Gemeenteblad van Doetinchem
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Doetinchem | Gemeenteblad 2016, 183052 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals bouwplannen en verkeersmaatregelen.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Doetinchem | Gemeenteblad 2016, 183052 | Overige besluiten van algemene strekking |
Nadere regels jeugdhulp Doetinchem 2017
Het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem;
Overwegende dat het de bevoegdheid heeft om nadere regels te stellen voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van de Verordening Jeugdhulp gemeente Doetinchem 2015, nader te noemen de Verordening;
Gelet op de Jeugdwet, de van kracht zijnde Verordening Jeugdhulp gemeente Doetinchem en het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht;
Gezien het advies van de Sociale Raad gemeente Doetinchem van 12 december 2016;
De nadere regels Jeugd zijn de uitwerking van de Verordening Jeugdhulp gemeente Doetinchem op het gebied van onder andere toegang en procedures aangaande een hulpvraag, de wijze van beoordeling en verstrekking van een individuele voorziening, het persoonsgebonden budget en cliëntenparticipatie.
De nummering van de artikelen in deze nadere regels komt niet overeen met de nummering van de artikelen in de Verordening.
De Jeugdwet gaat uit van maatwerk. Om toch enige eenheid te brengen in de uitvoering zijn deze nadere regels, inclusief beleidsregels, opgesteld.
Nadere regels zijn algemeen verbindende voorschriften die een uitwerking zijn van wetten of verordeningen. In de Verordening Jeugdhulp wordt in meerdere artikelen aangegeven dat het college nadere regels ter uitvoering van de Verordening vaststelt of kan vaststellen. Deze nadere regels vormen daarmee een nadere invulling van de Verordening en kunnen rechten en plichten voor de inwoner bevatten.
Daarnaast heeft het college de bevoegdheid om op grond van de Algemene wet bestuursrecht beleidsregels vast te stellen. De beleidsregels geven aan op welke wijze het college van haar bevoegdheid gebruik maakt. Deze regels “binden” daarmee het college. Het wordt daarmee voor elke inwoner transparant op welke manier door het college invulling wordt gegeven aan de melding van een hulpvraag.
De beleidsregels zijn verwerkt in deze nadere regels, om de samenhang omtrent de melding van een hulpvraag te borgen.
Het beleidsplan ‘De Doetinchemse Keuze 3 – Met elkaar, voor elkaar’, de Verordening Jeugd, het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Doetinchem en de nadere regels zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Beleidsplan ‘ De Doetinchemse Keuze 3 – Met elkaar, voor elkaar’
In de nadere regels Jeugd zijn de visie en uitgangspunten vanuit het beleidsplan ‘De Doetinchemse Keuze 3 – Met elkaar, voor elkaar’ omgezet naar de uitvoering om de doelstellingen te realiseren. In het beleidsplan “Met elkaar voor elkaar” staat de ambitie als volgt omschreven: We willen dat meer jeugdigen en ouders van Doetinchem zichzelf kunnen redden. Maar ook elkaar kunnen helpen. En we willen dat meer jeugdigen en ouders dat in een voor hen „normale‟ omgeving kunnen en doen. Meer mensen aan het werk bij gewone werkgevers, meer kinderen in het „gewone‟ onderwijs, meer mensen die in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen en meer mensen met een zinvolle dagbesteding dichtbij, liefst in de eigen wijk. Mensen die dat nodig hebben, blijven we ondersteunen.
Belangrijke doelstellingen die voor Jeugd in het beleidsplan zijn uitgewerkt zijn: Meer jeugdigen groeien gezond en veilig op in hun vertrouwde omgeving en Meer kinderen nemen deel aan het reguliere onderwijs. Voor meer achtergrondinformatie over de context, visie, uitgangspunten en doelstellingen van het beleidskader voor het sociale domein (inclusief Jeugd) in Doetinchem, verwijzen we naar het beleidsplan ‘De Doetinchemse Keuze 3 – Met elkaar, voor elkaar’.
De Gemeente Doetinchem zal ter uitvoering van de Verordening Jeudhulp overkoepelend privacybeleid opstellen en vaststellen, waaronder een apart beleidskader voor het sociale domein.
Het preventieve jeugdbeleid is beschreven in de Uitvoeringsagenda jeugd 2017-2018.
Met de Uitvoeringsagenda jeugd 2017-2018 wordt het Doetinchemse brede jeugdbeleid in beeld gebracht.
Het voeren van een “positief jeugdbeleid” is bij de vaststelling van dit beleid het uitgangspunt. Zowel VNG als het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) stimuleert en ondersteunt gemeenten bij de ontwikkeling en het voeren van een positief jeugdbeleid.
Positief jeugdbeleid en positieve gezondheid als uitgangspunt
Positief jeugdbeleid biedt kansen om problemen in opvoedsituaties en het opgroeien van kinderen te voorkomen.
Sinds de drie decentralisaties binnen het sociaal domein naar de gemeenten zijn overgegaan werd “positieve gezondheid” -zoals omschreven door Machteld Huber- gemeengoed. Positieve gezondheid is het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren, in het licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven. Het past bij de nieuwe wetgeving voor jeugd, zorg, en participatie waar de nadruk ligt op eigen kracht en regie. En het past bij het bijbehorende streven naar een verschuiving van de 2e naar 1e en/of de 0e lijn. En dus past het bij de doelstellingen van DDK. Positief jeugdbeleid en positieve gezondheid zijn een goede basis voor een breed op preventie gericht jeugdbeleid.
Preventie als onderdeel van positief jeugdbeleid
Preventie als onderdeel van het jeugdbeleid is het voorkomen van problemen en het handelen als de eerste signalen van problemen zich voordoen. De verbinding tussen de verschillende verantwoordelijkheden en taken van de gemeente (preventief jeugdbeleid, jeugdgezondheidszorg en jeugdhulp) voor jeugd en jongeren kan gevonden worden in preventie. Zeker als we de verschillende niveaus van preventie gebruiken zoals Machteld Huber dat doet binnen het kader van positieve gezondheid. We onderscheiden dan vier niveaus van preventie: universele preventie, selectieve, geïndiceerde en zorggerelateerde preventie.
Fig uur 1: Preventie op vier niveaus
De Uitvoeringsagenda jeugd gaat over de 0e en 1e lijns zorg ingedeeld in vier niveau's van preventie en gaat niet over de specialistische jeugdhulp die we op regionaal, bovenregionaal en landelijk niveau hebben ingekocht en gecontracteerd.
In de verordening Jeugdhulp en in deze nadere regels Jeugdhulp is de toegang naar specialistische jeugdhulp verder uitgewerkt.
Alle definities die in deze regels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, de hierop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur, uitvoeringsbesluiten, de Verordening Jeugdhulp gemeente Doetinchem en het Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem.
De voorzieningen die worden geregeld in deze nadere regels en in de Verordening Jeugdhulp, zijn toegankelijk voor jeugdigen die hun woonplaats in de gemeente Doetinchem hebben en hun ouders. De woonplaats van de ouder met gezag is hierbij in de meeste gevallen leidend.
Conform paragraaf 7.2 van de Jeugdwet gebruikt de gemeente het burgerservicenummer van de jeugdige om te waarborgen dat de te verwerken persoonsgegevens betrekking hebben op de jeugdige. Daarnaast controleert de gemeente ten behoeve van het woonplaatsbeginsel de identiteit van de ouder/gezagsdrager: dat dit mag staat in art. 1.1 Jeugdwet definitie woonplaats, en daarachter het Burgerlijk wetboek en de Wet Algemene Bepalingen BSN (art. 10).
Gemeente Doetinchem zoekt regionale afstemming omtrent de Jeugdhulp voor jongeren zonder vaste woon- en verblijfplaats.
Bij het eerste contact met de gemeente worden de jeugdige, ouders en of pleegouders en eventuele mantelzorger gewezen op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning. Hiervoor kan iemand uit het sociale netwerk, zoals familie of vrienden worden ingezet, maar het kan ook een formele cliëntondersteuner zijn. Dit wordt in de gemeente Doetinchem geboden door de buurtcoach en in geval van klachten, bezwaar en beroep door een hiertoe door het college gecontracteerde organisatie. De door de gemeente geboden cliëntondersteuning is gratis.
Degene die cliëntondersteuning biedt kan niet degene zijn die beslist over de aanvraag van een individuele voorziening.
De cliënt kan op verzoek een andere buurtcoach toegewezen krijgen als cliëntondersteuner.
Met een hulpvraag maakt de jeugdige en/of een (pleeg) ouder duidelijk dat hij behoefte heeft aan ondersteuning en dat hij te maken heeft met belemmeringen in zijn zelfredzaamheid. Een voogd kan namens een minderjarige ook een hulpvraag melden.
De melding kan schriftelijk, elektronisch, telefonisch of mondeling worden gedaan bij de gemeente Doetinchem, Laborijn of op locatie bij de buurtcoach. De jeugdige en/of een (pleeg) ouder kan zich door een derde laten bijstaan om de melding toe te lichten.
In de praktijk kan ook een pleegouder of een ander die de minderjarige verzorgt en opvoedt, zich melden met een hulpvraag; in dat geval wordt afhankelijk van de leeftijd van de minderjarige, zoveel mogelijk afstemming gezocht met de wettelijk vertegenwoordiger en worden het toestemmingsvereiste voor inzetten van jeugdhulp en het woonplaatsbeginsel gerespecteerd. Daar waar in deze nadere regels de ouder genoemd wordt, kan met inachtneming van het bovenstaande met betrekking tot de melding van een hulpvraag en cliëntondersteuning dus ook de pleegouder worden gelezen.
In de wijk kan de jeugdige en/of een ouder terecht bij de buurtcoach. Maar ook bij de wijkverpleegkundige of de huisarts. Met deze partijen zoekt de gemeente afstemming zodat een jeugdige en/of een ouder altijd “aan het goede loket is”.
De werkwijze van de gemeentelijke frontoffice is identiek. Dit heet ook wel: de harmonisatie van de frontoffice. Het maakt dus niet uit of een jeugdige en/of een ouder bij het Zorgplein aanklopt, Laborijn of bij de buurtcoach; de meldprocedure is overal hetzelfde. Het streven is dat de jeugdige en/of een ouder maar één keer het verhaal hoeft te doen, bij maar één persoon.
Het streven is dat binnen 48 uur na de melding telefonisch contact wordt gezocht door het Zorgplein of het Buurtplein en dat uiterlijk binnen twee weken na de eerste melding een gesprek plaatsvindt.
Het Zorgplein en Buurtplein zorgen voor onderlinge samenwerking en overdracht indien nodig.
Artikel 5 Onderzoek en aanvraag individuele voorziening
De buurtcoach en/ of jeugdconsulent, onderzoekt in een gesprek of meerdere gesprekken met de jeugdige en/of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig in het kader van de hulpvraag wat de hulpvraag inhoudt en waaruit de behoefte aan ondersteuning bestaat. Hierbij wordt het kind altijd in samenhang gezien met zijn context. Zie Het Gesprek bij deze nadere regels (bijlage I).
Aan het gesprek kunnen indien door de jeugdige en/of ouder gewenst de cliëntondersteuner, de vertrouwenspersoon, een betrokken hulpverlener en derden deelnemen. De jeugdige wordt zoveel mogelijk betrokken bij dit gesprek. Een jeugdige van twaalf jaar en ouder wordt altijd betrokken, mits deze daartoe in staat is.
Het gesprek wordt weergegeven in een gespreksverslag of in een gezinsplan, tenzij met de jeugdige en/of ouder anders wordt afgesproken. Het gespreksverslag of het gezinsplan kan als basis dienen voor de aanvraag van een individuele voorziening.
De buurtcoach of jeugdconsulent kan, met instemming en op verzoek van de jeugdige en/of zijn ouders, informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts of het onderwijs en met hen in gesprek gaan over de meest aangewezen hulp, waaronder ook inzetten/versterken eigen kracht en/of sociale omgeving en het inzetten van algemene, andere of overige voorzieningen.
De jeugdconsulent informeert de jeugdige en/of ouder over de mogelijkheid zich te laten ondersteunen door een cliëntondersteuner, een vertrouwenspersoon en ondersteuning van anderen; de wens van de jeugdige en/of ouder staat hierbij centraal.
Ook informeert de jeugdconsulent over het door de gemeente gecontracteerde aanbod en over de mogelijkheden, voorwaarden en werkwijze rondom een persoonsgebonden budget.
De buurtcoach en/of jeugdconsulent brengt aan de hand van onder andere de Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM) de situatie van de jeugdige en/of ouders in kaart. Zie hierover ook de richtlijn Het gesprek, bijlage I bij deze nadere regels. De uitkomst van de vraagverheldering kan leiden tot een ondersteuningstraject. De buurtcoach of jeugdconsulent zullen in dat geval samen met het gezin een gezinsplan maken. Hierin worden doelen concreet gemaakt en eventueel de samenhang bij de in te zetten hulp bewaakt. Als een gezinsplan niet nodig is omdat er bijvoorbeeld geen ondersteuningstraject nodig is of omdat het niet nodig is doelen te monitoren, volgt een gespreksverslag waarin de reden daarvan is aangegeven en eventuele afspraken staan vermeld.
Zowel het gezinsplan als het gespreksverslag wordt zo spoedig mogelijk na het laatste gesprek verzonden aan de ouder(s) met gezag en/of de minderjarige, afhankelijk van diens leeftijd. Opmerkingen of aanvullingen van ouder(s) en jeugdige worden zo nodig toegevoegd aan het verslag.
Zowel een door de ouder(s) en/of jeugdige ondertekend gezinsplan als ondertekend gespreksverslag kunnen als aanvraag voor een individuele voorziening dienen, met toestemming van de jeugdige en/of zijn ouders.
Artikel 6 Criteria voor een individuele voorziening
Het inzetten van jeugdhulp is aan de orde als tijdens het gesprek blijkt dat de jeugdige en/of zijn ouders in verband met;
De ‘goedkoopst adequate’ oplossing geldt als norm voor de te verstrekken voorziening.
Adequaat houdt in dat de voorziening haar doel moet bereiken op het gebied van zelfredzaamheid of participatie en past binnen de systeembenadering. Uitgangspunt hierbij is een (in de praktijk) bewezen effectieve methode die wordt aangeboden door een gekwalificeerde aanbieder. Voldoen meerdere voorzieningen aan dit criterium, dan zal de gemeente de goedkoopste voorziening toekennen.
Artikel 7 Eigen kracht en sociaal netwerk
“Het uiteindelijke doel van de Jeugdwet is het versterken van de eigen kracht van de jongere en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van diens gezin en van anderen in de sociale omgeving. Niet alleen moet voorkomen worden dat overheidsbemoeienis leidt tot zorgafhankelijkheid, maar die bemoeienis moet actief en maximaal bijdragen aan de eigen kracht van jongere, gezin en samenleving.
De verantwoordelijkheid van de ouders voor het gezond en veilig opgroeien van hun kinderen is geregeld in de artikelen 82 en 247 van Boek 1 van het BW. Het moet voor ouders en professionals vanzelfsprekend zijn dat ouders zelf de regie nemen en houden over de opvoeding van hun kinderen (tenzij dit een onverantwoord risico voor het kind oplevert). Dat vraagt een vraaggerichte houding van hulpverleners, waarbij uitgegaan wordt van het besef dat jongeren en ouders verantwoordelijk zijn voor zichzelf en, in het geval van ouders, ook voor hun kinderen. Hierop zijn zij ook aanspreekbaar. Dit betekent praten met ouders en jeugdigen in plaats van over hen en in de hulpverlening aansluiten op wat mensen en hun sociale netwerk zelf kunnen. Normaliseren van opvoedvragen betekent, dat de hulpverlening zoveel mogelijk wordt verleend in de omgeving van het kind, thuis in het gezin, op school en in de buurt. Zorg, hulp en ondersteuning worden zo ingericht en opgezet dat een ‘normale’ manier van opgroeien en opvoeden wordt gestimuleerd. Dat betekent dat wordt uitgegaan van de mogelijkheden en de behoeften van de individuele jeugdigen en hun ouders en dat hulp en ondersteuning aanvullend is op wat ouders en jeugdigen zelf kunnen.”
De gemeente wil het gesprek dan ook insteken vanuit het welbevinden en mogelijkheden van de jeugdige en/of een ouder; door niet het probleem met de jeugdige en/of een ouder te centraal te stellen, maar juist te bespreken wat de jeugdige en/of een ouder kan. ‘Eigen kracht’ wordt daarmee op een positieve manier uitgangspunt van het gesprek. Eventuele compensatie vanuit de gemeente komt daarmee pas in een later stadium in het gesprek aan bod.
Het gesprek met de jeugdige en/of een ouder heeft betrekking op de mogelijkheden van de jeugdige en/of een ouder om zelf bij te dragen aan zijn zelfredzaamheid en participatie. Dit komt niet alleen tot uitdrukking op het moment dat de jeugdige en/of een ouder al belemmeringen heeft, maar ook daarvoor al, door bijvoorbeeld te anticiperen op een levensfase of situatie waarin belemmeringen niet ongebruikelijk of te voorzien zijn. Het veronderstelt ook dat de jeugdige en/of een ouder zelf voorziet in de kosten of voorziening die algemeen gebruikelijk zijn. Gebruik maken van eigen kracht betekent bijvoorbeeld dan ook dat eerst een beroep op zorgverlof gedaan wordt als dat mogelijk is en dat de kosten voor reguliere oppas/kinderopvang door ouders zelf worden opgevangen. Dit geldt ook voor begeleiding en stimulans die nodig is bij ontplooiing en ontwikkeling van het kind - passend bij de leeftijd, bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding of begeleiding bij zelfstandig gaan wonen, begeleiding in het verkeer van en naar school, naar activiteiten ter vervanging van school of aansluitend op school of vrijetijdsbesteding, passend bij de leeftijd.
Gebruik maken van eigen mogelijkheden veronderstelt daarnaast dat de jeugdige en/of een ouder zich voldoende verzekert, bijvoorbeeld door een passende aanvullende zorgverzekering af te sluiten die aansluit bij de situatie van de jeugdige en/of een ouder.
Bij de beoordeling of de cliënt op eigen kracht of met hulp van ondersteuning uit het sociaal netwerk de problemen die hij of zij tegenkomt kan oplossen speelt onder andere mee: de aard en omvang van de hulp die nodig is, de noodzaak van continuïteit- kan degene die de hulp biedt een keer overslaan bij ziekte of vakantie, en vooral de belastbaarheid van de ondersteuner(s) uit het netwerk.
Inzicht in de belasting en de belastbaarheid van de ondersteuner(s) is hierbij cruciaal. Indien deze belasting te hoog is, of de belastbaarheid te beperkt is, kan (tijdelijk) ondersteuning ingezet worden. De ondersteuning richt zich indien mogelijk op het vergroten van de draagkracht van de ondersteuner, waarbij eerst gekeken wordt naar mogelijkheden middels voorliggende voorzieningen, bijvoorbeeld VIT Mantelzorg.
Bij de beoordeling van deze belastbaarheid kan medisch of ander deskundig advies worden ingewonnen door de gemeente.
Bij het wegen van de belastbaarheid wordt gebruik gemaakt van de richtlijn (dreigende) overbelasting en een erkende vragenlijst, zie bijlage II bij deze nadere regels.
Artikel 8 Aanbod individuele voorzieningen
De jeugdige en/of een ouder maar ook beroepskrachten, kunnen rechtstreeks contact zoeken met en informatie opvragen bij de jeugdconsulenten bij het Zorgplein over het gecontracteerde aanbod. Dit kan ook indien de jeugdhulp plaatsvindt op verwijzing van een medisch specialist of in het gedwongen kader. De jeugdconsulenten kunnen informatie verstrekken over het exacte aanbod dat per aanbieder is ingekocht; als een aanbieder gecontracteerd is, wil dat niet zeggen dat bij die aanbieder elke vorm van hulp ingekocht is.
Het aanbod individuele voorzieningen jeugdhulp is onderverdeeld in de volgende hoofdcategorieën:
Ondersteuning gericht op ontwikkeling is in principe van tijdelijke aard en gericht op het verbeteren/ontwikkelen van de zelfredzaamheid van de jeugdige en/of ouder(s) in kwestie. Ondersteuning gericht op stabilisatie is gericht zijn op het stabiliseren/zo veel mogelijk voorkomen van verslechtering van de situatie. Zie voor een nadere beschrijving bijlage III bij deze nadere regels.
Indien na beoordeling van de toelatingscriteria van artikel 6 een individuele voorziening aan de orde is, worden op basis van de ondersteuningsvraag en het te bereiken resultaat richtlijnen in acht genomen met betrekking tot de toeleiding naar de juiste hoofdcategorie en bijbehorende producten jeugdhulp. Zie bijlage III bij deze nadere regels.
Naast de ingekochte categorieën zoals hierboven genoemd, geeft de Jeugdwet een richting met betrekking tot vervoer, met betrekking tot voorzieningen ter ontlasting van ouders (zie bijlage aanbod individuele voorzieningen, perceel 3 logeren), met betrekking tot spoedeisende hulp (artikel 14.3 van deze nadere regels) en met betrekking tot vrijwillig gesloten jeugdhulp.
Vervoer kan een onderdeel van de ondersteuningsbehoefte zijn.
De noodzaak voor vervoer van een jeugdige naar een locatie waar jeugdhulp wordt geboden wordt dan ook onderzocht tijdens het gesprek.
Een jeugdige kan in aanmerking komen voor vervoer naar een locatie waar jeugdhulp wordt geboden als er geen sprake is van mogelijkheden in de eigen kracht en in de sociale omgeving van de jeugdige om het vervoer te kunnen verzorgen en sprake is van
Indien is vastgesteld dat een voorziening voor vervoer nodig is, sluit de gemeente bij de uitvoering van de voorziening aan:
8.2 Vrijwillig gesloten jeugdhulp
De kinderrechter kan op verzoek van de gemeente een machtiging vrijwillig gesloten jeugdhulp verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te laten opnemen en verblijven.
De voorgenoemde machtiging kan slechts worden verleend indien:
De machtiging voor een jeugdige die 18 jaar is kan daarnaast slechts worden verleend als:
de gesloten jeugdhulp niet langer duurt dan zes maanden na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar.
Een verzoek om gesloten jeugdhulp kan op verschillende manieren binnenkomen bij de gemeente, maar altijd met instemming van de ouder met gezag. De jeugdconsulent bespreekt een verzoek om gesloten jeugdhulp altijd met de gedragswetenschapper. Zij analyseren en beoordelen de noodzaak en mogelijkheden tot gesloten jeugdhulp - met instemming van de ouder met gezag.
De buurtcoach en jeugdconsulent kunnen met een andere professional over de benodigde hulp overleggen.
Deze andere professional beschikt over de relevante deskundigheid, volgens landelijke professionele richtlijnen. Bij meer complexe situaties wordt zo nodig meer gespecialiseerde deskundigheid geconsulteerd. Ook wordt indien nodig afstemming met het onderwijs gezocht.
Het overleg zal met name gericht zijn op het in kaart brengen van de ontwikkelingsmogelijkheden van de jeugdige. Het overleg vindt plaats op basis van anonieme cliëntgegevens.
Het uitgangspunt is dat zo snel mogelijk wordt toe geleid naar passende hulp door de juiste expertise op de juiste plek en het juiste moment in de toegang aanwezig te hebben; deze passende hulp is licht waar mogelijk en direct zwaarder waar nodig.
Artikel 10 Wijze van verstrekking
We hanteren bij het beoordelen van de wijze van verstrekking, altijd de volgende opbouw, zoals verwoord in De Doetinchemse Keuze 3:
De eerste mogelijkheid is de voorziening in natura. Het verkrijgen van een voorziening in natura gaat via een van de gecontracteerde aanbieders, waarmee de gemeente afspraken heeft gemaakt.
Conform artikel 5b van de Verordening en paragraaf 8.1 Jeugdwet, verstrekt de gemeente, indien ouders of jeugdige dit wensen, hen een persoonsgebonden budget dat hen in staat stelt om de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort, van derden te betrekken.
Wanneer een individuele voorziening aangewezen is, informeert de jeugdconsulent de jeugdige en zijn ouders over het door de gemeente gecontracteerde aanbod. Ook informeert de jeugdconsulent ouders over de mogelijkheid om te kiezen voor een verstrekking van een persoonsgebonden budget, onder de voorwaarden zoals genoemd in de Jeugdwet en in artikel 7b Verordening jeugdhulp gemeente Doetinchem. Het persoonsgebonden budget wordt aangevraagd middels een aanvraagformulier en bijbehorend zorg- en budgetplan.
De jeugdconsulent wijst ouders in het gesprek expliciet op de mogelijkheid om hun bekwaamheid met betrekking tot het omgaan met een persoonsgebonden budget, te testen. Het testen is bedoeld om de ouder(s) bewust te maken van de taken en verantwoordelijkheden die horen bij het beheren van een persoonsgebonden budget. Hiermee kunnen zij een weloverwogen keuze voor persoonsgebonden budget of zorg in natura maken.
In het zorg- en budgetplan geeft de cliënt aan:
In het geval de client besluit voor het verstrijken van de geldigheidsduur van zijn beschikking de ondersteuning te beëindigen, dan vervalt het persoonsgebonden budget op de dag dat de ondersteuning wordt beëindigd. Er kan geen persoonsgebonden budget worden verstrekt voor de periode van de opzegtermijn, die de cliënt met zijn zorgaanbieder is overeenkomen. Ook kosten die de aanbieder de cliënt in rekening brengt voor het niet nakomen van een afspraak kunnen niet worden verhaald op de gemeente.
Tussenpersonen, belangenbehartigers en administratiekosten mogen niet uit het persoonsgebonden budget betaald worden.
De gemeente verstrekt geen eenmalige uitkering vanuit het persoonsgebonden budget en kent geen bestedingsvrij budget.
De hoogte van de tarieven wordt vastgesteld in het besluit Maatschappelijke Ondersteuning Doetinchem 2017 en deze kan jaarlijks worden herzien. Uitbetaling vindt slechts plaats aan de hand van het werkelijk aantal gewerkte uren. Indien een beoogd zorgverlener een hoger tarief vraagt dan het maximale tarief uit het besluit Maatschappelijke Ondersteuning, is het een keuze van de ouder om de jeugdhulp al dan niet bij deze aanbieder in te kopen.
Artikel 12 Kwaliteitseisen van de met een pgb in te kopen zorg
De ondersteuning die de budgethouder inkoopt, is kwalitatief verantwoord en voldoet tenminste aan de volgende eisen:
Kwaliteitseisen voor sociaal netwerk
De cliënt draagt de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de kwaliteit en continuïteit van de ondersteuning die hij betrekt van personen die tot het sociale netwerk behoren.
De jeugdconsulent beoordeelt en bepaalt of aan de wettelijke voorwaarden en voorwaarden uit de verordening en bijbehorende kwaliteitseisen voor een verstrekking van een persoonsgebonden budget is voldaan, aan de hand van het door de aanvrager ingevuld zorg- en budgetplan. Het plan maakt onderdeel uit van de aanvraag voor een persoonsgebonden budget.
Artikel 13 Pgb sociaal netwerk
Het is heel normaal dat je je inspant om je eigen situatie te verbeteren of dat je iets doet voor een partner of familielid als die niet geheel op eigen kracht kan deelnemen aan de samenleving. De regering stapt af van het automatisme dat de overheid per definitie deze rol naar zich toetrekt, maar gaat niet zo ver om het sociaal netwerk te verplichten om ondersteuning te bieden waar dat mogelijk is.
De gemeente Doetinchem gaat er van uit dat als iemand uit het eigen gezin of sociaal netwerk bereid is om ondersteuning te verlenen, hij geacht wordt dit in principe onbetaald te doen.
In het licht hiervan stelt de gemeente dat door de jeugdige en/of ouder(s) zeer duidelijk gemotiveerd wordt waarom een persoon binnen het eigen gezin of uit het sociale netwerk de hulp niet zonder inzet van een persoonsgebonden budget kan verlenen.
Daarbij geldt bovendien dat het persoonsgebonden budget voor niet-professionele zorgverleners beperkt dient te blijven tot die gevallen waarin dit de meest adequate mogelijkheid is om in de hulpvraag te voorzien.
In deze context vindt er een weging plaats van alle omstandigheden van het geval en de mate van eigen kracht van het gezin en het netwerk, waarbij onder het belang van de beoogde ondersteuner om te voorzien in zijn/haar inkomen wordt meegewogen; heeft de beoogde ondersteuner voldoende mogelijkheden om naast de hulp die benodigd is voldoende inkomsten te genereren en zo niet, wat zijn daarvan de aantoonbare gevolgen?
Bijzondere aandachtspunten met het oog op de kwaliteit van de in te zetten hulp, naast de algemene voorwaarden, voor verstrekking zijn:
Deze punten worden getoetst in het gesprek en middels het ingediende zorg- en budgetplan.
De volgende vragen kunnen een rol spelen bij de vraag of de inzet van het sociaal netwerk leidt tot betere en effectievere ondersteuning en dus de meest adequate mogelijkheid is om in de hulpvraag te voorzien:
Bij de vraag of iemand uit het sociaal netwerk capabel is om ondersteuning te bieden, wordt meegewogen of diegene:
Artikel 14 De beschikking en aanvang hulp
De jeugdconsulent neemt het besluit tot toekenning van een individuele voorziening op grond van het onderzoek naar de hulpvraag van de jeugdige en zijn ouders . Het besluit zal middels een beschikking, conform artikel 6 Verordening, zo spoedig mogelijk na het laatste gesprek aan de ouder en/of jeugdige, maar uiterlijk acht weken na de aanvraag voor een individuele voorziening, worden uitgereikt of toegestuurd.
In de beschikking wordt opgenomen:
Indien er sprake is van een verstrekking in persoonsgebonden budget worden aanvullende eisen gesteld in de beschikking, conform artikel 6 van de Verordening:
Op het moment dat de beschikking aan de aanvrager en minderjarige, van twaalf jaar en ouder, wordt verzonden, wordt door de jeugdconsulent tegelijk een opdrachtbevestiging verzonden aan de aanbieder indien de hulp in natura wordt ingezet.
De hulp kan starten nadat het besluit tot toekenning van een individuele voorziening is genomen en nadat een opdrachtbevestiging is verstuurd aan de aanbieder.
Met toestemming van de ouder met gezag en/of de minderjarige van 12 jaar en ouder wordt het onderliggende gezinsplan of gespreksverslag tevens toegestuurd aan de zorgaanbieder.
In het gezinsplan wordt indien nodig vastgelegd wie de regie heeft, zodat samenhang in de keten van hulp geborgd is. Degene die regie voert begeleidt het traject en zorgt voor op- en afschaling van hulp op het juiste moment.
Op grond van artikel 3a Verordening kunnen de huisarts, jeugdarts of medisch specialist rechtstreeks verwijzen naar door de gemeente gecontracteerde jeugdhulp.
De jeugdige en/of een ouder kan met de verwijzing rechtstreeks naar een aanbieder. Om zeker te weten welk aanbod bij welke aanbieder gecontracteerd is of om nader advies in te winnen, kan de jeugdige en/of een ouder of de verwijzer contact opnemen met de jeugdconsulent. De aanbieder meldt zich bij het Zorgplein middels een ingevuld meldingsformulier. De aanbieder kan pas beginnen met het daadwerkelijk verlenen van hulp, zodra het Zorgplein een opdrachtbevestiging heeft verzonden aan de aanbieder. Op deze manier wordt voorkomen dat een niet gecontracteerde aanbieder of niet gecontracteerde hulp wordt ingezet na verwijzing en kunnen de budgetten bewaakt worden.
14.2 Toegang in gedwongen kader
Onder dwang wordt de ondertoezichtstelling of gezagsbeëindigende maatregel verstaan, uitgesproken door de kinderrechter- op verzoek van de raad voor de kinderbescherming. Voorafgaand aan dwang kan ook worden toe geleid naar drang: hulp uitgevoerd door een gecertificeerde instelling, ter voorkoming van een ondertoezichtstelling.
De jeugdconsulent en/of buurtcoach kan namens de gemeente toe leiden naar hulp in het kader van drang of dwang indien er sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling van de minderjarige, waarbij hulpverlening in het vrijwillig kader ontoereikend is of lijkt om die ernstig bedreigde ontwikkeling af te wenden.
Voor directe toe leiding naar dwang (ondertoezichtstelling of gezagsbeëindigende maatregel ) is daarnaast nodig dat hulp in het vrijwillig kader niet of onvoldoende wordt geaccepteerd door de ouder(s) met gezag.
Bij de afweging om toe te leiden naar het gedwongen kader wordt binnen de gemeente de benodigde expertise ingeschakeld, waaronder bijvoorbeeld een gedragswetenschapper.
De jeugdconsulent en/of buurtcoach is transparant naar ouders en/of jeugdige over de (voorgenomen) toe leiding naar het gedwongen kader. Als het gaat om het delen van informatie staat altijd transparantie voorop, tenzij de veiligheid van de minderjarige in het geding is. De professional stelt zich voor het delen van informatie elke keer onder andere de volgende vragen: Wat is het doel en de noodzaak voor het delen van gegevens? Is het proportioneel? En zijn er andere opties die minder ingrijpend zijn (subsidiariteit)?
In te zetten jeugdhulp (individuele voorziening) binnen gedwongen kader
De gemeente maakt samenwerkingsafspraken met de gecertificeerde instellingen over het inzetten van hulp binnen het gedwongen kader: het uitgangspunt is dat door de gecertificeerde instelling binnen het gedwongen kader van het gecontracteerde aanbod gebruik wordt gemaakt. In dat geval kan de jeugdige en/of een ouder rechtstreeks met de uitvoerder van de kinderbeschermingsmaatregel/ jeugdreclasseringsmaatregel naar de aanbieder, en wordt op dezelfde wijze het meldingsformulier en de opdrachtbevestiging gebruikt als bij de toegang via medici.
Het inzetten van hulp middels een persoonsgebonden budget in het gedwongen kader verloopt via de jeugdconsulent. De gemeente heeft samenwerkingsafspraken met de gecertificeerde instelling over inzetten van hulp middels een persoonsgebonden budget in het gedwongen kader.
Overgang naar meerderjarigheid in gedwongen kader
Een half jaar voor het bereiken van de meerderjarigheid neemt de uitvoerder van de kinderbeschermingsmaatregel in overleg en samen met de jeugdige en/of een ouder contact op met het Zorgplein om te bespreken of en welke vervolghulp eventueel nodig is.
14.3 Inzet SEZ en spoedeisende hulp
Als naar het oordeel van de buurtcoach en/of jeugdconsulent bij de melding sprake lijkt van urgentie of dreigende onveiligheid zal het gesprek met de jeugdige en/of ouders met voorrang plaatsvinden. Indien sprake lijkt van een crisissituatie wordt de afdeling Spoedeisende Zorg van Jeugdbescherming Gelderland in gezet.
De afdeling Spoedeisende Zorg (SEZ) van Jeugdbescherming Gelderland is in geval van crisis 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar voor iedereen op telefoonnummer 0900-99 555 99.. SEZ is indien nodig binnen vier uur na de melding ter plekke en beoordeelt en stabiliseert de crisissituatie. Spoedhulp van een aanbieder kan vervolgens ingezet worden na een interventie en daartoe strekkend advies van SEZ. De aanbieder die de spoedhulp uitvoert op advies van SEZ meldt de inzet van hulp direct en uiterlijk binnen vijf dagen bij het Zorgplein. Een voorafgaande beschikking van de gemeente is niet nodig voor inzet van spoedhulp van de aanbieder. De jeugdconsulent en aanbieder van spoedhulp maken met elkaar afspraken over de samenwerking tijdens het spoedhulptraject, met het oog op eventueel in te zetten vervolghulp. De bevestiging van de gemeente tot toekenning van de spoedhulp zal zo snel mogelijk na de start van de hulp in een beschikking worden toegestuurd.
14.4 Geldigheidsduur beschikking en tussentijdse wijziging
1. Een besluit tot toekenning van een verstrekking heeft een maximale geldigheidsduur van twee jaar. Dit geldt voor zowel een verstrekking in natura als een verstrekking van een persoonsgebonden budget. Indien het gaat om een individuele voorziening die gericht is op stabilisatie en er is sprake van een situatie waarbij geen verbetering meer wordt verwacht, kan de beschikking voor een langere duur afgegeven worden, tot maximaal meerderjarigheid.
2. Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening pleegzorg kan verstrekt worden tot meerderjarigheid, als dat past bij het perspectief van de plaatsing.
3. Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening als bedoeld in het eerste lid kan tussentijds worden aangepast op basis van een door de jeugdhulpaanbieder gewijzigd hulpverleningsplan. De jeugdconsulent beoordeelt de noodzaak van een tussentijdse wijziging.
4. Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening vervalt, indien de jeugdige of zijn ouders zich niet binnen zes maanden hebben gemeld bij een aanbieder voor jeugdhulp.
5. Een reeds verstrekte voorziening kan worden ingetrokken of aangepast als er sprake is van wijzigingen in de persoonlijke situatie van betrokkene of als er sprake is van een beleidswijziging. In dat laatste geval zal een redelijke overgangstermijn in acht worden genomen.
Naast de bepaling in artikel 7 Verordening omtrent nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking en terugvordering van een voorziening, geldt dat een besluit tussentijds kan worden gewijzigd op basis van een gewijzigd hulpverleningsplan van de jeugdhulpaanbieder of gewijzigd zorg- en budgetplan. De jeugdconsulent beoordeelt de noodzaak voor een tussentijdse wijziging en kan daarbij extra deskundigheid inschakelen.
Bij het aflopen van de maximale duur van het besluit wordt op verzoek van de jeugdige en/of een ouder opnieuw de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige bepaald door de jeugdconsulent in samenspraak met het gezin en andere betrokkenen.
14.5 Beëindiging of verlenging jeugdhulp
De jeugdige en/of ouder neemt acht weken voor de beoogde beëindiging van de hulp (telefonisch) contact op met de jeugdconsulent en eventueel met de aanbieder om te bespreken of verlenging van de ingezette hulp nodig is. Dit geldt tevens indien verlenging van jeugdhulp na meerderjarigheid noodzakelijk is. Als de cliënt zich minder dan acht weken voor afloop van de indicatieduur meldt, kan het zijn dat de nieuwe indicatie niet direct aansluit op de oude.
De jeugdconsulent zal in overleg met de jeugdige en/of ouder, aanbieder en eventuele andere betrokkenen een besluit nemen met betrekking tot de noodzaak tot verlenging van de hulp. Indien de hulp voortgezet moet worden, zal een nieuwe beschikking aan de ouder en/of jeugdige en een nieuwe opdrachtbevestiging aan de aanbieder verzonden worden.
Bij beëindiging of vermindering van de indicatie wordt indien nodig een redelijke overgangstermijn in acht genomen. Ditzelfde geldt als de indicatie wordt aangepast van persoonsgebonden budget naar zorg in natura. Een overgangstermijn bedraagt maximaal zes maanden. Voor het bepalen van een overgangstermijn en de eventuele duur van die overgangstermijn wordt per individueel geval meegewogen of de wijziging op verzoek van de cliënt plaatsvindt, of de voorziening nog gebruikt wordt en in welke mate de cliënt afhankelijk is van de voorziening.
Jongeren en/of hun ouders worden via de klankbordgroep Jeugdhulp en de Sociale Raad gemeente Doetinchem en op andere wijze betrokken bij de uitvoering van de jeugdhulp.
In de klankbordgroep Jeugdhulp zitten ouders en/of verzorgers van jeugdigen en jongeren. De klankbordgroep jeugdhulp bestaat concreet uit:.
Afhankelijk van het onderwerp zullen jongeren ook gericht benaderd worden via:
Vertrouwenswerk is onderdeel van de Jeugdwet. Alle jeugdigen en ouders die onder de Jeugdwet vallen hebben recht op ondersteuning door een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Ook als jongeren uit de gemeente Doetinchem (tijdelijk) verblijven in een pleeggezin of instelling buiten de regio kunnen zij hierop een beroep doen.
Als jongeren en ouders hulp en ondersteuning krijgen bij opgroeien en opvoeden is er, zeker in situaties waarbij sprake is van drang en dwang, sprake van afhankelijkheid. In een afhankelijkheidssituatie wordt het lastiger om het te hebben over dingen die niet goed verlopen in de hulpverlening. In die situatie moeten jongeren en/of hun ouders, vanwege die afhankelijkheid, kunnen terugvallen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon die hen bijstaat. Met andere woorden: iedere jeugdige en/of ouder die vragen, klachten over en/of problemen heeft met zijn (rechts)positie en over de (toeleiding naar) jeugdhulp, mag ondersteuning krijgen van een bij wet ingestelde onafhankelijke vertrouwenspersoon. De dienstverlening is voor de jeugdige en/of een ouder gratis.
In de regio Achterhoek wordt het vertrouwenswerk uitgevoerd door op dit gebied gekwalificeerde medewerkers van Zorgbelang Gelderland.
Artikel 17 Oneigenlijk gebruik en misbruik
Artikel 7 Verordening beschrijft de mogelijkheden die de gemeente heeft ter voorkoming en bestrijding van fraude.
Bij het voorkomen van fraude staat de voorlichting aan de inwoner centraal. Deze moet vooraf weten wat zijn of haar rechten en plichten zijn. En wat de consequenties zijn bij het overtreden van de regels. In de aanpak van fraudepreventie maakt de gemeente Doetinchem gebruik van de principes van het hoogwaardig handhaven:
Vroegtijdig detecteren en afhandelen: De jeugdconsulenten en buurtcoaches zijn ook alert op fraudesignalen. Bij twijfels over de rechtmatigheid, organiseren zij een huisbezoek; dit doet een beroep op de professionaliteit van de buurtcoaches/jeugdconsulent. Intercollegiaal overleg over het bepalen van de te nemen stappen vindt zo nodig plaats.
Deze principes worden in samenhang uitgevoerd, zo kunnen ze elkaar versterken. Er is aandacht voor bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van individuele maatwerk voorzieningen.
Voor wat betreft de beheersing van de risico’s zijn onder andere goede voorlichting/ communicatie, onderlinge samenwerking, eenduidige werkwijze en het persoonsgebonden budget-trekkingsrecht belangrijke maatregelen.
Voor alle medewerkers van de gemeente Doetinchem geldt dat zij zich aan de wetten moeten houden. Zodra er fraude geconstateerd wordt moet daar op ingegrepen worden. Dit verwachten we ook van de buurtcoaches. Dit vertaalt zich er in eerste instantie in dat de buurtcoach of jeugdconsulent bij (vermoedens) van fraude met de betrokken inwoner in gesprek gaat over de vraag hoe deze een einde gaat maken aan deze situatie. De inwoner heeft de plicht dit te melden bij de betrokken instantie. Wanneer aan deze oproep geen gehoor wordt gegeven zal de jeugdconsulent of buurtcoach hiervan zelf melding moeten maken. In uitzonderlijke gevallen kan een uitzondering worden gemaakt, dit wordt dan opgeschaald naar het college.
Het onderzoek kan bestaan uit meerdere gesprekken. De gemeente Doetinchem heeft bij het doen van onderzoek als doelstelling om ook zorgmijdende gezinnen te bereiken.
Tijdens het gesprek komt in ieder geval aan de orde:
In het gezinsplan wordt indien nodig vastgelegd wie de regie heeft, zodat samenhang in de keten van hulp geborgd is. Degene die regie voert begeleidt het traject en zorgt voor op- en afschaling van hulp op het juiste moment. De dynamiek van hulpverlening vergt hierbij de nodige flexibiliteit; dat geldt als het gaat om een individuele voorziening, maar ook in de overgang van een voorliggende voorziening naar een individuele voorziening
De gemeente Doetinchem kiest ervoor om aan de hand van elf domeinen van het dagelijks leven de mate van zelfredzaamheid te beoordelen. Als rode draad door deze levensdomeinen lopen de ontwikkelingspsychologische begrippen aanleg, affectieve basis en omgevingsfactoren.
De levensdomeinen hangen dan ook met elkaar samen en zijn respectievelijk:
Bijlage II Richtlijn bij (dreigende) overbelasting
Het beoordelen of er sprake is van (dreigende) overbelasting is aan de orde bij:
Overbelasting wijst op een verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast waardoor fysieke en/of psychische klachten ontstaan. Het kan gaan om klachten en symptomen zoals:
Er bestaat niet een simpel af te nemen test die direct uitsluitsel geeft of er sprake is van (dreigende) overbelasting. Wel kan met behulp van een vragenlijst de overbelasting (mede) onderbouwd worden. Hiertoe maken we gebruik van een erkende methodiek: de EDIZ vragenlijst ‘Erkende Druk door Informele Zorg’. Ook kan de consulent medisch of ander deskundig advies inwinnen.
Om respijtzorg of een andere (tijdelijke) maatwerkvoorziening ter ontlasting van de mantelzorger in te zetten moet er een verband zijn tussen de overbelasting en de zorg die iemand (aan partner of kind) biedt. Bij overbelasting door een dienstverband van teveel uren of als gevolg van spanningen op het werk, zal de oplossing in de eerste plaats gezocht moeten worden in minder uren gaan werken of aanpak van de spanningen op het werk.
Naast de aard en ernst van de overbelasting onderzoekt de consulent of deze komt doordat er iets met de ondersteuner zelf aan de hand is (draagkracht vermindering) en/of dat deze gevolg is van de situatie, bijvoorbeeld van langdurige ziekte van kind of partner (draaglast verhoging). Er moet duidelijk zijn hoe de overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. Als wordt besloten tot de inzet van respijtzorg of een andere maatwerkvoorziening moeten de met de overbelasting gepaard gaande klachten duidelijk beschreven worden. Bij het aflopen van de indicatieduur zal worden gekeken of en welke inspanningen zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen.
Bijlage III Aanbod individuele voorzieningen
Indien na beoordeling van de algemene toelatingscriteria een individuele voorziening aan de orde is, worden op basis van de ondersteuningsvraag en het te bereiken resultaat richtlijnen in acht genomen met betrekking tot de toe leiding naar een passende vorm van ondersteuning.
In 2017 vindt in het gecontracteerde aanbod een wijziging van de indeling in hoofdcategorieën plaats. In de conversietabel (bijlage IV) is de wijziging inzichtelijk gemaakt. Omdat de producten binnen categorie1 en 2 gewijzigd zijn, is hierover een beschrijving per product opgenomen. In de overige hoofdcategorieën zijn de producten ongewijzigd gebleven en is de onderstaande richtlijn gericht op toe leiding naar de hoofdcategorie.
NB. De dynamiek van hulpverlening vergt bij de toe leiding de nodige flexibiliteit; centraal staat dat wordt toe geleid naar zo licht mogelijke hulp indien mogelijk en zo snel mogelijk naar zwaardere of intensievere hulp indien nodig. Hier hoort bij dat op het juiste moment op- en weer afgeschaald wordt naar passende hulp.
1: Ondersteuning individueel gericht op ontwikkeling en stabilisatie Algemeen
De Ondersteuning is gericht op het aanleren, oefenen en bestendigen van vaardigheden en gedrag.
Ondersteuning individueel bestaat uit begeleiding individueel, persoonlijke verzorging en behandeling individueel.
Ondersteuning individueel is gericht op het vergroten dan wel behouden van de zelfredzaamheid en de deelname aan de samenleving.
We onderscheiden de volgende vormen van Begeleiding individueel:
Begeleiding Individueel – ontwikkelen en coachen bij
Begeleiding Individueel – ontwikkelen Plus
NB Voor jeugdigen geldt in het bijzonder dat de ontwikkel component centraal staat. De producten uit 2016 zijn dan ook in de meeste gevallen ondergebracht in begeleiding gericht op ontwikkeling of behandeling. Overgang of directe toeleiding naar stabiliseren en helpen bij is afhankelijk van de situatie mogelijk. Overgang naar de WLZ is voorliggend indien er sprake is van permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in nabijheid.
Begeleiding individueel – stabiliseren en helpen bij
Begeleiding individueel – stabiliseren en overnemen
Begeleiding individueel – stabiliseren Plus
Persoonlijke verzorging richt zich op algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL), persoonlijke hygiëne en lichamelijke basiszorg om een tekort aan zelfredzaamheid op dit gebied op te lossen door het aanleren dan wel overnemen van taken zodat de Cliënt zo lang mogelijk zelfredzaam is en deel kan nemen aan de samenleving. Het kan gaan om taken zoals wassen, aan- en uitkleden, in en uit bed gaan, toiletgang, bewegen, vervangen katheter/ stomazakje, toedienen sondevoeding, aanreiken medicijnen.
Persoonlijke verzorging bestaat uit:
Persoonlijke verzorging – ontwikkelen
Persoonlijke verzorging – stabiliseren
Behandeling individueel is gericht op het verbeteren van opvoed- of opgroeiproblemen, psychische problemen en stoornissen.
De Cliënt is leerbaar, de Ondersteuning is in principe kortdurend en eindig of zal, zo mogelijk,overgaan in een lichtere vorm van Ondersteuning zoals Begeleiding.
Behandeling bestaat uit twee varianten:
NB Het bestendigen van vaardigheden en gedrag valt onder begeleiding, niet onder behandeling
Behandeling individueel – ontwikkelen
Behandeling individueel – ontwikkelen Plus
2: Ondersteuning groep gericht op ontwikkeling en stabilisatie
Ondersteuning groep bestaat uit Begeleiding- en Behandeling groep en vervoer.
Begeleiding groep is gericht op een zinvolle daginvulling, dagstructuur, aanleren, oefenen, bestendigen of overnemen van vaardigheden en het ontplooien van talenten om zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving te vergroten, dan wel achteruitgang te voorkomen.
We onderscheiden de volgende vormen van Begeleiding groep:
Begeleiding groep - ontwikkelen
Begeleiding groep – ontwikkelen Plus
Begeleiding groep – stabiliseren en begeleiden bij
Begeleiding groep – stabiliseren en overnemen
Begeleiding groep – stabiliseren Plus
Behandeling groep is gericht op het, in groepsverband, verbeteren van opvoed- of opgroeiproblemen, psychische problemen en stoornissen
De Cliënt is leerbaar, de Ondersteuning is in principe kortdurend en eindig of zal, zo mogelijk, overgaan in een lichtere vorm van Ondersteuning zoals Begeleiding groep.
Behandeling bestaat uit twee varianten:
Behandeling groep – ontwikkelen
Behandeling groep – ontwikkelen Plus (jeugd)
4 Jeugdhulp met verblijf en jeugdhulp crisis
6 : Specialistische geestelijke gezondheidszorg
7 : Ernstige Enkelvoudige Dyslexie
8: Kindergeneeskunde (curatieve GGZ door kinderartsen)
Bijlage IV Conversietabel ingekochte hoofdcategorieën jeugdhulp
Kopieer de link naar uw clipboard
zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2016-183052.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.