Verordening tot wijziging van de Verordening Toeristenbelasting 2017 gemeente Alkmaar

De raad van de gemeente Alkmaar;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, bijlage nr. 2016-1976

 

gelet op het advies van de commissie Bestuur en Middelen;

 

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de :

Verordening tot wijziging van de Verordening Toeristenbelasting 2017.

 

Artikel I

 

De artikelen 1 t/m 14 komen te luiden als volgt:

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • b

    vakantieonderkomens: woningen en andere verblijven, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

  • c

    mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

  • d

    vaste jaarplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een jaar plaatsen van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen, dat doorgaans na afloop van het jaar niet wordt verwijderd;

  • e

    vaste seizoenplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een seizoen plaatsen van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen, dat doorgaans na afloop van het seizoen niet wordt verwijderd en waarin het gedurende de winterperiode niet toegestaan is te overnachten;

  • f

    seizoenplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende het gehele toeristische seizoen plaatsen van hetzelfde mobiele kampeeronderkomen, welk mobiel kampeeronderkomen na afloop van het seizoen wordt verwijderd;

  • g

    toeristische plaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een jaar of seizoen plaatsen van steeds wisselende mobiele kampeeronderkomens.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam toeristenbelasting wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven en 18 jaar of ouder zijn.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • 1.

    van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten dat zij verblijf houden.

Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.

    Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot:

    • a.

      vakantieonderkomens en niet beroepsmatig verhuurde ruimten, mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen bepaald op het aantal slaapplaatsen;

    • b.

      mobiele kampeeronderkomens op niet-vaste standplaatsen bepaald op de som van het aantal kampeeronderkomens bestemd voor verblijf van maximaal drie personen, vermenigvuldigd met 1 en het aantal kampeeronderkomens bestemd voor verblijf van meer dan drie personen, vermenigvuldigd met 2.

  • 2.

    Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht wordt:

    • a.

      bij vakantie-onderkomens, mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen bepaald op 50;

    • b.

      bij niet beroepsmatig verhuurde ruimten bepaald op 40;

    • c.

      in geval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens op niet-vaste standplaatsen bepaald op 365.

  • 3.

    Het aantal mobiele kampeeronderkomens als bedoeld in het eerste lid, letter b, wordt vastgesteld op het gemiddelde van een zestal tellingen gedurende het belastingjaar, waarbij iedere telling valt binnen een afzonderlijke periode van twee maanden.

Artikel 7 Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedaan aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal.

Artikel 8 Belastingtarief

Het tarief bedraagt per persoon per overnachting:

€ 2,30, indien er overnacht wordt in een accommodatie anders dan een camping;

€ 1,15, indien er overnacht wordt op een camping.

Artikel 9 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 10 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 11 Aanslaggrens

Een belastingaanslag wordt niet opgelegd als het aantal overnachtingen, waartoe gelegenheid wordt of is gegeven, tijdens het belastingjaar minder dan tien zal of heeft belopen.

Artikel 12 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid moet een voorlopige aanslag worden betaald in vier termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van het eerste kalenderkwartaal van het desbetreffende belastingjaar en de volgende termijn telkens drie maanden later.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid is een voorlopige aanslag welke is opgelegd voor de elfde maand van het belastingjaar, invorderbaar in zoveel gelijke termijnen als er na de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld nog maanden van het belastingjaar overblijven. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 14 Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden verblijfhoudenden te registreren in een daarvoor bestemd en door de gemeente verstrekt nachtverblijfregister, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de inspecteur zoals bedoeld in artikel 232, vierde lid, sub a, van de Gemeentewet .

Artikel II  

 

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking met dien verstande dat artikel I in werking treedt met ingang van 1 januari 2017.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 15 december 2016

 

De raad voornoemd,

P.M. Bruinooge,

voorzitter

drs. A.P.A. Koolen,

griffier

Naar boven