Verordening rioolheffing 2017

De raad van de gemeente Barendrecht;

 

overwegende dat de gemeenteraad de Begroting 2017 heeft vastgesteld;

 

dat de verordening en de bijbehorende tarieventabel voor 2017 dienen te worden vastgesteld door de gemeenteraad;

 

dat de vaststelling geschiedt in overeenstemming met de Begroting 2017;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 oktober 2016;

 

gelet op het advies van de commissie Planning en Control van 24 oktober 2016;

 

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet

besluit:

 

vast te stellen de volgende

 

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN RIOOLHEFFING 2017

Artikel 1 Begripsomschrijving

Deze verordening verstaat onder:

 

a. perceel:

een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

 

b. gemeentelijke riolering:

een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

 

c.

onder voorziening of combinatie van voorzieningen wordt mede verstaan een open water;

 

d.

onder gemeentelijke riolering wordt mede de in het kader van het Gemeentelijk Rioleringsplan door of vanwege de gemeente geplaatste individuele afvalwaterbehandeling (IBA) begrepen

 

e. water:

huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater;

 

f. gemeentelijke zorgplichten:

de zorg voor het afvloeiend hemelwater en het grondwater zoals aan de gemeente opgedragen in artikel 3.5 en 3.6 van de Waterwet.

 

g.

onder verbruiksperiode verstaan de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking heeft.

 

h. niet-woning:

een niet-woning in de zin van artikel 220a, tweede lid, Gemeentewet, een recreatieterrein in de zin van art. 16, onder e, van de Wet WOZ, een perceel dat wordt gebruikt door een instelling in de zin van artikel 1, onder f, van de Wet toelating zorginstellingen en een garagebox, voor zover deze niet op de voet van artikel 16, aanhef en onderdeel d, van de Wet WOZ, een samenstel vormt met een woning.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafval-water, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2.

    Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebuikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 voor gebruik is afgestaan, degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Vrijstelling

De belasting is niet verschuldigd ter zake van percelen met een WOZ-waarde die minder is dan € 25.000, die in zelfstandig gebruik zijn als berging of garagebox.

Artikel 6 Maatstaf van heffing

  • 1.

    Het gebruikersdeel van woningen wordt geheven naar het aantal gebruikers.

  • 2.

    Het aantal gebruikers wordt bepaald op 1 januari van het belastingjaar.

  • 3.

    Het gebruikersdeel van niet-woningen wordt geheven op basis van een combinatie van twee grondslagen, te weten naar de waarde in het economische verkeer van het perceel en naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 4.

    Ingeval het perceel een onroerende zaak is, is de waarde in het economische verkeer de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde zoals deze voor het in artikel 7 bedoelde kalenderjaar geldt.

  • 5.

    Ingeval voor het perceel geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf van dat perceel bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

  • 6.

    Het aantal kubieke meters afvalwater in de zin van het derde lid, wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt. In geval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 7.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

    De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 8.

    De op de voet van het zesde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

Artikel 7 Belastingtarieven

De heffing als bedoeld in artikel 3 wordt geheven naar het tarief, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 8 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    Het gebruikersdeel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het gebruikersdeel in de loop van het jaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,–.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander eigendom in gebruik neemt.

  • 5.

    Belastingbedragen van minder dan € 9,– worden niet geheven.

  • 6.

    Voor de toepassing van de bepalingen in het derde en vijfde lid, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    De ‘Verordening rioolheffing’ van de gemeente van 10 november 2015 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening rioolheffing 2017'.

     

Aldus besloten in openbare vergadering van de raad van de gemeente Barendrecht van 1 november 2016.

De griffier,

mw. mr. G.E. Figge

De voorzitter,

drs. J. van Belzen

Tarieventabel Rioolheffing 2017

 

behorende bij de VERORDENING RIOOLHEFFING 2017

Het gebruikersdeel, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Verordening rioolheffing 2017 bedraagt per belastingjaar:

1.

 

voor elk eigendom of gedeelte van een eigendom uitsluitend in gebruik of bestemd als woning:

 

 

1.1

indien de woning op 1 januari van het belastingjaar wordt gebruikt door één persoon

€ 60,00

 

1.2

indien de woning op 1 januari van het belastingjaar wordt gebruikt door twee personen

€ 115,32

 

1.3

indien de woning op 1 januari van het belastingjaar wordt gebruikt door meer dan twee personen

€ 177,00

2.

 

voor elk eigendom of gedeelte van een perceel niet uitsluitend in gebruik of bestemd als woning:

 

 

2.1

0,0400% van de WOZ waarde of maximaal € 3.690,–

 

Dit bedrag wordt vermeerderd met een bedrag voor een hoeveelheid afgevoerd afvalwater:

 

I

van 0 m³ t/m 20 m³

nihil

 

II

van 21 m³ tot en met 500 m³

€ 80,00

 

III

van 501 m³ t/m 1.000 m³

€ 437,00

 

IV

van 1.001 m³ t/m 1.500 m³

€ 876,00

 

V

van 1.501 m³ t/m 2.000 m³

€ 1.584,00

 

VI

van 2.001 m³ t/m 3.000 m³

€ 2.339,00

 

VII

van 3.001 m³ t/m 4.000 m³

€ 4.404,00

 

VIII

van 4.001 m³ t/m 8.000 m³

€ 5.925,00

 

IX

van 8.001 m³ t/m 15.000 m³

€ 8.769,00

 

X

meer dan 15.000 m³

€ 12.884,00

Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Tarieventabel rioolheffing 2016’ van 10 november 2015 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze tarieventabel treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Tarieventabel rioolheffing 2017’.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Barendrecht van 1 november 2016.

De griffier,

mw. mr. G.E. Figge

De voorzitter,

drs. J. van Belzen

Naar boven