Verordening Sociaal culturele activiteiten Kerkrade 2017

Doel van deze verordening

Het doel van deze verordening is het treffen van een regeling voor gemeentelijke bijdragen in de kosten voor maatschappelijke participatie van burgers van de gemeente Kerkrade van wie is vastgesteld dat deze over een laag besteedbaar netto inkomen beschikken. Het betreft maatschappelijke activiteiten die een positieve bijdrage leveren aan de sociale, culturele en/of sportieve ontwikkeling van rechthebbende en een bijdrage kunnen leveren aan de voorkoming of opheffing van een sociaal-maatschappelijk isolement.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    a. het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Kerkrade;

    b. algemene bijstand: de bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan;

    c. bijstandsnorm: de bijstandsnorm zoals bedoeld in de artikelen 20, 21, 22 en 23 van de Participatiewet;

    d. bijdrage: een geldelijke tegemoetkoming, ten behoeve van activiteiten voor:

    1. maatschappelijke activiteiten;

    2. sociaal-culturele activiteiten;

    3. educatieve activiteiten;

    4. sportieve activiteiten.

    e. netto inkomen: de middelen zoals bedoeld in artikel 31, derde lid van de Participatiewet.

    f. Ingezetene: degene die in de basisadministratie van de gemeente Kerkrade is opgenomen.

  • 2.

    Begrippen die in deze beleidsregel gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht, de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Gemeentewet.

Artikel 2 Rechthebbenden

  • 1.

    Rechthebbende is :

    a. de ingezetene van 19 jaar en ouder die beschikt over een besteedbaar netto-inkomen tot 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    b. het 2 of 3 jarig kind van de rechthebbende genoemd onder artikel 2 lid 1 onder a, waarbij als voorwaarde wordt gesteld dat het kind op hetzelfde adres ingeschreven staat.

  • 2.

    Met de rechthebbende wordt gelijkgesteld de ingezetene van de gemeente Kerkrade die wegens beslag op het inkomen, een minnelijk schuldentraject of uitgesproken WSNP niet daadwerkelijk kan beschikken over een besteedbaar netto-inkomen tot 120 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Artikel 3 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag als bedoeld in deze verordening, kan worden ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.

  • 2.

    Het college kan aanvrager achteraf verzoeken om een betalingsbewijs van de gemaakte kosten.

  • 3.

    De bijdrage moet worden aangevraagd in het kalenderjaar waarop de bijdrage betrekking heeft.

  • 4.

    Het college kan een beslissing op een aanvraag herzien dan wel intrekken indien het college vaststelt dat de inwoner onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid.

  • 5.

    Ingeval het recht op een verstrekte bijdrage is ingetrokken, kan deze worden teruggevorderd.

Artikel 4 Inkomensgrens

  • 1.

    De inkomensgrens voor de bijdrage bedraagt 120 procent van de op de belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde inkomensgrens is inclusief vakantietoeslag, waarbij in beginsel een vast percentage aangehouden wordt van 5% van het netto inkomen.

  • 3.

    Bij de vaststelling van het inkomen worden de inkomensbestanddelen die bij de verlening van algemene bijstand niet tot de middelen worden gerekend, ook niet tot het inkomen gerekend.

Hoofdstuk 2 Inhoudelijke bepalingen

Artikel 5 Hoogte bijdrage

  • 1.

    De bijdrage voor een rechthebbende bedraagt € 120,- per kalenderjaar.

  • 2.

    Als de rechthebbende een of meer kinderen heeft die op hetzelfde woonadres staan ingeschreven en vaststaat dat deze op het moment van aanvraag gebruik maken van een voorziening van Stichting Leergeld Parkstad, het Jeugdcultuurfonds of het Jeugdsportfonds, en waarvan rechthebbende de toekenningsbeschikking verstrekt, dan maakt, ingeval van twee rechthebbenden, één enkelvoudige rechthebbende aanspraak op een extra bijdrage van € 120,- per kalenderjaar.

Artikel 6 Indexering

De bijdrage wordt jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.

Artikel 7 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

Toelichting op de Verordening Sociaal Culturele Activiteiten Kerkrade 2017

Algemene toelichting.

Het doel van deze verordening is het treffen van een regeling voor gemeentelijke bijdragen in de kosten voor maatschappelijke participatie van burgers van de gemeente Kerkrade van wie is vastgesteld dat deze over een laag besteedbaar inkomen beschikken. Het betreft hier maatschappelijke activiteiten die een positieve bijdrage leveren aan de sociale, culturele en/of sportieve ontwikkeling van die burgers en welke een bijdrage kunnen leveren aan de voorkoming of opheffing van een sociaal-maatschappelijk isolement.

De verstrekking van de bijdragen ten behoeve van culturele, educatieve of sportieve activiteiten valt niet onder de bijstand, doch is gebaseerd op artikel 108 Gemeentewet. De wetgever heeft ervoor geopteerd de mogelijkheden voor categoriale aanvullende inkomensondersteuning voor deze maatschappelijk activiteiten te behouden omdat bij deze vorm van ondersteuning duidelijk is waaraan de bijdrage van het college door de belanghebbende wordt besteed. Er is daardoor geen sprake van ongerichtheid van de ondersteuning.

Er is voor gekozen de mogelijkheden voor categoriale aanvullende ondersteuning voor wat betreft de Sociale culturele activiteiten te behouden, omdat bij deze vorm van ondersteuning duidelijk is waaraan de bijdrage van het college door de belanghebbende wordt besteed. Er is daardoor geen sprake van ongerichtheid van de ondersteuning. Dit betekent dat deze regeling, niet zijnde bijzondere bijstand, het categoriale karakter kan behouden en het college bevoegd is beleid te voeren.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Begrippen

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (Awb) of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de Verordening moet worden gewijzigd.

Ten aanzien van het beleid met betrekking tot de voorzieningen voor maatschappelijke, culturele participatie geldt dat deze uitsluitend betrekking mogen hebben op sociale, educatieve, sportieve of culturele activiteiten. In artikel 1, onderdeel d van deze verordening is bepaald dat een geldelijke tegemoetkoming kan worden verstrekt voor sociaal culturele activiteiten met als doel om deelname aan maatschappelijke, educatieve, sportieve of culturele activiteit die beoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken (ten dele) te compenseren. Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een lidmaatschap van een (sport)vereniging.

Het college kan op grond van artikel 108 Gemeentewet aan de burgers van de gemeente een geldelijke tegemoetkoming verstrekken voor deelname aan culturele, maatschappelijke en sportieve activiteiten. De verstrekking van deze tegemoetkoming valt niet onder de bijstand. Het college is bevoegd hierover categoriaal beleid vast te stellen.

Sociale en culturele activiteiten zijn bijvoorbeeld:

a. lidmaatschap van een sport- of ontspanningsvereniging;

b. deelneming aan muziek- en/of dansonderwijs;

c. bezoek aan zwembad, bibliotheek, theater, concert, museum, bioscoop, dierentuin en/of pretpark;

d. seizoenkaart Roda JC;

e. abonnement op een krant of (vak-)tijdschrift, vakbond en ouderenbond;

f. deelname aan een computercursus;

g. bijdrage in de kosten van een internetabonnement.

 

Artikel 2. Rechthebbende

In artikel 2 is de doelgroep van deze regeling omschreven aan de hand van algemene voorwaarden op grond waarvan een Kerkraadse burger tot een rechthebbende behoort of niet. De leeftijdsgrens is op 19 jaar gesteld aangezien kinderen en jongeren van 4 tot en met 18 jaar een beroep kunnen doen op de bijdragen vanuit de Stichting Leergeld Parkstad, de Stichting JeugdCultuurfonds en / of de Stichting Jeugdsportfonds.

Voorts zijn in artikel 2 de twee- en driejarige kinderen expliciet benoemd als rechthebbenden gelet op de leeftijdscriteria van de Stichting Leergeld Parkstad, de Stichting JeugdCultuurfonds en / of de Stichting Jeugdsportfonds. Voorts blijkt uit de praktijk dat voor 2 of 3 jarige kinderen doorgaans kosten gemaakt moeten worden.

In artikel 2, lid 2 is bepaald dat ingezetenen wiens inkomen onder beslag, minnelijk schuldentraject of WSNP vallen ook tot de doelgroep rechthebbenden worden gerekend voor deze SCA-regeling. Dit om te voorkomen dat in het bijzonder de betrokken kinderen van het gezin onbedoeld in een sociaal-maatschappelijk isolement kunnen raken. De situatie waarin de ouders verkeren (de zeer beperkte daadwerkelijk beschikbare middelen) mag immers die kinderen niet aangerekend worden.

 

Artikel 3. Aanvraag

Analoog aan alle overige gemeentelijke regelingen is ook hier bepaald dat de aanvraag voor de bijdrage ingevolge deze verordening kan worden ingediend middels een door het college vastgesteld formulier. Bij het beoordelen van de aanvraag zullen een aantal gegevens geverifieerd worden, in het bijzonder de NAW gegevens en de inkomenspositie.

De kosten waarvoor de bijdrage bedoeld is kunnen achteraf geverifieerd worden. Daartoe zijn de rechthebbenden verplicht de bonnetjes of andere betaalbewijzen te bewaren. Het college kan immers de aanvrager achteraf verzoeken om een betalingsbewijs te overhandigen.

De bijdragen die in het kader van deze verordening verstrekt worden zijn steeds gerelateerd aan een kalenderjaar.

 

Artikel 4. Inkomensgrens

Lid 1

Door de introductie van de kostendelersnorm in de Participatiewet ingaande 1 januari 2015 zouden veel mensen die eerder recht op een bijdrage hebben, dat nu niet meer hebben, aangezien de kostendelersnorm lager is. Daarom is gezocht naar een systematiek die zoveel mogelijk oude bestaande rechten respecteert. Dat doen we door bij de vaststelling van het inkomen géén rekening te houden met de kostendelersnorm, maar uit te gaan van de “reguliere normen” uit de artikelen 20 t/m 23 van de Participatiewet, met uitzondering van artikel 22a (de kostendelersnorm) van de Participatiewet.

 

Lid 2

Het is aan het gemeentelijk beleid of bij de vaststelling van het netto-inkomen rekening wordt gehouden met het recht op vakantietoeslag over dat inkomen en zo ja, op welke wijze de hoogte van de vakantietoeslag wordt bepaald. Echter: ook indien de gemeente ervoor heeft gekozen om bij de berekening van het in aanmerking te nemen inkomen de vakantietoeslag buiten beschouwing te laten, geldt dat het inkomen moet worden afgezet tegen de bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag. Daarom is gekozen voor het inkomen inclusief vakantiegeld.

 

Lid 3

Vanwege mogelijke onduidelijkheden ten aanzien van de inkomensberekening en het voorkomen daarvan is ook hier aansluiting gezocht bij de overige gemeentelijke regelingen gelieerd aan de Participatiewet.

De Participatiewet hanteert een overzicht van middelen (artikel 13, 2e lid Participatiewet) die niet worden meegeteld bij de vaststelling van de inkomensomvang. Dit biedt heldere, ondubbelzinnige kaders voor de uitvoering en burgers.

 

Artikel 5. Hoogte bijdrage

Om het gebruik van de voorzieningen van Stichting Leergeld, het Jeugdcultuurfonds en het Jeugdsportfonds te stimuleren is in deze verordening de bepaling opgenomen dat de rechthebbende(n) waarbij het kind of de kinderen ingeschreven staan (het huishouden waartoe het kind behoort) en ten behoeve van wie voorzieningen van Stichting Leergeld en de fondsen worden ingezet, één der rechthebbende(n) éénmaal extra bijdrage van € 120,-. ontvangt. Als er sprake is van een eenouder huishouden waartoe het kind behoort, dan ontvangt deze rechthebbende de extra bijdrage. Dit ter compensatie van de kosten die de rechthebbende(n) maken dan wel het huishouden maakt voor onder meer de begeleiding van het kind. De aanvraag tot bijdrage wordt jaarlijks getoetst en een bewijs tot deelname aan een van eerder genoemde fondsen dient overgelegd te worden.

 

Artikel 6 Indexering

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

 

Artikel 7 Hardheidsclausule

Juist omdat het bij deze regeling om maatwerk gaat zal het college er niet aan ontkomen om, ook al is er een zorgvuldige afweging gemaakt, uiteindelijk toch te beoordelen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is, immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als desondanks die zeer persoonlijke afweging toch nog sprake is van een niet billijke situatie is de hardheidsclausule een vangnet. Daarbij kan de aanvrager ook een beroep doen op deze clausule. Wordt de hardheidsclausule vaker voor één onderwerp gebruikt dan kan men zich afvragen of het beleid ter zake niet aangepast zou moeten worden.

 

Artikel 8 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 9 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 21 december 2016.

de raad van de gemeente Kerkrade

de griffier de voorzitter

Naar boven