Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Gooise Meren 2016

De gemeenteraad Gooise Meren

Gelezen het voorstel van 9348,

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, [eerste, tweede,] derde en zevende lid, [2.1.5, eerste lid,] 2.1.6, [2.1.7, 2.3.6, vierde lid,] en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

gezien het advies van de commissie Sociaal Domein;

overwegende dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven; dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan; dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen; dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende:

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2016 gemeente Gooise Meren.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanbieder: natuurlijke persoon of rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren

  • b.

    Aanvraag: een aanvraag zoals bedoeld in artikel 2.3.5 van de Wet.

  • c.

    Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die in de reguliere handel verkrijgbaar is, en die niet speciaal voor mensen met een beperking bedoeld is, niet aanzienlijk duurder is dan vergelijkbare producten met hetzelfde doel en past bij het naar geldende maatschappelijke normen gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend.

  • d.

    Algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning.

  • e.

    Beschermd wonen: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • f.

    Bijdrage: een bijdrage in de kosten van een voorziening als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet.

  • g.

    Calamiteit: niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van een voorziening en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een cliënt heeft geleid.

  • h.

    Cliënt: persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of een persoonsgebonden budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de wet.

  • i.

    Clientondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen.

  • j.

    Geweld bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening: seksueel binnendringen van het lichaam van of ontucht met een cliënt, alsmede lichamelijk en geestelijk geweld jegens een cliënt, door een beroepskracht dan wel door een andere cliënt met wie de cliënt gedurende het etmaal of een dagdeel in een accommodatie van een aanbieder verblijft.

  • k.

    Huiselijk geweld: lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld of bedreiging daarmee door iemand uit de huiselijke kring.

  • l.

    Kostprijs: De prijs waarvoor de gemeente de voorziening heeft ingekocht bij de aanbieder of leverancier met daarin begrepen onderhoudskosten.

  • m.

    Maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:

    • 1.

      ten behoeve van zelfredzaamheid; daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,

    • 2.

      ten behoeve van participatie; daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,

    • 3.

      ten behoeve van beschermd wonen en opvang.

  • a.

    Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.

  • b.

    Melding: melding aan het college zoals bedoeld in artikel 2.3.2 eerste lid van de wet.

  • c.

    Opvang: onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • d.

    Participatie: het deelnemen aan het maatschappelijke verkeer.

  • e.

    Persoonsgebonden budget: bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en/of andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden afneemt.

  • f.

    Sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt.

  • g.

    Vertegenwoordiger: een persoon of rechtspersoon die een cliënt vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.

  • h.

    Voorliggende voorziening: Een voorziening die voor gaat op een maatwerkvoorziening, waar cliënt gebruik van kan maken en die leidt tot het beoogde resultaat.

  • i.

    Vrijwilligerszorg; zorg dat in enig georganiseerd verband onverplicht en onbetaald (met uitzondering van onkostenvergoedingen) wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving.

  • j.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • k.

    Woningaanpassing: bouwkundige op woontechnische ingreep in of aan de woonruimte

  • l.

    Zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.

Artikel 2. De verantwoordelijkheid van het college

  • 1.

    Het college ondersteunt inwoners bij het nemen van eigen verantwoordelijkheid.

  • 2.

    Het college ondersteunt en draagt zorg voor de zelfredzaamheid en participatie van ingezetenen.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor beschermd wonen.

  • 4.

    Het college draagt zorg voor opvang.

  • 5.

    Het college draagt zorg voor de kwaliteit en de continuïteit van de voorzieningen.

Artikel 3. De melding

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2.

    Een melding zoals bedoeld in artikel 2.3.2 eerste lid van de wet kan schriftelijk, mondeling, telefonisch of digitaal worden gedaan bij de gemeente.

  • 3.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk of per e-mail.

  • 4.

    Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

  • 5.

    Het college wijst de cliënt, diens vertegenwoordiger en/of mantelzorger voorafgaand aan het onderzoek bedoeld in artikel 2.3.2 eerste lid van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van kosteloze cliëntondersteuning.

Artikel 4. Het onderzoek

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie.

  • 2.

    Indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, voert het college in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uit. Het college onderzoekt:

    • a.

      de behoefte die voorkomt uit de wensen, persoonskenmerken, veiligheid, ontwikkeling, gezinssituatie en mogelijkheden van cliënt.

    • b.

      de draagkracht en steunbehoefte van de eventuele mantelzorger van cliënt en de belasting die deze ervaart bij de zorg voor de cliënt;

    • c.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • d.

      de mogelijkheden om op eigen kracht en/of met behulp van anderen in eigen oplossingen te voorzien;

    • e.

      de mogelijkheid om door middel van (algemene)voorzieningen het gewenste resultaat te bereiken;

    • f.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van jeugdhulp, zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en/of inkomen;

    • g.

      indien van toepassing: of en welke bijdragen in de kosten de cliënt zal zijn verschuldigd;

    • h.

      de mogelijkheden die er bestaan om de voorziening af te nemen en de gevolgen daarvan;

    • i.

      indien aan het college overhandigd: het persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2 van de Wmo;

    • j.

      andere aspecten die in het kader van het onderzoek noodzakelijk zijn.

  • 3.

    Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van het onderzoek en/of het gesprek.

  • 4.

    Het college informeert de cliënt of diens vertegenwoordiger over de gang van zaken tijdens het onderzoek en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 5.

    Het college is bevoegd om in het kader van het onderzoek de cliënt of diens vertegenwoordiger op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen, rekening houdend met de in de persoon gelegen mogelijkheden en/of beperkingen.

  • 6.

    De cliënt of diens vertegenwoordiger is verplicht om aan het college of de door hen aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het onderzoek.

  • 7.

    Het college borgt bij het verrichten van het onderzoek een integrale aanpak ten aanzien van de domeinen jeugdhulp, onderwijs, zorg, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen en politie en justitie.

  • 8.

    Tijdens het onderzoek wordt aan de cliënt medegedeeld welke mogelijkheden er bestaan ten aanzien van de oplossingsrichting, inclusief de wijze van bekostigen.

  • 9.

    Wanneer er sprake is van een situatie waarin de veiligheid van cliënt en/of zijn/haar gezinsleden in het geding is, en/of wanneer een gerechtelijke uitspraak dit voorschrijft, kan dit artikel buiten toepassing worden gelaten.

Artikel 5. De vastlegging van het onderzoek

  • 1.

    Het college verstrekt de cliënt of diens vertegenwoordiger een weergave van de uitkomsten van het onderzoek.

  • 2.

    Cliënt of diens vertegenwoordiger kan feitelijke gegevens corrigeren en kan zijn/haar opmerkingen bij het onderzoeksverslag kenbaar maken. Correcties en opmerkingen worden aan het onderzoeksverslag toegevoegd.

Artikel 6. De aanvraag

  • 1.

    De aanvraag zoals bedoeld in artikel 1 lid 2 moet schriftelijk plaatsvinden, hiertoe wordt een vastgesteld aanvraagformulier beschikbaar gesteld.

  • 2.

    Het college beoordeelt de aanvraag op basis van het in artikel 4 omschreven onderzoek.

  • 3.

    Het besluit op de aanvraag is zo nodig afgestemd op de domeinen jeugdhulp, onderwijs, zorg, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen en politie en justitie.

Artikel 7. Toekenning van een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    • a.

      ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, of;

    • b.

      ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en;

    • c.

      indien de cliënt naar het oordeel van het college deze beperkingen of problemen niet kan compenseren door gebruik te maken van eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg, hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, vrijwilligerszorg, algemene voorzieningen, voorliggende voorzieningen.

  • 2.

    De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 4 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan:

    • a.

      het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, of

    • b.

      het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld op basis van eigen kracht terug te keren naar de eigen leefomgeving, of

    • c.

      het voorzien in de behoefte van de cliënt aan opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 3.

    Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie geldt dat een cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt als:

    • a.

      de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs niet vermijdbaar was, en

    • b.

      de voorziening voorzienbaar was, maar van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt.

  • 4.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of;

    • b.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 5.

    Indien meerdere voorzieningen als passend aan te merken zijn, kent het college de goedkoopst compenserende voorziening toe.

Artikel 8. Waardering mantelzorgers

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat de cliënt aan wie mantelzorg wordt verleend, zijn mantelzorgers jaarlijks een blijk van waardering kan verlenen (mantelzorgcompliment).

  • 2.

    De cliënt kan voor het verlenen van een blijk van waardering, hiervoor een aanvraag indienen bij het college.

  • 3.

    Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.

Artikel 9. De inhoud van de beschikking

  • 1.

    Bij het treffen van een voorziening legt het college in ieder geval de volgende onderdelen bij beschikking vast:

    • a.

      de conclusies uit het onderzoek;

    • b.

      de resultaten die cliënt wenst te bereiken

    • c.

      de duur van de voorziening;

    • d.

      welke voorziening(en) het college treft om het resultaat te bereiken;

    • e.

      in welke vorm de voorziening wordt verstrekt;

    • f.

      of er sprake is van een tussentijdse evaluatie en de wijze waarop dit plaatsvindt;

    • g.

      de voorwaarden waaronder de voorziening is verstrekt;

    • h.

      de wijze waarop bezwaar gemaakt kan worden tegen de beschikking.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt tevens in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • b.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen; en

    • c.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 3.

    Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 10. Vaststelling vorm van maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college verstrekt de maatwerkvoorziening in natura.

  • 2.

    Het college verstrekt, indien cliënt dit wenst, een persoonsgebonden budget indien:

    • a.

      de cliënt de aan het persoonsgebonden budget verbonden taken en verantwoordelijkheden op verantwoorde wijze kan uitvoeren en op zich kan nemen;

    • b.

      de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget geleverd wenst te krijgen;

    • c.

      het college van oordeel is dat de in te kopen maatwerkvoorziening veilig, doeltreffend en cliëntgericht is en effectief bijdraagt aan het te bereiken resultaat.

  • 3.

    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid van de wet, verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 4.

    De maximale omvang van het persoonsgebonden budget wordt op maat vastgesteld en wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende voorziening in natura.

  • 5.

    Het persoonsgebonden budget is toereikend voor de aanschaf van de maatwerkvoorziening, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.

  • 6.

    Het college regelt de manier waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld in de nadere regels die behoren bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning Gooise Meren 2016.

Artikel 11. Bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Overeenkomstig het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, is de cliënt een bijdrage in de kosten verschuldigd.

  • 2.

    De omvang van de verschuldigde bijdrage in de kosten voor maatwerkvoorzieningen zoals bedoeld in artikel 7 lid 2, onder a wordt vastgesteld op de maximale bijdrage binnen de kaders van artikel 3.1 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 3.

    De omvang van de verschuldigde bijdrage in de kosten voor maatwerkvoorzieningen zoals bedoeld in artikel 7 lid 2, onder b en c worden vastgesteld op de maximale bijdrage binnen de kaders van artikel 3.10 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 4.

    Het Centraal Administratie Kantoor stelt de eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen zoals benoemd in artikel 7 lid 2 a en b vast en int deze.

  • 5.

    Het college stelt de bijdrage voor opvang zoals benoemd in artikel 7 lid 2, onder c vast en int deze.

  • 6.

    Het college stelt nadere regels vast ten aanzien van de vaststelling en de inning van de eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen zoals genoemd in artikel 7 lid 2, onder b en c.

Artikel 12. Bijdrage in de kosten van een algemene voorziening

  • 1.

    Voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntenondersteuning, kan de cliënt een bijdrage in de kosten verschuldigd zijn. Dit kan worden bepaald door de instelling die de algemene voorziening biedt.

  • 2.

    De instellingen stellen de hoogte van de bijdrage in de kosten vast en innen deze. De instellingen informeren het college over de hoogte van de bijdragen en de wijze van inning.

  • 3.

    De hoogte van de bijdrage in de kosten wordt bepaald aan de hand van de kostprijs van deze voorziening. De kostprijs van de voorziening geldt als maximum voor de bijdrage in de kosten.

Artikel 13. Wijziging situatie

Onverminderd artikel 2.3.8 van de Wet, doet cliënt of diens vertegenwoordiger uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op een beslissing van het college op een aanvraag.

Artikel 14. Heronderzoek

Onverminderd artikel 2.3.9 van de Wet kan het college een heronderzoek instellen om vast te stellen of er aanleiding is om de beslissing te heroverwegen.

Artikel 15. Intrekking en beëindiging

Onverminderd artikel 2.3.10 van de Wet kan het college een beslissing aangaande een voorziening, geheel of gedeeltelijk intrekken en beëindigen indien:

  • a.

    niet of niet langer is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    op grond van onjuiste gegevens beschikt is en gebleken is dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

Artikel 16. Terugvordering

Onverminderd artikel 2.4.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning, kan indien het recht op een voorziening is ingetrokken, op basis daarvan geheel of gedeeltelijk de geldswaarde van de ten onrechte genoten voorziening in natura of het ten onrechte genoten geldbedrag worden teruggevorderd.

Artikel 17. Kwaliteit

  • 1.

    De aanbieder van een voorziening draagt er zorg voor dat de voorziening van goede kwaliteit is.

  • 2.

    Een maatwerkvoorziening wordt in elk geval:

    • a.

      veilig, doeltreffend, doelmatig, gebruiksvriendelijk en cliëntgericht verstrekt;

    • b.

      afgestemd op de reële behoefte van de cliënt en op andere vormen van zorg of hulp die de cliënt ontvangt;

    • c.

      verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaard;

    • d.

      verstrekt met respect voor en met inachtneming van de aanspraken van de cliënt.

Artikel 18. Verhouding tussen prijs en kwaliteit van maatwerkvoorzieningen

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met:

  • a.

    de kwaliteitseisen van de voorziening;

  • b.

    deskundigheid van beroepskrachten;

  • c.

    het handelen volgens professionele standaarden;

  • d.

    arbeidsvoorwaarden passend bij de vereiste vaardigheden van beroepskrachten en de zwaarte van de functie;

  • e.

    de eisen rondom duurzaamheid van de voorziening;

  • f.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • g.

    de reële kostprijs van de voorziening.

Artikel 19. Monitoring

Het college verzamelt, ter bevordering van de kwaliteit en de continuïteit van voorzieningen, systematisch informatie over:

  • a.

    de ervaringen bij de toegekende voorzieningen;

  • b.

    de mate waarop de toegekende voorzieningen bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie van cliënten;

  • c.

    in hoeverre de resultaten uit de beschikkingen daadwerkelijk bereikt worden.

Artikel 20. Melding klachten

  • 1.

    Voor de afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op gedragingen jegens cliënt van het college of de voor haar werkzame personen bij de afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in artikel 1 van deze verordening, hanteert het college de bestaande klachtenprocedure zoals omschreven in hoofdstuk 9 van de Awb.

  • 2.

    Onverminderd artikel 3.2 van de Wmo stellen aanbieders met wie de gemeente een contract heeft gesloten of aan wie subsidie is verleend, een effectieve en laagdrempelige regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van gedragingen jegens een cliënt en de uitvoering/levering van de voorziening.

Artikel 21. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders met wie de gemeente een contract heeft gesloten of aan wie subsidie is verleend, stellen een effectieve en laagdrempelige regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn en voor zover het diensten in het kader van voorzieningen betreft, niet zijnde hulpmiddelen of (woning)aanpassingen.

  • 2.

    Lid 1 is niet van toepassing indien de aanbieder de taken in het kader van de Wmo dienstverlening laat uitvoeren door minder dan tien personen.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 22. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over de afwikkeling daarvan en het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Artikel 23. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college betrekt ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 24. Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het bepaalde in deze verordening.

Artikel 25. Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de bedragen, neergelegd in de op deze verordening berustende nadere regels, verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau van de Statistiek en de NEA-index.

Artikel 26. Hardheidsclausule

Het college kan de bepalingen in deze verordening ten gunste van de cliënt buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang dat deze verordening beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 28. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Gooise Meren 2016.

Artikel 27. Inwerkingtreding en overgangsbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking één dag na publicatie

  • 2.

    Met ingang van de inwerkingtreding van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Gooise Meren 2016wordt de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeenten Naarden, Muiden en Bussum 2015 ingetrokken.

  • 3.

    Een besluit, genomen op grond van de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning 2015, blijft na inwerkingtreding van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Gooise Meren 2016, voor de duur van dat besluit van kracht, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 4.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 5.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning 2015, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Gooise Meren, gehouden op datum

de griffier

de voorzitter

Naar boven