Verordening verrekening bestuurlijke boete Gooise Meren 2016

De gemeenteraad Gooise Meren

Gelezen het voorstel van 9348,

gelet op artikel 8, eerste lid, onder d, van de Participatiewet,

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende:

Verordening verrekening bestuurlijke boete Gooise Meren 2016

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de Participatiewet;

  • b.

    Verrekenen: verrekening als bedoeld in artikel 60, vierde lid, van de Participatiewet.

Artikel 2. De uitoefening van de bevoegdheid tot verrekening

Het college verrekent het openstaande boetebedrag met de algemene bijstand gedurende de eerste drie maanden na dagtekening van het besluit tot oplegging van een recidiveboete zonder dat het bepaalde in artikel 4:93, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in acht wordt genomen.

Artikel 3. Zeer dringende redenen

In afwijking van artikel 2 verrekent het college de openstaande recidiveboete met inachtneming van artikel 4:93, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht voor zover er, gelet op de omstandigheden, sprake is van zeer dringende redenen.

Artikel 4. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening verrekening bestuurlijke boete Gooise Meren 2016.

Artikel 5. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op <…> 2016

  • 2.

    Met ingang van de inwerkingtreding van de verordening verrekening bestuurlijke boete Gooise Meren 2016.wordt de Verordening verrekening bestuurlijke boete Naarden, Muiden, Bussum 2015 ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Gooise Meren, gehouden op datum

de griffier

de voorzitter

Algemene toelichting

Sinds 1 januari 2013 is de Wet aanscherping handhaving- en sanctiebeleid SZW-wetgeving van kracht. Met deze wet kreeg het college de plicht om een boete op te leggen als sprake is van schending van de inlichtingenplicht. De eerdere bevoegdheid om een maatregel in deze situatie op te leggen is verdwenen. De hoogte van de boete is daarbij in beginsel gelijk aan het bedrag dat belanghebbende teveel aan bijstand heeft ontvangen.

Is sprake van herhaling van het schenden van de inlichtingenplicht (recidive) dan wordt deze boete verhoogd tot 150% van het teveel ontvangen bedrag. Naast deze verhoging krijgt het college daarbij ook de bevoegdheid om in de eerste drie maanden na oplegging van de boete de bijstand volledig te verrekenen met de openstaande boetevordering.

De gemeente maakt gebruik van deze bevoegdheid omdat er sprake is van recidive. Dat betekent dat een persoon voor een tweede of volgende keer niet aan de inlichtingenverplichting heeft voldaan. Bij de eerste overtreding wordt namelijk al gewezen op het feit dat bij een volgende overtreding er geen rekening wordt gehouden met de beslagvrije voet. Degene die de verplichting heeft overtreden was dus op de hoogte en heeft zelf de keuze gemaakt opnieuw te frauderen.

De verordening regelt alleen de verrekening van de bijstandsgerechtigden, die te maken krijgen met een door het college zelf opgelegde recidiveboete. Is de recidiveboete opgelegd op het moment dat belanghebbende elders bijstand ontvangt, dan kan het boete opleggende college het bijstandsverstrekkende college verzoeken om conform de regels van het boete opleggende college tot verrekening over te gaan. Mocht belanghebbende tussentijds het bijstandsverstrekkende college verzoeken de beslagvrije voet alsnog te respecteren, dan is het college bij de verrekening daaraan gehouden.

Naar boven