Beleidsregels Wmo 2017 gemeente Utrecht

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit vast te stellen de volgende

 

Beleidsregels Wmo 2017 gemeente Utrecht

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

Deze Beleidsregels Wmo zijn een uitwerking van de verordening Maatschappelijke onder-steuning Utrecht 2016.

In de Wmo staat een zorgvuldige toegangsprocedure centraal. Het gaat er om de

ondersteuningsvraag van de klant, zijn behoeften en de gewenste resultaten helder te krijgen en om te achterhalen wat iemand op eigen kracht, met mantelzorg of informele hulp dan wel door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten kan doen om zijn zelfredzaamheid en participatie te handhaven of te verbeteren. In aanvulling hierop wordt gekeken of een algemene voorziening, zoals de ondersteuning in het buurtteam, passend is of dat (ook) een maatwerkvoorziening nodig is. Het wettelijke kader, de verordening Wmo en deze beleidsre-gels leggen de toegangsprocedure vast. Het resultaat van de procedure moet steeds zijn dat een passende bijdrage wordt geleverd aan zelfredzaamheid en participatie.

Paragraaf 1 Algemeen afwegingskader

Als een persoon aanspraak maakt op ondersteuning op grond van de Wmo zal dit verzoek gewogen worden. Het gaat daarbij om een individuele weging en de uitkomst kan daarom per persoon verschillen. Hierbij worden altijd de volgende elementen betrokken.

Eigen mogelijkheden

Niet iedere beperking leidt tot verminderde zelfredzaamheid of een participatieprobleem zoals bedoeld in de Wmo. En niet elke beperking van de zelfredzaamheid of participatie vraagt om overheidsondersteuning. Door eigen oplossingen in te zetten kan in veel gevallen een levenspatroon voortgezet worden dat als aanvaardbaar gezien kan worden. Dat zou anders kunnen zijn wanneer de beperkingen leiden tot een participatieprobleem dat niet met eigen oplossingen of hulp van anderen kan worden opgelost. Om te kunnen bepalen of en welke ondersteuning nodig is, is zorgvuldig onderzoek noodzakelijk. Dat onderzoek richt zich op het geobjectiveerd vaststellen van beperkingen en het verlies van zelfredzaamheid en

participatie dat hieruit voortkomt.

Financiële mogelijkheden

De wet staat niet toe dat slechts op basis van inkomen ondersteuning wordt verleend of ge-weigerd. Tegelijkertijd biedt het beschikken over financiële middelen de mogelijkheid in eigen oplossingen te voorzien. Het college mag hierop een beroep doen in het gesprek met de burger, maar het mag geen reden zijn om een passende bijdrage te weigeren. Iemand met veel financiële middelen betaalt veelal ook een hoge eigen bijdrage en betaalt zodoende feitelijk mee aan de oplossing.

 

Ondersteuning door mantelzorgers en vrijwilligers


Wanneer verminderde zelfredzaamheid of een participatieprobleem (gedeeltelijk) kan worden opgelost door een mantelzorger of vrijwilliger, kan aanvullend daarop een algemene of maatwerkvoorziening nodig zijn. Indien noodzakelijk wordt bij het bepalen van de meest

passende ondersteuningsvorm rekening gehouden met de belangen van de mantelzorger of vrijwilliger. Mantelzorg is een vorm van ondersteuning die niet afdwingbaar is door de over-heid.

 

Voorliggende voorzieningen

Dit zijn (wettelijke) voorzieningen waar eerst een beroep op kan worden gedaan alvorens een maatwerkvoorziening wordt overwogen:

• Voorliggend op de Wmo is een voorziening/dienst op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de Zorgverzekeringswet (Zvw) of het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV). Indien dit het geval is, zal er op grond van de Wmo geen

voorziening worden verstrekt.

• Onderwijs: begeleiding van kinderen met problemen is de verantwoordelijkheid van school en de ouders. Tevens zijn er mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs. Daarnaast kan een beroep gedaan worden op de Jeugdwet.

• Arbeidsvoorzieningen: op grond van de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar

arbeidsvermogen (WIA), Wajong en Participatiewet zijn er mogelijkheden voor aangepast werk.

• Hoewel de Wet langdurige zorg (Wlz) formeel niet als een voorliggende voorziening kan worden beschouwd kan ondersteuning via de Wmo geweigerd worden als een persoon aanspraak heeft op ondersteuning op grond van de Wlz of er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de betrokkene hierop aanspraak kan maken en dit weigert te onder-zoeken.

Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die voldoet aan de volgende

criteria:

• Niet speciaal bedoeld voor personen met een beperking;

• Verkrijgbaar in de reguliere handel;

• Behoort voor een persoon zonder beperkingen in een financieel vergelijkbare positie tot het normale aanschaffingspatroon.

 

In individuele gevallen kan een voorziening die op zichzelf als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd, vanwege omstandigheden van de persoon toch niet algemeen gebruike-lijk zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om een plotseling optredende beperking waardoor alge-meen gebruikelijke voorzieningen eerder dan normaal moeten worden vervangen. Ook wan-neer de persoon een inkomen heeft dat door aantoonbare kosten als gevolg van de beperking onder de van toepassing zijnde bijstandsnorm dreigt te komen, kan een algemeen ge-bruikelijke voorziening toch voor vergoeding in aanmerking komen.

Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp is hulp die verwacht wordt van huisgenoten, die “normaal” wordt geacht in de relatie tussen huisgenoten en/of niet structureel meer is dan wanneer de huisgenoot geen beperking zou hebben. Het is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders, inwonende kinderen of andere volwassen huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden en voor elkaar.

Gebruikelijke zorg is alleen aan de orde als er een leefeenheid is die een gezamenlijk huis-houden voert. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten.

Ondersteuning wordt als gebruikelijke hulp beschouwd:

1. In kortdurende situaties (maximaal 3 maanden): als uitzicht op herstel (van de zelfred-zaamheid) dusdanig is dat ondersteuning daarna niet meer nodig zal zijn.

2. In langdurige situaties;

o bij normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer (bezoek familie/vrienden, bezoek arts, brengen en halen van kinderen naar school, sport of clubjes, etc.);

o hulp bij overnemen van alle taken die bij een gezamenlijk huishouden behoren zoals de thuisadministratie, het schoonhouden van het huis, et cetera;

o het leren omgaan van derden (familie/vrienden/leerkracht etc.) met klant;

o ouderlijk toezicht op kinderen, de aard en mate hiervan is afhankelijk van de leef-tijd van het kind.

 

In individuele gevallen kan het voorkomen dat een huisgenoot of partner geen gebruikelijke zorg kan leveren omdat deze zodanige gezondheidsproblemen heeft of overbelasting dreigt dat redelijkerwijs kan worden geconcludeerd dat de betreffende taken niet uitgevoerd kunnen worden. Het is aan belanghebbende en de betreffende leden van het huishouden om dit te onderbouwen met objectieve en relevante gegevens. Deze onderbouwing kan betrokken worden bij de weging of een maatwerkvoorziening noodzakelijk is.

 

Wanneer de partner of huisgenoot gezondheidsproblemen en beperkingen heeft of door de combinatie van een (volledige) werkkring of opleiding en het voeren van het huishouden overbelast dreigt te raken, zullen de (medische) gegevens ter onderbouwing daarvan door de betrokkene moeten worden aangeleverd. De gemeente moet zich daar dan een geobjec-tiveerd oordeel over vormen.

Wanneer de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk en gebruikelijke zorg en andere activiteiten dan werk en huishouden, gaan werk en gebruikelijke zorg voor.

Het beoefenen van vrijetijdsbesteding kan op zich geen reden zijn om alsnog een maatwerk-voorziening toe te kennen voor taken die in redelijkheid overgenomen kunnen worden door huisgenoten in het kader van gebruikelijke zorg.

 

In geval de leden van een leefeenheid dreigen overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, gaat het aanvragen van persoonlijke verzorging via de Zorgverzekeringswet voor op het eventueel bieden van een maatwerk-voorziening op grond van de Wmo.

Indien de enige huisgenoot van belanghebbende vanwege zijn/haar werk fysiek niet aanwezig is, wordt dit betrokken bij de afweging of de gebruikelijke zorg daadwerkelijk geleverd kan worden. Hiermee kan alleen rekening worden gehouden, wanneer het om aaneengesloten perioden van ten minste zeven etmalen gaat.

 

De afwezigheid van de huisgenoot moet een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan diens werk, denk hierbij aan offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland. Wanneer de enige huisgenoot een aaneengesloten perioden van ten minste zeven etmalen van huis is, is er in die periode feitelijk sprake van een éénpersoonshuishouden en kan er geen gebruikelijke zorg worden geleverd.

In geval belanghebbende een zeer korte, bekende levensverwachting heeft kan ter ontlasting van de

leefeenheid van belanghebbende afgewogen worden of taken die redelijkerwijs onder de gebruikelijke zorg vallen toch in aanmerking kunnen voor een maatwerkvoorziening.

Goedkoopst adequate voorziening

Indien een voorziening moet worden ingezet, wordt gekeken naar de inzet van algemene voorzieningen. Zijn deze niet aanwezig of bieden ze geen of onvoldoende oplossing, dan kan (aanvullend daarop) een maatwerkvoorziening worden ingezet. Het college mag hierbij reke-ning houden met het belang om een algemene voorziening in stand te houden.

Bij een maatwerkvoorziening wordt gekozen voor de goedkoopst adequate voorziening. Er zijn vaak meerdere geschikte oplossingen, maar er wordt gekozen voor de oplossing die naar objectieve maatstaven de goedkoopste is. Indien belanghebbende een duurdere voorziening wil (die eveneens adequaat is) komen de meerkosten voor rekening van belanghebbende.

Langdurig noodzakelijk

Bij het bepalen van de meest passende goedkoopst adequate voorziening, wordt rekening gehouden met de (te verwachten) gebruiksduur en intensiteit van het gebruik. Bij kortdurend of incidenteel gebruik, kan een groter beroep op eigen mogelijkheden of de inzet van voor-liggende of algemene voorzieningen worden gedaan. Uiteraard wordt hierbij rekening ge-houden met de feitelijke aanwezigheid van eigen mogelijkheden, voorliggende of algemene voorzieningen.

Hoofdverblijf

Een algemene of maatwerkvoorziening wordt verstrekt door de gemeente waarin belang-hebbende zijn hoofdverblijf heeft. Behalve de woning van belanghebbende komen in principe geen andere panden in aanmerking voor aanpassingen. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien dit voor een passende bijdrage aan zelfredzaamheid en participatie noodza-kelijk is in een individuele situatie. In dat geval wordt een bezoekbaar niveau als voldoende beoordeeld. Daarmee wordt bedoeld, het kunnen bereiken en gebruiken van de woonkamer en het toilet.

Algemene voorzieningen

Algemene voorzieningen zijn laagdrempelig toegankelijk. In de stad is een gevarieerd aanbod aan voorzieningen aanwezig. Met de activiteiten of ondersteuning die via deze algemene voorzieningen wordt geboden kan een individuele klant (een deel van) zijn participatie-problemen verminderen of zijn zelfredzaamheid verhogen. In deze gevallen is het niet nood-zakelijk een maatwerkvoorziening in te zetten of kan volstaan worden met een aanvulling op de algemene voorziening. Er zal altijd op individueel niveau onderzocht worden of belang-hebbende met de algemene voorziening voldoende resultaat kan behalen.

Aanvaardbaar niveau

Het streven is om de persoon op het niveau van participatie en zelfredzaamheid te brengen dat bij zijn situatie past. Daarbij zijn van belang de situatie van betrokkene voordat hij getrof-fen werd door zijn beperkingen, alsmede de situatie van personen in vergelijkbare omstan-digheden en in dezelfde leeftijdscategorie die geen beperkingen hebben.

Aanvaardbaar wil aan de andere kant zeggen, dat de persoon zich er soms bij neer moet leggen dat er belemmeringen blijven, of dat hij zich enige beperkingen zal moeten getroosten. De compensatie beperkt zich in die zin tot wat noodzakelijk is in het licht van zelfredzaamheid en participatie, en breidt zich niet uit tot wat de persoon noodzakelijk vindt in het kader van smaak, of betekent niet per definitie dat hij alle hobby’s moet kunnen uitoefenen die hij voorheen uitoefende.

 

Hoofdstuk 2. Procedure melding, onderzoek en aanvraag

 

Wijze van melding

Een melding in de zin van artikel 2.1.1 van de verordening kan worden gedaan op de

volgende wijzen:

• Mondeling bij het buurtteam in de buurt waar de klant woont of gaat wonen;

• Digitaal via een daarvoor beschikbaar gestelde website of een webformulier;

• Telefonisch bij het buurtteam in de buurt waar de klant woont of gaat wonen, bij het ste-delijk Wmo-loket of bij de regionale toegang voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen;

• Schriftelijk via een daarvoor beschikbaar gesteld meldingsformulier bij het buurtteam in de buurt waar de aanvrager woont of gaat wonen, bij het stedelijk Wmo-loket of bij de re-gionale toegang voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen.

De melding kan worden afgehandeld door middel van informatie, advies of eigen oplossing van de klant. Als geen oplossing voorhanden is, start de procedure van onderzoek waarin een ondersteuningsplan wordt gemaakt. De klant heeft dan de mogelijkheid om binnen 7 werkdagen een persoonlijk plan in te dienen, zoals in de wet is beschreven. Afhankelijk van de ondersteuningsvraag vindt deze procedure plaats bij het buurtteam, het stedelijk Wmo-loket of bij de regionale toegang voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen. De klant wordt hierover geïnformeerd. De vorm van het ondersteuningsplan dat wordt gebruikt door het buurtteam, het stedelijk Wmo-loket of de regionale toegang kan verschillen.

Gekozen wordt voor de meest passende vorm in relatie tot de aard van de ondersteunings-vragen.

Onafhankelijke cliëntondersteuning

Indien de klant dit wenst, kan hij/zij zich bij het doen of afhandelen van de melding laten on-dersteunen door iemand uit zijn eigen netwerk of een onafhankelijke derde. Het college wijst betrokkene tijdens de melding op de mogelijkheid een beroep te doen op de onafhankelijke cliëntondersteuning en waar die verkregen kan worden.

Methodiek en procedure van het onderzoek

Om de juiste ondersteuning te kunnen bieden vindt in nauwe dialoog met de klant een on-derzoek plaats. Het gaat om vraagverheldering, het bepalen van doelen en het bespreken van mogelijke oplossingen. Indien de klant een persoonlijk plan heeft ingediend wordt dit plan betrokken bij het onderzoek. De resultaten worden vastgelegd in een verslag of onder-steuningsplan en wordt ondertekend door klant en medewerker. Indien de klant niet wenst te ondertekenen wordt de reden voor deze weigering genoteerd in het ondersteuningsplan. Klant ontvangt altijd een exemplaar van het verslag of ondersteuningsplan.

Tijdens dit proces is cliëntondersteuning geborgd. Deze expertise is ruim aanwezig in de buurtteams. Indien nodig kunnen klanten in aanvulling hierop een beroep doen op een cli-entondersteuner via U Centraal. De klant wordt over deze mogelijkheid geïnformeerd tijdens de meldingsfase.

Het buurtteam werkt aan de hand van de volgende methodiek en procedure:

• Het buurtteam levert een integrale aanpak bij meervoudige problematiek: één huishouden, één hulpverlener/regisseur, één plan van aanpak.

• Het buurtteam werkt outreachend en zoekt klanten actief op.

• De ondersteuning door het buurtteam is snel en toegankelijk; het buurtteam kent geen wachtlijst.

• Het buurtteam maakt maximaal gebruik van de 'eigen kracht' van de klant en diens socia-le netwerk. Als het eigen netwerk te weinig mogelijkheden biedt, wordt er gezocht naar mogelijkheden in het georganiseerde informele netwerk en indien nodig aangevuld pro-fessionele vormen van ondersteuning, waaronder algemene voorzieningen.

- De buurtteamwerker stelt samen met de klant een ondersteuningsplan op in één of meer gesprekken. Hierbij wordt indien van toepassing de zelfredzaamheidsmatrix gehanteerd. Dit plan zet op een rijtje wat de problemen zijn maar brengt ook in kaart welke mogelijkheden de klant en zijn omgeving hebben om tot oplossingen te komen. Het te behalen resultaat en acties worden in het plan vastgelegd. Het plan is 'dyna-misch' en wordt, wanneer nodig, geactualiseerd. Het ondersteuningsplan wordt

ondertekend door klant en buurtteammedewerker.

- Als de klant niet tevreden is over de voorstellen in het ondersteuningsplan, is er de mogelijkheid van second opinion en/of mediation om zo tot een bevredigende oplos-sing te komen.

- Als een maatwerkvoorziening nodig is, wordt een voorstel hiervoor opgenomen in het ondersteuningsplan. In het ondersteuningsplan staat tevens een indicatieve omvang (in uren of dagdelen) en duur van de ondersteuning. Gerichte verwijzing naar een aanbieder van aanvullende zorg vindt plaats in overleg met de klant. Het ondersteu-ningsplan kan tevens de aanvraag voor de maatwerkvoorziening zijn.

- De toekenning van de maatwerkvoorziening staat in een besluit. Hierin staat:

• Doel en resultaat van de ondersteuning

• Maatwerkvoorziening en type ondersteuning

• De aanbieder die de ondersteuning levert

• In geval van een pgb: duur en omvang van de ondersteuning

 

Het stedelijk Wmo-loket werkt aan de hand van de volgende methodiek en procedure

• Uitgangspunt is dat met de klant die op zoek is naar ondersteuning altijd een gesprek wordt gevoerd. Als het om een vraag gaat over hulp bij het huishouden, woningaan-passing, hulpmiddelen of vervoer, kan het gesprek plaats vinden via het stedelijk Wmo-loket. Als tijdens het gesprek blijkt dat er ook vragen zijn op meerdere levens-domeinen, brengt het stedelijk loket de betreffende persoon in contact met het buurt-team. Informatieve vragen worden afgehandeld door de medewerkers informatie en advies.

• De uitkomst van het gesprek met de klant wordt beschreven in een verslag. In de on-derbouwing en/of het besluit staat tevens het programma van eisen (o.a. bij een hulpmiddel) dan wel omvang in uren of dagdelen (bij een vorm van ondersteuning). Indien nodig kan specialistisch (medisch) advies aangevraagd worden. Dit advies wordt altijd betrokken bij het te nemen besluit.

• Verwijzing vindt plaats naar een gecontracteerde aanbieder. De klant kan aangeven naar welke aanbieder de voorkeur uitgaat indien meerder aanbieders gecontracteerd zijn. Indien er sprake is van een pgb kiest de klant zelf de aanbieder.

 

De regionale toegang voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen

• De regionale toegang is er voor personen die een beroep doen op beschermd wonen of maatschappelijke opvang onder de Wmo.

• Betrokkene doet, meestal met ondersteuning van een toeleider, een melding. Een toeleider kan bijvoorbeeld zijn: buurtteammedewerker, huisarts, het daklozenteam, hulpverleners uit de ggz-zorg, forensische zorg of GIA-opvang (geweld in afhankelijk-heidsrelaties), mantelzorger of jeugdzorg.

• Betrokkene levert een gemotiveerde aanvraag voor beschermd wonen of opvang in. Hierin wordt aangegeven waarom met lichtere vormen van zorg onvoldoende resul-taat behaald wordt. Verder wordt ingegaan op: gedragscomponenten, noodzaak tot structuur, veiligheid, diagnose en de mogelijkheden voor participatie en activering. Daarbij wordt de zelfredzaamheidsmatrix als één van de instrumenten gebruikt. On-derdeel van deze aanvraag is het opstellen van een ondersteuningsplan. Dit onder-steuningsplan wordt samen met de toeleider en/of de adviseurs van de regionale toegang opgesteld in overleg met de potentiele aanbieder. In het ondersteuningsplan wordt aangegeven wat de ondersteuningsvraag is en worden afspraken gemaakt over de aanpak en de resultaten Tevens wordt de zorgaanbieder waar de voorkeur naar uit gaat, aangegeven. Het ondersteuningsplan wordt ondertekend door de klant en de toeleider of de adviseur van de regionale toegang.

• Via de regionale toegang vindt weging en toetsing van de aanvraag, het ondersteu-ningsplan en de voorgestelde plaatsing plaats. Relevante onderdelen bij de weging en toetsing zijn:

- Is sprake van voorliggende zorg/ondersteuningsvormen: lichtere of ambulante vormen van Wmo-ondersteuning. Of kan gebruik gemaakt worden van onder-steuning via de Wlz of Zvw;

- Is sprake van gegronde reden om in de regio beschermd wonen of maatschap-pelijke opvang aan te vragen: sociale binding, economische binding, specifieke zorgvraag of overige (bijvoorbeeld veiligheid);

- Is het formulier/verslag volledig ingevuld.

 

Complexe casussen (of bij wachtlijstproblematiek bij de voorkeursaanbieder) worden be-sproken in de veldtafel, onder voorzitterschap van de gemeente. Deelnemers aan de veldtafel zijn professionals werkzaam bij de buurt- of wijkteams, ggz-instellingen en instellingen voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen. In de veldtafel vindt overleg en consultatie plaats. De voorzitter neemt het definitieve besluit

De aanbieder waar betrokkene geplaatst wordt dient vanaf het moment van plaatsing zorg te leveren en is verantwoordelijk voor het regelen van eventuele overbruggingszorg als er een wachtlijs is.

 

Binding

Naast de drie bovengenoemde vormen van toegang (buurtteam, stedelijk Wmo-loket en re-gionale toegang opvang en beschermd wonen) onderzoekt de bindingscommissie maat-schappelijke opvang of nachtopvang en crisisopvang in Utrecht gewenst is.

Wijze van aanvraag

Een aanvraag in de zin van artikel 2.1.3 van de verordening kan worden gedaan na afronding van het onderzoek (zoals beschreven paragraaf 3.2).

 

De aanvraag wordt in principe afgehandeld onder verantwoordelijkheid van de medewerker van het team (Wmo-loket, buurtteam of regionale toegang) waar het onderzoek is uitgevoerd.

 

Indien er geen verslag of ondersteuningsplan is en betrokkene wil toch een aanvraag indienen kan de aanvraag worden ingediend door middel van een daarvoor beschikbaar gesteld (digitaal) aanvraagformulier. Een dergelijke aanvraag kan alleen in behandeling worden ge-nomen wanneer het aanvraagformulier voorzien van naam, BSN, geboortedatum en onder-tekening door belanghebbende (of gemachtigde) bij de gemeente of een daartoe gemanda-teerde partij is ingeleverd. De datum waarop de aanvraag juist en volledig is ingediend, geldt als aanvraagdatum.

 

Hoofdstuk 3. Criteria voor een maatwerkvoorziening

 

Een maatwerkvoorziening wordt geboden in aanvulling op eigen kracht, de inzet van het ei-gen netwerk of vrijwilligers en de inzet van algemene voorzieningen zoals de ondersteuning vanuit het buurtteam.

 

De noodzaak tot het bieden van een maatwerkvoorziening wordt samen met de klant onder-zocht en vastgelegd in het ondersteuningsplan. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de zelf-redzaamheidsmatrix, dan wel de ICF-classificatie, dan wel enige andere voor het betreffende participatieprobleem relevante methodiek.

 

Professionals van buurtteam, stedelijk Wmo-loket en de regionale toegang wegen allereerst op basis van de algemene criteria of ondersteuning via een maatwerkvoorziening noodzake-lijk is. Om tot de juiste beoordeling te komen, kunnen zij daarnaast afwegingen specifiek voor bepaalde ondersteuningsvormen hanteren. Deze afwegingskaders zijn beschikbaar in de vorm van een leidraad.

 

Daarnaast maken medewerkers gebruik van professionele consultatie en winnen ze, indien noodzakelijk, advies in van experts. De aard, omvang, duur en eventuele andere specificaties van een maatwerkvoorziening worden daar waar nodig vastgesteld in overleg met aanbieders van aanvullende zorg/ maatwerkvoorzieningen en met professionals met expertise op het gebied van beperkingen en ziektebeelden van de klantgroep. Hierbij valt te denken aan expertise op het gebied van psychiatrische stoornissen, zintuiglijke beperkingen, niet aangeboren hersenletsel, dementie en gedragsproblemen.

 

In de Leidraden meer informatie over maatwerkvoorzieningen en het specifieke afwegings-kader dat daarbij gehanteerd wordt.

Hoofdstuk 4. Persoonsgebonden budget

 

Een pgb draagt bij aan de mogelijkheden van de klant om regie te voeren over het eigen leven en kan een oplossing zijn bij ondersteuningsvormen die niet of onvoldoende geleverd worden door een instelling.

 

Procedure voor het aanvragen van een pgb

• Indien de noodzaak voor maatwerkondersteuning vast is gesteld kan de klant de keuze maken deze ondersteuning te verzilveren via een pgb. Klanten worden in het buurtteam, bij het stedelijk Wmo-loket en bij de regionale toegang hierover geïnformeerd.

• De omvang van de ondersteuning (en daarmee de hoogte van het pgb) wordt gebaseerd op de duur en omvang van de maatwerkvoorziening indien deze in natura zou zijn ver-strekt.

• De klant dient een plan in waarin staat hoe het pgb ingezet gaat worden en hoe de zorg bijdraagt aan de doelen die geformuleerd zijn in het onderzoek. Het college stelt hiervoor een helder en in eenvoudige taal gesteld format beschikbaar waarmee de klant zijn pgb-plan kan indienen.

• In de wet is vastgelegd dat het college de wijze waarop het pgb wordt ingezet moet be-oordelen. Deze beoordeling dient te omvatten:

o of betrokkene in staat is tot waardering van zijn eigen belangen;

o of betrokkene kan motiveren waarom hij/zij een pgb wenst;

o of de met het pgb ingekochte diensten en goederen van voldoende kwaliteit zijn en passen bij het resultaat dat behaald moet worden met de ondersteuning;

o of de diensten en goederen veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.

 

Leidend bij de beoordeling is de aard en omvang van de ondersteuning en de te behalen resultaten, zoals deze noodzakelijk worden geacht op het moment dat duidelijk is dat een klant aangewezen is op een maatwerkvoorziening.

 

Om de kwaliteit te kunnen wegen bij de inzet van het pgb via een persoon uit het sociaal netwerk, weegt het college of dit tot gelijkwaardig of beter resultaat leidt in vergelijking met de inzet van een professional.

 

Het college voert de beoordeling uit op basis van het plan dat de klant indient over de inzet van het pgb. De uitkomst van de weging kan van persoon tot persoon verschillen, het is altijd een individuele weging. Waarbij het in essentie draait om de vraag of geborgd is dat het budget ten goede komt aan de gewenste ondersteuning en aan de kwetsbare persoon die ondersteuning nodig heeft. Toestemming voor verzilvering van de ondersteuning in de vorm van een pgb kan pas gegeven worden als het pgb-plan is goedgekeurd.

 

Regie kunnen voeren is een belangrijke voorwaarde voor het succesvol inzetten van een pgb. In die gevallen waar de klant dit niet zelf kan heeft de wetgever het mogelijk gemaakt dat de klant een beheerder of vertegenwoordiger aanwijst. Omdat een dergelijke vertegenwoordiger alle verantwoordelijkheden overneemt die verbonden zijn aan een pgb, is opgenomen dat bemiddelingsbureaus het mede door Per Saldo opgestelde keurmerk moeten dragen. Dit keurmerk wordt beheerd door het Keurmerkinstituut. Indien iemand uit het netwerk van de klant het budget beheert, zal de budgethouder moeten aantonen dat hij/zij hiervoor bekwaam is. De beheerder van het budget kan niet de zorgverlener zijn omdat de beheerder ook verantwoordelijk is voor het borgen van de kwaliteit van de zorg en de juiste besteding van het budget. En dus een onafhankelijke positie moet kunnen innemen ten opzichte van de zorgverlener.

 

Het pgb-budget moet volledig ten goede komen aan de ondersteuning zelf en niet mag weg-vloeien naar bemiddelingskosten en administratiekosten. Dit beperkt de mogelijkheid om via de kwetsbare pgb-houder een deel van het budget weg te sluizen. Dit legt tevens de verant-woordelijkheid voor het beheren en besteden van het pgb waar deze moet liggen, bij de budgethouder of zijn wettelijke vertegenwoordiger. De vertegenwoordiger of beheerder van het pgb is niet alleen verantwoordelijk voor de besteding van het budget, maar voor alle taken en verantwoordelijkheden die verbonden zijn aan een pgb. Daarmee is de vertegenwoordiger of beheerder tevens verantwoordelijk voor de kwaliteit van de geboden ondersteuning.

 

Borgen van de kwaliteit van de ondersteuning is ook de reden dat een hulpverlener (profes-sioneel en informeel) die via een pgb ingehuurd wordt nooit meer dan 48 uur ondersteuning per week mag leveren. Ondersteuners die structureel meer uren beschikbaar moeten zijn raken overbelast. Dat geldt ook voor informele ondersteuners. Daarmee komt niet alleen de kwaliteit en de veiligheid van de ondersteuning in het geding, maar ook de gezondheid van de ondersteuner. Bij de beoordeling van de vraag of de hulpverlener structureel meer dan 48 uur per week beschikbaar moet zijn, wordt ook betrokken de ondersteuning die deze hulpverlener aan andere personen moet leveren. Bijvoorbeeld een familielid dat aan meerdere gezinsleden via een pgb ondersteuning biedt en daardoor meer dan 48 uur beschikbaar moet zijn.

 

Vakantie

Onder voorwaarden en na expliciete toestemming van de gemeente is het mogelijk het pgb in te zetten tijdens een vakantie buiten de gemeente. Voorwaarde is dat de geïndiceerde ondersteuning noodzakelijk is om tijdens de vakantie te kunnen functioneren. Denk hierbij aan ondersteuning bij het maken van een transfer van de rolstoel naar het bed in het vakan-tieverblijf. Het pgb mag niet worden ingezet voor het (deels) financieren van de vakantie. Een pgb dat naar zijn aard bedoeld is om in te zetten in en rond de woning van betrokkene kan niet tijdens een vakantie worden ingezet. Bijvoorbeeld het pgb voor hulp bij het huishouden richt zich specifiek op het voeren van een huishouden in de gemeente Utrecht.

 

Indien betrokkene het pgb nodig heeft om tijdens de vakantie te kunnen functioneren is de maximale vakantietermijn 13 weken per toekenningsperiode van 12 maanden. Echter hiervan mag maximaal 6 weken aaneen gesloten worden opgenomen. Deze termijn is bepaald om te kunnen aansluiten op de lengte van de zomervakantie van basisscholen.

Indien het pgb voor een kortere periode wordt toegekend, wordt het aantal van 13 weken naar rato berekend.

 

Conform de eisen van het rijk kan de klant het pgb verzilveren via het trekkingsrecht. Alleen eenmalige pgb’s zijn hier (voorlopig) van vrijgesteld. Het rijk heeft de Sociale Verzekerings-bank (SVB) aangewezen als de uitvoerder van dit trekkingsrecht. De gemeente stort het budget op de rekening van het SVB. De klant stuurt een zorgovereenkomst op naar het SVB waarin aangegeven is van welke persoon hij/zij diensten gaat afnemen. Deze dienstverlener kan vervolgens facturen indienen bij de SVB. Meer informatie over dit proces zijn te vinden op de website van de SVB (www.svb.nl).

 

Hoofdstuk 5. Bijdragen voor het gebruik van voorzieningen

 

Eigen bijdrage algemene voorziening

Voor algemene voorzieningen zoals de ondersteuning door het buurtteam, sociale prestatie (vrijwilligerswerk) en dagondersteuning geldt geen eigen bijdrage.

 

Voor maaltijdvoorziening kan een bijdrage gevraagd worden. Voor de ondersteuning in het kader van de Huishoudelijke Hulp Toeslag (HHT) wordt altijd een bijdrage gevraagd, dat ligt besloten in de HHT zelf.

Eigen bijdrage maatwerkvoorziening

Voor alle maatwerkvoorzieningen, met uitzondering van rolstoelen en hulpmiddelen voor kinderen, is een eigen bijdrage verschuldigd. Deze wordt berekend conform de voorwaarden van het (ministeriele) Besluit maatschappelijke ondersteuning. Dit betekent dat per periode van 4 weken een bijdrage is verschuldigd. De hoogte hiervan is afhankelijk van de leefsituatie en de draagkracht. Zoals eerder aangegeven is een eigen bijdrage niet van toepassing wanneer de maatwerkvoorziening is bestemd voor een minderjarige. Een uitzondering hierop is de woningaanpassing. Deze wordt feitelijk verleend aan de ouder(s) van de minderjarige. Daarom zijn de ouders een eigen bijdrage verschuldigd. Dit is ook van toepassing indien de ouders gescheiden leven of het kind niet bij de ouders verblijft.

 

Het college heeft de mogelijkheid om de kostprijs van de eigen bijdrage lager vast te stellen dan de werkelijke kosten. Hiervan is gebruikt gemaakt bij de maatwerkvoorziening die toege-kend wordt onder de titel van thuisbegeleiding en arbeidsmatige activering.

Regeling eigen bijdrage maatschappelijke opvang

De eigen bijdrage voor maatschappelijke opvang kent een afwijkende regeling. Deze is be-schreven in de beleidsregel eigen bijdrage maatschappelijke opvang.

 

Hoofdstuk 6. Omgaan met incidenten, calamiteiten en geweld

 

De wijze waarop omgegaan wordt met incidenten, calamiteiten en geweld wordt beschreven in een opschalingsmodel zorg en veiligheid. Dit model geldt zowel voor jeugd als voor de Wmo. Er is een toezichthoudende ambtenaar aangesteld binnen de gemeentelijke organisatie.

 

Hoofdstuk 7. Weging maatwerkvoorzieningen

 

Als vastgesteld is dat er sprake is van belemmeringen in de zelfredzaamheid en participatie en belanghebbenden kan zelf, al dan niet met behulp van zijn netwerk onvoldoende resultaat behalen, kan er een noodzaak zijn voor ondersteuning via de Wmo. Allereerst dient onder-zocht te worden of met de ondersteuning via de algemene voorziening voldoende resultaat behaald kan worden. Is dat niet het geval dan kan er een noodzaak zijn voor het bieden van een maatwerkvoorziening. Maatwerkvoorzieningen kennen verschillende verschijningsvor-men, passend bij het resultaat dat behaald moet worden. Naast het algemene afwegingskader uit deze Beleidsregels, wordt bij de beoordeling van een aanvraag voor een maatwerk-voorziening het specifiek afwegingskader van de betreffende maatwerkvoorziening betrok-ken. In de Leidraden worden de diverse maatwerkvoorzieningen beschreven en het specifie-ke afwegingskader dat daarbij gehanteerd wordt.

 

 

 

 

 

Leidraad schoon en leefbaar huis

Algemene afwegingen

Hulp bij het voeren van een huishouden wordt alleen geboden wanneer er geen andere op-lossingen zijn die problemen op dit leefgebied kunnen voorkomen of oplossen. Activiteiten die door de klant zelf kunnen worden uitgevoerd behoren dan ook tot de eigen verantwoor-delijkheid. In de dagelijkse praktijk kan dit ook betekenen dat een deel van het huishouden door klant wordt uitgevoerd en voor een ander deel ondersteuning wordt geboden. Een an-dere vorm van het benutten van eigen mogelijkheden is het verlenen van medewerking aan een zo efficiënt mogelijke ondersteuning. Dit betekent dat van de betrokkene mag worden verwacht dat hiermee rekening wordt gehouden bij de inrichting van de woning en planning van huishoudelijke werkzaamheden. Te denken valt aan het zo mogelijk voorbereiden van de was en het ergonomisch verantwoord inrichten van de woning. Dit geldt ook voor het ver-zorgen van huisdieren (niet zijnde hulphonden/dieren). Dit zijn keuzes waarop betrokkenen zelf invloed kunnen uitoefenen en keuzes in kan maken. De gevolgen hiervan op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor behoort in de eerste plaats tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager. Wel kunnen het type woning en de woonsituatie reden zijn voor de inzet van aanvullende uren, indien uit het brede WMO gesprek (huisbezoek) blijkt dat dit noodzakelijk is. Het onderhoud van de tuin wordt niet tot het huishouden gerekend.

 

Was men al gewend om voor eigen rekening een schoonmaakhulp in te huren, dan is het enkele feit dat er zich beperkingen voordoen geen reden om een beroep te doen op ge-meentelijke ondersteuning. Wel moet worden meegewogen of door het ontstaan van beper-kingen financiële mogelijkheden wegvallen of de ondersteuning door de ‘gebruikelijk aanwe-zige’ schoonmaak niet meer toereikend is.

Als er gebruikelijke hulp aanwezig is, biedt het college geen of minder ondersteuning bij het schoonhouden of organiseren van het huishouden. Gebruikelijke hulp betreft de normale, dagelijkse zorg op basis van een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de leefeen-heid (huisgenoten) voor elkaar omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren. Onder leefeenheid verstaan we een geheel aan personen waarmee een persoon op hetzelfde adres woonachtig is en een huishouden deelt. Als er tot de leefeenheid huisgenoten behoren die huishoudelijke werkzaamheden kunnen overnemen, worden zij verondersteld dit door een herverdeling van taken te doen. Dit principe heeft een verplichtend karakter en betreft alle huisgenoten vanaf 18 jaar. Studie of (vrijwillige) werkzaamheden vormen in principe geen reden om van de gebruikelijke hulp af te zien.
 Als er sprake is van commerciële kamer(ver)huur, rekenen we de huurder van de betreffende ruimte niet tot de leefeenheid.

 

Veel personen zijn bereid mantelzorg te verlenen. Deze vorm van vrijwillige ondersteuning door derden, niet behorend tot de leefeenheid, gaat voor op ondersteuning van de gemeente. Tegelijk is deze vorm van vrijwillige hulp niet afdwingbaar en daarmee in de praktijk vaak incidenteel en aanvullend op andere vormen van zorg. Indien noodzakelijk kan de gemeente-lijke ondersteuning bestaan uit tijdelijke vervanging van de mantelzorger of vrijwilliger.

 

Indien eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp en mantelzorg of vrijwilligershulp geen of on-voldoende oplossing bieden, kan de gemeente ondersteuning bieden. Voordat hiervan sprake kan zijn, wordt bekeken of een algemene voorziening een (gedeeltelijke) oplossing kan bieden. Het gaat hierbij om initiatieven die algemeen of voor brede doelgroepen toegankelijk zijn. Het gaat zowel om particuliere als gesubsidieerde initiatieven. Voorwaarde is dat een dergelijke voorziening feitelijk toegankelijk is. Hiermee wordt bedoeld dat de voorziening re-delijkerwijs door de klant kan worden bekostigd en er daadwerkelijk geschikte hulp geleverd kan worden onder redelijke voorwaarden.

 

Het resultaat van de ondersteuning is dat de betrokkene beschikt over een schoon en leef-baar huis. Dit betekent dat men gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap. De ge-noemde ruimtes dienen met enige regelmaat schoongemaakt te worden. Een schoon huis wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek schoon wordt gemaakt om zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon te realiseren.

 

Indien belanghebbende regie kan voeren over het eigen leven, mag van hem/haar worden verwacht dat werkzaamheden worden geprioriteerd en keuzes worden gemaakt.

 

Tijdens het brede WMO gesprek met de klant worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Als sprake is van gebruikelijke hulp biedt de gemeente geen ondersteuning. On-derzocht wordt of betrokkene op eigen kracht of met hulp van zijn netwerk het gewenste re-sultaat kan bereiken. Er wordt ook gekeken of er algemene of voorliggende voorzieningen aanwezig zijn die tot het gewenste resultaat kunnen leiden. Een voorbeeld hiervan is een glazenwassersbedrijf dat de buitenkant van de ramen kan lappen, een was- en strijkservice waarvan verwacht kan worden dat deze redelijkerwijs ingezet kan worden, de Boodschap-penPlusBus en een maaltijdservice. Pas wanneer de gebruikelijke hulp, de eigen mogelijk-heden en algemene voorzieningen niet of onvoldoende van toepassing zijn, zal onderzocht worden in welke mate het gemeentelijk aanbod in ondersteuning kan voorzien.


 

Gemeentelijke ondersteuning bij het voeren van een huishouden neemt de verantwoordelijk-heid van de klant niet over, maar helpt de klant om het resultaat te behalen. Het resultaat dat behaald dient te worden is een schoon en leefbaar huis.

Als ondersteuning bij het huishouden noodzakelijk blijkt, wordt een maatwerkvoorziening toegekend. De maatwerkvoorziening HbH bestaat uit basisuren die, als dat noodzakelijk is, aangevuld worden met extra uren op maat.

 

Basisuren t.b.v. een schoon huis

Zoals hierboven aangegeven bestaat de maatwerkvoorziening HbH uit basisuren gericht op het realiseren van een schoon huis en aanvullende uren die individueel en op maat toegekend kunnen worden als dit noodzakelijk is om het vastgestelde resultaat te behalen.

De basisuren worden altijd toegekend als betrokkene recht heeft op ondersteuning bij het huishouden. Met de basisuren kan het huis schoon gehouden worden op het door de ge-meente gedefinieerde niveau van schoon.

De basisuren HbH richten zich op het uitvoeren van het lichte en zware schoonmaakwerk. Denk aan het afnemen van stof, stofzuigen, reinigen van ramen, vloeren en sanitair en bed-den verschonen. Via de basisuren krijgt de klant de beschikking over 105 uren ondersteuning per jaar, die naar eigen inzicht ingezet kunnen worden voor het realiseren van het resultaat ‘schoon huis’. De klant kan deze uren verzilveren bij een aanbieder waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten voor het leveren van hulp bij het huishouden. De klant stemt zelf met de door hem/haar gekozen hulp/aanbieder af voor welke taken en met welke frequentie dit wordt ingevuld. Het aantal uren dat verstrekt wordt via de basisuren én het ni-veau van schoon dat hiermee behaald kan worden is gebaseerd op het objectieve en onaf-hankelijke onderzoek, uitgevoerd door KPMG Plexus en Bureau HHM (juli 2016).

 

Aanvullende uren op maat


Wanneer als gevolg van objectiveerbare (medische) beperkingen klanten onvoldoende on-dersteund worden door de basisuren bij het realiseren van een schoon huis of als er een ander noodzakelijk resultaat behaald moet worden, kunnen er aanvullende uren ingezet worden.

Via een zorgvuldig, individueel onderzoek wordt bepaald of betrokkene aanvullende uren nodig heeft. In dit onderzoek wordt gekeken of via de eigen mogelijkheden, de algemene voorzieningen en voorliggende voorzieningen in combinatie met een eventuele inzet van de basisuren voor een schoon huis voldoende oplossing wordt geboden. De aanwezigheid van dieren (uitgezonderd hulphonden e.d.) zijn, in het algemeen, geen aanleiding voor het toe-kennen van aanvullende uren. De gevolgen hiervan op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor behoort, in de eerste plaats, tot de eigen verant-woordelijkheid van de aanvrager. Wel kan het type woning en de woonsituatie reden zijn voor de inzet van aanvullende uren, indien uit het brede WMO gesprek (huisbezoek) blijkt dat dit noodzakelijk is.

 

We onderscheiden twee vormen van aanvullende uren:

1. Aanvullende enkelvoudige ondersteuning

2. Aanvullende complexe ondersteuning


De volgende resultaten vallen onder Aanvullende enkelvoudige ondersteuning

A. Een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren

Deze aanvullende uren kunnen ingezet worden als betrokkene vanwege geobjectiveerde medische/fysieke belemmeringen onvoldoende resultaat kan bereiken met het slim inzetten van de basisuren die beschikbaar zijn voor het realiseren van een schoon huis, maar inhou-delijk geen ander resultaat behaald moet worden. Aanleiding voor de inzet van deze aanvul-lende uren kan zijn de ernstige fysieke beperkingen waardoor betrokkene geen mogelijkhe-den heeft zelf enige huishoudelijke werkzaamheden te verrichten of medische beperkingen waardoor een meer dan gebruikelijke hygiëne noodzakelijk is, of medische/fysieke beperkin-gen die leiden tot een snellere vervuiling van het huis. De extra noodzakelijke schoonmaak dient een medische/fysieke oorzaak te hebben, welke aantoonbaar is. De grootte van het huis of de aanwezigheid van dieren is, in het algemeen, geen reden voor inzet van aanvullende uren.


Daarnaast kan de aanwezigheid van kinderen onder de 13 jaar leiden tot een snellere vervui-ling van het huis. Deze extra vervuiling dient door de ouders in redelijkheid tot het noodzake-lijke beperkt te worden, maar kan aanleiding zijn aanvullende uren op maat toe te kennen. Voor het hanteren van de leeftijdsgrens van 13 jaar is aansluiting gezocht bij het Protocol voor huishoudelijke hulp van het CIZ uit 2006, pagina 10.

Door middel van een zorgvuldig onderzoek wordt bekeken of de medische/fysieke beperking van de klant leidt tot de noodzaak voor het realiseren van een hoger niveau van hygiëne of een intensievere ondersteuning bij het schoonmaken. Ook wordt bekeken of er andere noodzakelijke factoren zijn die buiten de beïnvloedingsfeer van de aanvragen liggen en meegewogen moeten worden. Er wordt eerst onderzocht of klant via de eigen mogelijkheden, het eigen netwerk en de eigen kracht in combinatie met de basisuren in staat is (een deel van) het noodzakelijke hoger niveau van hygiëne of schoonmaken te realiseren.

 

B. Het klaarzetten of bereiden van primaire levensbehoeften

Onder maaltijdverzorging wordt verstaan het verzorgen van de broodmaaltijd, koffie en thee zetten, warme maaltijd opwarmen. Het uitgangspunt voor het te behalen resultaat is dat indien nodig 1 keer per dag de broodmaaltijd wordt bereid en klaargezet en 1 keer per dag een warme maaltijd wordt opgewarmd en/of klaargezet.


 

Afwegingskader


Tijdens het gesprek met betrokkene worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Is er een huisgenoot aanwezig die in staat is de maaltijd klaar te zetten of op te warmen? Dan hoeft de gemeente op grond van gebruikelijke hulp geen ondersteuning te bieden. Kan betrokkene op eigen kracht of met hulp van de mensen om hem heen een maaltijd verzor-gen? Is bijvoorbeeld een kind of één van de buren in staat een maaltijd klaar te zetten of op te warmen? Ook wordt er in het onderzoek gekeken of voorliggende voorzieningen zoals kant en klaar maaltijden van de supermarkt, mee-eten bij een verzorgingshuis, maaltijdbezorging aan huis etc. oplossingen bieden. Daarbij dient ook betrokken te worden of de persoon aanspraak kan maken op ondersteuning via zijn/haar zorgverzekering. Indien een persoon niet (meer) in staat is zelf of met hulp van de omgeving maaltijden te verzorgen en voorliggende voorzieningen niet of onvoldoende tot de noodzakelijke oplossing leiden, kan ondersteuning door de gemeente worden bezien.


 

C. Beschikken over schoon linnen- en beddengoed en schone kleding


Ondersteuning ten behoeve van dit resultaat wordt geboden als een persoon een belemme-ring heeft bij het op orde en schoon houden van het linnen- en/of beddengoed en kleding. Het doel van dit resultaat is de beschikking hebben over schoon linnen- en beddengoed en/of over schone kleding. De verzorging van de was zoals bedoeld binnen dit resultaatgebied omvat het machinaal wassen, laten drogen en opvouwen van kleding en linnen- en beddengoed. Verwacht mag worden dat de persoon beschikt over een wasmachine. Als die er niet is, behoort het realiseren van een wasmachine tot de verantwoordelijkheid van de klant. Daarnaast wordt van de klant verwacht dat de reikwijdte van de ondersteuning tot een minimum wordt beperkt door bijvoorbeeld de aanschaf van een wasdroger of kleding die niet gestreken hoeft te worden. Van betrokkene wordt tevens verwacht dat hij/zij redelijkerwijs al het mogelijke heeft gedaan om het ontstaan van extra zware was te beperken. Bijvoorbeeld door het gebruik van incontinentiemateriaal of anti-allergieproducten.

De klant dient ten behoeve van dit resultaat zoveel mogelijk gebruik te maken van de door de aanbieders hiertoe ingerichte diensten.


 

Tijdens het gesprek met de klant worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Er wordt binnen dit resultaatgebied gekeken naar wat de persoon zelf nog kan en in welke mate het sociaal netwerk ondersteuning kan bieden. Daarbij kan gedacht worden aan de vraag of de persoon met behulp van de mensen om hem heen kan zorgen voor schone en draagbare kleding. Is er bijvoorbeeld een familielid of zijn buren bereid de was wekelijks te doen? Zijn er algemene of voorliggende voorzieningen aanwezig die tot het gewenste resultaat kunnen leiden? Als er bijvoorbeeld een was- en strijkdienst beschikbaar is waarmee de persoon het gewenste resultaat kan behalen hoeft de gemeente hierin niet te ondersteunen. Als sprake is van een gezonde huisgenoot valt dit resultaat vrijwel altijd onder de reikwijdte van gebruike-lijke zorg en biedt het college geen ondersteuning. Als het noodzakelijke resultaat desondanks niet wordt behaald kan het nodig zijn op maat aanvullende uren te verstrekken.

 

 

Omvang, vorm en normering aanvullende uren (enkelvoudig)

De vaststelling van het noodzakelijk aantal uren vindt plaats in een individuele weging en wordt afgestemd op de individuele situatie. De uren worden op maat toegekend en zijn altijd aanvullend op de basisuren voor Schoon huis. De klant krijgt de indicatie verstrekt in uren op jaarbasis, of bij een tijdelijke toekenning het aantal uren naar rato. Voor het individueel vast-stellen van de benodigde uren wordt gebruik gemaakt van de tabel normering huishoudelijke taken (bijlage1). Deze is gebaseerd op het Protocol voor huishoudelijke hulp van het CIZ uit 2006. Deze tabel geldt als richtlijn. De aard van de ondersteuning, frequentie en intensiteit wordt afgestemd op het minimaal te behalen noodzakelijke resultaat. Hierbij is het uitgangs-punt dat de ondersteuning via de goedkoopste en meest efficiënte wijze vorm krijgt. De klant dient met de aanbieder van zijn keuze alle mogelijkheden te bespreken en de uren op de meest effectieve manier in te zetten. De aanbieder en de klant bepalen samen hoe binnen de bovengenoemde kaders de concrete ondersteuning vorm krijgt. Een hoger gekwalificeerde hulp is met inzet van deze module niet noodzakelijk.

 

De volgende resultaten vallen onder Aanvullende complexe ondersteuning


 

D. Thuis zorgen voor kinderen onder de 6 jaar

Het zorgen voor kinderen is een taak van ouder en/of verzorgers. Dat geldt ook voor ouders die door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen te verzorgen. Elke ouder is zelf verant-woordelijk voor de opvang en (het organiseren van de noodzakelijke) verzorging van zijn of haar kinderen. Uitgangspunt is hierbij dat bij uitval van een van de ouders de andere ouder deze zorg of zijn aandeel in de zorg daar waar mogelijk overneemt. Op grond van gebruike-lijke zorg hoeft het college niet te compenseren. Het college ondersteunt alleen als ouders door acuut ontstane problemen een oplossing nodig hebben voor kinderen tot en met de leeftijd van 5 jaar. De ondersteuning is dus per definitie tijdelijk, in afwachting van een defini-tieve oplossing. Een indicatie wordt afgegeven met een maximale duur van 3 maanden om ouder(s) of verzorger(s) de mogelijkheid te bieden in een oplossing te voorzien. Van ouders mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste zullen inspannen om die oplossing zo snel mogelijk te vinden. Daarbij dient ook betrokken te worden of de persoon aanspraak kan ma-ken op ondersteuning via zijn/haar zorgverzekering. Individuele ondersteuning voor structurele opvang van kinderen is niet mogelijk binnen de Wmo. De zorg voor kinderen omvat het wassen, douchen, aankleden, verschonen van luiers en het voeden van baby's. Het passen op kinderen valt niet onder dit resultaat.

Tijdens het gesprek met de klant worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Zijn er algemene, collectieve of voorliggende voorzieningen aanwezig die tot het gewenste resultaat kunnen leiden? Of kan de klant op eigen kracht, of met behulp van de mensen om hem heen zorgen voor de kinderen?

E. Organiseren van huishoudelijke taken


Ondersteuning bij het organiseren van huishoudelijke taken wordt ingezet wanneer betrok-kene niet tot zelfregie en planning van de werkzaamheden in staat is. Behalve dat er huis-houdelijke taken moeten worden overgenomen, heeft de hulp, aansturende en regietaken. Daarbij geldt voor de hulp een extra verantwoordelijkheid bij het signaleren van ongewenste situaties of toenemende kwetsbaarheid bij betrokkene Ook kan ondersteuning bestaan uit het helpen handhaven, verkrijgen of herkrijgen van structuur in het huishouden. Het doel van het voeren van de regie over het huishouden is het schoonhouden van het huis, maar ook het ondersteunen bij het organiseren van het huishouden. Het overnemen van de regie over het huishouden kan noodzakelijk zijn als in redelijkheid niet meer van de klant verwacht kan worden dat hij zelfstandig beslissingen neemt (bijv. een terminale situatie) of als disfunctio-neren dreigt. Dat kan zich uiten in vervuiling (van de woning of van kleding), verwaarlozing (eten en drinken) of ontreddering van zichzelf of van afhankelijke huisgenoten waardoor het functioneren in huis maar ook buitenshuis belemmerd wordt. De hulp dient bij het uitoefenen van de ondersteuning zoveel mogelijk de klant te betrekken bij het maken van keuzes. Daar-bij dient aangesloten te worden bij de capaciteiten, intellectuele vaardigheden en leerver-mogen van de klant. Bij een deel van deze groep zal geen sprake zijn van ontwikkelver-mogen, eerder van afnemende zelfredzaamheid. Bewaken of het nog verantwoord is dat de klant zelfstandig woont, is daarom onderdeel van het resultaatgebied (signaleren en doorge-ven aan de gemeente).


 

Omvang, vorm en normering aanvullende uren (complex)

De resultaten van deze aanvullende uren krijgen vorm door een gespecialiseerde hulp in te zetten (voor alle toegekende uren ondersteuning bij het huishouden). Indien nodig in combi-natie met een extra aantal uur ondersteuning voor het organiseren van het huishouden.

De vaststelling van het noodzakelijke aantal uren vindt plaats in een individuele weging en wordt afgestemd op de individuele situatie. De uren worden op maat toegekend en zijn altijd aanvullend op de basisuren voor Schoon huis.

De klant krijgt de indicatie verstrekt in uren op jaarbasis, of bij een tijdelijke toekenning het aantal uren naar rato. Voor het individueel vaststellen van de benodigde uren wordt gebruik gemaakt van de tabel normering huishoudelijke taken (bijlage1). Deze is gebaseerd op het Protocol voor huishoudelijke hulp van het CIZ uit 2006. Deze tabel geldt als richtlijn. De aard van de ondersteuning, frequentie en intensiteit wordt afgestemd op het minimaal te behalen noodzakelijke resultaat. Hierbij is het uitgangspunt dat via de goedkoopste en meest efficiënte wijze de ondersteuning vorm krijgt.

 

Definitie schoon huis en richtlijn normering aanvullende uren

 

Definitie schoon huis

Een schoon huis betekent dat iedereen gebruik moet kunnen maken van een schone woon-kamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes en gang. Het huis dient zodanig schoon te zijn dat het niet vervuilt en zo een algemeen aanvaard basisni-veau van schoon houden wordt gerealiseerd.

De taken die leiden tot een schoon en leefbaar huis, conform bovenstaande definitie is door experts vastgesteld en beschreven in het onafhankelijke en objectieve onderzoek, uitgevoerd door KPMG Plexus en Bureau HHM, juli 2016.

 

Ten behoeve van het realiseren van een schoon huis worden 105 uur per jaar beschikbaar gesteld in de vorm van basisuren. Via het onafhankelijke en objectieve onderzoek is vastge-steld dat met dit aantal uren het resultaat schoon huis behaald kan worden.

 

Richtlijn individuele weging extra uren aanvullende uren enkelvoudige ondersteuning

Resultaat Taken

Het gaat niet om een limita-tieve lijst Norm per jaar

De aanwezigheid van meerdere aandoeningen leidt niet (auto-matisch) tot een cumulatie aan uren.

Deze norm is een richtlijn, de afweging wordt individueel ge-maakt

Een hoger niveau van hy-giëne of schoonhouden realiseren Extra lichte taken en zware taken noodzakelijk a.g.v.:

- medisch geobjectiveerde allergieën voor huisstofmijt/ ernstige klachten t.g.v. COPD problematiek;

- hogere vervuilingsgraad door gebruik noodzakelijke hulpmiddelen;

- extra schoonmaak i.v.m. incontinentie, speekselver-lies, spugen;

- extra schoonmaak i.v.m. ernstige beperkingen in gebruik van armen en han-den. Op basis van 30 minuten per week is de richttijd 26 uur per jaar

 

Het klaarzetten van primai-re levensbehoeften Broodmaaltijd bereiden en klaarzetten;

Koffie/thee zetten;

Warme maaltijd opwarmen Uitgaande van 30 minuten per dag, 5 dagen in de week is de richttijd 130 uur per jaar

Beschikken over schone kleding, linnengoed en beddengoed Wassen en centrifugeren in wasmachine. Deze drogen in droogmachine of ophan-gen;

Vouwen en opbergen;

Er kan sprake zijn van ex-tra bewassing als gevolg van bijvoorbeeld inconti-nentie of bedlegerigheid

Op basis van 30 minuten per week bij een eenpersoonshuis-houding, is de richttijd 26 uur per jaar

Op basis van 45 minuten per week bij een meerpersoons-huishouden is de richttijd 39 uur per jaar

 

 

Richtlijn individuele weging extra uren aanvullende uren complexe ondersteuning

Resultaat Taken

Het gaat niet om een limita-tieve lijst Norm

De aanwezigheid van meer-dere aandoeningen leidt niet (automatisch) tot een cumu-latie aan uren.

Deze norm is een richtlijn, de afweging wordt individueel gemaakt

Thuis zorgen voor kinderen onder de 6 jaar Helpen/ondersteunen bij de persoonlijke verzorging van de kinderen (bijv. tanden-poetsen, aan/uit kleden, was-sen, luier verschonen)

Hulp bij eten en/of drinken bij baby’s en kinderen;

Broodmaaltijd berei-den/warme maaltijd opwar-men/flesje melk bereiden voor baby. Richttijd tot maximaal 40 uur per week

(Indicatie kan maximaal af-gegeven worden voor 3 maanden)

(Samen met klant) organise-ren van huishoudelijke taken Opslaan en beheer levens-middelen;

Organisatie huishoudelijke activiteiten;

Helpen handhaven, verkrijgen of herkrijgen van structuur in het huishouden;

Signalerende, aansturende en regie taken. Op basis van 30 minuten per week is de richttijd 26 uur per jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

Leidraad wonen in een geschikt huis

Het beschikken over een woning behoort tot de eigen verantwoordelijkheid. Dit geldt in be-ginsel ook voor het beschikken over een zo geschikt mogelijke woning. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid om passende maatregelen te nemen behorend bij de levensfase en te verwachten beperkingen. Een woningaanpassing of ondersteuning bij het vinden van een geschikte woning wordt in het kader van de Wmo daarom in beginsel alleen verleend indien het ontstaan van beperkingen, verminderde zelfredzaamheid en participatieproblemen het gevolg zijn van onvoorziene en onverwachte omstandigheden, gelegen buiten eigen toe-doen.

 

Aard en omvang van de woningaanpassing

Bij het bepalen van de aard en omvang van de te verstrekken woningaanpassing gelden de volgende uitgangspunten:

Het niveau sociale woningbouw geldt als bovengrens van de geboden oplossing. Dit betekent dat wordt gekozen voor een sobere doch doelmatige oplossing;

Het op de woning van toepassing zijnde bouwbesluit wordt als uitgangspunt genomen voor wat betreft het uitrustingsniveau dat verwacht mag worden. Alleen zaken die dat uitrustings-niveau te boven gaan, kunnen als maatwerkvoorziening worden aangeboden;

Aanpassingen aan de eisen van de tijd komen voor eigen rekening van de bewoner dan wel de eigenaar van de woning;

Afschrijving van bestaande woonelementen kan worden meegewogen bij het bepalen van de (financiële) omvang van de maatwerkvoorziening;

Bij toekenning van de woningaanpassing kunnen afspraken worden gemaakt over (gedeelte-lijke) terugbetaling van de woningaanpassing. Deze afspraken worden vastgelegd in de be-schikking.

Verhuizing op advies van de gemeente

Indien verhuizen een oplossing is, kan dit worden verlangd zolang dit werkelijk kan plaats-vinden binnen een medisch verantwoorde termijn.

Een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten wordt alleen geboden indien de verhuizing onverwacht en onvoorzien is en niet past binnen een gangbare wooncarrière.

De hoogte van de tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten is vastgelegd in het financieel besluit Wmo.

Leidraad hulpmiddelen

Een rolstoel wordt verstrekt indien er een langdurige noodzaak is voor zittend verplaatsen. Bij de vaststelling van de specificaties wordt binnen de mogelijkheden van de goedkoopst adequate oplossing rekening gehouden met de behoefte van betrokkene en eventueel met betrokken mantelzorgers en vrijwilligers.

 

Sportvoorziening

Ook een sportvoorziening, waaronder een sportrolstoel, kan bijdragen aan de participatie van betrokkene. Uitgangspunt hierbij is dat men in principe zelf verantwoordelijk is voor de aanschaf van zaken die nodig zijn bij sportbeoefening. Wanneer vanwege de beperking extra kosten worden gemaakt, kan een pgb worden verstrekt. Het pgb voor sportvoorzieningen is gemaximeerd en wordt maximaal eens in de drie jaar verstrekt voor de aanschaf, het onder-houd en reparatie. Omdat het te behalen resultaat op maatschappelijke participatie is gericht, wordt het pgb alleen verstrekt voor sporten in verenigd verband. Het kan daarbij gaan om sporten in verenigingsverband, maar ook om sporten in georganiseerd en structureel verband lijkend op een vereniging, zoals een trainingsgroep onder leiding van een professional. Sportvoorzieningen voor gezamenlijk of collectief gebruik komen niet voor individuele com-pensatie in aanmerking. Voor alle sportvoorzieningen geldt een eigen bijdrage.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Leidraad verplaatsen in de omgeving van de woning

Het zich kunnen verplaatsen is van belang bij zelfstandige maatschappelijke participatie. De bijdrage van de gemeente beperkt zich tot het verplaatsen per vervoermiddel in de eigen woon- en leefomgeving. Het gaat om lokaal verplaatsen, waarbij gedacht moet worden aan verplaatsingen in een straal van 15 tot 20 kilometer rond de woning. Hier kan van worden afgeweken indien het van essentieel belang is voor de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van betrokkene en er geen andere oplossingen beschikbaar zijn.

Algemene voorzieningen of een collectief vervoerssysteem gaat voor op een maatwerkvoor-ziening. Bij de vaststelling van het meest geschikte vervoermiddel wordt rekening gehouden met de persoonskenmerken en vervoersbehoefte van de klant. Er wordt geen onbeperkte kosteloze vervoermogelijkheid aangeboden. Immers ook een persoon zonder beperkingen moet voor vervoer kosten maken.

 

Als er na het optreden van beperkingen geen sprake is van een andere situatie op vervoers-gebied dan daarvoor (men heeft bijvoorbeeld al een auto en is gewend daarmee in de ver-voersbehoefte te voorzien) is er geen noodzaak tot het bieden van een oplossing. Dat kan anders zijn indien door het optreden van de beperkingen ook het inkomen daalt.


Om voor een individuele voorziening in aanmerking te komen zal het college eerst nagaan of in het gesprek alle mogelijke alternatieven al zijn beoordeeld. Ook algemeen gebruikelijke voorzieningen kunnen een oplossing zijn zoals een fiets met trapondersteuning, een bakfiets en dergelijke.

 

Voor sociaal recreatief vervoer geldt het primaat van het aanvullend collectief openbaar ver-voer (regiotaxi Utrecht). Alleen wanneer is vastgesteld dat deze voorziening om medische of sociale redenen ongeschikt is, kan van dit primaat worden afgeweken.

Er kan geen pgb worden geboden ter vervanging van het aanvullend collectief openbaar ver-voer.

Het is mogelijk om het gebruik van regiotaxi Utrecht te maximeren tot een maximaal aantal zones per periode.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Leidraad individuele begeleiding en thuisondersteu-ning

Het betreft hier begeleiding via een maatwerkvoorziening gericht op het bevorderen en/of behouden van de zelfredzaamheid en participatie. In sommige situaties kan de begeleiding bijdragen aan voorkoming van opname of verwaarlozing van de betrokkene. De begeleiding kan bestaan uit individuele begeleiding of thuisbegeleiding.

 

Beperkingen in zelfredzaamheid en participatie

Er is sprake van beperkingen in zelfredzaamheid en participatie als het zelfstandig nemen van besluiten of oplossen van problemen niet vanzelfsprekend is. Wanneer betrokkene hulp nodig heeft bij het regelen van dagelijkse bezigheden en bij het aanbrengen van dagelijkse routine en structuur, niet goed begrijpt wat anderen zeggen en zich zelf niet voldoende begrijpelijk kan maken. Hierbij kan het voorkomen dat taken moeten worden overgenomen of betrokkene afhankelijk is van regie van anderen voor de dagelijkse handelingen.

 

De beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie kunnen het gevolg zijn van belemme-ringen op de volgende terreinen:

Beperkingen in cognitief functioneren

Er is sprake van beperkingen in het gedrag als gevolg van cognitieve problemen waardoor er bijsturing en soms gedeeltelijke overname van taken vereist is door een professional omdat de situatie anders verslechtert en/of waardoor de veiligheid van betrokkene en/of zijn omge-ving in gevaar zijn.

 

Beperkingen in psychisch functioneren

Er is sprake van beperkingen in het psychisch functioneren van betrokkene als er regelmatig hulp nodig is vanwege problemen die veroorzaakt worden door een psychische en emotionele gesteldheid die het denken, voelen en handelen zodanig beïnvloeden dat er structurele beperkingen ontstaan die leiden tot aanzienlijke belemmering van zelfredzaamheid en parti-cipatie.

 

Beperkingen in oriëntatie en geheugen

Er is sprake van structurele beperkingen in oriëntatie en geheugen als er problemen zijn met het herkennen van personen en omgeving en/of als betrokkene gedesoriënteerd is. Er vaak hulp nodig is bij het uitvoeren van (eenvoudige) taken en het vasthouden van een

dagstructuur. Mogelijk moeten er taken worden overgenomen.

 

Lichamelijke beperkingen

Er is sprake van lichamelijke beperkingen wanneer betrokkene wordt belemmerd door een verminderde/afwezige werking van lichamelijke functies (bijvoorbeeld handfunctie) waardoor structurele beperkingen ontstaan die leiden tot aanzienlijke belemmering van zelfredzaamheid en participatie. Hierdoor is er hulp nodig bij het uitvoeren van taken en mogelijk moeten er taken worden overgenomen.

 

 

Afwegingskader individuele begeleiding

Het resultaat van de individuele begeleiding is het bereiken en behouden van een zo groot mogelijke zelfredzaamheid en/of participatie, waarbij de cliënt één-op-één wordt ondersteund door een begeleider. Het resultaat kan ook zijn dat het buurtteam de ondersteuning (weer) overneemt, als het niveau van zelfredzaamheid dit mogelijk maakt.

 

Bij het onderzoek of de maatwerkvoorziening individuele begeleiding noodzakelijk is worden de volgende elementen betrokken:

• Er is sprake van zware en/of chronische problematiek op meerdere levensgebieden en/of;

• Het gaat om (complexe) problematiek die specifieke expertise vraagt;

• Betrokkene is onvoldoende in staat eigen kracht in te zetten en/of heeft zwak of af-wezig netwerk. Mogelijk is er ontwikkelperspectief om de eigen kracht van de cliënt te vergroten en/of het eigen netwerk te benutten;

• De situatie van betrokkene is instabiel, de veiligheid is in het geding en/of er is sprake van een crisissituatie;

• Het gaat, in het algemeen, om belemmeringen die leiden tot uitstelbare begeleidings-vragen

• Betrokkene kan geen aanspraak maken op ondersteuning via de Wlz;

• Taken die onder de subsidieregeling ADL-assistentie vallen komen niet in aanmerking voor overname via de maatwerkvoorziening individuele begeleiding;

• Verder vallen begeleidingsvormen die zich richten op behandeling en (alternatieve) therapieën onder de Zorgverzekeringswet en is dit dus geen individuele begeleiding zoals omschreven in deze leidraad.

 

De voorziening individuele begeleiding kan, in het algemeen, nooit meer bedragen dan de ondersteuning die via beschermd wonen wordt geboden. Als de omvang in uren en kosten uitkomt boven hetgeen via beschermd wonen verstrekt zou worden, dient onderzocht te wor-den of betrokkene aanspraak kan maken op beschermd wonen.

 

De voorziening individuele begeleiding wordt onderverdeeld in twee categorieën:

A. Individuele begeleiding die door de intensiviteit (langdurig regelmatig schema) en/of mo-menten waarop de begeleiding plaats moet vinden, niet kan worden uitgevoerd door het buurtteam. De aard en complexiteit van de problematiek vraagt daarbij niet noodzakelijk om een hoogopgeleide, specialistische begeleider.

B. Individuele begeleiding waarbij de complexiteit van de ondersteuningsvraag vraagt om specifieke expertise, waardoor de begeleiding door een hoogopgeleide, specialist nood-zakelijk is. Vaak zal de betrokkene, gezien de complexiteit en aard van de problematiek, ook in behandeling zijn (geweest). Om de begeleiding zo effectief mogelijk in te zetten, dient bij het bieden van de begeleiding afstemming te worden gezocht met een behan-delaar.

 

Afwegingskader thuisbegeleiding

Het resultaat van thuisbegeleiding is het creëren van overzicht over de huishoudelijke taken bij de betrokkene, door individuele, praktische begeleiding in de thuissituatie bij het voeren van de huishouding.

Bij het onderzoek of thuisbegeleiding noodzakelijk is worden de volgende elementen betrok-ken:

• Er is sprake van zware en/of chronische problematiek op meerdere levensgebieden en/of;

• Het gaat om (complexe) problematiek die specifieke expertise vraagt;

• Er zijn (nagenoeg) geen mogelijkheden om het eigen netwerk te benutten of de eigen kracht nog te vergroten;

• Er is (nagenoeg) geen ontwikkelperspectief op zelfstandigheid;

• Cliënten houden de zorg af of mijden deze. Hierdoor ontstaat risico op het veroorza-ken van maatschappelijke overlast;

• De situatie van betrokkene is instabiel.

 

De voorziening thuisbegeleiding heeft een praktisch, uitvoerend en structureel karakter. Er bestaat een noodzaak om de huishoudelijke taken samen uit te voeren, waarbij de begeleider vooral coach on the job is. Er worden geen huishoudelijke taken overgenomen, daarmee onderscheidt deze voorzienig zich van de voorziening ‘schoon huis’. Het bieden van deze ondersteuning vraagt specifieke vaardigheden die het mogelijk maken om ondanks de zorg-mijding vertrouwen te winnen en ‘achter de voordeur’ te komen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Leidraad arbeidsmatige activering en dagbegelei-ding

Arbeidsmatige activering kan noodzakelijk zijn indien betrokkene vanwege structurele beper-kingen aangewezen is op ondersteuning bij het invullen van de dag.

Dagbegeleiding kan noodzakelijk zijn als het bieden van een dagstructuur buiten de thuissi-tuatie geboden moet worden.

Afwegingskader arbeidsmatige activering

Ondersteuning bij een arbeidsmatige invulling wordt geboden indien betrokkene vanwege beperkingen niet in staat is om te functioneren in vormen van reguliere arbeid of vrijwilligers-werk. Hierbij wordt altijd eerst gekeken wat het individuele perspectief is op (begeleid) werk of vrijwilligerswerk. Onder reguliere arbeid wordt ook verstaan alle vormen van ondersteuning die via de Participatiewet worden geboden

 

Daarbij wordt in elk geval afgewogen in hoeverre betrokkene een begeleide en gestructu-reerde omgeving nodig heeft om werkzaamheden uit te voeren. Elementen die bij deze we-ging worden betrokken zijn:

• Er is een lage score op maatschappelijke participatie en dagbesteding via de zelfred-zaamheidsmatrix;

• Betrokkene is onvoldoende in staat om eigen dagstructuur te organiseren;

• Betrokkene heeft een gering lerend vermogen;

• Betrokkene is niet in staat zelfstandig te functioneren in reguliere arbeid, arrange-menten onder de Participatiewet of vrijwilligerswerk;

• Betrokken is niet, of nauwelijks, in staat om afspraken na te kunnen komen. Ook niet met hulp van het sociale netwerk.

 

Deze vorm van ondersteuning wordt geboden aan personen met fysieke en/of cognitieve, psychische, verstandelijke beperkingen, verslaving, gedragsproblematiek of een combinatie hiervan. Deze beperkingen moeten tot gevolg hebben dat andere vormen van activering structureel onmogelijk zijn omdat er sprake is van beperkt lerend vermogen.

Deze voorziening heeft de vorm van het oefenen en uitvoeren van handelingen, vaardighe-den en het structuren van de dag. Arbeidsmatige activering is een groepsgerichte activiteit, waarin deelnemers met elkaar een productie of dienst leveren.

 

Het resultaat dat behaald moet worden met arbeidsmatige activering is het realiseren van het maximale niveau waarop de persoon arbeidsmatige prestaties kan leveren. Het gaat hierbij om vormen van onbetaald werk. Afhankelijk van de individuele vermogens kan het gaan om activiteiten die liggen tussen (begeleid) werk en vrijwilligerswerk.

 

De toegang tot arbeidsmatige activering wordt verzorgd door een medewerker van het buurt-team. Buurtteammedewerker maakt met klant en aanbieder afspraken over evaluatiemomenten. Tijdens deze evaluaties wordt bepaald of de doelen bereikt worden, of de overstap naar een algemene voorziening mogelijk is en/of er een andere vorm van maatwerk nodig is (bijvoorbeeld een andere module arbeidsmatige activering).

 

De voorziening arbeidsmatige activering wordt toegekend in de vorm van modules.

De volgende modules zijn beschikbaar:

Module 1 Onderzoeken en ontwikkelen stabiele werksetting

Deze module kan toegekend worden als er sprake is van psychiatrische problematiek en/of verslavingsproblematiek en/of een lichtverstandelijke beperking waarbij de situatie van be-trokkene niet stabiel is. En waarbij de verwachting is dat door de begeleidende structuur van de arbeidsmatige activering, in combinatie met de ondersteunende structuur via vrijwilligers-werk de zelfredzaamheid van de deelnemer vergroot kan worden.

 

De omvang van deze module bedraagt 2 dagdelen arbeidsmatige activering.

Deze module wordt voor maximaal 1 jaar toegekend. Aan het einde van die periode wordt onderzocht welke ondersteuning vervolgens noodzakelijk is. Afhankelijk van het gerealiseerde resultaat met betrekking tot de zelfredzaamheid van de persoon en de stabiliteit van zijn/haar leefsituatie kan de ondersteuning voortgezet worden in de vorm van vrijwilligerswerk of via een arrangement in het kader van de Participatiewet.

 

Indien verslechtering optreedt in de mate waarin de deelnemer zelf structuur kan geven aan het dagelijks leven of wanneer tijdens de looptijd van module 1 geen verbetering is opgetre-den kan ondersteuning aangeboden worden via module 2 of module 3.

Het resultaat dat behaald kan worden met module 1 is:

• Dagelijks deelnemen aan activiteiten in een arbeidsmatige omgeving waarin de per-soon zich veilig voelt en kan ontwikkelen;

• Het vergroten van de vaardigheden om de eigen dagstructuur zelfstandig vorm te ge-ven;.

• Er ontstaat zicht op de eigen mogelijkheden voor betaalde of onbetaalde beroepen en de motivatie om deze te verwerven.

 

Na afloop van deze module kan betrokkene zonder begeleiding werkzaamheden via vrijwilli-gerswerk (sociale prestatie) uit voeren of betrokkene kan doorstromen naar module 2.

Module 2 Een stabiele werksetting met ondersteuning in het sociaal netwerk

Deze module kan toegekend worden aan personen met psychiatrische problematiek en/of verslavingsproblematiek en/of een lichtverstandelijke beperking waarbij een redelijke mate van stabiliteit is ontstaan en die niet in staat zijn tot een eigen daginvulling of dagstructuur. Vaak speelt verslaving en gedragsproblematiek een rol in het dagelijkse leven van deze deelnemers. Zonder ondersteuning naast de begeleide, arbeidsmatige werkzaamheden is er risico op sociaal isolement.

In aansluiting op regulier werk, waar deeltijdwerk gebruikelijk is, wordt de omvang van deze module gesteld op maximaal 4 dagdelen. Deze module kan voor maximaal 2 jaar toegekend worden.

Het resultaat dat behaald kan worden met module 2 is:

• Betrokkene kan deelnemen aan een veilige en duurzame ontmoetingsplek binnen de algemene voorziening sociale prestatie;

• Betrokkene heeft met één of meerdere andere personen duurzaam sociaal contact;

• Betrokkene werkt dagelijks in arbeidsmatige omgeving waarin hij/zij zich veilig voelt en zich zelf kan ontwikkelen;

• Betrokkene ontwikkelt vakgerichte competenties;

• Betrokkene ontwikkelt relevante werknemersvaardigheden;

• Betrokkene kan productie leveren binnen eigen mogelijkheden.

Module 3a en 3b Een stabiele werksetting

Deze module is gericht op stabiele en/of personen zonder ontwikkelingsperspectief. In het algemeen is de woon- en zorgsituatie van de deelnemers in deze module stabiel. Door een langdurige werkervaring kunnen er competenties en vaardigheden ontstaan, waardoor deel-nemers binnen een begeleidende werkstructuur een mate van zelfstandig werken ontwikke-len.

Deelname aan vrijwilligerswerk is ook voor deze groep gewenst, maar geen onderdeel van de module.

De omvang van deze module bestaat uit minimaal 3 en maximaal 10 dagdelen. De toewijzing is voor maximaal 3 jaar.

Het resultaat dat behaald kan worden met module 3:

• Betrokkene is in staat te functioneren in een dagelijkse werkstructuur waarin hij/zij zich veilig voelt en zich zelf kan ontwikkelen;

• Betrokkene ontwikkelt passende vakgerichte competenties;

• Betrokkene levert arbeidsmatige prestaties passend binnen eigen mogelijkheden.

 

Dagbegeleiding

De voorziening dagbegeleiding richt zich eveneens op ondersteuning bij het realiseren van een zinvolle bezigheid, maar dan niet in een werksetting. Centraal bij deze voorziening staat het zoveel als mogelijk, handhaven van vaardigheden en het ontlasten van mantelzorgers. Het betreft een structurele tijdsbesteding met een goed omschreven doel waarbij de cliënt actief wordt betrokken. Dagactiviteiten vinden plaats in groepsverband en zijn gericht op het bevorderen, behouden of vertragen van de achteruitgang van de zelfredzaamheid. Het gaat hierbij vooral, maar niet uitsluitend, om ouderen en mensen met niet aangeboren hersenletsel die ernstig beperkt zijn in hun zelfredzaamheid en (nagenoeg) niet meer in staat zijn om hun eigen dagstructuur vorm te geven.

 

Afwegingskader

Om te bepalen of er noodzaak bestaat voor ondersteuning in de vorm van dagbegeleiding wordt in elk geval afgewogen wat de aanleiding is dat betrokkene niet in staat is om zijn of haar eigen dagstructuur vorm te geven. Daarbij wordt onderzocht in hoeverre betrokkene een begeleide en gestructureerde omgeving nodig heeft als gevolg van ernstige beperkingen in de zelfredzaamheid (cognitief en/of fysiek).

Afgewogen wordt of de algemene voorziening dagondersteuning tot voldoende resultaat kan leiden. Ook dient duidelijk te zijn dat belanghebbende niet deel kan nemen aan Arbeidsmatige activering omdat hij/zijn niet (meer) beschikt of kan bijdragen aan het collectief inver-dienvermogen. Onderzocht wordt of er recht bestaat of kan bestaan op permanent toe-zicht/24-uurszorg in de nabijheid op grond van de Wlz.

 

Als dat niet tot een oplossing leidt kan aanspraak bestaan op de voorziening dagbegeleiding.

Elementen die bij de weging worden betrokken zijn:

• Betrokkene scoort laag op het leefgebied dagbesteding via de zelfredzaamheidsma-trix;

• Betrokkene heeft geen mogelijkheden om, samen met anderen, een productie of dienst te leveren;

• Betrokkene is onvoldoende in staat om de eigen dagstructuur vorm te geven;

• Betrokkene heeft geen of een te beperkt eigen netwerk;

• Er dreigt overbelasting van de mantelzorger of de mantelzorger is niet in staat om gedurende de volledige week de beperkingen in de zelfredzaamheid op te vangen;

• Betrokkene bevindt zich in sociaal isolement of dreigt hierin te raken;

• Betrokkene is niet meer in staat te functioneren binnen de dagondersteuning.

 

Indien betrokkene ook sociaal medische hulpverlening krijgt, vindt overleg met deze hulpver-lener(s) plaats. De informatie van bijvoorbeeld huisarts, wijkverpleegkundige, thuiszorg, geri-ater en/of dementieconsulent, wordt betrokken bij de afweging.

Het resultaat dat met de voorziening dagbegeleiding behaald kan worden is het structureel deelnemen aan groepsactiviteiten op vaste tijden. Deze activiteiten vinden plaats onder pro-fessionele regie. De activiteiten zelf sluiten aan bij de belangstelling van betrokkenen en gaan uit van zijn of haar actieve betrokkenheid. Deze activiteiten dragen op individueel niveau bij aan het:

• bevorderen, behouden of compenseren van de zelfredzaamheid;

• voorkomen van sociaal isolement;

• het gevoel van eigenwaarde, gezondheid, welbevinden en kwaliteit van leven.

 

De voorziening dagbegeleiding wordt toegekend in de vorm van vier dagdelen per week.

Op basis van de zorgbehoefte en/of de mate van overbelasting van de mantelzorger kan de aanbieder van dagbesteding (tijdelijk) meer dagdelen per week aanbieden.

 

Vervoer naar groepsgerichte vormen van ondersteuning

Wanneer betrokkene in staat is met het openbaar vervoer te reizen (eventueel na oefenen onder begeleiding) of met de fiets of een ander vervoermiddel zelfstandig (of onder begelei-ding van mantelzorg of vrijwilliger) de arbeidsmatige activering of dagbegeleiding kan berei-ken dan is dat voorliggend. Wanneer dit niet mogelijk is kan vervoer een onderdeel zijn van de maatwerkvoorziening. Hierbij geldt dat wordt gekozen voor de dichtstbijzijnde geschikte locatie en de goedkoopst adequate vorm van vervoer.

De cliënt kan ook gebruik maken van de regiotaxi indien betrokkene aan de criteria hiervoor voldoet mits de aanbieder van arbeidsmatige activering of dagbegeleiding hiermee akkoord is. In dergelijke gevallen is er geen noodzaak om vervoer toe te kennen als onderdeel van de voorziening arbeidsmatige activering of dagbegeleiding.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Leidraad kortdurend verblijf

Ondersteuning via de voorziening kortdurend verblijf in een instelling is een vorm van respijt-zorg en richt zich op ontlasting van de taak van mantelzorgers. Kortdurend verblijf kan ingezet worden bij (dreigende) overbelasting van de mantelzorger als andere (lichtere) vormen van respijtzorg onvoldoende ondersteuning bieden. Een lichtere vorm van respijtzorg is bij-voorbeeld de inzet van vrijwilligers die de mantelzorger tijdelijk (alle) zorgtaken uit handen nemen of de voorziening dagbegeleiding.

 

Onder kortdurend verblijf wordt verstaan: verblijf van de persoon voor wie de mantelzorger verantwoordelijkheid draagt, in een accommodatie waar onder professionele verantwoorde-lijkheid 24uurszorg wordt geleverd. Het verblijf is voor een korte periode,. Dat kan bijvoor-beeld in de vorm van een weekendverblijf, maar ook door meerdere kortere periodes samen te voegen zodat de mantelzorger op vakantie kan gaan.

 

Afwegingskader

Kortdurend verblijf kan noodzakelijk zijn als mantelzorger de volledige ondersteuning biedt aan een persoon die permanent toezicht nodig heeft. De belangrijkste afweging is of er spra-ke is van dreigende of al aanwezige overbelasting van de mantelzorger. Het gaat in de prak-tijk bijna altijd om intensieve mantelzorg, waarbij de zorgvrager veel verzorging, begeleiding en/of toezicht nodig heeft, gedurende de hele dag. Bij deze afweging worden de volgende elementen betrokken:

• De persoon voor wie de mantelzorger de verantwoordelijkheid draagt komt niet in aanmerking voor een Wlz-indicatie;

• De mantelzorger kan geen beroep kan doen op een vorm van respijtzorg op grond van zijn/haar aanvullende zorgverzekering;

• Ontlasting van de persoon die gebruikelijke hulp of mantelzorg aan de zorgvrager le-vert is noodzakelijk. Elke andere reden dan ontlasting van de mantelzorger is niet re-levant; bijvoorbeeld de noodzaak voor medische behandeling of herstel van de cliënt. In dat geval is het een zaak van huisarts en zorgverzekeraar, via de regeling kortdu-rend eerstelijns-verblijf;

• Zijn andere vormen van ontlasting van de mantelzorger mogelijk? Kortdurend verblijf in een instelling is pas aan de orde als andere vormen van overname van de zorgta-ken van de mantelzorger niet toereikend zijn. Duidelijk moet zijn dat dit niet te realise-ren valt of onvoldoende is om overbelasting te voorkomen;

• De persoon voor wie de mantelzorger de verantwoordelijkheid draagt is aangewezen op zorg die gepaard gaat met toezicht op regelmatige en onregelmatige momenten.

 

Omvang

Omdat kortdurend verblijf gericht is op het ontlasten van de mantelzorger wordt deze toege-kend voor maximaal 36 etmalen per jaar. De vorm is een maandelijks verblijf van drie etma-len in een instelling. De cliënt en mantelzorger mogen dit, bijvoorbeeld in verband met va-kantie van de mantelzorger, ook op een andere manier indelen, bijvoorbeeld 2 weken aan-eengesloten.

Tegelijkertijd gaat hier om het bieden van maatwerk. Daarbij is de leidende vraag is: wat is nodig zodat de mantelzorger de ondersteuning vol kan houden? Dat betekent dat in uitzon-derlijke gevallen ook afgeweken kan worden van de toekenning van maximaal 36 etmalen.

De periode waarvoor de toekenning geldt, is variabel en mede afhankelijk van de ontwikke-ling van de ondersteuningsvraag van de cliënt en zijn/haar mantelzorger.

 

Betrokkene is zelf verantwoordelijk voor vervoer van en naar de instelling voor kortdurend verblijf. Daarbij dient in de eerste plaats gebruik te worden gemaakt van eigen vervoer of van hulp uit het eigen netwerk. Wanneer betrokkene beperkingen heeft op het gebied van vervoer zal hij/zij doorgaans in het bezit zijn van een pasje voor de regiotaxi of een taxikosten-vergoeding krijgen, waarmee hij/zij zich naar de instelling kan vervoeren. Pas als deze vor-men van vervoer niet tot voldoende oplossing leiden kan ook (aanvullend) vervoer worden toegekend.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Leidraad beschermd wonen en opvang

Ondersteuning in de vorm van beschermd wonen of opvang kan noodzakelijk zijn als betrok-kene als gevolg van structurele belemmeringen niet in staat is zelfstandig te wonen. En waarbij vastgesteld is dat niet in de ondersteuningsbehoefte kan worden voorzien door de inzet van lichtere vormen van ondersteuning via de Wmo of door een beroep te doen op een voorziening via de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg.

 

Beschermd wonen is in de wet gedefinieerd als: “wonen in een accommodatie van een in-stelling met daarbij behorend toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfred-zaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor belanghebbende of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handha-ven in de samenleving”.

 

Afwegingskader Beschermd Wonen

Beschermd wonen is bedoeld voor mensen:

• die psychische of psychosociale problemen hebben, waardoor zij niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

• die te maken hebben met complexe problematiek op meerdere levensgebieden;

• bij wie onderdak, toezicht en begeleiding niet gericht is op zorg die zich richt op ge-nezing

 

De wet definieert niet wat een accommodatie van een instelling betekent. Het kan gaan om een veelheid van beschermde woonvormen zoals lokale of regionale instellingen voor bege-leid wonen. Maar beschermd wonen kan ook zo worden vormgegeven dat mensen (al dan niet geclusterd) in een woonwijk wonen. Deze voorzieningen kunnen allemaal onder be-schermd wonen vallen als daarmee het resultaat zoals in de Wmo gedefinieerd, wordt be-haald.

 

De voorziening beschermd wonen kent vier verschillende niveaus, die lopen van lichtere naar zware vormen van ondersteuning. Er wordt naar gestreefd om met de lichtste vorm van ondersteuning het noodzakelijke resultaat te behalen.

 

Deze niveaus zijn alle ondersteuningsvormen die ingezet kunnen worden voor personen waar vastgesteld is dat zij noodzakelijk zijn aangewezen op een vorm van beschermd wonen. Daar waar belanghebbende niet aangewezen is op beschermd wonen, maar wel op individuele begeleiding is de leidraad Individuele begeleiding van toepassing.

 

Afhankelijk van het resultaat dat behaald moet worden in de individuele situatie worden de volgende vier voorzieningenniveaus onderscheiden:

• Ambulante gespecialiseerde begeleiding, meestal in combinatie met wonen in een in-stellingswoning

• Intensieve ambulante gespecialiseerde begeleiding

• Gespecialiseerde begeleiding in een 24-uursvoorziening

• Intensieve gespecialiseerde begeleiding in een 24-uurs voorziening

 

Daarbij geldt dat, in het algemeen, de inzet van uren via ambulante gespecialiseerde bege-leiding of de intensieve ambulante gespecialiseerde begeleiding per CAK periode nooit tot een hoger niveau van kosten kan leiden dan zevenmaal het etmaal tarief voor begeleiding in een 24-uurs voorziening.

 

 

 

Opvang is in de wet gedefinieerd als: onderdak en begeleiding voor personen die de thuissi-tuatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld. En niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

 

Afwegingskader opvang

Opvang is bedoeld voor mensen die:

• rechtmatig in Nederland verblijven en zo nodig aanspraak kunnen maken op voorzie-ningen, verstrekkingen en uitkeringen;

• binding hebben met de regio Utrecht en;

• die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun vei-ligheid als gevolg van geweld in afhankelijkheidsrelaties en zich niet op eigen kracht kunnen handhaven in de samenleving.

 

Hardheidsclausule: bij acute noodsituaties kan de gemeente besluiten af te wijken van bo-vengenoemde criteria voor opvang.

Voor het bepalen van de regiobinding handelt de gemeente Utrecht volgens vaste richtlijnen gebaseerd op de handreiking Landelijke toegang maatschappelijke opvang van de VNG (dec 2014).

 

Opvang kent vijf verschillende niveaus, die lopen van lichtere naar zware vormen van onder-steuning. Er wordt naar gestreefd om met de lichtste vorm van ondersteuning het noodzake-lijke resultaat te behalen. Afhankelijk van het resultaat dat behaald moet worden in de indivi-duele situatie worden de volgende vijf voorzieningenniveaus onderscheiden:

• Onderdak met lichte begeleiding

• Ambulante gespecialiseerde begeleiding

• Intensieve ambulante gespecialiseerde begeleiding

• Gespecialiseerde begeleiding in een 24-uursvoorziening

• Intensieve gespecialiseerde begeleiding in een 24-uurs voorziening

 

Onderdak met lichte begeleiding

Indien onderdak met lichte begeleiding toegekend wordt kan betrokkene gedurende maxi-maal anderhalf jaar wonen in een (groeps)woning van een instelling. Tijdens deze periode krijgt betrokkene op basis van een ondersteuningsplan begeleiding, veelal bij zijn financiën en schulden.

Het resultaat dat behaald dient te worden via de voorziening onderdak met lichte begeleiding is verhuizing naar een eigen woning. Waarbij de begeleiding, indien nodig geboden kan wor-den door een buurtteam. Dat houdt in dat het voldoende resultaat behaald moet kunnen worden met het niveau van begeleiding door de buurtteams.

Bij de afweging of betrokkene aangewezen is op onderdak met lichte begeleiding worden in elk geval de volgende elementen betrokken:

• Betrokkene is 18 jaar of ouder;

• Betrokkene is dak- of thuisloos, dreigt dit te worden, of heeft het huis moeten verlaten als gevolg van geweld binnen een afhankelijkheidsrelatie;

• Betrokkene heeft problemen op meerdere leefgebieden maar is wel in staat zelf regie te voeren over de diverse leefgebieden.

 

Ambulante gespecialiseerde begeleiding

Ambulante gespecialiseerde begeleiding is begeleiding op geplande of ongeplande momenten van personen met problemen op meerdere leefgebieden.

Problemen op gebied van psychiatrie, verslaving eventueel in combinatie met verstandelijke beperking zijn aanwezig, maar zijn niet (meer) zo groot dat begeleiding intensief of veelvuldig ongepland noodzakelijk is. Het kan ook gaan om mensen die te maken hadden - of hebben - met geweld in afhankelijkheidsrelaties.

 

Bij ambulante gespecialiseerde begeleiding kan de cliënt met begeleiding en praktische on-dersteuning de regie op veel gebieden zelf voeren, maar overname van regie over één of enkele leefgebieden kan soms tijdelijk nodig zijn. Begeleiding wordt bijvoorbeeld gegeven in de vorm van budgetbegeleiding, hulp bij de administratie, structureren van de dag, het op orde brengen van de woning, of begeleiding gericht op het stoppen en in de toekomst voorkomen van geweld in afhankelijkheidsrelaties.

 

De belanghebbende verblijft, in het algemeen, in een woning van een instelling. De cliënt betaalt zelf de woonlasten.

 

Bij de afweging of betrokkene aangewezen is op de ambulante gespecialiseerde begeleiding worden in elk geval de volgende elementen betrokken.

• Betrokkene is 18 jaar of ouder

• Betrokkene is beperkt zelfredzaam en er is sprake van meervoudige complexe pro-blematiek

• Betrokkenen kreeg eerder zwaardere vorm van begeleiding of komt rechtstreeks vanuit de kliniek of opvang. Of is de eigen woning ontvlucht als gevolg van geweld in een afhankelijkheidsrelatie

• Betrokkene is in staat met begeleiding en praktische ondersteuning zelf regie te voe-ren over zijn leven;

• Overname van regie over één of enkele leefgebieden kan soms tijdelijk nodig zijn;

• 24-uurs toezicht en/of d 24-uurs beschikbaarheid van begeleiding is niet noodzakelijk.

 

Het resultaat dat behaald kan worden met de voorziening ambulante gespecialiseerde bege-leiding is dat betrokkene weer zelfstandig gaat wonen, met (indien nodig) begeleiding door het Buurtteam.

Intensieve ambulante gespecialiseerde begeleiding

Intensieve ambulante gespecialiseerde begeleiding komt inhoudelijk overeen met ambulante gespecialiseerde begeleiding met als verschil dat de begeleiding intensiever is en vaker op ongeplande momenten plaatsvindt. Deze voorziening richt zich daarom op personen met een zwaardere problematiek.

 

De begeleiding is gericht op budgetbegeleiding, hulp bij de administratie, dagstructuur, het op orde brengen en houden van de woning maar ook crisisbeheersing en gedragsregulering kunnen onderdeel zijn van deze vorm van begeleiding. Intensieve afstemming met behan-delaars (en soms ook bemoeizorg) is nodig. De begeleiding kan zich ook richten op het stoppen en in de toekomst voorkomen van geweld in een afhankelijkheidsrelatie. In alle ge-vallen is 24-uurs beschikbaarheid (op afroep) is nodig.

 

Deze voorziening richt zich op personen met soms forse (gedrags)problematiek en/of beperkt leervermogen waardoor gevaar voor maatschappelijke teloorgang of overlast dreigt. De ernst hiervan kan even groot zijn als of zelfs groter zijn dan bij personen die in een 24-uursvoorziening verblijven. In die gevallen dient er vastgesteld te zijn dat betrokkene onge-schikt is om in een groep te functioneren waardoor intensieve begeleiding in een zelfstandige woonsetting noodzakelijk is. Dit kan ook voorkomen als de veiligheidssituatie vraagt om een zelfstandige woonsetting.

De voorziening richt zich zowel op personen die soms voor langere tijd aangewezen zijn op intensieve begeleiding als op personen die tijdelijk aangewezen zijn op intensieve begeleiding. Bijvoorbeeld als betrokkene uit een 24-uurs setting komt en de intensieve ambulante gespecialiseerde begeleiding noodzakelijk is om de overgang naar zelfstandig wonen te be-vorderen.

Het resultaat dat behaald kan worden met intensieve ambulante gespecialiseerde begeleiding is dat betrokkene na enige tijd regie over zijn/haar leven kan voeren met ondersteuning via de lichtere voorziening ambulante gespecialiseerde begeleiding.

 

Bij de afweging of betrokkene aangewezen is op de intensieve ambulante gespecialiseerde begeleiding worden in elk geval de volgende elementen betrokken:

• Betrokkene is 18 jaar of ouder

• Betrokkene heeft te maken met complexe problematiek op meerdere leefgebieden;

• Betrokkene is niet in staat om over alle relevante leefgebieden zelf de regie te voeren;

• Betrokkene is aangewezen op 24-uurs beschikbaarheid van begeleiders.

 

Gespecialiseerde begeleiding in een 24-uursvoorziening

Gespecialiseerde begeleiding in een 24-uursvoorziening houdt in dat de cliënt verblijft in een accommodatie waar 24 uur per dag toezicht en/of begeleiding beschikbaar is. De persoon die in deze voorziening verblijft, krijgt op basis van een ondersteuningsplan passende begeleiding. Hierin zijn, indien nodig, dagbesteding en schuldhulpverlening inbegrepen. Begeleiding vindt plaats op geplande en ongeplande momenten.

 

De voorziening gespecialiseerde begeleiding in een 24-uursvoorziening richt zich op personen die nog niet in staat zijn met begeleiding zelfstandig te wonen wegens gevaar voor te grote achteruitgang.

 

Belemmeringen kunnen voortkomen uit psychiatrische problematiek, verslaving eventueel in combinatie met verstandelijke beperking en/of somatische problemen. Het kan ook gaan om mensen die te maken hadden - of hebben – met een acute dreiging van geweld in afhanke-lijkheidsrelaties en daarom opvang in een 24-uurs voorziening nodig hebben.

 

In alle gevallen gaat het om personen die behoefte hebben aan een gestructureerde woon-omgeving waar 24-uur per dag een beroep op ondersteuning kan worden gedaan of begelei-ding beschikbaar is.

Overname van regie over leefgebieden kan nodig zijn. Maar de psychiatrische of versla-vingsproblematiek is niet zo groot, dat dit langdurig nodig zal zijn. De persoon heeft voldoende leervermogen om te mogen verwachten dat doorstroom naar ambulante begeleiding na verloop van tijd mogelijk is. Of de veiligheidssituatie verbetert waardoor de cliënt weer zelf-standig kan gaan wonen.

Het resultaat dat met deze voorziening behaald kan worden is dat betrokkene na afloop van de individueel te bepalen termijn, in staat is zelfstandig te wonen met (intensieve) ambulante gespecialiseerde begeleiding. Voor een enkeling kan een langdurig verblijf in deze vorm noodzakelijk blijven.

 

Bij de afweging of betrokkene aangewezen is op de gespecialiseerde begeleiding in een 24-uurs voorziening worden in elk geval de volgende elementen betrokken:

• Betrokkene is 18 jaar of ouder

• Betrokkene is (nog) niet in staat met begeleiding zelfstandig te wonen wegens gevaar voor te grote achteruitgang als gevolg van psychiatrie of verslaving. Daarnaast kun-nen somatische klachten een rol spelen; Of betrokkene moet opgevangen worden vanwege een acute dreiging van geweld in afhankelijkheidsrelaties waardoor de vei-ligheid in het geding is.

• Betrokkene heeft behoefte aan een gestructureerde woonomgeving met 24-uurs toe-zicht en/of beschikbaarheid van begeleiding in zijn/haar nabijheid en aan ondersteu-ning in praktische zaken;

• Overname van regie over leefgebieden kan nodig zijn. Maar de psychiatrische of ver-slavingsproblematiek is niet zo groot, dat dit langdurig nodig zal zijn; Of de acute dreiging van geweld neemt af na begeleiding waardoor de cliënt weer zelfstandig kan gaan wonen.

• Betrokkene heeft voldoende leervermogen om te mogen verwachten dat doorstroom naar ambulante begeleiding na verloop van tijd mogelijk is.

 

Intensieve gespecialiseerde begeleiding in een 24-uurs voorziening

Intensieve gespecialiseerde begeleiding in een 24-uurs voorziening biedt verblijf in een ac-commodatie waar 24-uur per dag toezicht en/of begeleiding aanwezig is ter voorkoming van verwaarlozing, maatschappelijke overlast of gevaar voor de persoon zelf of anderen.

 

De begeleiding voorziet 24 uur per dag in geplande en ongeplande ondersteuning, varieert sterk per persoon en kan onder andere intensieve gedragsregulering omvatten. Intensieve afstemming met de behandelaar is veelal noodzakelijk. Het kan ook gaan om mensen die te maken hadden - of hebben – met een acute dreiging van geweld in afhankelijkheidsrelaties en daarom intensieve gespecialiseerde begeleiding in een 24-uurs voorziening nodig hebben.

 

Intensieve gespecialiseerde begeleiding in een 24-uurs voorziening richt zich op personen met ernstige psychiatrische problemen, ernstige verslaving eventueel in combinatie met ver-standelijke beperking en/of somatische problemen. Gedragsproblematiek, crisisgevoeligheid, beperkt leervermogen, gevaar voor maatschappelijke teloorgang en overlast zijn meestal aanwezig. Personen zijn niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving en die zijn aangewezen zijn op intensieve begeleiding en, indien nodig, bemoeizorg. Hun woonomgeving moet structuur, veiligheid en bescherming bieden. De begeleiding is herstelgericht. Het kan ook gaan om personen die te maken hadden - of hebben – met een acute dreiging van geweld in afhankelijkheidsrelaties en intensieve begeleiding nodig hebben om de regie te kunnen voeren over meerdere gebieden in het leven.

Het resultaat dat behaald kan worden met deze voorziening is dat de kwaliteit van leven voor betrokkene zo goed mogelijk is en overlast en gevaar voor anderen wordt voorkomen. De cliënt heeft op vrijwel alle leefgebieden ondersteuning nodig. Het leervermogen van de per-soon aan wie deze voorziening toegekend wordt kan zo beperkt zijn, dat langdurig verblijf in deze woonvorm onvermijdelijk is.

 

Bij de afweging of betrokkenen aangewezen is op intensieve gespecialiseerde begeleiding in een 24-uurs voorziening, worden de volgende elementen betrokken:

• Betrokkene is 18 jaar of ouder

• Psychiatrische en/of verslavingsproblematiek staan op de voorgrond waardoor een gestructureerde woonomgeving met aanwezigheid van begeleiding een belangrijke voorwaarde is voor effectieve behandeling; Of betrokkene moet opgevangen worden vanwege een acute dreiging van geweld in afhankelijkheidsrelaties waardoor de vei-ligheid in het geding is.

• Betrokkene heeft op vrijwel alle leefgebieden ondersteuning nodig;

• Betrokkene is aangewezen op begeleiding op zowel geplande als ongeplande mo-menten;

• Maatregelen zijn nodig om de kans op gevaar en geweld (onder meer vanwege ge-brekkige oordeelsvorming en onvermogen om op tijd hulp in te roepen) te beperken;

• Betrokkene is aangewezen op een omgeving die afwijkend gedrag kan hanteren en reguleren.

 

 

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

 

Samenhang

Bij deze Beleidsregels horen het Financieel besluit Wmo 2017 en de Beleidsregels Eigen bijdrage Maatschappelijke opvang 2017.

Intrekking

De Beleidsregels Wmo 2016 die het college heeft vastgesteld op 10 oktober 2016, vervallen op 1 januari 2017.

Inwerkingtreding

Deze Beleidsregels Wmo 2017 treden op 1 januari 2017 in werking.

Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregels Wmo 2017, Gemeente Utrecht.

 

 

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Utrecht, gehouden op 13 december 2016.

De secretaris, De burgemeester,

Drs. G.G.H.M. Haanen Mr. J.H.C. van Zanen

Naar boven