6e wijziging van de Algemene plaatselijke verordening

De raad van de gemeente Venlo

gelezen het voorstel van het college van 22 november 2016, registratienummer 1040753;

gelet op de artikelen 149 en 151c van de Gemeentewet;

besluit(en) vast te stellen:

I. de navolgende 6e wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Venlo.

A

Artikel 1:3 vervalt.

B

Artikel 1:8 wordt gewijzigd als volgt:

  • 1.

    De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      de openbare veiligheid;

    • c.

      de volksgezondheid;

    • d.

      de bescherming van het milieu.

  • 2.

    Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan 3 weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

C

Artikel 2:10a, eerste lid, sub c, wordt gewijzigd als volgt:

  • c.

    zonneschermen, voor zover ze zijn aangebracht boven het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg en voor zover:

    • elk onderdeel zich meer dan 2.20 meter boven dat gedeelte bevindt en

    • elk onderdeel, in welke stand het scherm ook staat, zich op meer dan 0.50 meter van het voor het rijverkeer bestemde gedeelte van de weg bevindt.

D

Artikel 2:24, onder a, sub 6. wordt gewijzigd als volgt:

  • 6.

    verrichtingen van vermaak, voor zover die plaatsvinden in een inrichting, waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel in artikel 2:28 is verleend, en niet zijnde:

    • a.

      vechtsportevenementen;

    • b.

      verrichtingen, die niet behoren tot de normale bedrijfsvoering van de inrichting en/of waarop de betreffende inrichting niet is ingericht.

E

Het zesde lid van artikel 2:25 wordt gelezen als volgt:

6. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8, tweede lid, kan een vergunning worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan 12 weken voor de beoogde datum van het beoogde evenement is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

F

Artikel 2:29 wordt gelezen als volgt:

  • 1.

    Een leidinggevende voldoet aan de eisen zoals genoemd in artikel 8, eerste lid van de Drank- en Horecawet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, voor wat betreft de daarin bedoelde leeftijdseis, dient de leidinggevende van een inrichting, zoals bedoeld in artikel 2:27, onder a, sub 2 en 3, niet zijnde een coffeeshop, de leeftijd van achttien jaar bereikt te hebben.

G

Artikel 2:30 wordt gewijzigd als volgt:

  • 1.

    Het is verboden:

    • a.

      een bij een inrichting behorend terras voor bezoekers geopend te hebben of daarop bezoekers te hebben van 02.00 uur tot 07.00 uur;

    • b.

      voor publiek toegankelijke plaatsen waarvoor een ontheffing bedoeld in artikel 35 van de Drank- en Horecawet geldt voor bezoekers geopend te hebben of daarop bezoekers te hebben van 02.00 uur tot 07.00 uur.

  • 2.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid, gezondheid en/of het woon- of leefklimaat door middel van een vergunningvoorschrift voor een inrichting de openingstijden beperken.

  • 3.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid, onder b, genoemde verbod.

  • 4.

    Het is verboden zich als bezoeker in een inrichting te bevinden op tijden waarop deze voor het publiek gesloten moet zijn.

H

Artikel 2:38 wordt gelezen als volgt:

Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.

I

Artikel 2:39, lid 2, onder b. komt te luiden als volgt:

b. speelgelegenheden waarvoor de raad van bestuur van de kansspelautoriteit bevoegd is vergunning te verlenen;

J

Afdeling 10a (Toezicht op growshops) komt vervallen.

K

Artikel 2:48, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

L

Artikel 2:59 wordt gewijzigd als volgt:

  • 1.

    Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

  • 2.

    Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

  • 3.

    Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

    • a.

      vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

    • b.

      door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

    • c.

      zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

  • 4.

    Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

M

Artikel 2:77, eerste lid, komt te luiden:

1. De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

N

Het derde lid van artikel 2:80 wordt gelezen als volgt:

3. De burgemeester kan, onverminderd zijn bevoegdheid ingevolge het eerste lid, een voetbalwedstrijd als bedoeld in artikel 2:78 aanwijzen als een risicowedstrijd, indien daaraan naar zijn oordeel een verhoogd risico is verbonden voor de openbare orde en veiligheid.

O

Aan artikel 2:81 wordt het volgende derde lid toegevoegd:

3. Al diegenen die zich vanaf 48 uur voor het vastgestelde begin van een betaald voetbalwedstrijd tot 24 uur na afloop van die wedstrijd op openbare plaatsen gemaskerd, vermomd of op enige andere wijze onherkenbaar gemaakt vertonen, zijn verplicht zich op eerste vordering van een ambtenaar van politie van het masker of andere vermomming te ontdoen.

P

Artikel 4:1 wordt gewijzigd als volgt:

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Besluit: het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • b.

    inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;

  • c.

    houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

  • d.

    collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

  • e.

    incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;

  • f.

    geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;

  • g.

    geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting;

  • h.

    onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.

Q

Artikel 4:3, tweede lid, wordt gelezen als volgt:

2. Het is een inrichting toegestaan maximaal 9 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste 2 weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

R

Na artikel 4:4 wordt ingevoegd:

Artikel 4:4a Onversterkte muziek

  • 1.

    Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid onder a van het Besluit is de onder e. opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:

    • a.

      de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige geluidsgevoelige gebouwen niet gelden indien de gebruiker van deze geluidsgevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;

    • b.

      de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij geluidsgevoelige terreinen op de grens van het terrein;

    • c.

      de waarden in in- en aanpandige geluidsgevoelige gebouwen gelden in geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten;

    • d.

      bij het bepalen van de geluidsniveaus zoals vermeld in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast.

    • e.

      Tabel:

 

23.00 – 7.00 uur

LAr,LT op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen

40 dB(A)

LAr,LT in in- en aanpandige geluidsgevoelige gebouwen

25 dB(A)

LAmax op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen

60 dB(A)

LAmax in in- en aanpandige geluidsgevoelige gebouwen

45 dB(A

  • 2.

    Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op collectieve en incidentele festiviteiten als bedoeld in artikel 4:2 en artikel 4:3.

S

Artikel 4:15, derde lid, wordt gelezen als volgt:

3. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op gedragingen voor zover in de bescherming van de door dit verbod beschermde belangen reeds wordt voorzien bij of krachtens het Activiteitenbesluit milieubeheer, de Erfgoedwet , de Erfgoedverordening Venlo of artikel 2:10 van toepassing is.

T

Artikel 5:24, vierde lid, wordt gewijzigd als volgt:

4. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitieregle-ment, de Waterwet, de Havenverordening Venlo of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

U

Aan artikel 6:2 wordt een derde lid toegevoegd:

  • 3.

    Onverminderd het eerste en tweede lid zijn de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 141, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, eveneens belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften.

    • II.

      te bepalen dat deze wijziging in werking treedt op 1 januari 2017.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 december 2016.

De griffier, De voorzitter

Geert van Soest, Antoin Scholten

Naar boven