degene die als eigenaar of uit anderen hoofde tot het treffen van die voorzieningen bevoegd is, ertoe verplichten om binnen een door hem te bepalen termijn de door hem aan te geven voorzieningen te treffen, en\

    • c.

      zo nodig, andere voorwaarden aan de uitvoering van het besluit stellen.

  • 3.

    Indien het eerste lid, onderdeel b, van toepassing is stelt het bevoegd gezag een beheersvergoeding vast. De in dat onderdeel bedoelde persoon of instelling stelt na overleg met degene tot wie het in dat lid bedoelde besluit is gericht, de huurprijs vast op een bedrag dat redelijk is in het economische verkeer en stelt de ontvangen huurprijs, na aftrek van de beheersvergoeding, ter beschikking van degene tot wie dat besluit is gericht.

  • 4.

    Een in het eerste lid, onderdeel a of b, bedoelde persoon of instelling die het gebruik of beheer van het gebouw, open erf of terrein heeft beëindigd, doet daarvan binnen veertien dagen na de dag van beëindiging mededeling aan het bevoegd gezag.

  • 5.

    Onder beheer wordt in dit artikel verstaan het in gebruik geven van een gebouw, open erf of terrein en het daarna verrichten van al die handelingen met betrekking tot dat gebouw, open erf of terrein die volgens het burgerlijk recht tot de verantwoordelijkheid van een eigenaar behoren.

Toepassing Woningwet

De Wet Victor regelt het traject na een sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet of artikel 174a Gemeentewet. Indien, in voorkomend geval, sluiting niet voldoende wordt geacht dan wel de opheffing van een tijdelijke sluiting niet verantwoord is, kan op grond van de Wet Victor worden opgetreden. Bij deze wet zijn de Woningwet, de Onteigeningswet en het Burgerlijk Wetboek aangevuld met bevoegdheden. Artikel 14 van de Woningwet biedt het bevoegd gezag (het college van burgemeester en wethouders) de mogelijkheid om de eigenaar of personen die uit andere hoofde bevoegd zijn tot het in het gebruik geven van het gesloten gebouw, open erf of terrein te verplichten om het gebouw, open erf of terrein in gebruik of beheer te geven aan een andere persoon of instelling.

Het college kan op grond van de Woningwet, bijvoorbeeld ingeval van brandgevaar, een last onder bestuursdwang of een dwangsom opleggen gericht op het tegengaan van herhaling van de overtreding van de Woningwet. Herstelsancties kunnen gericht zijn op het beëindigen van de overtreding dan wel het voorkomen van herhaling. In veel gevallen wordt zowel de Opiumwet als de Woningwet overtreden; dit is overigens niet per definitie het geval. Een combinatie van beide herstelsancties op basis van één en dezelfde wet is niet mogelijk.

Ook kunnen burgemeester en wethouders op grond van dit artikel eisen dat voorzieningen worden getroffen zodat het gebouw, open erf of terrein weer op redelijke wijze tot bewoning of gebruik kan dienen. Indien geen gehoor wordt gegeven aan de aanschrijving kan tot toepassing van een last onder bestuursdwang of de oplegging van een lastgeving onder dwangsom worden besloten. In het uiterste geval kan het college tot onteigening van het gesloten gebouw, open erf of terrein overgaan overeenkomstig artikel 77lid 1 sub 7 van de Onteigeningswet. De gemeente kan het gebouw, open erf of terrein dan ook zelf verkopen of verhuren via een plaatselijke woningcorporatie.

Wijzigingen Woningwet

Tevens hebben er de afgelopen periode veranderingen plaatsgevonden in de Woningwet die nauw samenhangen met het uit te voeren drugsbeleid. Sinds de inwerkingtreding van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijk problematiek 2005 verleent artikel 17 Woningwet het college de bevoegdheid tot het sluiten van gebouwen. Deze sluiting kan een woning of lokaal betreffen waarin een hennepkwekerij is geconstateerd.

De bestuursrechtelijke handhaving is sinds 2006 vereenvoudigd: het college kan bestuurlijke herstelsancties opleggen nadat een overtreding van de Woningwet is geconstateerd. Artikel 1b Woningwet vormt de meest relevante bepaling in de Woningwet binnen de aanpak van drugsoverlast. Aangezien hennepkwekerijen brandgevaar veroorzaken wordt daardoor vrijwel altijd het Bouwbesluit 2012 en daarmee artikel 1b Woningwet overtreden.

Daarnaast kan het college de vangnetbepaling van artikel 1a Woningwet inzetten bij de aanpak van drugsoverlast als er geen overige voorschriften uit de Woningwet worden overtreden. Als gevolg van artikel 1a lid 1 Woningwet draagt de eigenaar van een bouwwerk er zorg voor dat als gevolg van de staat van zijn bouwwerk, open erf of terrein geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt. Het tweede lid van artikel 1a Woningwet legt een zorgplicht op voor een ieder die een bouwwerk bouwt, gebruikt, laat gebruiken of laat gebruiken. Diegene op wie zorgplicht rust moet voor zover dat in zijn vermogen ligt, er zorg voor dragen dat als gevolg van dat bouwen, gebruik of slopen geen gevaar voor de gezondheid oplevert.

Bijlage 3: Stappenplan

Bij de toepassing van bestuursdwang op grond van artikel 13b Opiumwet zal het volgende stappenplan als leidraad dienen:

1.Voorbereiding

De feitelijke constatering van de verkoop, levering of verstrekking van drugs, of het aantreffen van daartoe aanwezige drugs is voldoende om op grond van artikel 13b Opiumwet bestuurlijk op te treden. Alle meldingen en feitelijke constateringen van drugshandel worden door de politie aan de gemeente (de burgemeester) gemeld. De gemeente verzamelt en bundelt deze, samen met eventuele waarschuwingsbrieven aan de bewoners of de exploitant. Op grond van deze feiten kan de burgemeester overgaan tot sluiting van de woning of het lokaal. De casus wordt in de lokale driehoek besproken. In tegenstelling tot de dossiervorming bij het gebruik van artikel 174a Gemeentewet, hoeft er bij het gebruik van artikel 13b Opiumwet geen overlast aangetoond te worden, maar voor zover die informatie aanwezig is, wordt die wel in het dossier betrokken.

2. Waarschuwing

Toepassing van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom gebeurt conform het gestelde in de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat, voorafgaande hieraan, door de burgemeester een schriftelijke waarschuwing wordt gegeven, mits de spoedeisendheid en/of ernst van de casus zich hiertegen niet verzet. De overtreder wordt daarbij van de geconstateerde feiten schriftelijk op de hoogte gesteld. Dit geldt als een officiële waarschuwing, waarbij meegedeeld wordt wat de consequenties zullen zijn bij voortzetting van de overtreding(en).

Bij toepassing van een last onder bestuursdwang of dwangsom, dient op grond van art. 5:24 lid 2 Awb een termijn gesteld te worden waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door zelf maatregelen te nemen. De overtreder wordt in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. Ook de eigenaar van het lokaal of de woning wordt hiervan (schriftelijk) op de hoogte gesteld. Wanneer er sprake is van vereiste spoed of wanneer het een ernstige overtreding betreft, kan besloten worden tot toepassing van spoedeisende bestuursdwang, waarbij een waarschuwing of voorafgaande last achterwege blijft. Voor het bepalen van de ernst en het spoedeisende karakter van de overtreding fungeert de in dit beleidsdocument opgenomen handhavingsmatrix Opiumwet als uitgangspunt.

3. Belangenafweging en vervolgstappen

De burgemeester moet voorafgaand aan het nemen van het sluitingsbesluit de gevolgen van zijn besluit afzetten tegen de gevolgen die dit met zich meebrengt voor de overtreder. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel. Daarbij betrekt de burgemeester de eventuele zienswijze van de overtreder. Voordat de burgemeester overgaat tot sluiting van een woning of lokaal, wordt de overtreder/belanghebbende in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen op het voorgenomen besluit. Horen kan zowel schriftelijk als mondeling (dus ook telefonisch op zeer korte termijn) (art. 4:9 Awb). Het daadwerkelijke besluit tot toepassing van bestuursdwang wordt genomen met inachtneming van de kenbaar gemaakte zienswijze. De burgemeester kan op grond van artikel 4:11, derde lid, Awb het horen van een belanghebbende achterwege laten wanneer er sprake is van vereiste spoed of wanneer het beoogde doel alleen bereikt kan worden als belanghebbende daarvan niet van te voren in kennis wordt gesteld.

4. Motivering sluiting

De gemeente, de politie, het OM en eventueel andere partijen werken op grond van de lokale beleidsregels samen en treden gezamenlijk op tegen niet-gedoogde verkooppunten. Zij maken daarbij gebruik van (een mix van) strafrechtelijke, bestuursrechtelijke en eventueel civielrechtelijke maatregelen die in zwaarte oplopen. Wanneer de burgemeester overgaat tot sluiting voor een bepaalde periode, dan zal dit besluit voldoende moeten worden gemotiveerd. Hierbij is de eis van proportionaliteit en subsidiariteit een factor van belang. Voor het bepalen van de sluitingstermijn wordt de daartoe opgestelde handhavingsmatrix gehanteerd. Het is daarbij van belang om te beseffen dat het toepassen van bestuursdwang geen strafrechtelijke veroordeling of bestraffende sanctie inhoudt. Zo is deze bevoegdheid ook niet bedoeld. Deze bevoegdheid is gericht op het herstel van de rechtsorde en het wegnemen van de overtreding. Daarbij is het van belang de toeloop tot het pand te beëindigen. Wanneer de sluitingstermijn daarvoor te kort blijkt, kan de burgemeester de sluiting verlengen.

5. Bekendmaking sluitingsbevel

De burgemeester brengt de overtreder voorafgaand aan de toepassing van bestuursdwang schriftelijk op de hoogte van het sluitingsbevel. Ook de eigenaar van het lokaal of de woning wordt hiervan op de hoogte gesteld. Als er sprake is van vereiste spoed of wanneer het beoogde doel alleen bereikt kan worden als belanghebbenden daarvan niet van te voren in kennis worden gesteld, vindt de opschriftstelling en uitreiking van het besluit zo spoedig mogelijk plaats nadat de bestuursdwang is toegepast (art. 5:31 lid 2 Awb). Bij de aanpak van hennepteelt, drugshandel en -productie zal daarvan als regel sprake zijn.

Het bevel tot sluiting van een lokaal of woning is een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. De overige bepalingen van deze wet zijn dan ook van toepassing. Dit betekent dat alle belanghebbenden tegen het besluit bezwaar kunnen aantekenen en vervolgens, na de beslissing op het bezwaarschrift, beroep bij de bestuursrechter kunnen instellen. Belanghebbenden zijn in ieder geval de bewoners van de woning of het lokaal en (in geval van verhuur) de eigenaar.

6. Feitelijke sluiting

Bij de uitvoering van de sluiting kunnen naast een medewerker van de gemeente en politie ook de woningcorporatie, een aannemer, het energiebedrijf, de GGD en eventueel een medewerker van een verslavingszorginstelling aanwezig zijn. Het pand wordt indien gewenst ontruimd, zo nodig ontsmet, de nutsvoorzieningen worden afgesloten en de deuren en ramen worden zo nodig dichtgetimmerd en verzegeld.

  • Op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken dient de sluiting van het pand binnen vier dagen te worden ingeschreven in de landelijke voorziening.

  • Vervangende woonruimte: het kan voorkomen dat bewoners die niet met de drugshandel in en rond het pand te maken hebben, getroffen worden door een sluitingsbevel. Uit jurisprudentie met betrekking tot artikel 8 van het EVRM blijkt dat in dit geval aan de ‘onschuldige bewoner’ passende vervangende woonruimte moet worden aangeboden.

  • Het doorbreken van het zegel levert een strafbaar feit op grond van artikel 199 Wetboek van Strafrecht op.

7. Kostenverhaal bij een last onder bestuursdwang

De kosten van sluiting kunnen ingevolge artikel 5:25 eerste lid Awb op de overtreder worden verhaald. In de beschikking inhoudende de last onder bestuursdwang moet hiervan melding worden gemaakt.

De verplichting tot betaling van de kosten wordt vastgesteld bij beschikking. De zogenaamde kostenbeschikking. Tegen deze beschikking staat bezwaar en beroep open. Indien de betaling van de kosten na het verstrijken van de termijn genoemd in de kostenbeschikking achterwege blijft kan er een aanmaning verstuurd worden.

In het uiterste geval kunnen de kosten na uitblijving van betaling per dwangbevel worden geïnd (paragraaf 4.4.4.2 Awb).

8. Heropening

Na afloop van de sluitingstermijn vindt overleg plaats tussen de gemeente en de eigenaar/verhuurder van het pand. Wanneer na heropening van een pand de drugshandel opnieuw plaatsvindt, wordt zo mogelijk opnieuw een sluitingsbevel uitgevaardigd.

Zowel huur- als koopwoningen in (onder)huur als woningen in eigendom kunnen op grond van artikel 13b Opiumwet worden gesloten. Bij huurwoningen van een woningcorporatie behoort een verbod op het handelen in strijd met de Opiumwet veelal tot de standaardclausules in het huurcontract. Ook in het Hennepprotocol IJsselland is het opzeggen van het huurcontract door de woningcorporatie als sanctie opgenomen. Indien bij huurwoningen van een particuliere verhuurder de huurovereenkomst door deze niet wordt opgezegd kan het College van B&W op grond van artikel 14 Woningwet (alias Wet Victor) de eigenaar sommeren de woning in gebruik te geven aan een andere huurder, dan wel deze in beheer te geven van bijvoorbeeld een woningcorporatie. Daarbij kan het College van B&W de eigenaar verplichten het pand op te knappen of andere voorwaarden stellen. Indien de eigenaar (bewoner, dan wel particulier verhuurder) in gebreke blijft kan een dwangsom worden opgelegd. Indien de bevoegdheid van artikel 14 Woningwet geen uitzicht heeft geboden op een duurzaam herstel van de openbare orde, kan de woning op grond van artikel 77 Onteigeningswet worden onteigend.

Bijlage 4: Waarschuwingsbrief en zienswijze

 

Waarschuwing sluiting woning / perceel

 

Geachte heer/mevrouw,

De politie heeft mij geïnformeerd over het aantreffen van een hennepkwekerij aan ………….. op ………. Naar aanleiding hiervan stuur ik u deze waarschuwing.

 

Voornemen tot sluiting woning

Ik heb besloten dat ik voornemens ben om het perceel …. te…., waarvan u eigenaar/bewoner bent, op grond van artikel 13b van de Opiumwet geheel te sluiten voor een nader te bepalen duur indien er binnen 5 jaar sprake is van een herhaalde overtreding. Deze sluiting houdt in dat het u of anderen niet toegestaan is (zijn) om de woning/het perceel te betreden, daarin te wonen, zich daarin op te houden of anderszins daarin verblijf te houden. Hieronder licht ik mijn voornemen tot sluiting toe.

 

Motivering van de voorgenomen sluiting

Ik ben door de politie geïnformeerd over het volgende:

 

Uit de rapportage van de politie is mij gebleken dat er is sprake van handel in verdovende middelen.

 

Bevoegdheid burgemeester

Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet ben ik bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

Hennepplanten worden vermeld op de bij de Opiumwet voornoemde lijsten. Ik acht het aannemelijk dat de hennep bestemd was voor de verkoop, aflevering of verstrekking vanaf het perceel.

U als gebruiker en/of eigenaar van de gebouwen op het perceel waar de hennepplanten zijn aangetroffen acht ik verantwoordelijk voor hetgeen plaatsvindt en is aangetroffen.

Bij een eerste overtreding, behoudens ernstige gevallen, ga ik in principe niet tot sluiting van de woning over maar volsta ik met een waarschuwing of een soortgelijke maatregel. Overigens kunnen er situaties zijn waarin ik besluit om wel direct tot woningsluiting over te gaan.

Door tijdelijke sluiting van het pand beoog ik de loop naar het drugspand door telers, dealers, klanten en bezoekers te beëindigen. Mijn doel is om de drugscriminaliteit te verminderen en daarmee de veiligheid en leefbaarheid van de samenleving te vergroten. Hierbij maakt het niet uit of deze overlast er daadwerkelijk is of is geweest. Door gebruikmaking van mijn bevoegdheid probeer ik dit eveneens tegen te gaan.

 

Belangenafweging

 Algemeen

Door het algemeen belang dat gediend is met handhaving zal, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen, in de regel het bestuursorgaan van deze bevoegdheid gebruik moeten maken.

 

 Afweging

Bij de besluitvorming is een belangenafweging gemaakt van de in het geding zijnde belangen, te weten uw belang om uw woning ongestoord te kunnen gebruiken als woning, het belang van omwonenden van het pand om in een veilige woonomgeving zonder drugs en criminaliteit te kunnen wonen en het algemeen belang dat een veilige woonomgeving voor de inwoners van de gemeente Noordenveld voorop stelt en drugs zeer ongewenst acht en dit pand wil onttrekken uit het criminele circuit. Het algemeen belang en het belang van de omwonenden vind ik zwaarder wegen dan uw individuele woongenot. Uit mij ter beschikking staande informatie blijkt dat feitelijk de woning door u (….) en…. (….) bewoond wordt.

Ik zie geen andere mogelijkheid dan een voorgenomen sluiting vanwege de aard van de criminaliteit.

Zienswijze

Ingevolge artikel 4:8 van de Algemene Wet bestuursrecht stel ik u als belanghebbende in de gelegenheid om uw zienswijze naar voren te brengen op bovengenoemd voornemen. U kunt uw zienswijze binnen 2 weken na dagtekening van deze brief aan mij bekend maken.

Vervolg

Wanneer uw eventuele zienswijze ons geen reden geeft een ander standpunt in te nemen dan gaan wij ervan uit dat dit voornemen duidelijk is. Constateer ik dat binnen 5 jaar na dagtekening van dit voornemen dat het perceel…. te…., of een ander perceel dat door u in eigendom en/of gebruik is, opnieuw voor de handel in verdovende middelen wordt gebruikt of dat hiertoe voorbereidingshandelingen plaatsvinden dan zal ik direct overgaan tot een definitieve sluiting van het pand. De kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van de sluiting komen op grond van artikel 5:25 van de Algemene Wet bestuursrecht voor uw rekening.

Tot slot

In deze brief heb ik u uitgelegd dat de feiten en omstandigheden er toe geleid hebben dat ik voornemens ben tot sluiting van het perceel …. te …. over te gaan indien er binnen 5 jaar sprake is van een herhaalde overtreding. Een afschrift van deze brief is naar …. te ….. verzonden. De voorgenomen sluitingsduur zal ik met inachtneming van de dan actuele feiten en omstandigheden bepalen.

 

Hoogachtend,

 

 

J.H. van der Laan

Burgemeester

 

Waarschuwing sluiting woning

 

Geachte heer/mevrouw,

 

Op …… heeft u schriftelijk gereageerd op mijn waarschuwing woningsluiting van ……. U tekent bezwaar aan tegen deze waarschuwing. Naar aanleiding van uw reactie stuur ik u deze brief waarin ik puntsgewijs in ga op de door u aangevoerde argumenten.

 

Geen mogelijkheid tot bezwaar, wel zienswijze

In mijn brief heb ik u aangegeven dat ik voornemens ben om het perceel …. te …. te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet wanneer sprake is van een herhaalde overtreding. Dit voornemen als zodanig heeft geen bijzondere rechtsgevolgen voor u. Drugshandel in Nederland is strafbaar. Mijn waarschuwing doet daar niets aan af. Het is aan u om u aan de wet te houden. Ik heb u enkel gewaarschuwd voor de bestuursrechtelijke consequenties van een volgende overtreding. Dit is de reden waarom er geen bezwaar in de zin van de Algemene wet bestuursrecht open staat tegen mijn brief van ….. Uw reactie beschouw ik als een zienswijze.

 

Verstrekte informatie

De informatie over de hennepkwekerij is mij verstrekt op grond van artikel 16 van de Wet politiegegevens en met het oog op de handhaving van de openbare orde en veiligheid. Hierover is contact geweest met de officier van justitie. Ik heb geen enkele reden om te twijfelen aan de rechtmatigheid en de correctheid van de mij verstrekte informatie. Dat u met mij en de politie van inzicht verschilt op een aantal onderdelen neem ik voor kennisgeving aan. Dit is voor mij geen aanleiding om mijn standpunt te herzien.

 

Gedoogbeleid

U geeft aan van mening te zijn dat het Nederlands gedoogbeleid niet klopt. Landelijk zijn hierin ontwikkelingen en deze ontwikkelingen volg ik. Ondanks deze landelijke ontwikkelingen is bezit, productie en verhandeling van hennep strafbaar gesteld. In lijn met deze wetgeving werkt de gemeente Noordenveld samen met ketenpartners (zoals politie en openbaar ministerie) om de illegale productie van hennep en de daarmee gepaard gaande georganiseerde criminaliteit tegen te gaan. Indien de landelijke discussie aanleiding is om deze aanpak opnieuw tegen het licht te houden dan zal ik dat doen. Vanuit het perspectief van het Nederlands gedoogbeleid omtrent softdrugs zie ik geen aanleiding om mijn standpunt in deze concrete situatie te herzien.

 

 

Tot slot

In deze brief heb ik gereageerd op uw schriftelijke zienswijze. Aan een mondelinge toelichting van uw kant heb ik geen behoefte. Ik zie geen aanleiding om mijn standpunt met betrekking tot mijn voorgenomen sluiting op basis van artikel 13b Opiumwet te herzien. Mijn waarschuwing blijft onverminderd van kracht.

 

Met vriendelijke groet,

_sign1_

 

 

 

J.H. van der Laan

Burgemeester

 

 

Bronvermelding

 

Bovenkerk, F. & Hogewind, W. (2003). Hennepteelt in Nederland. Het probleem van de criminaliteit en haarbestrijding. Zeist: Uitgeverij Kerckebosch.

 

Torre, E.J. van der, Schaap, L., Cachet, E.D. & Dijk, V. (2006). Daders in beeld. Daderprofielen van henneptelers, dealers, runners en drugstoeristen in Roosendaal en Bergen op Zoom. Den Haag: COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement.

 

Spapens, A.C.M., Bunt, H.G. van de & Rastovac, L. (2007). De wereld achter de wietteelt. Den Haag: WODC.

 

Wouters, M., Korf, D.J. & Kroeske, B. (2007). Harde aanpak, hete zomer. Een onderzoek naar de ontmanteling van hennepkwekerijen in Nederland. Amsterdam: Rozenberg Publishers

 

 

 

Naar boven