Rectificatie Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Peel en Maas

 

Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Peel en Maas

D E RAAD VAN DE GEMEENTE PEEL EN MAAS ,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 oktober 2016;

Gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4 eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5 eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6 vierde lid en 2.6.6 eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

Overwegende dat het noodzakelijk is om burgers te ondersteunen als zij dusdanige beperkingen ondervinden bij hun maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid dat zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;

Overwegende dat het noodzakelijk is om burgers met psychische of psychosociale problemen en belanghebbenden die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico's voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, te ondersteunen bij het zich handhaven in de samenleving als zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, of met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;

Overwegende dat het noodzakelijk is om bij verordening regels te stellen met betrekking tot de invulling van de plicht tot ondersteuning;

BESLUIT

vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Peel en Maas

HOOFDSTUK1: BEGRIPPEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a)

      algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening waarvan, gelet op de omstandigheden, aannemelijk is dat de burger daarover, ook als hij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken. Een voorziening is algemeen gebruikelijk indien de volgende criteria van toepassing zijn:

      • a.

        De voorziening is niet speciaal voor gehandicapten bedoeld;

      • b.

        De voorziening is in de reguliere handel verkrijgbaar (geen revalidatievakhandel);

      • c.

        De voorziening is in prijs vergelijkbaar met soortgelijke producten.

    • b)

      bijdrage in de kosten: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

    • c)

      burger: persoon met een ondersteuningsvraag, zijnde de cliënt zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

    • d)

      Ondersteuningsplan: schriftelijk verslag van de gesprekken en afspraken in de onderzoeksfase;

    • e)

      hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    • f)

      ingezetene: burger die hoofdverblijf heeft in de gemeente Peel en Maas;

    • g)

      melding: het kenbaar maken van de hulpvraag aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    • h)

      persoonlijk plan: plan waarin de burger de omstandigheden, bedoeld in art. 2.3.2, vierde lid, onderdelen a t/m 9 van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest aangewezen is;

    • i)

      uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

    • j)

      wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het uitvoeringsbesluit en de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 2: MELDING, ONDERZOEK EN AANVRAAG

Artikel 2. Melding

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een burger vormvrij bij het college worden gemeld.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van de melding en maakt, indien nodig, zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 3. Cliëntondersteuning

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van kostenloze cliëntondersteuning.

  • 2.

    Het college wijst de burger en zijn mantelzorger voor het onderzoek op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

Artikel 4. Vooronderzoek: indienen persoonlijk plan

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de burger en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaft de burger het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De burger verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage

  • 3.

    Als de burger genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de burger afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4.

    Het college informeert de burger over de mogelijkheid tot het indienen van een persoonlijk plan en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen. In overleg kan deze termijn worden aangepast.

  • 5.

    Het college betrekt het persoonlijk plan bij het onderzoek als bedoeld in artikel 5 van deze verordening.

Artikel 5. Onderzoek

  • 1.

    De onderzoeksfase bestaat uit zoveel als nodig en zo weinig als mogelijk persoonlijke gesprekken om de situatie van de burger helder te krijgen. Het gesprek of de gesprekken worden gevoerd met de burger, dan wel zijn vertegenwoordiger, voor zover mogelijk zijn mantelzorger en voor zover nodig zijn familie en/of clientondersteuner.

  • 2.

    De factoren, genoemd in artikel 2.3.2, vierde lid, van de wet maken in ieder geval deel uit van het onderzoek en vormen de basis van het gesprek of de gesprekken als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Tijdens het gesprek of de gesprekken wordt aan de burger dan wel diens vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor een persoonsgebonden budget en wat de gevolgen van die keuze zijn.

  • 4.

    Het college wijst de burger dan wel zijn vertegenwoordiger op de mogelijkheid om een aanvraag als bedoeld in artikel 8 in te dienen.

Artikel 6. Verslag: ondersteuningsplan

  • 1.

    Het college verstrekt de burger dan wel diens vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, waaronder een verslag van het gesprek of de gesprekken als bedoeld in het eerste lid van artikel 5. Deze schriftelijke weergave vormt het ondersteuningsplan.

  • 2.

    Als de burger in aanmerking wil komen voor een maatwerkvoorziening wordt dit opgenomen in het ondersteuningsplan.

Artikel 7. Advisering

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, degene door of namens wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke hulp diens relevante huisgenoten:

  • a.

    Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.

  • b.

    Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:

  • a.

    Het een melding of aanvraag betreft van een persoon die niet eerder een voorziening heeft gehad cq met wie niet eerder een gesprek als bedoeld in artikel 5 is gevoerd.

  • b.

    Het een melding of aanvraag betreft van een persoon die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 5 heeft gevoerd, maar waarvan de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of de soort van voorziening kunnen beïnvloeden.

  • c.

    Het college dat overigens gewenst vindt.

Artikel 8. Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden gedaan nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na de ontvangst van de melding.

  • 2.

    Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan door of namens een burger bij het college worden ingediend. Een ondersteuningsplan kan, indien de burger dit wenst, worden beschouwd als aanvraagformulier.

  • 3.

    De burger die een aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening, verstrekt het college desgevraagd terstond een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

HOOFDSTUK 3: MAATWERKVOORZIENING

Artikel 9. Criteria voor maatwerkvoorziening

  • 1.

    Een burger komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

  • a.

    ter compensatie van de beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen, als gevolg waarvan de burger niet voldoende in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en voor zover de burger deze beperkingen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen

  • 1.

    op eigen kracht;

  • 2.

    met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

  • 3.

    met gebruikmaking van algemene (gebruikelijke) voorzieningen

De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in hoofdstuk 2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de burger in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en/of

  • a.

    ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de burger met psychische of psychosociale problemen en de burger die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico's voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de burger deze problemen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen

  • 1.

    op eigen kracht;

  • 2.

    met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

  • 3.

    met gebruikmaking van algemene (gebruikelijke) voorzieningen.

De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in hoofdstuk 2 onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de burger aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de burger in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

1.Als van een noodzakelijke maatwerkvoorziening meerdere varianten qua compensatie adequaat zijn, verstrekt het college de goedkoopste.

Artikel 10. Algemene voorwaarden, verplichtingen en weigeringsgronden

  • 1.

    Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

  • a.

    indien de burger aanspraak kan maken op enige andere passende voorziening of dienst op grond van andere wet- of regelgeving;

  • b.

    voor zover de burger op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de hulpvraag kan invullen;

  • c.

    voor zover de burger met gebruikmaking van algemene voorzieningen in de hulpvraag kan voorzien;

  • d.

    indien de benodigde voorziening voor de burger algemeen gebruikelijk is;

  • e.

    indien het een voorziening betreft die de burger vóór de datum van de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;

  • f.

    voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan burger al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de burger zijn toe te rekenen, of tenzij burger geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;

  • g.

    voor zover deze niet in overwegende mate op het individu is gericht

  • h.

    indien de burger tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond.

  • 1.

    Een burger is verplicht om zorgvuldig met de aan hem verstrekte voorziening om te gaan.

  • 2.

    Het college is bevoegd om overige, bijzondere, voorwaarden en verplichtingen op te leggen.

  • 3.

    Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt:

  • a.

    Als deze niet langdurig noodzakelijk is;

  • b.

    Indien de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Peel en Maas

Artikel 11. Specifieke voorwaarden, verplichtingen en weigeringsgronden

  • 1.

    In de kernen waar een algemene voorziening Hulp bij het Huishouden is, wordt geen maatwerkvoorziening Hulp bij het huishouden verstrekt, tenzij er meer dan 3 uur per week hulp nodig is;

  • 2.

    Het primaat voor een woningaanpassing ligt bij verhuizen, tenzij verhuizen naar een geschikte woning niet de goedkoopst passende oplossing biedt voor de burger .

  • 3.

    Geen woningaanpassing wordt verstrekt:

  • a.

    voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

  • b.

    ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen en gehuurde kamers;

  • c.

    indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;

  • d.

    indien de burger niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.

  • 1.

    Indien een woningaanpassing bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning, kan het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien dit de goedkoopst adequate oplossing is en daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

  • 2.

    Voor de kosten van een verhuizing kan slechts een maatwerkvoorziening worden verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget.

  • 3.

    De verstrekking van een persoonsgebonden budget voor verhuiskosten vindt slechts plaats indien sprake is van een acute, niet voorzienbare verhuizing en men niet in staat is geweest hiervoor (voldoende) te reserveren.

  • 4.

    Een sportvoorziening wordt verstrekt wanneer het voor de burger zonder sporthulpmiddel niet mogelijk is om een sport te beoefenen en de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn dan de gebruikelijke kosten die een persoon zonder beperkingen heeft voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport. De aanvrager moet aantonen dat er sprake is van een actieve sportbeoefening.

  • 5.

    De verstrekking van vervoershulpmiddelen geschiedt enkel wanneer de kosten van de voorziening de kosten van de algemeen gebruikelijke vervoersvoorziening (auto of fiets) te boven gaan.

  • 6.

    De vervoersvoorziening collectief vervoer wordt verstrekt mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    Er is sprake van noodzakelijk vervoer;

  • b.

    De vervoersbehoefte kan niet met een adequatere oplossing, bijvoorbeeld op basis van maatwerk een scootmobiel of aangepaste fiets, worden opgelost.

  • c.

    Er is geen sprake van bovenlokaal vervoer waarbij gebruik kan worden gemaakt van Valys.

Artikel 12. Beschikking

  • 1.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening geeft het college een beschikking af.

  • 2.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

3 Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura vermeldt de beschikking in ieder geval:

  • a.

    welke maatwerkvoorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is;

  • b.

    de ingangsdatum en duur van de verstrekking;

  • c.

    of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening.

  • d.

    wat de omvang van de ondersteuning bedraagt;

  • e.

    welke aanbieder(s) worden ingezet.

  • 4.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van persoonsgebonden budget (pgb) vermeldt de beschikking in ieder geval:

  • a.

    aan welk resultaat het persoonsgebonden budget kan worden besteed;

  • b.

    wat de hoogte van het persoonsgebonden budget is en hoe dit tot stand is gekomen;

  • c.

    wat de duur is van de verstrekking waarop het persoonsgebonden budget betrekking heeft;

  • d.

    de wijze van verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget,

  • e.

    of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening.

Artikel 13. Persoonsgebonden budget (Pgb)

  • 1.

    De hoogte van het pgb wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de situatie van de burger qua compensatie goedkoopste adequate voorziening in natura en is toereikend voor de aanschaf daarvan.

  • 2.

    Voor zover dit geen onderdeel is van het pgb, kan het bedrag worden aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.

  • 3.

    De burger aan wie een pgb wordt verstrekt kan ondersteuning betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, mits:

  • a.

    deze persoon een lager tarief betaald krijgt voor zijn diensten dan het door het college vastgestelde tarief. Dit lagere tarief wordt door het college in de nadere regels vastgesteld;

  • b.

    deze persoon heeft aangegeven dat de ondersteuning voor hem niet tot overbelasting leidt;

  • c.

    tussenpersonen of belangbehartigers niet uit het pgb worden betaald.

  • 1.

    Een pgb dient door de burger binnen zes maanden na toekenning te worden aangewend ten behoeve van het beoogde resultaat waarvoor het is verstrekt.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels vast over de hoogte van het pgb.

Artikel 14. Controle

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de controle op het gebruik of de besteding van de verstrekte voorziening.

Artikel 15. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een burger aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

  • a.

    de burger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b.

    de burger niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen; de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

  • c.

    de burger niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

  • d.

    de burger de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 1.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 6 maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de burger opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de burger en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 3.

    Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 4.

    Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 5.

    Het college kan uit het oogpunt van de kwaliteit van de geleverde zorg nadere regels vaststellen voor de besteding van het pgb.

HOOFDSTUK 4: BIJDRAGE IN DE KOSTEN

Artikel 16. Bijdrage in de kosten voor maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Een burger kan een bijdrage in de kosten verschuldigd zijn voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel een pgb.

  • 2.

    De bijdrage in de kosten overstijgt niet de kostprijs van de voorziening.

  • 3.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura wordt bepaald:

    • a.

      door een aanbesteding;

    • b.

      na een consultatie in de markt of

    • c.

      in overleg met de aanbieder.

  • 4.

    De kostprijs van een pgb is gelijk aan het verstrekte bedrag.

  • 5.

    De bedragen die gelden voor een bijdrage in de kosten zijn gelijk aan de maximale eigen bijdrage zoals genoemd in het uitvoeringsbesluit.

  • 6.

    De bijdrage in de kosten van de maatwerkvoorziening worden door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 7.

    Als een maatwerkvoorziening in natura of via een persoonsgebonden budget wordt verstrekt ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige burger is de bijdrage in de kosten verschuldigd door:

  • a.

    de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en

  • b.

    degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een burger.

  • 1.

    In afwijking van het vorige lid is in ieder geval geen bijdrage verschuldigd indien de ouders van het gezag over de burger zijn ontheven of ontzet.

  • 2.

    De eigen bijdrage is verschuldigd zolang de maatwerkvoorziening wordt verstrekt.

Artikel 17. Bijdrage in de kosten voor algemene voorzieningen

  • 1.

    Voor de volgende algemene voorzieningen is de burger een bijdrage in de kosten verschuldigd:

  • a.

    dorpsvervoer;

  • b.

    hulp bij het huishouden;

  • c.

    dorpsdagvoorzieningen;

  • d.

    maaltijdvoorziening;

  • e.

    Kesje 6;

  • 1.

    De bijdrage in de kosten van:

  • a.

    het dorpsvervoer bedraagt maximaal € 1,50 per rit binnen Peel en Maas;

  • b.

    hulp bij het huishouden bedraagt € 10 per uur;

  • c.

    de dorpsdagvoorziening bedraagt € 9 per dag;

  • d.

    de maaltijdvoorziening bedraagt de volledige kostprijs:

  • e.

    Kesje 6 bedraagt € 5 per keer

  • 1.

    Kwijtschelding op de bijdrage voor de dorpsdagvoorziening is mogelijk voor burgers:

    • a.

      met een uitkering op grond van de Participatiewet en/of;

    • b.

      periodieke bijzondere bijstand en/of;

    • c.

      die toegelaten zijn tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) en/of;

    • d.

      die toegelaten zijn tot de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs).

    • e.

      Indien sub a. tot en met d. van dit artikel niet van toepassing zijn, kan op basis van een draagkrachtberekening worden bepaald of in bepaalde situaties een korting of kwijtschelding mogelijk is.

  • 4.

    Op de bijdrage voor hulp bij het huishouden krijgen burgers de volgende korting:

Gesubsidieerde

uurprijs voor pilot-

periode is € 10

Eenpersoons huishouden

Bijdrageplichtig inkomen

Meerpersoons huishouden

Bijdrageplichtig inkomen

korting

Eigen bijdrage

Geen pensioen

Wel pensioen

Geen pensioen

Wel pensioen

10

0

Wordt alleen toegepast in uitzonderingssituaties

 

8

2

-22.486

-16.887

-28.177

-23.374

6

4

22.486 – 24.000

16.887 – 18.000

28.177 – 30.000

23.374 – 24.000

4

6

24.000 – 26.000

18.000 – 20.000

30.000 – 32.000

24.000 – 26.000

2

8

26.000 – 28.000

20.000 – 22.000

32.000 – 34.000

26.000 – 28.000

0

10

Meer dan 28.000

Meer dan 22.000

Meer dan 34.000

Meer dan 28.000

Bijdrageplichtig inkomen = verzamelinkomen van 2014+8% van grondslag sparen en beleggen in 2014

HOOFDSTUK 5: KWALITEIT EN VEILIGHEID

Artikel 18. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    De kwaliteit van de ondersteuning en zorg in natura wordt geborgd door inzet van beroepskrachten die past bij de mate van kwetsbaarheid van de deelnemers en gebruikers.

  • 2.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de burger;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van ondersteuning en zorg;

    • c.

      het erop toezien dat beroepskrachten over voldoende deskundigheid beschikken en tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de kwaliteit van voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten die deze verstrekken.

  • 4.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op het voldoen aan het gestelde in lid 1,2, en 3 door periodieke overleggen met de aanbieders, periodiek ervaringsonderzoek onder deelnemers en gebruikers en het zo nodig in overleg met de burger ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 19. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden.

  • 1.

    In het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven voor door derden te leveren diensten, houdt het college in ieder geval rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van personeel.

  • 1.

    In het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven voor door derden te leveren overige voorzieningen, houdt het college in ieder geval rekening met:

  • a.

    de marktprijs van de voorziening en

  • b.

    de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

  • 1.

    aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;

  • 2.

    instructie over het gebruik van de voorziening;

  • 3.

    onderhoud van de voorziening en

  • 4.

    verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.

Artikel 20. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

Het college treft met inachtneming van hetgeen daarover in de wet is bepaald een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de levering van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

HOOFDSTUK 6: WAARDERING MANTELZORGERS

Artikel 21. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college bepaalt in de nadere regels waaruit de jaarlijkse blijk van waardering van mantelzorgers van burgers in de gemeente bestaat.

HOOFDSTUK 7: KLACHTEN, MEDEZEGGENSCHAP EN INSPRAAK

Artikel 22. Klachtregeling

  • 1.

    Aanbieders dienen te beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten van burgers ten aanzien van de voorzieningen die het onderwerp zijn van de met hen door de gemeente gesloten raamcontracten.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders en een periodiek ervaringsonderzoek onder deelnemers en gebruikers.

Artikel 23. Medezeggenschap bij aanbieders

  • 1.

    Aanbieders dienen te beschikken over een regeling voor de medezeggenschap van burgers over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van de maatwerkvoorzieningen die het onderwerp zijn van de met hen door de gemeente gesloten raamcontracten.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 24. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

In de verordening die betrekking heeft op co-creatie, meespraak en advisering in het sociale domein is bepaald hoe ingezetenen betrokken worden bij het beleid.

HOOFDSTUK 8: OVERGANGSRECHT EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 25 . Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt ten minste eenmaal per jaar geëvalueerd. Het college zendt een rapportage over het gevoerde beleid en de effecten daarvan aan de gemeenteraad.

Artikel 26. Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de uitvoering van deze verordening.

  • 3.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de burger afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 27. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas, vastgesteld door de raad op 14 oktober 2014, wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een burger houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de onder lid 1 genoemde verordening totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Maatschappelijke ondersteuning 2014 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4.

    Van het in lid 3 gestelde kan ten gunste van de burger worden afgeweken.

  • 5.

    Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2014 Peel en Maas, geschiedt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2014 Peel en Maas die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.

  • 6.

    Van het in lid 5 gestelde kan ten gunste van de burger worden afgeweken.

Artikel 28. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als ”Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Peel en Maas”.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 6 december 2016.

De griffier, de voorzitter,

drs. A.G. Joosten W.J.G. Delissen-van Tongerlo

Naar boven