Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw Capelle aan den IJssel 2015

 

 

De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 januari 2016;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

besluit vast te stellen:

 

Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw Capelle aan den IJssel 2015 .

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    bestuur: dagelijks bestuur Promen;

  • -

    wet: Wet sociale werkvoorziening;

  • -

    periodieke subsidie: loonkostensubsidie en overige aan de werkgever te verstrekken vergoedingen voor structurele kosten.

Artikel 2 De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden

uitvoeringskosten

Het bestuur stelt elk jaar vóór 31 december de hoogte vast van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten voor elk te verstrekken persoonsgebonden budget voor het daarop volgende kalenderjaar.

Artikel 3 Invulling voorwaarden adequate werkplek

  • 1.

    Het bestuur verstrekt op aanvraag aan iedere Wsw-geïndiceerde die daar recht op heeft een persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw, indien werkgever en begeleidingsorganisatie er zorg voor dragen dat de arbeidsplaats voor de Wsw-geïndiceerde adequaat wordt ingevuld.

  • 2.

    De werkgever voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      Zijn onderneming staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

    • b.

      De aangeboden arbeidsplaats en de omvang daarvan zijn, gelet op de indicatiestelling en mogelijkheden van de Wsw-geïndiceerde, als passend aan te merken.

    • c.

      De duur van het dienstverband bedraagt tenminste zes maanden, met een mogelijkheid tot verlenging.

  • 3.

    De begeleidingsorganisatie voldoet aan de volgende vereisten:

    • d.

      De begeleidingsorganisatie is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

    • e.

      De begeleidingsorganisatie en/of haar medewerkers zijn gekwalificeerd voor het begeleiden van de doelgroep, dan wel de Wsw-geïndiceerde voor wie het persoonsgebonden budget is bestemd.

    • f.

      De begeleidingsorganisatie heeft aantoonbare kennis en ervaring in

      het werkveld re-integratie en/of jobcoaching.

    • g.

      De begeleidingsorganisatie heeft tevens aantoonbare kennis van de specifieke arbeidshandicap van de Wsw-geïndiceerde die zij begeleidt.

Artikel 4 De wijze van vaststelling van de periodieke subsidie aan de werkgever

  • 1.

    Het bestuur stelt op voorstel van de Wsw-geïndiceerde de hoogte van de subsidie aan de werkgever vast.

  • 2.

    Het bestuur neemt daarbij het gestelde in artikel 7 lid 2 van de wet in acht

  • 3.

    De hoogte wordt bepaald aan de hand van een gemotiveerde opgave van de geschatte loonwaarde van de aanvrager, conform die methodiek die ook bij Begeleid Werken wordt toegepast

  • 4.

    Indien er verschil van inzicht ontstaat tussen aanvrager en uitvoerend medewerker van Promen die de aanvraag behandelt, wordt een externe deskundige ingeschakeld die een loonwaarde onderzoek uitvoert.

Artikel 5 Herziening van de loonkostensubsidie

  • 1.

    Op verzoek van de werkgever kan een loonkostensubsidie worden herzien als hier, gelet op de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit van de werknemer, aanleiding voor is.

  • 2.

    De hoogte van loonkostensubsidie wordt jaarlijks ambtshalve geëvalueerd.

  • 3.

    Bij de herziening gelden de bepalingen uit het vorige artikel, de leden 2 en 3.

Artikel 6 De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie en verantwoording

  • 1.

    De hoogte van de vergoeding aan de begeleidingsorganisatie en de omvang van het aantal uren begeleiding wordt door partijen in onderling overleg schriftelijk overeengekomen. Tussentijdse aanpassingen zijn mogelijk indien partijen dit vooraf overeenkomen.

  • 2.

    De kosten van een begeleidingsorganisatie in verband met het zoeken van een begeleid werkenplaats komen alleen voor vergoeding in aanmerking als dit leidt tot het tot stand komen van een arbeidsovereenkomst.

  • 3.

    De begeleidingsorganisatie verantwoordt zich minimaal één keer per jaar over de begeleiding van de Wsw-geïndiceerde. Het Bestuur kan aanwijzingen geven over een vorm van deze verantwoording.

Artikel 7 Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de

omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht

  • 1.

    Het Bestuur kan een vergoeding verstrekken voor de eenmalige kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht als uit een onderbouwd onderzoek blijkt dat aanpassingen op de werkplek noodzakelijk zijn, deze persoonsgerelateerd zijn, en het niet redelijk is dat deze kosten door de werkgever worden gedragen

  • 2.

    De eenmalige kosten worden omgerekend naar jaarlijkse kosten, waarbij de lengte van het dienstverband het aantal jaren bepaalt, met een maximum van 5 jaar. De omgerekende eenmalige kosten worden betrokken bij de afweging volgend uit artikel 7, tweede lid, Wsw.

  • 3.

    Kosten voor aanschaf van apparatuur, kosten voor de werkplek en kosten voortvloeiend uit arbowetgeving die de werkgever uit hoofde van normaal en goed werkgeverschap voor iedere werknemer zou moeten maken, komen niet in aanmerking voor vergoeding door het Bestuur.

  • 4.

    Bij onenigheid over de hoogte van de vergoeding als bedoeld in dit artikel, wordt een deskundigenrapport opgesteld.

Artikel 8 Indienen van de aanvraag

  • 1.

    Het Bestuur kan ten behoeve van de aanvraag een aanvraagformulier vaststellen en gebruik ervan voor een aanvraag voorschrijven.

  • 2.

    De aanvraag voor een persoonsgebonden budget wordt ingediend door middel van een volledig ingevulde aanvraag

  • 3.

    De aanvraag wordt mede ondertekend door werkgever en de begeleidingsorganisatie.

Artikel 9 Beslistermijn

  • 1.

    Het bestuur besluit over de aanvraag binnen zes weken na ontvangst van alle benodigde gegevens

  • 2.

    Het bestuur kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen

  • 3.

    Van een verdaging stelt het bestuur de aanvrager schriftelijk in kennis.

Artikel 10 Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

Het besluit tot verlening van een periodieke subsidie bevat in ieder geval:

  • a.

    de hoogte van de periodieke subsidie;

  • b.

    de wijze waarop deze kan worden aangepast;

  • c.

    de wijze van bevoorschotting van de subsidie;

  • d.

    de verplichtingen van de werkgever.

Artikel 11 Het vaststellen van de periodieke subsidie

  • 1.

    De werkgever verstrekt binnen zes weken na afloop van het kalenderjaar aan het bestuur een schriftelijke opgave van:

    • a.

      het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de

      Wsw-geïndiceerde,vermeerderd met alle werkgeverslasten;

    • b.

      het aantal uren van de arbeidsovereenkomst;

    • c.

      de periode dat betrokkene in dienst is geweest.

  • 2.

    Het Bestuur stelt de periodieke subsidie binnen 6 weken na ontvangst van deze opgave vast.

Artikel 12 Verrekening met de voorschotten

De subsidie wordt overeenkomstig de vaststelling binnen 6 weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 13 Verplichtingen van de werkgever

De werkgever doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan het Bestuur van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de subsidie.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw Capelle aan den IJssel 2015.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze Verordening treedt in werking per 1 januari 2016 en werkt terug tot 1 januari 2015.

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 8 februari 2016,

de griffier,                                                                   de voorzitter,

Toelichting

Algemeen

Op 1 januari 2015 is de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) gewijzigd. De tot die datum vigerende verordening van Promen, op grond waarvan aan Wsw-geïndiceerden het recht op een persoonsgebonden budget (PGB) om begeleid werken te realiseren als keuzemogelijkheid werd gegeven, kwam daarbij te vervallen.

De wet verplicht gemeenteraden niet langer om bij verordening nadere regels vast te stellen over de wijze waarop het bestuur vorm geeft aan het PGB. Artikel 7, tiende lid, van de Wsw, waarin dit verplicht was gesteld, is vervallen. Aangezien het noodzakelijk is dat voor Wsw-geïndiceerden het recht op een PGB om begeleid werken te realiseren als keuzemogelijkheid blijft bestaan, dienen de raden van de gemeenten waarvan de colleges aan Promen deelnemen per datum van inwerkingtreding van de wijziging van de

Wet gemeenschappelijke regelingen deze verordening vast te stellen, nu de regelgevende bevoegdheid van de raden vanaf die datum niet langer aan Promen is overgedragen.

Twee vormen van begeleid werken

Sinds 1998 kent de Wsw de mogelijkheid van begeleid werken door WSW-geïndiceerden bij een reguliere werkgever. Bij deze vorm van begeleid werken worden begeleid werkplekken tot stand gebracht.

Naast het begeleid werken bestaat de figuur van het persoonsgebonden

budget (PGB). Dit vanuit de gedachte dat de Wsw als vrijwillige voorziening voor een specifieke groep arbeidsgehandicapten zo goed mogelijk moet aansluiten bij de capaciteiten en mogelijkheden van een Wsw-geïndiceerde. Daarbij past ook dat Wsw-geïndiceerden de mogelijkheid moeten hebben om zelf te bepalen op welke manier hun arbeidsplaats wordt gerealiseerd. Door de Wsw-geïndiceerde een recht op een PGB te geven wordt hierin voorzien. Tussen beide vormen van begeleid werken bestaat een aantal verschillen. Zo is begeleid werken met een PGB als een recht voor elke Wsw-geïndiceerde geformuleerd. Deze heeft recht opbegeleid werken met een PGB als de aanvraag aan de wettelijke eisen en de daarop gebaseerde gemeentelijke voorwaarden voldoet. Bovendien ligt bij begeleid werken met een PGB het initiatief bij de Wsw-geïndiceerde zelf. De Wsw-geïndiceerde, of iemand namens hem, zal een PGB bij de gemeente moeten aanvragen en om dit te kunnen doen zal hij zelf een werkgever en een begeleidingsorganisatie moeten aandragen en de wijze van werkplekaanpassing moeten regelen, dan wel daar een voorstel voor doen. Als een Wsw-geïndiceerde (of een door hem ingeschakelde begeleidingsorganisatie) een werkgever vindt die hem een adequate werkplek aanbiedt, de begeleiding op de werkplek adequaat wordt geregeld én de kosten van begeleid werken binnen het beschikbare budget vallen, dan is de gemeente (na de aanvraag te hebben beoordeeld) verplicht de wens van de Wsw-geïndiceerde te honoreren. ledere Wsw-geïndiceerde komt in beginsel in aanmerking voorbegeleid werken met een PGB. Voor het beroep op een PGB is het niet noodzakelijk een positief advies begeleid werken te hebben gekregen. Een Wsw-indicatie volstaat. Ook een Wsw-werknemer met een bestaand dienstverband kan dus een beroep doen op een PGB.

Het verschil tussen begeleid werken zonder PGB en begeleid werken met een PGB is in beginsel uitsluitend gelegen in de procedurele wijze waarop een begeleid werkenplek tot stand wordt gebracht.

Als de begeleid werkenplek eenmaal is gerealiseerd zijn er in principe geen verschillen. Dit betekent dat gemeenten bij het stellen van regels voor begeleid werken met een PGB zoveel mogelijk kunnen aansluiten bij de wijze waarop zij het begeleid werken organiseren. Dit geldt met name voor de eisen die zij aan werkgevers, de werkplek en aan begeleidingsorganisaties stellen.

De regeling van begeleid werken met een PGB

De gemeente kan een verzoek van een Wsw-geïndiceerde om voor een PGB in aanmerking te komen niet weigeren, als:

• de betrokkene al een Wsw-dienstbetrekking heeft;

• de door de Wsw-geïndiceerde of de door de door hem aangedragen begeleidingsorganisatie voorgestelde werkplek en begeleiding op de werkplek adequaat zijn

• de door de gemeente aan de werkgever te verstrekken periodieke subsidie en de aan de begeleidingsorganisatie te verstrekken vergoeding, na aftrek van de voor de gemeente rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten, niet hoger zijn dan het (gemiddelde) budget dat beschikbaar is voor een Wsw-plaats.

Komt het bedrag van de periodieke subsidie en de periodieke vergoeding van begeleiding boven het budget uit dat beschikbaar is voor een Wsw-plaats, dan is het Bestuur niet verplicht om subsidie te verstrekken, maar mag het wel doen.

Het uitgangspunt van de wet is dat een Wsw-geïndiceerde recht heeft op begeleid werken met een PGB. Het Bestuur heeft de bevoegdheid om op grond van de wet en de voorwaarden in deze verordening te toetsen of het aangevraagde bedrag voor het PGB nodig is om de betreffende Wsw-geïndiceerde op een adequate wijze begeleid te latenwerken, dan wel dat zou kunnen worden volstaan met een lager bedrag. Omgekeerd kan het Bestuur, hoewel het de toekenning van een dergelijke hogere aanvraag mag weigeren,ook besluiten een hoger bedrag toe te kennen dan het beschikbare bedrag.

Het PGB bestaat uit drie bestanddelen:

  • -

    Een periodieke subsidie aan de werkgever waar de Wsw-geïndiceerde in dienst is. Deze subsidie is primair bedoeld als een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit. Ook kan deze subsidie worden gebruikt als een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een Wsw-geïndiceerde. Daarbij kan worden gedacht aan reiskosten of kosten voor intermediaire activiteiten ten behoeve van mensen met een visuele of auditieve handicap (zoals een voorleeshulp of een doventolk).

  • -

    Een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie die de begeleiding van de Wsw-geïndiceerde verzorgt;

  • -

    Een vergoeding voor de éénmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht. Hieronder worden bijvoorbeeld kosten verstaan die gemaakt worden voor technische aanpassingen op de werkplek. Gemeenten kunnen deze vergoedingen verstrekken,ze zijn daartoe niet verplicht.

Het PGB is geen rugzakje, de Wsw-geïndiceerde krijgt geen budget mee. In feite moet het PGB, als hier bedoeld, dan ook eerder worden gezien als eenpersoonsvolgend budget. Het PGB wordt aangevraagd

door de Wsw-geïndiceerde, maar de subsidie en vergoeding worden door de gemeente verstrekt aan de werkgever, respectievelijk de begeleidingsorganisatie. De Wsw-geïndiceerde heeft echter geen recht op een bepaald budget. Het uitgangspunt van de wet is dat een Wsw-geïndiceerde recht heeft op begeleid werken met een PGB. Enerzijds bestaat er dus een recht op een PGB,anderzijds heeft het Bestuur de verantwoordelijkheid voor het zo efficiënt en effectief mogelijk inzetten van publieke middelen en het realiseren van Wsw-plekken.

De onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld

  • 1.

    De wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever dient te worden vastgesteld.

  • 2.

    De hoogte van de voor het Bestuur rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis.

  • 3.

    De voorwaarden waaronder het Bestuur aan de werkgever een vergoeding verstrekt voor de éénmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht.

  • 4.

    De voorwaarden waaronder het Bestuur een begeleidingsorganisatie inschakelt die door de

    Wsw-geïndiceerde zelf is aangewezen. Het verstrekken van subsidies is een publiekrechtelijke rechtshandeling, het vindt plaats op basis van een beschikking. De bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn in beginsel van toepassing op de subsidies die de gemeente in het kader van het PGB verstrekt. In de verordening kunnen nadere regels worden gesteld over de subsidieverstrekking in het kader van het PGB. De verstrekking van periodieke vergoedingen aan een begeleidingsorganisatie is privaatrechtelijk van aard. Hierover hoeven in de verordening in beginsel geen regels te worden gesteld. Niettemin kan het om reden van transparantie en explicitering van beleidsuitgangspunten gewenst zijn dit wél te doen.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1

In artikel 1 is een beperkt aantal begrippen opgenomen, omdat de wet voldoende duidelijk is over gehanteerde termen en begrippen. Een uitgebreide(re) begrippenlijst is derhalve overbodig.

Artikel 2

In dit artikel wordt bepaald dat het Bestuur elk jaar de hoogte van de gemeentelijke uitvoeringskosten van begeleid werken met een PGB vaststelt. Daarbij kan worden gedacht aan kosten in verband met de volgende activiteiten:

  • -

    het beoordelen van aanvragen voor een PGB

  • -

    de administratieve handelingen in verband met het verstrekken van subsidies en vergoedingen in het kader van het PGB

  • -

    het monitoren van het begeleid werken met een PGB,

  • -

    het tussentijds bepalen van loonwaarde

  • -

    het voeren van (tussentijdse) gesprekken met begeleidingsorganisatie en werkgever

De uitvoeringskosten worden afgetrokken van het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per

Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt, waarbij ook rekening wordt gehouden met de mate van arbeidshandicap. Het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt minus de (gemiddelde) uitvoeringskosten per Wsw-geïndiceerde levert vervolgens het bedrag op dat de gemeente in beginsel beschikbaar heeft voor een PGB.

Artikel 3

Het Bestuur zal bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek adequaat door de werkgever wordt verzorgd.

In verband hiermee kan een gemeente eisen stellen aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek. In dit artikel zijn de voorwaarden geregeld waaronder het Bestuur een begeleidingsorganisatie inschakelt die door de Wsw-geïndiceerde is aangewezen. Om de kwaliteit van de begeleiding te kunnen waarborgen is in de verordening opgenomen dat de begeleidingsorganisatie ervaring moet hebben met jobcoaching en re-integratie maar ook met de specifieke arbeidshandicap van de te begeleiden medewerker. Hiermee wordt bedoeld dat de organisatie die de begeleiding gaat verzorgen niet alleen ervaring heeft in de re-integratiebranche van bijvoorbeeld werkzoekenden maar bijvoorbeeld ook over expertise met betrekking tot autisme, visuele beperkingen of specifieke psychische beperkingen die deze Wsw-geïndiceerde heeft en waarmee bij zijn begeleiding rekening gehouden moet worden.

Artikel 4

In dit artikel is de wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever dient te worden vastgesteld geregeld. De periodieke subsidie bestaat uit een loonkostensubsidie en eventueel ook uit een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een Wsw-geïndiceerde (bijvoorbeeld reiskosten of terugkerende kosten voor intermediaire activiteiten).

Het doel van de loonkostensubsidie is het verstrekken van een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit van de Wsw-geïndiceerde. Om te kunnen bepalen wat de hoogte van de loonkostensubsidie moet zijn, is inzicht nodig in de verdiencapaciteit (loonwaarde) van de betrokken Wsw-geïndiceerde. In de praktijk kan de hoogte van de loonkostensubsidie worden bepaald in onderhandeling. Daarbij wordt gebruikgemaakt van bestaande methodiek voor inschatting van de loonwaarde. Ook het functieprofiel van de te vervullen functie en het daarbij behorende (CAO)loon maken deel uit van dit proces.

Artikel 5

De productiviteit van een Wsw-geïndiceerde kan wijzigen, als deze persoon langer op een begeleid werkenplek werkzaam is. Als dat het geval is, kan de loonkostensubsidie worden aangepast. De werkgever kan dan, als de productiviteit, c.q. verdiencapaciteit van de werknemer minder wordt, na overleg en met instemming van de werknemer, een verzoek indienen om de loonkostensubsidie te herzien. De werkgever moet zijn verzoek om herziening met redenen omkleden. Ook ambtshalve kan het Bestuur, als er een gerede aanleiding is voor een (tussentijds)aanpassing van de subsidie, een hernieuwde beoordeling voorde hoogte van de subsidiedoen. Ook hier is de loonwaarde van belang (derde lid van artikel 5 van de verordening).

Artikel 6

Omdat de vergoedingen aan begeleidingsorganisaties op basis van een overeenkomst plaatsvinden, en in feite de uitkomst zijn van overleg hierover, hoeft dit artikel in principe niet in de verordening te worden opgenomen. Niettemin is het wenselijk hierover een bepaling in de verordening op te nemen. In het tweede lid is bepaald dat de kosten voor het zoeken naar een werkplek pas gehonoreerd kunnen worden, als dit ook daadwerkelijk leidt tot een arbeidsovereenkomst (no cure, no pay). Het stelsel van de PGB gaat uit van de veronderstelling dat een Wsw-geïndiceerde zelf met een werkgever aankomt. In de praktijk komt het echter voor dat de begeleidingsorganisatie, c.q. het re-integratiebedrijf, eerst een werkplek moet gaan zoeken,omdat die op voorhand niet beschikbaar is.

Artikel 7

Dit artikel bevat regels die betrekking hebben op de voorwaarden waaronder het Bestuur aan de werkgever een vergoeding (subsidie) verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht. In het tweede lid wordt een maximum geformuleerd, waar overigens wel van afgeweken kan worden. Het is een 'kan' bepaling.

Bij de toepassing van lid 2 kunnen de volgende voorbeelden als toelichting dienen. Stel de aanpassing kost 3.000 euro. Bij een dienstverband van 2 jaar, zijn de jaarlijkse kosten 1.500 euro. Bij een dienstverband voor onbepaalde tijd geldt het maximum van 5 jaar en zijn de jaarlijkse kosten 600 euro.

Artikel 8

De Wsw-geïndiceerde zal het PGB moeten aanvragen. Omdat begeleid werken met een PGB leidt tot een subsidierelatie met de werkgever (in verband met het verstrekken van een periodieke subsidie) en een contractrelatie met de begeleidingsorganisatie (in verband met het verstrekken van een periodieke vergoeding), zullen ook de werkgever en de begeleidingsorganisatie van de Wsw-geïndiceerde de aanvraag moeten ondertekenen. Op basis van de aanvraag beslist het Bestuur vervolgens of een periodieke subsidie aan de werkgever en een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie worden verstrekt en voor welke bedragen. Vervolgens vindt de verstrekking van de periodieke subsidie aan de werkgever plaats op basis van een beschikking en de verstrekking van een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie op basis van een overeenkomst.

Naar boven