Gemeente Stadskanaal: Beleidsregels Paasvuren

 

Burgemeester en wethouders van de gemeente Stadskanaal;

 

overwegende dat het wenselijk is beleidsregels op te stellen met betrekking tot het verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen en paasvuren op grond van artikel 5.5.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Stadskanaal 2008;

 

besluiten:

 

gelet op de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht, artikel 5.5.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Stadskanaal 2008 en de artikelen 10.2 en 10.63 van Wet milieubeheer;

 

vast te stellen de Beleidsregels Verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen/paasvuren 2015.

 

1. Inleiding en overwegingen

Medio 2000 was het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer voornemens om een absoluut stookverbod op branden in de Wet milieubeheer (Wm) op te nemen, zonder ontheffingsmogelijkheid voor het college van burgemeester en wethouders. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten maakte zich echter hard voor een dergelijke ontheffingsmogelijkheid. De Tweede Kamer was het hiermee eens en drong er daarom bij amendement, bij de toenmalige minister, op aan om de mogelijkheid tot het verlenen van een ontheffing bij wet vast te stellen. Dit amendement leidde tot een aanpassing van het wetsvoorstel, waarin uitdrukkelijk een ontheffingsmogelijkheid voor het college werd opgenomen. Was dit niet gebeurd, dan was het niet meer mogelijk geweest om, onder andere, paasvuren op te richten. Als wij willen dat dit folkloristische gebeuren door moet kunnen gaan, moeten wij beleid vaststellen dat het mogelijk maakt om ontheffingen, voor het oprichten van paasvuren, te verlenen.

 

1.1. Milieuhygiënische effecten

Het verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen gebeurt niet onder ideale omstandigheden. Een onvolledige verbranding door een te lage temperatuur is het gevolg, waardoor er aanzienlijk meer schadelijke stoffen ontstaan. Het betreft NOx, SOx, CO, CO2, CH4, PAK's, kwik en roet. Ook blijven onverbrande resten achter op de bodem. De uitstoot van deze stoffen neemt met een factor 100 à 1.000 toe in vergelijking met een afvalverbrandingsinstallatie.

De milieuhygiënische effecten van eventuele meeverbrande verontreinigingen zijn niet te bepalen, want die is sterk afhankelijk van samenstelling van de verontreiniging. Ook hier geldt dat een onvolledige verbranding leidt tot een verhoogde uitstoot van schadelijke stoffen.  

Al met al draagt het verbranden van (snoei)hout en afval bij aan milieuproblemen als verzuring (NOx, SOx), het broeikaseffect (CO, CO2, CH4), lokale milieuhygiënische gevaren als verspreiding van (sterk) kankerverwekkende stoffen (PAK's) en/of hindereffecten als prikkelende ogen, slijmvorming, hoofdpijn en misselijkheid. Ook is er nog een toxisch effect als kwik in de omgeving wordt verspreid. Reden genoeg om een zéér terughoudend ontheffingenbeleid te hanteren.

 

1.2. Paasvuren

Van oudsher branden met Pasen de paasvuren in Noord- en Oost-Nederland. Dit soort (meestal) openbare en sociale houtvuren maakt deel uit van het stelsel van "jaarvuren" in Europa. In heel Europa worden op hoogtijdagen in diverse seizoenen vuren gebrand, die naar het tijdstip van ontsteken hun naam kregen.

Paasvuren zijn in onze regio een echte traditie en hebben een cultureel, openbaar en sociaal karakter. Het is een levend erfgoed dat gekoesterd moet worden. Paasvuren dienen daarom anders behandeld te worden dan het "normaal" ontsteken van vuur.

 

Artikel 1 Definities

a. Paasvuur: het houden van een vreugdevuur op eerste of tweede paasdag om uiting te geven aan een oude traditie.

 

Artikel 2 Voorwaarden en uitsluitingen

  • a.

    Alleen voor het opbouwen en ontsteken van een paasvuur, bestaande uit takken- en snoeihout, kan ontheffing worden verleend.

  • b.

    Andere vreugdevuren of verbrandingen van afvalstoffen buiten inrichtingen worden niet toegestaan.

     

Artikel 3 Ontheffingscriteria

Gezien de huidige praktijk en traditie is het wenselijk om ontheffing te kunnen verlenen voor het oprichten van een paasvuur.

  • 1.

    Alleen voor/in de volgende plaatsen/wijken kan een ontheffing worden aangevraagd en verleend:

    • -

      Onstwedde.

    • -

      Kopstukken.

    • -

      Cereswijk.

  • 2.

    De volgende criteria zijn ontwikkeld om een duidelijk afwegingskader te creëren:

    • a.

      Er mag alleen takken- en snoeihout worden verbrand. Dit betekent dat wortels en boomstammen niet mogen worden verbrand.

    • b.

      Binnen de bebouwde kom mag het takken- en snoeihout niet worden verbrand.

  • 3.

    De Veiligheidsregio/Brandweer kan aanvullende criteria stellen.

     

Artikel 4 Procedure

De volgende procedure voor het verlenen van een ontheffing wordt toegepast:

  • 1.

    De aanvraag om ontheffing kan alleen schriftelijk, via een daartoe vastgesteld formulier, bij de gemeente worden gedaan. Hierbij dient een tijdsperiode voor verbranden, de hoeveelheid te verbranden takken- of snoeihout en de locatie waar het vuur zal worden gestookt te worden aangegeven. Bovendien dient naam, adres, plaats van de aanvrager etc. te worden vermeld.

  • 2.

    Vervolgens wordt een schriftelijke ontheffing opgesteld. Hieraan worden specifieke voorschriften verbonden om de bescherming van het milieu te waarborgen. Wel dient bij elke aanvraag gekeken te worden naar de situatie en een eventueel aangepast voorschriftenpakket.

  • 3.

    Vervolgens wordt de aanvrager van de ontheffing schriftelijk op de hoogte gebracht van het besluit en de daarbij behorende voorschriften.

  • 4.

    Deze schriftelijke ontheffing wordt verzonden naar de brandweer, de politie en de afdeling ROB - Beheer & Infra.

     

Artikel 5 Ontheffingsvoorschriften

Aan de ontheffing wordt een aantal eisen verbonden dat er toe leidt dat de nadelige milieuhygiënische effecten en veiligheidsrisico’s worden beperkt. Per situatie kunnen aanvullingen op de basis ontheffingsvoorschriften worden opgenomen.

Per aanvraag/ontheffing zal een advies aan de Veiligheidsregio/Brandweer worden gevraagd. De daaruit voortvloeiende criteria en voorschriften worden verbonden aan de ontheffing.

 

Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking één dag na bekendmaking ervan.

  • 2.

    Op dat tijdstip vervalt de Notitie "Ontheffingenbeleid verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen", in werking getreden op 8 juli 2004.

  • 3.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels Paasvuren.

 

Vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 22-12-2015.

 

Burgemeester en wethouders

 

de heer G.J. van der Zanden

mevrouw B.A.H. Galama

secretaris

burgemeester

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Naar boven