Algemene subsidieverordening Sliedrecht 2017

 

De raad van de gemeente Sliedrecht;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25 oktober 2016;

 

b e s l u i t :

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en Titel 4.2 Algemene wet bestuursrecht;

vast te stellen :

De Algemene subsidieverordening Sliedrecht 2017.

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • ASV: Algemene subsidieverordening Sliedrecht 2017;

  • boekjaar: een twaalfmaandsperiode waarover een onderneming of instelling haar cijfers rapporteert. Een boekjaar hoeft niet altijd samen te vallen met een kalenderjaar;

  • de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • egalisatiereserve: balanspost in de jaarrekening van de gesubsidieerde instelling waarin het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor door de gemeente Sliedrecht subsidie werd verstrekt ten gunste of ten laste wordt gebracht;

  • Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

     

Artikel 2 Aanvrager

Een natuurlijke persoon of rechtspersoon kan subsidie aanvragen, met dien verstande dat subsidies vanaf € 5.000,- slechts door een rechtspersoon kunnen worden aangevraagd. Burgemeester en wethouders kunnen bij subsidieregeling hiervan afwijken.

 

Artikel 3 Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders op de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Awb (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is):

    • a.

      algemeen bestuur en democratie;

    • b.

      openbare orde en veiligheid;

    • c.

      verkeer, vervoer en waterstaat;

    • d.

      economische zaken;

    • e.

      onderwijs;

    • f.

      sport, cultuur en recreatie;

    • g.

      sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

    • h.

      volksgezondheid;

    • i.

      milieu;

    • j.

      ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen alleen een subsidie als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Awb verstrekken, indien de raad voor een dergelijke subsidie reeds in de begroting financiële middelen heeft gereserveerd.

  • 3.

    Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

 

Artikel 4 Subsidieregelingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald op welke doelgroepen deze activiteiten zijn gericht, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

 

Artikel 5 Europees steunkader

  • 1.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, wijken burgemeester en wethouders bij subsidieregeling af van deze verordening c.q. vullen zij deze aan.

  • 2.

    Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het toepasselijke steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waar een Europees steunkader op van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelen, resultaten en kosten in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, komen alleen die ondernemingen in aanmerking voor subsidie die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimis verordening.

     

Artikel 6 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    De Raad kan subsidieplafonds vaststellen. Voor subsidies worden subsidieplafonds gelijktijdig bij het vaststellen van de subsidieregeling of minimaal een maand voor de uiterlijke indiendatum van de subsidieaanvragen of ingangsdatum van de subsidieregeling vastgesteld en bekendgemaakt.

  • 2.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging.

  • 3.

    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verstrekt onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. In de beschikking wordt daarop gewezen.

     

Artikel 7 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders met gebruikmaking van het hiervoor beschikbare aanvraagformulier.

  • 2.

    Bij de aanvraag levert de aanvrager de volgende gegevens aan:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als het een subsidie van € 20.000 of meer betreft die wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag;

    • e.

      bij verstrekte subsidies van € 100.000 of meer dient een vergelijking met de in het vorige jaar ingediende begroting met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar daaraan voorafgaand te worden gemaakt.

  • 3.

    Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt het volgende aan de aanvraag toe:

    • a.

      een exemplaar van de oprichtingsakte;

    • b.

      de statuten;

    • c.

      het meest recente jaarverslag;

    • d.

      de meest recente jaarrekening inclusief balans;

    • e.

      een uittreksel van de Kamer van Koophandel niet ouder dan drie maanden en;

    • f.

      een kopie van een recent bankafschrift van het rekeningnummer waarop de subsidie moet worden gestort.

  • 4.

    Een natuurlijk persoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt het volgende aan de aanvraag toe:

    • a.

      Een kopie van een geldig legitimatiebewijs.

    • b.

      Een kopie van de bankpas van de rekening waarop de subsidie moet worden gestort. Deze bankrekening moet op naam van de aanvrager staan.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede, derde en vierde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende zijn.

 

Artikel 8 Subsidiëring mede door andere bestuursorganen

Indien burgemeester en wethouders subsidie verstrekken voor activiteiten, die mede door andere bestuursorganen worden gesubsidieerd, kunnen zij afwijken van de bij of krachtens deze subsidieverordening aan de subsidie te verbinden verplichtingen, met het oog op een goede afstemming met de door die andere bestuursorganen opgelegde of op te leggen verplichtingen en het gemeentelijke belang waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

 

Artikel 9 Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag om een subsidie die per jaar wordt verstrekt dient voor 1 juli, voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft, te worden ingediend.

  • 2.

    Een aanvraag voor een andere subsidie wordt ingediend uiterlijk acht weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4.

    Indien een subsidieaanvraag na de daarvoor gestelde termijn wordt ingediend wordt door de aanvrager de reden van de late indiening vermeld. Burgemeester en wethouders besluiten vervolgens of zij de aanvraag wel of niet in behandeling zullen nemen.

 

Artikel 10 Beslistermijn

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, binnen 13 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend dan wel gerekend vanaf de uiterste indientermijn voor het aanvragen van subsidie.

  • 2.

    Bij subsidieregeling kunnen andere beslistermijnen worden gesteld.

  • 3.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

     

Artikel 11 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    De aanvraag voor een subsidie wordt naast het in artikel 4:25, lid 2 Awb genoemde geval geweigerd als:

    • a.

      de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      het een aanvrager betreft tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard;

    • c.

      de aanvraag niet past binnen het gemeentelijke beleid;

    • d.

      de gelden niet of in onvoldoende mate zullen worden besteed voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • e.

      de aanvrager doelen beoogt of activiteiten zal ontplooien, die in strijd zijn met de wet- en regelgeving, het algemeen belang of de openbare orde;

    • f.

      de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak het doel hebben het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard;

    • g.

      de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen.

  • 2.

    De aanvraag voor een subsidie kan naast de in artikel 4:35 Awb genoemde gevallen geheel of gedeeltelijk worden geweigerd:

    • a.

      als aan de aanvrager voor dezelfde activiteiten reeds door enig bestuursorgaan een subsidie is verstrekt;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • d.

      als de aanvraag niet voldoet aan de regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • e.

      als de subsidieverstrekking in strijd is met een wettelijk voorschrift;

    • f.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • g.

      als de aanvrager niet alle benodigde vergunningen, ontheffingen en/of vrijstellingen ten behoeve van de gesubsidieerde activiteiten heeft gekregen;

    • h.

      indien burgemeester en wethouders van mening zijn dat de egalisatiereserve van dusdanige omvang is dat de subsidie niet (geheel) nodig is;

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen een subsidie in ieder geval intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders vorderen een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen in een subsidieregeling aanvullende weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden opnemen.  

 

Artikel 12 Verantwoording

  • 1.

    Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden en, behoudens de verplichtingen genoemd in artikel 13 en 14, aan welke verplichtingen hij moet voldoen.

  • 2.

    Het gestelde in lid 1 geldt niet voor subsidies die bij de verlening gelijk worden vastgesteld.

     

Artikel 13 Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen conform het bepaalde in artikel 4:37 Awb.

  • 2.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Een subsidieontvanger informeert burgemeester en wethouders onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

  • 4.

    De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een steekproefsgewijze controle ten aanzien van de gesubsidieerde activiteiten. De subsidieontvanger dient desgevraagd bewijsstukken te overleggen.

  • 5.

    Bij een kalender- of boekjaarsubsidie vanaf € 20.000 is de subsidieontvanger verplicht een egalisatiereserve te vormen conform het bepaalde in artikel 4:72 Awb, die in de betreffende jaarrekening duidelijk is te herleiden.

  • 6.

    De ontvanger van een andere subsidie als bedoeld in het vijfde lid kan burgemeester en wethouders verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 Awb van overeenkomstige toepassing.

  • 7.

    Indien het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, is de subsidieontvanger in de gevallen zoals genoemd in artikel 4:41, lid 2 Awb, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan burgemeester en wethouders. De vergoeding wordt bepaald naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de vermogensvorming heeft bijgedragen. Burgemeester en wethouders kunnen een lagere vergoeding vaststellen.

     

Artikel 14 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1.

    Bij subsidieregeling of subsidiebeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de Awb worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen in de subsidiebeschikking verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a.

      de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid voor minder validen van de accommodatie waar de activiteiten plaatsvinden;

    • b.

      de inzet bij de activiteiten van personen die onder de zorgplicht van de gemeente vallen in het kader van de Participatiewet;

    • c.

      duurzaamheid bij de uitvoering van de te subsidiëren activiteiten;

    • d.

      de vermelding in (reclame)uitingen dat de activiteit of het project door de gemeente (mede) wordt gesubsidieerd met gebruikmaking van het logo van de gemeente.

  • 3.

    Bij subsidies vanaf € 20.000 kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

 

Artikel 15 Betaling en bevoorschotting

Bij subsidieregeling of in de subsidiebeschikking wordt besloten of de subsidie wordt bevoorschot of uitbetaald en de hoogte en de termijnen van de voorschotten of betalingen bepaald.

 

Artikel 16 Eindverantwoording subsidies tot € 5.000

  • 1.

    Subsidies tot € 5.000 worden door burgemeester en wethouders direct vastgesteld of verleend en – tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid – binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.

  • 2.

    Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het vorige lid kan de aanvrager worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen 13 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kan worden afgeweken van dit artikel.

Artikel 17 Eindverantwoording subsidies vanaf € 5.000 tot € 100.000

  • 1.

    Bij subsidies vanaf € 5.000 tot € 100.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk binnen 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en in hoeverre de doelen zijn behaald;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening) op dezelfde wijze ingericht als de voor de subsidieaanvraag ingediende begroting;

    • c.

      bij een subsidie vanaf € 50.000 daarnaast ook: een beoordelingsverklaring over de activiteiten en de daaraan verbonden baten en lasten, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kan worden afgeweken van dit artikel.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde informatie die voor de vaststelling van belang zijn, moet worden overlegd.

     

Artikel 18 Eindverantwoording subsidies vanaf € 100.000

 

  • 1.

    Bij subsidies vanaf € 100.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per jaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en in hoeverre de doelen en resultaten zijn behaald;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening) op dezelfde wijze ingericht als de voor de subsidieaanvraag ingediende begroting;

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kan worden afgeweken van dit artikel.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde informatie die voor de vaststelling van belang zijn, moet worden overlegd.

     

Artikel 19 Eindverantwoording bij meerdere subsidies

Als een aanvrager in hetzelfde kalenderjaar meerdere subsidies verstrekt krijgt, kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze voor de eindverantwoording bij elkaar moeten worden opgeteld en samen verantwoord. Hierdoor kan een hoger verantwoordingsregime van toepassing worden (conform artikel 16, 17 of 18).

 

Artikel 20 Subsidievaststelling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen de subsidie vast binnen 13 weken na de ontvangst van de volledige aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip of de termijn, bedoeld in de artikelen 16, 17 en 18 eerste lid, is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan gaan zij over tot ambtshalve vaststelling.

     

Artikel 21 Periodiek verslag

  • 1.

    Burgemeester en wethouders houden ten minste eenmaal in de vijf jaar een onderzoek naar de doeltreffendheid van subsidies in de praktijk ex artikel 4:24 Awb. Dit gebeurd zoveel mogelijk gelijktijdig bij de evaluatie van het betreffende beleid.

  • 2.

    Indien burgemeester en wethouders van mening zijn dat de kosten van de in lid 1 genoemde evaluatie onevenredig zijn in verhouding tot de verstrekte subsidies, kan van de evaluatie worden afgezien. De raad wordt hierover dan geïnformeerd.

     

Artikel 22 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen deze verordening, met uitzondering van de artikelen 3, 4, 5 en 11 lid 1 in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

 

Artikel 23 Slotbepalingen

  • 1.

    De Algemene subsidieverordening Sliedrecht 2010 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2017.

  • 3.

    Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor deze datum blijven de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht 2010 van toepassing.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Sliedrecht 2017.

 

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht

op 29 november 2016.

 

De griffier,

mr. R.P.A. van Aalst

 

 

De voorzitter,

drs. A.P.J. van Hemmen

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Egalisatiereserve:

De reserve wordt gevormd om tot een gelijkmatige verdeling van lasten te komen. De egalisatiereserve wordt gevormd uit exploitatieoverschotten om eventuele toekomstige tekorten op te vangen en mag niet negatief zijn. Ook kan de aanvrager een subsidieaanvraag indienen voor bijvoorbeeld het ontwikkelen van nieuwe activiteiten waarbij wordt gevraagd (een deel van) de egalisatiereserve te mogen inzetten.

 

Artikel 2. Aanvrager

De aanvrager is hier breed omschreven om in de ASV geen ongewenste uitzonderingen te creëren. De raad heeft wel als kader meegegeven dat subsidies vanaf € 10.000,- alleen aangevraagd kunnen worden door rechtspersonen. Er is hiervoor gekozen, omdat de verantwoording van subsidies vanaf € 10.000,- bij rechtspersonen "in de boeken" dient te gebeuren, die een wat stringenter regime kennen dan de boekhouding van natuurlijke personen. Verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en stichtingen bezitten rechtspersoonlijkheid.

 

Artikel 3. Reikwijdte

Lid 1

Met het eerste lid krijgen burgemeester en wethouders de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Algemene subsidieverordening (hierna: ASV) van toepassing is.

 

Dit betreft in beginsel alle subsidies op de genoemde beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies waar overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is.

 

Lid 2

Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is (zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies) is de ASV in beginsel niet van toepassing.

 

Lid 3

Dit lid geeft het college de bevoegdheid om de ASV (deels) van toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat.

 

Artikel 4. Subsidieregelingen

Dit artikel maakt het mogelijk dat burgemeester en wethouders nadere regels vaststellen voor subsidies die op grond van een wettelijk voorschrift (artikel 3 ASV), hierna subsidieregeling genoemd. Voor zover burgemeester en wethouders iets nader wensen te regelen, bijvoorbeeld welke activiteiten in aanmerking komen voor subsidie en hoe de subsidie wordt berekend dient dit in een subsidieregeling te gebeuren.

In andere artikelen van de ASV worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking op de inhoud van de subsidieregeling kunnen hebben: het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie, de wijze van verdelen van het subsidieplafond.

Voor zover burgemeester en wethouders geen gebruik maken van de zojuist vermelde bevoegdheid is het slechts in beperkte mate mogelijk om subsidies te verstrekken. De hoofdregel van de Awb is namelijk dat subsidieverstrekking gebaseerd moet zijn op een wettelijk voorschrift, zoals een subsidieregeling, waarin de te subsidiëren activiteiten staan vermeld. Op grond van artikel 4:23, derde lid, van de Awb, bestaan hierop maar vier uitzonderingen:

  • a.

    de spoedeisende subsidieverstrekking (tijdelijk, vooruitlopend op de vaststelling van een wettelijk voorschrift);

  • b.

    de subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost (de begroting dient de subsidieontvanger en het bedrag dat ten hoogste kan worden vastgesteld te vermelden);    

  • c.

    de incidentele subsidieverstrekking (voor uitzonderlijke gevallen, als er in beginsel slechts eenmalig subsidie zal worden toegekend);

  • d.

    de Europese subsidies (is voor gemeenten nauwelijks van belang).

 

Artikel 5. Europees steunkader

Hoofdregel is dat Europees recht altijd voor Nederlands recht gaat. Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.

Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.

Als sprake is van steun aan een onderneming die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen mits die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4). Net zo goed als dat bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, ondernemingen alleen in aanmerking komen als de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader (lid 5).

Artikel 6. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Lid 1

In de Awb zijn in de artikel 4:25 tot en met 4:28 de belangrijkste bepalingen rondom het werken met een "subsidieplafond" gegeven. Ingevolge het eerste lid van artikel 6 kunnen burgemeester en wethouders subsidieplafonds vaststellen. Zij maken daarbij de wijze van verdeling van de beschikbare middelen bekend.

Lid 2

Met het oog op de rechtszekerheid verlangt de Awb, dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt, vóórdat de periode waarop het betrekking heeft, ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers tijdig weten hoeveel geld beschikbaar is. Maar vooral van belang is, dat subsidieaanvragen - op het moment dat het subsidieplafond bereikt is – worden geweigerd met als motivering dat het subsidieplafond is bereikt. Indien het voor subsidie beschikbare bedrag enkel op de begroting vermeld staat en de gemeente deze bedragen niet als zijnde subsidieplafonds heeft gepubliceerd, kan de gemeente subsidieaanvragen niet ongemotiveerd weigeren wegens het bereiken van het plafond.

Burgemeester en wethouders kunnen bij subsidieregeling een andere wijze van verdeling van de beschikbare middelen opnemen, dan die de raad in het tweede lid van dit artikel heeft aangegeven. Als het dat niet doet geldt de wijze van verdeling als genoemd in het tweede lid. Er zijn meerdere mogelijkheden qua verdeling van de middelen, waarvan de belangrijkste:

  • 1.

    De meest eenvoudige vorm is een verdeelmechanisme op volgorde van binnenkomst, "wie het eerst komt, het eerst maalt", waarbij aanvragen in volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag worden behandeld. Dit is de hoofdregel in deze subsidieverordening.

  • 2.

    Een andere vorm is een tendersysteem, waarbij het beschikbare budget wordt verdeeld over de complete aanvragen door middel van een onderlinge vergelijking van de aanvragen en dat de beste aanvragen voor subsidie in aanmerking komen. Van belang bij dit systeem is dat helder is voor de aanvrager op basis van welke criteria de aanvragen worden getoetst en in rangorde worden gezet. Zoals eerder aangegeven kunnen burgemeester en wethouders hiertoe besluiten op grond van artikel 5 tweede lid. De criteria, waaraan een aanvraag wordt getoetst, dienen zoveel mogelijk eenduidig te zijn.

Lid 3 en 4

Indien van toepassing, wordt gewezen op de mogelijkheid het subsidieplafond te verlagen. De raad stelt uiteraard nog steeds de financiële kaders vast (in de begroting). Het is binnen die kaders dat burgemeester en wethouders vervolgens de subsidieplafonds kunnen vaststellen.

Lid 5

Burgemeester en wethouders, die via artikel 3 de bevoegdheid gedelegeerd hebben gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, zijn verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb – (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken.

 

Artikel 7. Aanvraag

Lid 1

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan via het daarvoor beschikbare formulier. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits de digitale weg open is gesteld. Aanvragen die per e-mail worden ingediend zijn niet rechtsgeldig, omdat die geen juridisch geldige ondertekening bevatten.

Lid 2

In het tweede lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag overlegd dienen te worden.

Bij sub b wordt gevraagd om de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen aan te leveren. Een doel is een gewenste situatie, iets dat je wilt bereiken.

Lid 3

Natuurlijke personen hoeven bij een eerste aanvraag alleen een kopie van een recent bankafschrift aan te leveren, aangezien zij de andere stukken niet hebben.

Lid 4

Bij subsidieregeling kunnen burgemeester en wethouders ook besluiten van de voorgaande leden af te wijken.

Lid 5

In het vijfde lid wordt aangegeven dat burgemeester en wethouders meer maar ook minder informatie kunnen verlangen indien dat noodzakelijk of voldoende is. Bij een subsidie aan een onderneming moet voorkomen worden dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna VWEU). Daarom kunnen in het kader van dit vierde lid een tweetal aanvullende aanvraagvereisten worden gesteld die specifiek voor ondernemingen gelden. Ten eerste, om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen wordt een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd). Het gaat naast subsidie bijvoorbeeld om garanties, leningen, korting op de grondprijs, etc. Ten tweede, om subsidie onder de de-minimisverordening te kunnen verlenen moet de onderneming een de-minimisverklaring gevraagd worden. Op basis van een ingeleverde de-minimisverklaring dienen burgemeester en wethouders te controleren of verlenen van de subsidie in overeenstemming is met de de-minimisverordening.

 

Artikel 8. Subsidiëring mede door andere bestuursorganen

Dit artikel spreekt voor zich. Het komt voort uit de behoefte van de gemeente om zijn eigen subsidiemiddelen zo efficiënt mogelijk in te zetten en het voor aanvragers gemakkelijker te maken om bij meerdere bestuursorganen een subsidie aan te vragen en te verantwoorden.

 

Artikel 9. Aanvraagtermijn

Lid 1 tot en met 3

De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van de soort subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar worden verstrekt en andere subsidies.

Lid 4

Bij subsidieregeling kunnen burgemeester en wethouders besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste tot en met derde lid.

Lid 5

Bij het vijfde lid is de strekking dat wanneer de subsidieaanvraag te laat wordt ingediend, de aanvrager dan de reden hiervoor moet vermelden. In de praktijk komt het voor dat een aanvraag te laat wordt ingediend. Burgemeester en wethouders willen de reden hiervoor weten. Aan de hand van deze reden kunnen zij dan bepalen de aanvraag wel of niet in behandeling te nemen.

Artikel 10. Beslistermijn

Lid 1

Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen burgemeester en wethouders gehouden zijn te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen subsidies per kalenderjaar of een andere.

Lid 2

Bij subsidieregeling kunnen burgemeester en wethouders besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld zijn in het eerste lid.

Lid 3

De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen. Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.

 

Algemeen

Burgemeester en wethouders dienen een subsidieaanvraag te toetsen. Zij toetsen in ieder geval aan:

a. de Europese regels inzake staatssteun;

b. de bepalingen van de wet;

c. de bepalingen van deze verordening;

d. de bepalingen van subsidieregelingen of vastgesteld beleid.

Lid 1

In dit artikellid worden de gronden opgesomd waarop burgemeester en wethouders een aanvraag moeten weigeren. Dit is een aanvulling op het in artikel 4:25 lid 2 Awb bepaalde. In laatstgenoemd artikellid is aangegeven dat een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond wordt overschreden (mits er uiteraard een subsidieplafond is vastgesteld en bekendgemaakt).

 

Artikel 4:25 Awb

 

  • 1.

     ……

  • 2.

    Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

  • 3.

    ……

 

Lid 1, sub a

Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstellingsverordening, waardoor burgemeester en wethouders kunnen volstaan met een lichte kennisgevingsprocedure. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele aanmelding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond onder a).

 

Lid 1, sub b

Wat betreft de verplichte weigeringsgrond opgenomen onder b dient het volgende opgemerkt te worden. Bepaalde Europese steunkaders verbieden – als er een bevel tot terugvordering uitstaat – alleen het verlenen van staatsteun onder de betreffende verordening; niet het verlenen van subsidies in het algemeen. Door de in het eerste lid, onder b, gekozen formulering van de weigeringsgrond in combinatie met het verplichtende karakter komt het in de ASV echter neer op een – op zichzelf verdedigbare – verbreding van de weigeringsgrond tot het verlenen van subsidies in het algemeen (als er een bevel tot terugvordering uitstaat).

 

Lid 1, sub c

In artikel 10 lid 1 sub c is ‑ voor de wetstechnische duidelijkheid ‑ opgenomen, dat een aanvraag wordt geweigerd indien deze niet past in het gemeentelijke beleid. De reikwijdte vermeld in artikel 3 en de subsidieregelingen, als bedoeld in artikel 4, bestrijken dit gemeentelijke beleid.

 

Lid 1, sub g

Veelal zal de activiteit die binnen de in de gemeentelijke begroting op genomen thema’s en programma’s valt, ook aanwijsbaar ten goede komen aan de ingezetenen van Sliedrecht. Het is voorstelbaar dat dit laatste niet het geval is, daarom is dit als weigeringsgrond opgenomen.

 

Lid 2

In het tweede lid zijn nog enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen in deze gevallen weigeren, maar zijn daartoe niet verplicht.

 

In artikel 4:35 lid 1 Awb is aangegeven dat in ieder geval in de volgende gevallen een subsidieverlening kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

 

Lid 2, sub a, d, e en g spreken voor zichzelf. Sub b geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt.

 

Sub c betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) niet kan doorstaan. Bij deze weigeringsgrond is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat hierbij louter om de integriteit van de persoon dan wel rechtspersoon van de aanvrager aan wie burgemeester en wethouders op grond van de Wet Bibob geen subsidie wensen te verlenen. Naast subsidie weigeren, kunnen burgemeester en wethouders in dergelijke gevallen ook reeds verleende en vastgestelde subsidies intrekken (derde lid).

 

Onder sub f is een weigeringsgrond opgenomen waarmee burgemeester en wethouders een aanvraag kunnen weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan dan nadat deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Europese Commissie. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. Alleen in deze gevallen kunnen burgemeester en wethouders óf weigeren de subsidie te verstrekken   

óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Als burgemeester en wethouders besluiten over te gaan tot melding, dan wordt in verband met de standstill-verplichting de beslistermijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen (zie artikel 9, vierde lid). Als de Europese Commissie besluit de voorgenomen subsidieverstrekking niet goed te keuren, dan zullen burgemeester en wethouders de aanvraag alsnog weigeren (zie het eerste lid, onder a). Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op een andere grond worden geweigerd.

 

Sub h is opgenomen om te voorkomen dat er te grote reserves bij gesubsidieerde instellingen ontstaan. De subsidie is bedoeld om bepaalde doelen en activiteiten te realiseren en niet om op te potten. De egalisatiereserve is er om geringe schommelingen in de exploitatie op te vangen, maar niet om bij voorbaat bijvoorbeeld (reorganisatie)kosten of risico’s in te calculeren/op te vangen. Een redelijke omvang is 10% tot maximaal 25% van de laatst vastgestelde (boekjaar- of kalenderjaar) subsidie. Er wordt wel altijd naar de omstandigheden gekeken welke per instelling/subsidierelatie kunnen verschillen.

 

Lid 3

Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente).

 

Lid 4

Het vierde lid geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om hier uitvoering aan te geven.

 

Lid 5

Lid 5 ten slotte, geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.

 

Artikel 12. Verantwoording

Ingevolge dit artikel geven burgemeester en wethouders al in het besluit tot verlening van de subsidie aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat degene, aan wie de subsidie is toegekend, van meet af aan duidelijk is aan welke verplichtingen en administratieve eisen hij dient te voldoen.

 

Bij veel, veelal kleinere subsidies zal het stellen van verplichtingen bij de toekenning niet noodzakelijk zijn. In die gevallen kunnen burgemeester en wethouders daarvan eenvoudig afzien. In gevallen, dat burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat redelijkerwijs nadere verplichtingen dienen te worden gesteld, zal dit veelal op de subsidieontvanger en de door hem te ondernemen activiteiten toegesneden verplichtingen zijn. Een uitputtende opsomming in de verordening van alle mogelijke aan een subsidiënt op te leggen verplichtingen komt de overzichtelijk­heid, noch de doelmatigheid van de verordening ten goede.

 

In artikel 4:37 Awb staan de standaardverplichtingen vermeld welke burgemeester en wethouders bij de beschikking tot subsidieverlening aan de subsidieontvanger kunnen opleggen. Er kan maatwerk worden gerealiseerd door een differentiatie te maken tussen verplichtingen, die worden gesteld aan eenmalige subsidies en jaarlijkse subsidies. Voor een selectie uit de verplichtingen, die te stellen zijn bij het verlenen van de jaarlijkse subsidies; zie ook titel 4.2.8 Awb.

 

Bij de in artikel 13 te stellen verplichtingen kan worden gedacht aan bijvoorbeeld het verzekeren van de zaken, die voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit noodzakelijk zijn, de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de subsidieontvanger, reservevorming, het bestuur, het aanstellen van toezichthouders, de inrichting van de administratie en de benodigde toestemming van burgemeester en wethouders voor het aangaan van rechtshandelingen als bedoeld in artikel 4:71 Awb. Ook kan gedacht worden aan een klanttevredenheidsonderzoek (KTO), een visitatie of een benchmark.

 

Artikel 13. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

Lid 1

Bevat een verwijzing naar het bepaalde in artikel 4:37 Awb:

Tekst van artikel 4:37 Awb:

 

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • 1.

      aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • 2.

      de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

    • 3.

      het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

    • 4.

      de te verzekeren risico’s;

    • 5.

      het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

    • 6.

      het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

    • 7.

      het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

    • 8.

      het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

  • 2.

    Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd, zijn de artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing.

 

Lid 2 en 3

Deze leden bevat een meldingsplicht (tweede lid) en informatieplicht (derde lid) die voor alle subsidieontvangers geldt.

 

De subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo'n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan de onderhavige subsidieverordening.

 

Tekst van artikel 4:49 Awb (Intrekking NADAT de subsidie is vastgesteld):

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

    • 1.

      op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • 2.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of:

    • 3.

      indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

    

  • 1.

    De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

 

Het is ook mogelijk – voordat de subsidie is vastgesteld – om – indien daartoe aanleiding bestaat – de subsidie in te trekken. Daarvoor is artikel 4:48 Awb geredigeerd.

 

Tekst van artikel 4:48 Awb (Intrekking NADAT de subsidie is verleend, maar VOORDAT deze is vastgesteld):

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:

    • 1.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • 2.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • 3.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • 4.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

    • 5.

      met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

 

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de meldingsplicht niet geldt na vaststelling van de subsidie of als (op verzoek van de belanghebbende) burgemeester en wethouders van te voren hebben aangegeven dat de prestatie of verplichting niet conform de subsidietoekenning hoeft te worden uitgevoerd.

 

Lid 4

Met het vierde lid kunnen burgemeester en wethouders de verplichting opleggen om mee te werken aan de steekproefsgewijze controle van subsidies die direct worden vastgesteld. Dit om te kunnen controleren of er niet met de subsidies wordt gefraudeerd.

 

Lid 5

In het vijfde lid in dit artikel is een verplichting tot het vormen van een egalisatiereserve opgenomen bij subsidiëring vanaf € 20.000, indien er een verschil is tussen de subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend. Dit op voorwaarde dat de activiteiten volledig zijn uitgevoerd. Indien de activiteiten niet of niet geheel zijn uitgevoerd zal de subsidie lager worden vastgesteld (teruggevorderd), tenzij er zwaarwegende redenen zijn om dit niet te doen. Deze egalisatiereserve mag niet negatief zijn.

 

Lid 6

Naast een door burgemeester en wethouders opgelegde verplichting kan op grond van het zesde lid elke subsidieontvanger burgemeester en wethouders verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. Vooral voor evenementen, waarbij het al dan niet doorgaan van het evenement sterk afhankelijk is van de weersomstandigheden, kan dit van belang zijn. Ook hier mag de egalisatiereserve niet negatief zijn.

 

Lid 7

In het zevende lid van dit artikel komt de verplichting tot vermogensvergoeding conform artikel 4:41, lid 2 Awb terug. Vermogensvergoeding houdt in dat de subsidieontvanger een vergoeding aan burgemeester en wethouders betaald voor zaken (dit kunnen zowel roerende en onroerende zaken als vermogensbestanddelen zijn) die (mede) door de subsidieverstrekking tot vermogensvorming bij de subsidieontvanger hebben geleid.

 

De tekst van artikel 4:41 lid 2 Awb:

De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

  • 1.

    de subsidie-ontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

  • 2.

    de subsidie-ontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

  • 3.

    de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

  • 4.

    de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

  • 5.

    de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

 

Artikel 14. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Lid 1

Dit artikel bevat een bevoegdheidsgrondslag voor burgemeester en wethouders om aan de subsidie bepaalde 'bijzondere' verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb).

Lid 2

Het tweede lid maakt het mogelijk om verplichtingen op te leggen die niet strekken tot verwezenlijking van het eigenlijke doel van de gesubsidieerde activiteit.

Lid 3

Hiermee hebben burgemeester en wethouders de mogelijkheid om bij subsidies vanaf € 20.000,- een tussentijdse verantwoording op te vragen. Zij bepalen welke eisen worden gesteld aan de tussentijdse, inhoudelijke en financiële verantwoording. In het kader van administratieve lastenverlichting wordt dit zoveel mogelijk beperkt.

 

Artikel 15. Betaling en bevoorschotting

Voorschotten worden verstrekt volgens het in de subsidieregeling en/of verleningsbeschikking opgenomen bevoorschottingsritme en maken onderdeel uit van de beschikking. Dit houdt in dat ook tegen een bevoorschottingsritme een bezwaar- en beroepsmogelijkheid openstaat.

De bevoorschottingsbeschikking wordt ambtshalve gegeven op het moment van de verleningsbeschikking. De subsidieaanvrager hoeft geen aanvra(a)g(en) voor bevoorschotting in te dienen. Dit leidt tot lastenbesparingen bij zowel de subsidieontvanger als de gemeente.

Omdat de bevoorschotting mede afhankelijk is van de aard van de te subsidiëren activiteit is er voor gekozen om de termijnen, waarop de bevoorschotting plaatsvindt, niet in de verordening te noemen. Het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten worden in de subsidieregeling en/of verleningsbeschikking vermeld.

De subsidieontvanger is volgens artikel 13 verplicht te melden, als er omstandigheden zijn die van invloed zijn op de hoogte van het verleende bedrag. De subsidieverstrekker kan vervolgens, indien nodig, door een wijziging van de verleningsbeschikking het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten aanpassen. Na vaststelling van de subsidie wordt het resterende bedrag (het vastgestelde bedrag verminderd met de verleende voorschotten) uitgekeerd aan de subsidieontvanger.

Met de algemene formulering van dit artikel is de mogelijkheid open gelaten om, zonder dat daartoe wijziging van de verordening noodzakelijk is, recht te doen aan de wijziging van de voorschotregeling, die beslag heeft gekregen met de invoering van de vierde tranche Awb.

Als in de beschikking niet anders is bepaald, vindt betaling van het voorschot of de subsidie binnen zes weken na verzending van de verleningsbeschikking plaats. De tekst van artikel 4:87, lid 1, Awb:

Artikel 4:87

 

  • 1.

    De betaling geschiedt binnen zes weken nadat de beschikking op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, tenzij de beschikking een later tijdstip vermeldt.

  • 2.

    …… 

 

Artikel 16. Eindverantwoording subsidies tot € 20.000

Lid 1

Kenmerkend voor subsidies tot € 5.000 is dat deze op basis van vertrouwen worden verstrekt; er wordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 13). Achteraf kan een steekproefsgewijze controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger.

In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling, wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen een nader bepaalde termijn ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker.

Lid 2

In het tweede lid is een afwijkende termijn opgenomen voor situaties waarin speciale rapportageverplichtingen worden opgelegd.

Lid 3

In het derde lid is de mogelijkheid opgenomen om in een subsidieregeling van de standaardregeling in deze verordening af te wijken, omdat dit bij sommige subsidies nodig kan zijn.

 

Artikel 17. Eindverantwoording subsidies vanaf € 20.000 tot € 100.000

In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidie vanaf € 20.000 tot € 100.000 aan burgemeester en wethouders dienen te verantwoorden.

Lid 2

sub a

Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Om een goede vergelijking mogelijk te maken dient het verslag op dezelfde wijze te zijn ingericht als het destijds ingediende activiteitenplan.

sub b

Het financiële verslag of de jaarrekening moet inzicht bieden in de uitgaven en inkomsten die verbonden zijn aan de gesubsidieerde activiteiten. Dit moet duidelijk voor de gemeente apart te herleiden zijn (bijvoorbeeld bij activiteiten die door meerdere gemeenten worden gesubsidieerd). Voor de vergelijkbaarheid dient de financiële verantwoording op dezelfde wijze te zijn ingericht als de destijds ingediende begroting.

sub c

Bij subsidies vanaf € 50.000,- wordt een beoordelingsverklaring van een onafhankelijk accountant gevraagd om meer zekerheid te verkrijgen of er correct is omgegaan met de aan de subsidie verbonden uitgaven en inkomsten. Een beoordelingsverklaring is één van de drie typen accountantsverklaringen, lichter dan de controleverklaring en zwaarder dan de samenstellingsverklaring.

De accountant kan na de werkzaamheden van de beoordelingsopdracht tot de volgende typen verklaringen komen:

1. Een goedkeurende beoordelingsverklaring;

2. Een goedkeurende beoordelingsverklaring met beperking;

3. Een afkeurende beoordelingsverklaring.

Als er sprake is van een verklaring zoals bedoeld bij punt 2 of 3 dient de subsidieaanvrager ook het accountantsrapport te overleggen.

Lid 3

Verder kunnen burgemeester en wethouders, overeenkomstig het derde lid, in een subsidieregeling afwijken van dit artikel. Dit om het mogelijk te maken in een  subsidieregeling afwijkende verantwoordingsmogelijkheden op te nemen die passen bij de betreffende subsidie.

Lid 4

Ingevolge het vierde lid kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat het voor de verantwoording van de subsidie andere informatie en bewijzen vraagt dan gebruikelijk en uit hoofde van de gewone bedrijfsvoering van de subsidieontvanger al worden opgesteld. Bijvoorbeeld verslagen, die rechtspersonen uit hoofde van de wet al dienen op te stellen en die naar gelang van de hoedanigheid van de betreffende rechtspersoon verschillen.

 

Artikel 18. Eindverantwoording subsidies vanaf € 100.000

Bij subsidies van € 100.000,-- of meer wordt verantwoording gedaan op basis van de doeltreffendheid van de subsidie. Daarvoor is van belang of en in hoeverre de activiteiten zijn gerealiseerd en wat de gerealiseerde kosten en baten van de activiteiten zijn.

Lid 2

sub a

Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Om een goede vergelijking mogelijk te maken dient het verslag op dezelfde wijze te zijn ingericht als het destijds ingediende activiteitenplan.

sub b

Het financiële verslag of de jaarrekening moet inzicht bieden in de uitgaven en inkomsten die verbonden zijn aan de gesubsidieerde activiteiten. Dit moet duidelijk voor de gemeente apart te herleiden zijn (bijvoorbeeld bij activiteiten die door meerdere gemeenten worden gesubsidieerd). Voor de vergelijkbaarheid dient de financiële verantwoording op dezelfde wijze te zijn ingericht als de destijds ingediende begroting.

sub c

Bij de financiële verantwoording vragen burgemeester en wethouders een door een accountant opgestelde controleverklaring. Een controleverklaring is één van de drie typen accountantsverklaringen, te weten de zwaarste variant. De strekking van de controleverklaring (voor algemeen maatschappelijk verkeer of beperkte groep gebruikers) zegt veel over de getrouwheid van de verantwoording.

Er zijn verschillende controleverklaringen mogelijk:

 

  • 1.

    een goedkeurende verklaring;

  • 2.

    een verklaring met beperking;

  • 3.

    een verklaring van oordeelonthouding;

  • 4.

    een afkeurende verklaring.

Als er sprake is van een verklaring zoals bedoeld bij punt 2, 3 of 4 dient de subsidieaanvrager ook het accountantsrapport te overleggen.

 id 3

Het derde lid biedt de basis om in een subsidieregeling af te wijken van dit artikel. Dit om het mogelijk te maken in een nadere regeling voor bepaalde subsidies afwijkende verantwoordingsmogelijkheden op te nemen die passen bij de betreffende subsidie.

 

Lid 4

Ingevolge het vierde lid kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat het voor de verantwoording van de subsidie andere informatie en bewijzen vraagt dan gebruikelijk en uit hoofde van de gewone bedrijfsvoering van de subsidieontvanger al worden opgesteld. Bijvoorbeeld verslagen, die rechtspersonen uit hoofde van de wet al dienen op te stellen en die naar gelang van de hoedanigheid van de betreffende rechtspersoon verschillen.

 

Artikel 19. Eindverantwoording bij meerdere subsidies

Als een subsidieontvanger meerdere subsidies, bijvoorbeeld tot de grensbedragen, aanvraagt in hetzelfde kalenderjaar of reeds een kalender heeft ontvangen boven een bepaald grensbedrag kunnen burgemeester en wethouders besluiten hetzelfde of een hoger verantwoordingsregime te laten gelden voor al die subsidies. De subsidies worden dan gecumuleerd waardoor andere verantwoordingseisen van toepassing zijn. Burgemeester en wethouders nemen in de beschikking op dat mocht er nog een subsidie worden aangevraagd en verstrekt er een ander verantwoordingsregime kan gelden als dit de grensbedragen van artikel 16, 17 of 18 overschrijdt.

 

Artikel 20. Subsidievaststelling

Lid 1

Het eerste lid bevat – overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb – de termijn waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden. Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. De verdaging van de beslistermijn biedt dan uitkomst. Een besluit tot verdaging is appellabel.

Lid 2

Dit tweede lid geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om subsidieontvangers, als zij hun aanvraag tot subsidievaststelling niet tijdig (kunnen) indienen, in de gelegenheid te stellen alsnog binnen een hersteltermijn in te dienen. Mocht de subsidieontvanger alsnog niet binnen de herstelstermijn de aanvraag tot subsidievaststelling indienen dan gaan burgemeester en wethouders over tot ambtshalve vaststelling van de subsidie. Dit houdt in dat de subsidie wordt vastgesteld met de informatie die bekend is. Dit kan leiden tot lagere vaststelling van de subsidie (zelfs op € 0,00).

 

Artikel 21. Periodiek verslag

Lid 1

Burgemeester en wethouders zijn op basis van artikel 4:24 Awb verplicht ten minste eenmaal in de vijf jaar een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidies in de praktijk te publiceren. Burgemeester en wethouders kiezen er met dit lid voor om een evaluatie naar de doeltreffendheid van subsidies te doen. Dit wordt zoveel mogelijk tegelijk gedaan bij het opstellen van nieuw beleid en niet door middel van aparte verslaglegging. Onderzoek naar de (maatschappelijke) effecten van individuele subsidies blijkt in de praktijk op dit moment nauwelijks mogelijk te zijn.

Lid 2

Daarnaast is in lid 2 opgenomen dat indien burgemeester en wethouders van mening zijn dat de kosten van de in lid 1 genoemde evaluatie onevenredig zijn in verhouding tot de verstrekte subsidies van evaluatie kan worden afgezien. De gemeenteraad wordt daar dan over geïnformeerd.

 

Artikel 22. Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen.

 

Artikel 23. Slotbepalingen

Behoeft geen verdere toelichting.

Naar boven