GEMEENTEBLADOfficiële uitgave van gemeente Renkum.Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Renkum 2015De raad van de gemeente Renkum;gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 oktober 2014;gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet;gezien het advies van de commissie Inwoners d.d. 10 november 2014;besluit vast te stellen de Verordening individuele inkomenstoeslag Gemeente Renkum 2015.Artikel 1 BegrippenIn deze verordening wordt verstaan onder:
1.Inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet, en de algemene bijstand; 2.Peildatum: datum waartegen een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt;3.Referteperiode: periode van 36 aaneengesloten maanden voorafgaand aan de peildatum;4.WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten5.WSF 2000: Wet Studiefinanciering
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.Artikel 2 Indienen verzoekEen verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.Artikel 3 Langdurig laag inkomen
1.Een persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 105% van de toepasselijke bijstandsnorm.2.Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolgde de artikelen 11 of 13 eerste lid, van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.3.Voor toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.
Artikel 4 Hoogte individuele inkomenstoeslag
1.De individuele inkomenstoeslag bedraagt:
a.Voor gehuwden: 39% van de toepasselijke echtparennorm;b.Voor de alleenstaande ouder: 39% van 90% van de toepasselijke echtparennorm;c.Voor de alleenstaande: 39% van de toepasselijke alleenstaandennorm;d.Voor de kostendeler: 39% van de toepasselijke norm voor de kostendeler;e.Voor mensen die in een inrichting verblijven: 39% van de toepasselijke norm.
2.De bedragen die ontstaan uit de berekening van het eerste lid, worden naar boven afgerond op hele euro’s.3.Voor toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.
Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel
1.Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Langdurigheidstoeslag 2012.2.Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Renkum 2015.
OndertekeningAldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Renkum op 26 november 2014De griffier, De voorzitter,J.I.M. Le Comte J.P. GebbenToelichtingAlgemeenAan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, bedoeld ter voorziening inde algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van een component reservering,in beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op eenminimuminkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geenenkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden isbij de invoering van de Wet werk en bijstand (hierna: WWB) in 2004 de langdurigheidstoeslag inhet leven geroepen. Sinds 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd. Ook is delangdurigheidstoeslag sinds die datum een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand.Per 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Sindsdien ishet verlenen van de toeslag geen gebonden bevoegdheid meer, maar een discretionairebevoegdheid. Dit betekent dat het college een individuele inkomenstoeslag kan verlenen als eenpersoon voldoet aan de voorwaarden daarvoor.Vast te leggen regels in verordeningDe individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is eeninkomensondersteunende maatregel voor bepaalde personen die langdurig een laag inkomenhebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht hebben opinkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet). Bij verordening moeten regelsvastgesteld worden over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36van de Participatiewet. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waaropinvulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’.Op grond van deze verordening is geen sprake van een laag inkomen bij een inkomen hoger dan105% van de toepasselijke bijstandsnorm. Daarnaast moet bij verordening de hoogte van deindividuele inkomenstoeslag bepaald worden.Het college kan in (wet interpreterende) beleidsregels aangeven wanneer sprake is van 'geenuitzicht op inkomensverbetering'. Gelet op de tekst van artikel 8, tweede lid, van de Participatiewethoeft dit criterium niet te worden vastgelegd in de verordening. Bij de beoordeling van hetcriterium 'geen uitzicht op inkomensverbetering' moet het college rekening houden met deomstandigheden van de persoon. In artikel 36, tweede lid, van de Participatiewet is bepaald dat totdie omstandigheden in ieder geval worden gerekend:- de krachten en bekwaamheden van de persoon, en- de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.OvergangsrechtPer 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Het is nietnodig om in deze verordening overgangsrecht op te nemen met betrekking tot eerder verstrektelangdurigheidstoeslagen, omdat artikel 78z van de Participatiewet voorziet in algemeenovergangsrecht met betrekking tot de wijzigingen in de Participatiewet als gevolg van deinwerkingtreding van de Invoeringswet Participatiewet en de Wet maatregelen WWB op 1 januari2015. De individuele inkomenstoeslag en voorheen de langdurigheidstoeslag worden immerstoegekend tegen een peildatum. Zaken die na de peildatum gebeuren hebben geen betekenis voorhet recht op een dergelijke toeslag. Wie op een datum gelegen vóór 1 januari 2015 op basis van detoepasselijke verordening recht had op langdurigheidstoeslag, behoudt dat onverkort, ongeacht ofhij voldoet aan de voorwaarden die per 1 januari 2015 zijn gesteld in artikel 36 van deParticipatiewet en deze verordening. Toekenning van het recht op individuele inkomenstoeslagtegen een datum gelegen op of ná 1 januari 2015 is uitsluitend mogelijk als wordt voldaan aan dein artikel 36 van de Participatiewet en deze verordening opgenomen voorwaarden.Wijziging leefvormDe leefvorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwd) van een persoon kan wijzigen binnende referteperiode. Dit is bijvoorbeeld het geval indien gehuwden individuele inkomenstoeslagaanvragen, maar zij over een gedeelte van de referteperiode als alleenstaande moeten wordenaangemerkt. Personen moeten dan ook over dat deel van de referteperiode aan de voorwaardenvoldoen om voor individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen. Gehuwden moeten immerszowel gezamenlijk als afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen.Artikelsgewijze toelichtingEnkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.Artikel 1. BegrippenBegrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijnvanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.InkomenMet inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet. Inafwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individueleinkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen. Bijzondere bijstand kan niet alsinkomen in aanmerking worden genomen. Aangezien individuele inkomenstoeslag een vorm vanbijzondere bijstand is, is het niet nodig expliciet te bepalen dat een eerder verstrekte individueleinkomenstoeslag buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vaststelling van het inkomen. Hetwordt niet wenselijk geacht een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag in aanmerking tenemen als inkomen, omdat dit het ongewenst effect kan hebben dat een persoon geen recht opeen individuele inkomenstoeslag heeft omdat hij een te hoog inkomen heeft gehad in dereferteperiode vanwege een eerder verstrekte toeslag. Wat voor een eerder verstrekte individueleinkomenstoeslag geldt, dat geldt ook voor een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag op grondvan de WWB zoals die luidde vóór 1 januari 2015.PeildatumDe peildatum is de datum waartegen een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt (artikel 1van deze verordening). Het gaat om de datum waarop een persoon langdurig een laag inkomenheeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van deParticipatiewet en, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht opinkomensverbetering heeft. De peildatum komt meestal overeen met de meldingsdatum. Depeildatum kan in beginsel niet liggen vóór de dag waarop een persoon zich heeft gemeld omindividuele inkomenstoeslag aan te vragen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Ditvolgt uit artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet.ReferteperiodeVerder is bepaald wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode van 36maanden voorafgaand aan de peildatum. Zie ook de toelichting bij artikel 3 onder ‘Langdurig’.Artikel 2. Indienen verzoekDe Wet maatregelen WWB heeft artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet dusdanig gewijzigddat een persoon een verzoek tot verlening van individuele inkomenstoeslag kan indienen. Voorheenwas de langdurigheidstoeslag alleen op aanvraag verkrijgbaar. Onder aanvraag wordt verstaan:een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Eenaanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 Awb).Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend,bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door hetcollege vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld inafdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) diewordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvragerbevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2,eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor debeslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen(artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet wordenaangemerkt als een verzoek om individuele inkomenstoeslag zoals bedoeld in artikel 36 van deParticipatiewet.Artikel 3. Langdurig laag inkomenVan belang bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, is wat onder ‘langdurig’ en onder‘laag’ wordt verstaan.LangdurigDe door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum, wordtaangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld in artikel 1 van deze verordening.Laag inkomenEen inkomen is laag als het niet hoger is dan 105% van de toepasselijke bijstandsnorm.De vraag of het inkomen van een persoon gedurende de referteperiode niet hoger is dan hetlangdurig lage inkomen van genoemd percentage van de toepasselijke bijstandsnorm, zal niet alte rigide mogen worden beoordeeld. Een marginale overschrijding van dit lage inkomen moetworden genegeerd.1 Gaat het inkomen van een persoon gedurende (een deel van) dereferteperiode de toepasselijke bijstandsnorm maandelijks met ongeveer € 5 of meer te boven,dan is geen sprake meer van een marginale overschrijding van de bijstandsnorm die niet aantoekenning van een individuele inkomenstoeslag in de weg staat. Er is immers geen sprake vaneen incidentele geringe overschrijding van de bijstandsnorm of van te verwaarlozen bedragen vanenkele eurocenten.2percentage van de toepasselijke bijstandsnorm, zal niet alte rigide mogen worden beoordeeld. Een marginale overschrijding van dit lage inkomen moetworden genegeerd.1 Gaat het inkomen van een persoon gedurende (een deel van) dereferteperiode de toepasselijke bijstandsnorm maandelijks met ongeveer € 5 of meer te boven,dan is geen sprake meer van een marginale overschrijding van de bijstandsnorm die niet aantoekenning van een individuele inkomenstoeslag in de weg staat. Er is immers geen sprake vaneen incidentele geringe overschrijding van de bijstandsnorm of van te verwaarlozen bedragen vanenkele eurocenten.21 Gaat het inkomen van een persoon gedurende (een deel van) dereferteperiode de toepasselijke bijstandsnorm maandelijks met ongeveer € 5 of meer te boven,dan is geen sprake meer van een marginale overschrijding van de bijstandsnorm die niet aantoekenning van een individuele inkomenstoeslag in de weg staat. Er is immers geen sprake vaneen incidentele geringe overschrijding van de bijstandsnorm of van te verwaarlozen bedragen vanenkele eurocenten.22Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslagIn dit artikel wordt de hoogte van de langdurigheidstoeslag geregeld. Er wordt uitgegaan van eenvast percentage (39%) van de toepasselijke bijstandsnorm (inclusief vakantiegeld). In lid 2 isbepaald dat het bedrag naar boven wordt afgerond in hele euro's.Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt tussen gehuwden,alleenstaande ouders, alleenstaanden, kostendelers en personen die in een inrichting verblijven.GehuwdenBij gehuwden moet in het oog worden gehouden dat het recht op individuele inkomenstoeslag degehuwden gezamenlijk toekomt. Worden personen op de peildatum als gehuwden aangemerkt, danmoeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van deParticipatiewet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geenrecht op individuele inkomenstoeslag.3 Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht opindividuele inkomenstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel36, eerste lid, van de Participatiewet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking vooreen individuele inkomenstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in artikelen 11 of13, eerste lid, van de Participatiewet genoemde gronden geen recht heeft op bijstand. Als slechts3 Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht opindividuele inkomenstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel36, eerste lid, van de Participatiewet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking vooreen individuele inkomenstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in artikelen 11 of13, eerste lid, van de Participatiewet genoemde gronden geen recht heeft op bijstand. Als slechts1 CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a., ECLI:NL:CRVB:2008:BE8918 en CRvB 15-02-2011, nr. 08/5141WWB, ECLI:NL:CRVB:2011:BP5532.CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a., ECLI:NL:CRVB:2008:BE8918 en CRvB 15-02-2011, nr. 08/5141WWB, ECLI:NL:CRVB:2011:BP5532.2 (CRvB 27-03-2012, nr. 10/2488 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BW0068 en CRvB 31-07-2012, nr. 12/1825 WWB,ECLI:NL:CRVB:2012:BX7178.(CRvB 27-03-2012, nr. 10/2488 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BW0068 en CRvB 31-07-2012, nr. 12/1825 WWB,ECLI:NL:CRVB:2012:BX7178.3 CRvB 13-07-2010, nr. 08/2345 WWB, ECLI:NL:CRVB:2010:BN2529.CRvB 13-07-2010, nr. 08/2345 WWB, ECLI:NL:CRVB:2010:BN2529.één partner recht heeft op individuele inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende partner inaanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaandeof alleenstaande ouder zou gelden.