Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Capelle aan den IJssel 2016

Het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel;

gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

gelet op de artikelen 1.61, eerste lid, 1.65, eerste lid, 1.66 en 1.72, eerste lid Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

gelet op de artikelen 2.19, eerste lid, 2.23, eerste lid, 2.24 en 2.28, eerste lid Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

overwegende dat:

  • kinderopvanglocaties en peuterspeelzalen in de gemeente Capelle aan den IJssel een veilige en gezonde omgeving dienen te bieden aan op te vangen kinderen en een pedagogisch klimaat dienen

    te creëren waarin kinderen zich emotioneel veilig voelen en zich kunnen ontplooien;

  • het door de GGD Rotterdam-Rijnmond in onze opdracht uitgevoerde toezicht op kinderopvang en peuterspeelzalen is gericht op de inspectiedomeinen pedagogisch klimaat, personeel en groepen, veiligheid en gezondheid, accommodatie en inrichting en ouderrecht;

  • het pedagogisch klimaat en de veiligheid en gezondheid bij de handhaving van de kwaliteit van kinderopvang prioriteit heeft;

  • handhavingacties en hersteltermijnen afgestemd dienen te zijn op deze prioriteiten;

  • in eerste instantie op herstel gerichte maatregelen worden genomen om een overtreding te beëindigen en pas in tweede instantie bestraffende sancties aan de orde zijn;

  • bij het bepalen van de sanctie wordt betrokken of een overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde wettelijke norm heeft plaatsgevonden;

b e s l u i t :

de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Capelle aan den IJssel 2016 vast te stellen.

Artikel 1 Toepassing

  • 1.

    Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving van de bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gestelde regels.

  • 2.

    Tenzij anders aangegeven hebben de in deze beleidsregels gehanteerde begrippen de betekenis die daaraan wordt gehecht in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de krachtens deze wet gestelde regels.

Artikel 2 Vormen van handhaving

Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:

  • a.

    Het voeren van een overredingsgesprek met de houder;

  • b.

    Het geven van een schriftelijke waarschuwing;

  • c.

    Een herstelsanctie zoals bedoeld in artikel 4 van deze beleidsregels;

  • d.

    Een bestraffende sanctie zoals bedoeld in artikel 6 van deze beleidsregels.

Artikel 3 Kwaliteitseisen

  • 1.

    De kwaliteitseisen, waaraan de houder van kinderopvang, een peuterspeelzaal, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang moet voldoen, staan genoemd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de krachtens deze wet gestelde regels. In het door de toezichthouder opgestelde inspectierapport wordt verwezen naar de relevante wetsartikelen.

  • 2.

    In het bij deze beleidsregels behorende prioriteitenoverzicht worden voor de verschillende inspectiedomeinen richtlijnen voor de hersteltermijn en de hoogte van de bestuurlijke boete weergegeven.

HOOFDSTUK 2 HERSTELLEND TRAJECT

Artikel 4 Herstelsancties

  • 1.

    Indien gebleken is dat een houder van kinderopvang, een peuterspeelzaal, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en/of de krachtens deze wet gestelde regels, start het college in beginsel een herstellend traject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(en) en voorkoming van herhaling van de overtreding(en).

  • 2.

    Bij het uitvoeren van het herstellend traject zet het college de volgende stappen:

Stap 1: schriftelijke aanwijzing;

Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang;

Stap 3: exploitatieverbod;

Stap 4: verwijdering uit het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen.

  • 1.

    Indien de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen van het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.

  • 2.

    De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de inspectiedomeinen op de wijze die is weergegeven in het bij deze beleidsregels behorende prioriteitenoverzicht.

Artikel 5

Indien niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de krachtens deze wet gestelde regels voor de geregistreerde voorzieningen (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal), zal de registratie worden verwijderd uit het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen.

HOOFDSTUK 3 BESTRAFFEND TRAJECT

Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

Het college kan gebruik maken van zijn bevoegdheid om de houder van kinderopvang, een peuterspeelzaal, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang een bestuurlijke boete op te leggen, indien sprake is van één of meer overtredingen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de krachtens deze wet gestelde regels.

Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete

  • 1.

    De hoogte van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72, eerste lid en artikel 2.28, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, wordt bepaald aan de hand van de prioriteit die is toegekend aan de inspectiedomeinen, op de wijze die is weergegeven in het bij deze beleidsregels behorende prioriteitenoverzicht.

  • 2.

    Voor voorzieningen voor gastouderopvang geldt dat het boetebedrag zoals bedoeld in het vorige lid met 0,5 kan worden vermenigvuldigd.

Artikel 8 Recidive

Recidive wordt in beginsel beschouwd als een boeteverhogende omstandigheid. Bij de vaststelling van de hoogte van de bestuurlijke boete wordt in dat geval uitgegaan van:

  • a.

    anderhalfmaal het in artikel 7 bedoelde boetebedrag indien een overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde wettelijke norm zich heeft voorgedaan;

  • b.

    tweemaal het onder artikel 7 bedoelde boetebedrag indien een derde of volgende overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding van dezelfde wettelijke norm zich heeft voorgedaan.

Artikel 9 Matiging

Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van:

  • -

    de ernst van de overtreding,

  • -

    de mate van verwijtbaarheid of

  • -

    de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan,

boeteoplegging volgens deze beleidsregels handhaving onevenredig is.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 10Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking per 19 april 2016.

  • 2.

    Het handhavings- en sanctiebeleid kinderopvang Capelle 2011 wordt ingetrokken.

  • 3.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Capelle aan den IJssel 2016.

Capelle aan den IJssel, 19 april 2016

Het college van burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris, de burgemeester,

drs. A.R. Ruijmgaart RA MGA, wnd mr. P. Oskam

ALGEMENE TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Algemeen

Voordat de eerste juridische stap (het opstellen van een handhavingbesluit) wordt gezet, kan het college overgaan tot het voeren van een overredingsgesprek of het geven van een waarschuwing om de houder te bewegen tot herstel van de overtredingen. In deze gevallen is de Awb niet van toepassing: er is geen sprake van een besluit in bestuursrechtelijke zin en de bezwaarprocedure is niet van toepassing.

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Een herstelsanctie strekt ertoe de houder van kinderopvang, een peuterspeelzaal, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang te bewegen de geconstateerde overtreding te beëindigen en/of herhaling van de overtreding te voorkomen. Wanneer het college een herstelsanctie oplegt, krijgt de houder een hersteltermijn. Om te beoordelen of de overtredingen zijn beëindigd, voert de GGD na afloop van de hersteltermijn een nader onderzoek uit. Als de overtredingen niet zijn beëindigd zet het college in principe de volgende stap in het handhavingtraject.

In een herstellend traject zijn de volgende stappen te onderscheiden:

Stap 1: schriftelijke aanwijzing (artikelen 1.65, eerste lid en 2.23, eerste lid van de Wko)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich kinderdagopvang, buitenschoolse opvang, een peuterspeelzaal, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang bevindt dat de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen1, 2 en 3, of hoofdstuk 2, afdeling 2, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, kan de houder een schriftelijke aanwijzing geven.

In een aanwijzing wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de inspectiedomeinen zoals opgenomen in het bij deze beleidsregels behorende prioriteitenoverzicht.

Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan

kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel opdracht geven voor een herinspectie.

Is de overtreding niet beëindigd, dan kan een volgende stap worden ingezet.

Stap 2: last onder bestuursdwang of last onder dwangsom (artikel 125, tweede lid Gemeentewet en artikel 5:32 Awb)

De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet.

In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen

(op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden.

De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.

De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellend traject te zetten.

De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.

Stap 3: exploitatieverbod (artikelen 1.66 en 2.24 Wko)

Het college kan de houder verbieden kinderopvang, een peuterspeelzaal, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang in exploitatie te nemen dan wel de exploitatie voort te zetten.

Dit kan het college in de volgende gevallen:

  • zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is;

  • als een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet.

  • Stap 4: verwijdering uit het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen (artikelen 1.47a,

    eerste lid en 2.4a, eerste lid van de Wko en artikel 8, eerste lid en artikel 14, eerste lid van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)

Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het register kinderopvang of het register peuterspeelzaalwerk kan verwijderen:

  • indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal exploiteert;

  • indien uit een GGD-inspectie of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 dan wel hoofdstuk 2, afdeling 2, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften.

Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, dient de exploitatie te zijn gestaakt en gestaakt te blijven. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang of peuterspeelzaalwerk en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is de bestuurlijke boete (artikelen 1.72, eerste lid en 2.28, eerste lid, van de Wko).

Als het college gebruik maakt van zijn bevoegdheid, legt het in het geval van een overtreding als richtlijn een boete ter hoogte van het in het prioriteitenoverzicht genoemde bedrag op.

Uitzondering op het laatste is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht wordt gehalveerd. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 2

In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd.

Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling.

Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.

Artikel 3

De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voldaan moet worden staan in de wet- en regelgeving. Een opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte modelrapporten.

Artikel 4

Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting op hoofdstuk 2 hierboven.

Artikel 5

Indien er geen sprake is van kinderopvang in de zin van de wet, bijvoorbeeld omdat er geen kinderen (meer) worden opgevangen, zal de betreffende voorziening uit het register worden verwijderd.

Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Het college kan een boete opleggen als sprake is van de volgende overtredingen:

  • 1.

    De bij of krachtens hoofdstuk 1, afdeling 3 en hoofdstuk 2, afdeling 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gestelde eisen, en

  • 2.

    overige overtredingen; de overige in artikelen 1.72, eerste lid en 2.28, eerste lid Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen genoemde overtredingen.

Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete

Eerste lid

In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag.

Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen afstemt op de prioritering van de overtreden inspectiedomeinen. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lage(re) prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.

Mede gelet op het in artikelen 1.72 en 2.28 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de in de bijlage opgenomen bedragen.

Tweede lid

Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen.

Het college is op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht gehouden de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.

Artikel 8 Recidive

Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring.

In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college de boete met 50%.

Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, peuterspeelzaal of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd.

Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van tweemaal het in het prioriteitenoverzicht opgenomen boetebedrag.

Artikel 9 Matiging

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

Prioriteiten overzicht behorend bij de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Capelle aan den IJssel 2016

Inspectiedomeinen

Pedagogisch klimaat (beleid, praktijk, voorschoolse educatie) - prioriteit: hoog

Inspectie-items:

  • Pedagogisch beleidsplan aanwezig en voldoet aan criteria

  • Pedagogisch beleidsplan wordt uitgevoerd

  • Emotionele veiligheid wordt gewaarborgd

  • Er wordt gewerkt conform het pedagogisch beleidsplan

  • Vierogenprincipe wordt toegepast

  • Indien van toepassing: aan VVE-eisen wordt voldaan (aantal uur, beroepskracht-kindratio, groepsgrootte, beroepskwalificatie, opleidingsplan, VVE-programma)

Personeel en groepen (VOG, passende beroepskwalificatie, vrijwilligersbeleid (alleen van toepassing bij peuterspeelzalen), opvang in groepen, beroepskracht-kindratio , gebruik van voorgeschreven voertaal) - prioriteit: hoog

Inspectie-items:

  • VOG conform voorschriften

  • Beroepskwalificatie/opleidingsfase

  • Stamgroepen (omvang, informatie aan ouders)

  • Beroepskracht-kindratio (juiste ratio, achtervang, aantal aanwezige volwassenen)

  • Nederlandse taal

Veiligheid en gezondheid (risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid, meldcode kindermishandeling, vierogenprincipe ) - prioriteit: hoog

Inspectie-items:

  • Risico-inventarisatie actueel en voldoet aan criteria

  • Meldcode vastgesteld, voldoet aan criteria en wordt toegepast

  • Vierogenprincipe wordt toegepast

Accommodatie en inrichting (binnenruimte, buitenspeelruimte) - prioriteit: gemiddeld

Inspectie-items:

  • Vaste groepsruimte, voldoende binnenspeelruimte, passend ingericht, indien van toepassing slaapruimte

  • Voldoende en toegankelijke buitenspeelruimte, passend ingericht

Ouderrecht (informatie, oudercommissie, klachten) - prioriteit: laag

Inspectie-items:

  • Informatie over beleid en publicatie inspectierapport

  • Oudercommissie aanwezig (bij > 50 kinderen/gastouders), reglement, werkwijze

  • Aansluiting bij Geschillencommissie Kinderopvang

Kwaliteit gastouderbureau - prioriteit: gemiddeld

Inspectie-items:

  • Voldoet aan kwaliteitscriteria

  • Administratie voldoet

Overige overtredingen - prioriteit: hoog

  • Aanbieden kinderopvang zonder schriftelijke overeenkomst

  • Schenden medewerkingsplicht artikel 5:20 Awb

  • Exploitatie zonder toestemming college

  • Niet opvolgen van aanwijzing/bevel

  • Overtreden exploitatieverbod

  • Niet (onverwijld) melden van wijzigingen

Richtlijn hersteltermijn

Prioritering

Hersteltermijn (maximaal)

Hoog

14 dagen

Gemiddeld

2 maanden

Laag

6 maanden

Richtlijn boete- en dwangsombedrag

Prioritering

Boete- en dwangsombedrag

Hoog

€ 1.000,- tot € 8.000,-

Gemiddeld

€ 750,- tot € 3.000,-

Laag

Maximaal € 1.500,-

Naar boven